Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0543/GV, 28 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/543/GV

betreft: [klager] datum: 28 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.E. de Jong, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 februari 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. O.E. de Jong om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In de uitspraak van de beroepscommissie nummer 10/3323/GV van 3 februari 2011 is geoordeeld dat het verblijf op de BGG niet meer ter discussie staat, omdat klager is overgeplaatst naar een regime van
algehele gemeenschap. In de onderhavige beslissing vermeldt de selectiefunctionaris echter dat het verblijf van klager op de BGG niet vlekkeloos is verlopen. Het inrichtingsadvies van de BGG Zoetermeer hield destijds in dat het functioneren van klager
redelijk was. Hij hield zich aan gemaakte afspraken en er was een gedragsverandering in positieve zin te zien.
Volgens de selectiefunctionaris was klagers gedrag in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel niet goed. Hij probeerde de regels te overtreden, ging om alles in beklag en weigerde eerst de plaatsing in een meerpersoonscel. Dit is niet
correct. Hij probeerde niet steeds de regels te overtreden en hem is ook geen disciplinaire straf opgelegd.
Klager begrijpt niet waarom gesuggereerd wordt dat hij de laatste weken van zijn verblijf in detentie expres moeilijker zou hebben gemaakt. Hij had geen lopende beklagzaken.
De datum van invrijheidstelling was 11 maart 2011. Het is klager bekend dat een klaagschrift doorgaans niet in een korte periode wordt behandeld en derhalve was het indienen van een klaagschrift zinloos. Bovendien had klager het recht om in beklag te
gaan en kon dit hem niet worden verweten.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ter zake van verlofverlening. Dat de politie de bewoner van het verlofadres niet kan bereiken, kan niet aan klager worden verweten. Zij heeft schriftelijk verklaard akkoord te zijn dat klager zijn
verlof bij haar doorbrengt.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 3 februari 2011 is een eerder beroep van klager tegen afwijzing van zijn verlofaanvraag gegrond verklaard. De overplaatsing naar de p.i. Krimpen aan den IJssel, met een regime van algehele gemeenschap, zou een nieuwe beslissing op de verlofaanvraag
rechtvaardigen. Op 15 februari 2011 heeft de selectiefunctionaris een nieuwe beslissing genomen en is de verlofaanvraag afgewezen op grond van de rapportage van 15 februari 2011.
Klager was een zeer twijfelachtige kandidaat voor uitplaatsing. In de zes maanden dat hij op de BGG verbleef, is zijn verblijf niet probleemloos verlopen.
Na een verblijf van twee maanden in een regime van algehele gemeenschap volgde uit de rapportage van de p.i. De IJssel dat zijn gedrag op de afdeling niet goed was. Hij probeerde bij herhaling om de regels te overtreden. Hij weigerde opdrachten van
personeel uit te voeren en ging om van alles in beklag. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij dat deed om te pesten.
De selectiefunctionaris had niet de overtuiging dat er afspraken te maken waren met klager. Gelet op zijn gedrag in detentie was er geen vertrouwen dat klager de voorwaarden zou naleven die verbonden worden aan een te verlenen verlof.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens diefstal met geweld. Hij is op 11 maart 2011 in vrijheid gesteld.

De beroepscommissie heeft klagers eerdere beroep met nummer 10/3323/GV tegen de afwijzing van zijn derde verlofaanvraag op 3 februari 2011 gegrond verklaard. De beroepscommissie is in die uitspraak aan het standpunt van de Staatssecretaris
voorbijgegaan. Deze meende dat plaatsing op een BGG-afdeling het verlenen van verlof in de weg kan staan, omdat gevreesd moet worden dat het verlof niet zonder problemen zal verlopen. Voor de beroepscommissie was hierbij de voornoemde overweging dat
klager inmiddels was overgeplaatst naar een regime van algehele gemeenschap van belang. Meegewogen is het feit dat klager op korte termijn in vrijheid zou worden gesteld en om die reden is een zwaarder gewicht toegekend aan klagers belang op een
geleidelijke terugkeer in de maatschappij. De beroepscommissie heeft de bestreden beslissing van de Staatssecretaris vernietigd en opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen.
Vervolgens is op 15 februari 2011 een nieuwe beslissing genomen en is klagers derde verlofaanvraag wederom afgewezen. Deze nieuwe beslissing is het onderwerp van het onderhavige beroep.

Uit de reactie van de selectiefunctionaris op het beroepschrift volgt dat de verlofaanvraag opnieuw is afgewezen op grond van de informatie die aan de selectiefunctionaris is verstrekt in de hiervoor genoemde rapportage van 15 februari 2011.
De betreffende rapportage wordt aangeduid als ‘meerwekelijkse rapportage PIW’. De in de rapportage aangeduide voorvallen, waarop het negatieve oordeel van de geanonimiseerde ‘controleur’ is gebaseerd, worden niet specifiek ingevuld.
Uit de rapportage blijkt niet dat aan klager in de betreffende periode rapport is aangezegd en/of dat hem disciplinaire straffen en/of ordemaatregelen zijn opgelegd.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet op goede gronden rust. Zij zal derhalve het beroep wederom gegrond verklaren. Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal zij volstaan met de toekenning
van een tegemoetkoming van € 50,= aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven