Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2866/TA, 28 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2866/TA

betreft: [klager] datum: 28 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 september 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC 2Landen te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 januari 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. C. van Oort, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerkster.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het gebruik van een bepaald type belkaart in de inrichting.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beltarieven in de inrichting zijn te hoog. De inrichting verkoopt belkaarten, waarmee gefraudeerd wordt. Het bevreemdt klager dat de
maandcommissaris die over de klacht gesproken heeft, ook uitspraak doet over de klacht zonder dat klager de klacht mondeling heeft kunnen toelichten.
De klacht richt zich op de belkaarten die klager verplicht is van de inrichting te kopen. Het saldo van de belkaart komt niet overeen met het werkelijke saldo. Klager krijgt dus niet waarvoor hij heeft betaald. Klager meent dat er sprake is van
oplichting. Hij stelt de kliniek aansprakelijk en acht een schadevergoeding van
€ 250,= redelijk en billijk. Klager is bereid betalingsbewijzen te overleggen van belkaarten. In een periode van twee maanden gaat een bedrag van meer dan € 700,=. Klagers recht om te telefoneren is geschonden. Het beleid is inmiddels gewijzigd. Dit
impliceert dat het beleid niet klopte.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Als gevolg van de klachten zijn de belkaarten afgeschaft. Klager heeft lange tijd vanaf 11 oktober 2010 kosteloos kunnen
telefoneren. De inrichting gaat dus niet mee in het door klager gestelde schadebedrag. De beklagrechter is inderdaad in zijn rol als maandcommissaris bij een andere patiënt langs geweest over deze zaak, doch niet bij klager. Klagers recht om te
telefoneren is niet geschonden.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de maandcommissaris die op het beklag heeft beslist, kan verder
buiten beschouwing blijven, nu namens de directeur is gesteld dat de maandcommissaris niet met klager over de klacht heeft gesproken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven