Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel handhaving en invordering jaarverantwoording TH/BR-040
Vaststellingsdatum:10-12-2024Geldigheid:01-01-2025 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Grondslag

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot een haar toekomende of onder haar verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheid.

De NZa houdt op grond van artikel 16, sub e, van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) toezicht op de naleving van artikel 40b van de Wmg. Artikel 40b van de Wmg voorziet in de verplichting voor een zorgaanbieder om zich jaarlijks te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:

NZa: Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in artikel 3 van de Wmg;

CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau;

Convenant NZa-CJIB: Convenant inzake het Innen en Incasso arrangement dat door het CJIB in opdracht van de NZa wordt ingezet voor de aangeleverde vorderingen;

CIBG: uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als bedoeld in artikel 13 Regeling openbare jaarverantwoording WMG;

zorgaanbieder: natuurlijk persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg in de zin van de Wmg verleent als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wmg;

combinatie-instelling:

zorgaanbieder die tevens

1) jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel 1 van de Jeugdwet of gecertificeerde  instelling is;

of

2) Veilig Thuisorganisatie als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is;

IGJ: Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd;

Regeling: Regeling openbare jaarverantwoording WMG;

Wmg: Wet marktordening gezondheidszorg;

Awb: Algemene wet bestuursrecht;

Ministerie van VWS: ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
 

Artikel 2 Doel van de beleidsregel

Zorgaanbieders moeten op grond van artikel 40b van de Wmg een jaarverantwoording openbaren. De NZa is op grond van artikel 16, sub e van de Wmg belast met toezicht op uitvoering van deze verplichting. Het doel van deze beleidsregel is om vast te leggen op welke wijze de NZa vanaf het boekjaar 2024 toeziet op de naleving van deze verplichting en daarbij de haar in hoofdstuk 6 van de Wmg toegekende bevoegdheden inzet.

 

Artikel 3 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders geen rechtspersoonlijkheid bezittende verbanden van zorgaanbieders, met uitzondering van de zorgaanbieders en geen rechtspersoonlijkheid bezittende verbanden van zorgaanbieders waarop artikel 40b van de Wmg niet van toepassing is verklaard in het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG. Deze beleidsregel is ook van toepassing op combinatie-instellingen.

 

Artikel 4 Toezicht op de verplichting een jaarverantwoording openbaar te maken

  1. De NZa houdt toezicht op de naleving van de verplichting als bedoeld in artikel 40b, eerste lid, van de Wmg. Op grond van artikel 40b van de Wmg dient een zorgaanbieder zich jaarlijks te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording.
  2. Zorgaanbieders dienen voor het bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip zorg te dragen voor een volledige en juiste jaarverantwoording over het boekjaar. Deze jaarverantwoording dient te voldoen aan de in de Regeling gestelde voorschriften.
  3. De NZa controleert ten aanzien van de zorgaanbieders de nakoming van de jaarverantwoording, overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de bepalingen van artikel 40b van de Wmg.
  4. De NZa stelt samenwerkingsafspraken op met de IGJ en het CIBG ten aanzien van het toezicht op de naleving van de verplichting van artikel 40b van de Wmg.

Artikel 5 Handhaving

  1. Als een zorgaanbieder artikel 40b, eerste lid, van de Wmg niet naleeft, kan de NZa een last onder dwangsom opleggen. Voordat een last onder dwangsom wordt opgelegd aan de zorgaanbieder, stuurt de NZa in beginsel een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom aan de zorgaanbieder. Dit geeft de zorgaanbieder de gelegenheid om in een zienswijze aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een last onder dwangsom.
  2. Een zienswijze op een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom wordt inhoudelijk beoordeeld door de NZa als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. De zienswijze is binnen de zienswijzetermijn van vier kalenderweken na verzending van het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom gegeven. Zienswijzen die buiten de zienswijzetermijn worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.
    2. Als een zienswijze op een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom tijdig is ingediend, waarbij voor de behandeling van de zienswijze noodzakelijke gegevens niet zijn ingevuld of onduidelijk zijn, zal de zorgaanbieder verzocht worden dit binnen redelijke termijn aan te vullen.
    3. De NZa kan voor het indienen van de zienswijze het gebruik van een elektronisch formulier verplicht stellen. Het elektronische formulier wordt in dat geval bekend gemaakt via www.nza.nl.
  3. De NZa kan een last onder dwangsom opleggen aan een zorgaanbieder in het geval hij aan het einde van de termijn volgend uit het voornemen tot het opleggen van de last onder dwangsom nog steeds niet (volledig) aan de verplichting van artikel 40b van de Wmg heeft voldaan en de eventuele zienswijze geen grondslag biedt om van de last onder dwangsom af te zien.
  4. De begunstigingstermijn van de last onder dwangsom bedraagt vier kalenderweken.  Na de begunstigingstermijn wordt voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder die gehouden is een jaarverantwoording openbaar te maken en niet aan haar verplichtingen heeft voldaan een dwangsom van € 1.000,- verbeurd, met een maximum van € 10.000,-.
  5. In afwijking van het vierde lid bedraagt de dwangsom € 500,- per kalenderweek, met een maximum van € 5.000,-, als:
    1. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a van de Regeling;
    2. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de Regeling die voldoet aan het bepaalde in artikel 40b, vijfde lid, van de Wmg, waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’;
    3. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, vierde lid van de Regeling;
    4. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de Regeling, aan wie ingevolge de subsidieregeling als bedoeld in dat artikellid, minder dan € 125.000 subsidie is verleend.
  6. Als een zorgaanbieder niet tijdig voldoet aan de last onder dwangsom, kan de NZa een tweede last onder dwangsom opleggen. Alvorens een tweede last onder dwangsom op te leggen aan de zorgaanbieder stuurt de NZa een voornemen tot het opleggen van een tweede last onder dwangsom. Dit geeft de zorgaanbieder de gelegenheid om in een zienswijze aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een tweede last onder dwangsom. De voorwaarden van artikel 5, tweede lid van deze beleidsregel zijn overeenkomstig van toepassing voor deze zienswijze.
  7. De begunstigingstermijn van de tweede last onder dwangsom bedraagt vier kalenderweken.  Na de begunstigingstermijn wordt voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder die gehouden is een jaarverantwoording openbaar te maken niet aan haar verplichtingen heeft voldaan een dwangsom van € 2.500,- per kalenderweek opgelegd, met een maximum van € 25.000,-.
  8. In afwijking van het zevende lid bedraagt de dwangsom € 1.250,- per kalenderweek, met een maximum van € 12.500,-, als:
    1. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a van de Regeling;
    2. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de Regeling die voldoet aan het bepaalde in artikel 40b, vijfde lid, van de Wmg, waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’;
    3. het een zorgaanbieder betreft, als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Regeling;
    4. het een zorgaanbieder betreft als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de Regeling, aan wie ingevolge de subsidieregeling als bedoeld in dat artikellid, minder dan € 125.000 subsidie is verleend.
  9. Als een zorgaanbieder niet voldoet aan de verplichtingen die volgen uit artikel 40b van de Wmg, dan kan de NZa op grond van artikel 85 van de Wmg een bestuurlijke boete opleggen. Voordat een bestuurlijke boete wordt opgelegd, stelt de NZa de zorgaanbieder in de gelegenheid om een zienswijze over het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete naar voren te brengen.
  10. Als een zorgaanbieder na het opleggen van een of twee lasten onder dwangsom nog niet voldoet aan artikel 40b van de Wmg, dan kan de NZa besluiten om een onderzoek te starten naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van de bedrijfsvoering op grond van artikel 40a van de Wmg.
  11. Als een zorgaanbieder na het opleggen van een of twee lasten onder dwangsom nog niet voldoet aan artikel 40b van de Wmg, dan kan de NZa besluiten om de zaak over te dragen voor strafrechtelijke vervolging aan de daartoe bevoegde partij. Het niet naleven van artikel 40b van de Wmg is een economisch delict (artikel 1 onder 2° van de Wet op de economische delicten).

  12. De NZa maakt in beginsel geen gebruik van haar bevoegdheid om een aanwijzing op te leggen.

Artikel 6 Invordering

1. Wanneer een zorgaanbieder naar aanleiding van een bestuurlijke sanctie een geldsom verschuldigd is, dan gaat de NZa in beginsel over tot invordering van deze geldsom. Wanneer wordt overgegaan tot het invorderen van de geldsom dan zal de NZa hiervoor een besluit tot invordering nemen: de invorderingsbeschikking.

2.   Voordat wordt overgegaan tot invordering van de geldsom stelt de NZa de zorgaanbieder in beginsel – via een voornemen invorderingsbeschikking - in de gelegenheid een zienswijze, te geven inzake de invordering. De voorwaarden van artikel 5, tweede lid van deze beleidsregel zijn overeenkomstig van toepassing.

3.   Na het verlopen van de zienswijzetermijn van het voornemen invorderingsbeschikking wordt de invorderingsbeschikking verstuurd.

4.   Naar aanleiding van de invorderingsbeschikking zal de verbeurde geldsom worden geïnd, en indien nodig geïncasseerd. De inning en incasso van de geldsom geschiedt door het CJIB, namens de NZa.

5.   In het geval van faillissement:

a.  Als de zorgaanbieder failliet is verklaard door de rechter, dan gaat de NZa over tot invordering van de dwangsommen die zijn verbeurd voordat het faillissement is uitgesproken.

b.  De NZa kan vereisen dat de rechterlijke uitspraak en een verklaring van de zorgaanbieder dat  er is gestopt met het verlenen van zorg moet worden ingediend. De NZa kan hiervoor het gebruik van een elektronisch formulier verplicht stellen. Het elektronische formulier wordt in dat geval bekend gemaakt via www.nza.nl.
 

Artikel 7 Betalingsregeling, matiging en kwijtschelding

1.  Een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling kan door de zorgaanbieder worden ingediend bij het CJIB. Het CJIB zal, in navolging van het convenant NZa-CJIB, dit verzoek ter beoordeling aan de NZa voorleggen.

2.   Een betalingsregeling voor een periode van maximaal 10 termijnen kan worden toegewezen zonder dat daar een toelichting met financiële stukken voor nodig is.

3.   Een betalingsregeling met een periode langer dan 10 termijnen dient te worden onderbouwd met financiële stukken. De stukken moeten worden ingediend via het Zivver portaal. Deze is beschikbaar op de website van de NZa. De NZa kan als alternatief hiervoor het gebruik van een elektronisch formulier verplicht stellen. Het elektronische formulier wordt in dat geval bekend gemaakt via www.nza.nl.

4.   Nadat de dwangsommen zijn verbeurd en de dwangsom in rechte vast staat kan de zorgaanbieder bij de NZa een verzoek tot matiging of kwijtschelding indienen. Dit verzoek moet overeenkomstig artikel 7, derde lid van deze beleidsregel worden ingediend.

5.   Een matigingsverzoek of een verzoek tot kwijtschelding van de dwangsom kan alleen in geval er sprake is van bijzondere omstandigheden worden toegekend. De bijzondere omstandigheden worden mede aan de hand van de Awb en jurisprudentie gewogen.
 

Artikel 8 Publicatie informatie handhaving

1. De NZa kan, overeenkomstig wet- en regelgeving, informatie over haar toezicht en handhaving openbaar maken door publicatie op haar website.

2. Op de openbaarmaking is de Wet open overheid van toepassing.

Artikel 9 Intrekken / Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze Beleidsregel handhaving en invordering jaarverantwoording met kenmerk TH/BR-040 wordt de Beleidsregel Handhaving openbare jaarverantwoording met kenmerk TH/BR-037 ingetrokken.

De Beleidsregel Handhaving openbare jaarverantwoording met kenmerk TH/BR-037, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding / Bekendmaking

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2025. Indien de Staatscourant waarin de beleidsregel ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2024, treedt de beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de beleidsregel wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2025.

De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel handhaving en invordering jaarverantwoording met kenmerk TH/BR-040.

Toelichting algemeen

Algemeen

Uitgangspunten jaarverantwoordingverplichting

Een jaarverantwoordingsplicht hoort bij een goede bedrijfsvoering. Het is van belang dat zorgaanbieders investeren in een integere en professionele bedrijfsvoering en in mechanismen die borgen dat de bedrijfsvoering transparant, integer en beheerst is. De verplichting om de jaarverantwoording in zijn geheel openbaar te maken, zorgt ervoor dat eenieder daarvan kennis kan nemen zodat een zorgaanbieder kan worden aangesproken op de continuïteit van de zorgverlening, integriteit en professionaliteit van de bedrijfsvoering. Per 1 januari 2022 heeft de NZa de taak om toe te zien op zorgaanbieders die op grond van artikel 40b van de Wmg gehouden zijn hun jaarverantwoording openbaar te maken.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel is het eerst van toepassing op de jaarverantwoording over het boekjaar 2024, welke jaarverantwoording bij of krachtens het in artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip openbaar moet worden gemaakt.

Uitoefening van het toezicht

Het toezicht op artikel 40b van de Wmg omvat het toezicht op de tijdige, volledige en juiste openbaarmaking van de jaarverantwoording door zorgaanbieders. Tijdig wil zeggen dat de zorgaanbieder uiterlijk bij of krachtens het in artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip de jaarverantwoording via de in de Regeling beschreven wijze openbaar maakt. Het niet voldoen aan de jaarverantwoordingsplicht kan door de NZa formeel worden gehandhaafd door middel van de aan haar toegekende bevoegdheden. Naast formele handhaving kunnen andere middelen worden ingezet ingeval formele handhaving niet passend is of als formele handhaving op zichzelf niet voldoende stimulans biedt om de jaarverantwoording aan te leveren. Daarbij kan worden gedacht aan het inzetten van belrondes of brieven. De NZa streeft ernaar om zorgaanbieders voorafgaand aan de deadline van aanlevering te herinneren aan de openbaarmakingsplicht voordat tot formele handhaving over te gaan. Deze stappen zorgen voor een proportioneel handhavingsbeleid.

Een overtreding van artikel 40b Wmg kan aanleiding zijn voor de NZa om een onderzoek te starten naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van de bedrijfsvoering op grond van artikel 40a van de Wmg. Uit artikel 82 van de Wmg volgt dat de NZa een last onder dwangsom kan opleggen voor overtreding van artikel 40b van de Wmg. Verder kan de NZa tevens, op grond van artikel 85, van de Wmg, een bestuurlijke boete opleggen voor overtreding van artikel 40b, van de Wmg. Daarnaast is artikel 40b van de Wmg opgenomen in de Wet op de economische delicten. Dat heeft tot gevolg dat overtreding van artikel 40b een economisch delict is. Dat kan eventueel leiden tot een strafrechtelijk onderzoek.

Tegen een beschikking staat bezwaar en beroep open conform de daarvoor geldende bepalingen in de Awb. Dit geldt voor bijvoorbeeld de beschikking last onder dwangsom, de beschikking bestuurlijke boete en de invorderingsbeschikkingen. Bezwaar en beroep staat niet open tegen een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom of een voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Met het voornemen wordt de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven aan de NZa voorafgaand aan een (appellabel) besluit tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie.


 

Toelichting artikelgewijs

Artikel 2          Doel van de beleidsregel

In deze beleidsregel geeft de NZa aan op welke wijze zij uitvoering geeft aan haar taak om toe te zien op de tijdige, volledige en juiste openbaarmaking van de jaarverantwoording en op welke wijze zij die verplichting van zorgaanbieders handhaaft. De NZa kan bij het toezicht op een tijdige, volledige en juiste openbaarmaking van de jaarverantwoording risicogestuurd handhaven.

Artikel 3          Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders en geen rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische verbanden van zorgaanbieders die op grond van artikel 40b van de Wmg de plicht hebben om de jaarverantwoording te openbaren, met uitzondering van de zorgaanbieders die zijn opgenomen in artikel 5a van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG.

Over het toepassingsbereik van deze beleidsregel op combinatie-instellingen wordt het volgende toegelicht. De IGJ is belast met het toezicht en de handhaving van de tijdigheid, juistheid en volledigheid van de aanlevering van de jaarverantwoording door een jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of Veilig Thuisorganisatie. Met de IGJ is afgesproken dat de NZa de handhaving van de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de openbaarmaking van de jaarverantwoording door combinatie-instellingen in beginsel op zich neemt. Dit zijn zorgaanbieders die ook jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of Veilig Thuisorganisatie zijn.

Artikel 4          Toezicht op de verplichting een jaarverantwoording openbaar te maken

De NZa en de IGJ hebben afgesproken een toezicht- en handhavingsbeleid te hanteren, waarin grotendeels dezelfde stappen gezet worden. Dit bevordert consistent handelen richting zorgaanbieders, jeugdhulpverleners, gecertificeerde instellingen, Veilig Thuisorganisaties en de zorgaanbieders die combinatie-instelling zijn.

De NZa stelt ook samenwerkingsafspraken op met het CIBG. In het kader van de uitvoering van het toezicht beschikken de NZa en het CIBG over informatie die voor beide organisaties redelijkerwijs nodig is voor een goede uitvoering van dat toezicht. De NZa vraagt informatie op bij het CIBG wanneer dit nodig is voor haar toezicht.

Voor het bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip streeft de NZa ernaar om stappen te nemen – naast bekendmaking van de regelgeving en toelichtingen daarop door het ministerie van VWS – om zorgaanbieders te helpen te voldoen aan de openbaarmakingsplicht van artikel 40b van de Wmg.

Artikel 5          Handhaving

In artikel 5 van deze beleidsregel is het proces van het opleggen van een last onder dwangsom weergegeven. Als op het bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip, de jaarverantwoording van het voorgaande boekjaar nog niet (volledig) is gedeponeerd, dan kan de NZa een brief ter attentie van de zorgaanbieder sturen met een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. De brief kan per post of op digitale wijze verzonden worden. Wanneer de zorgaanbieder binnen de in het voorgenomen besluit gestelde termijn alsnog de jaarverantwoording volledig en juist deponeert, volgen er geen verdere consequenties.

De NZa kan een last onder dwangsom opleggen aan een zorgaanbieder wanneer de zorgaanbieder na vier kalenderweken nog steeds niet (volledig) aan de verplichtingen van de jaarverantwoording heeft voldaan en de eventuele zienswijze op het voornemen geen grondslag biedt om van de last onder dwangsom af te zien. De last onder dwangsom wordt per post of op digitale wijze verstuurd aan de zorgaanbieder ter attentie van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft dan (vanaf de dag na dagtekening van de last onder dwangsom) nogmaals vier kalenderweken de tijd om aan haar verplichtingen te voldoen (begunstigingstermijn). Na deze vier kalenderweken begint een termijn van maximaal tien kalenderweken te lopen (verbeuringstermijn). Bij het niet nakomen van de jaarverantwoordingsplicht wordt per kalenderweek een dwangsom van € 1.000,- opgelegd, met een maximum van € 10.000,-. Voor zorgaanbieders met omvang ‘micro’, de eenmanszaken en de kleinere abortusklinieken - zoals omschreven in artikel 5, vijfde lid, van deze beleidsregel - , bedraagt de dwangsom € 500,- per kalenderweek, met een maximum van € 5.000,-. Na afloop van de tienwekentermijn wordt door middel van een invorderingsbeschikking, die eveneens per post of op digitale wijze wordt verstuurd, de dwangsom geïncasseerd. Voorafgaand aan de invorderingsbeschikking wordt de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven.

Als een zorgaanbieder na het verbeuren van de eerste last onder dwangsom nog altijd niet de jaarverantwoording heeft gedeponeerd, dan kan worden opgetreden met een tweede last onder dwangsom. De tweede dwangsom bedraagt € 2.500,- per kalenderweek, met een maximum van € 25.000,-. Voor zorgaanbieders met omvang ‘micro’, de eenmanszaken en de kleinere abortusklinieken -zoals omschreven in artikel 5, achtste lid, van deze beleidsregel - bedraagt deze € 1.250,- per kalenderweek, met een maximum van € 12.500,-. Het proces bij de tweede last onder dwangsom verloopt op dezelfde wijze als bij de eerste last onder dwangsom. Aangevangen wordt met het voornemen, vervolgens wordt de last onder dwangsom opgelegd, daarna volgt een voornemen tot invordering en ten slotte de invorderingsbeschikking. De bedragen die verbeurd kunnen worden zijn bij deze tweede last onder dwangsom echter hoger, om de zorgaanbieder extra te bewegen om alsnog de jaarverantwoording te openbaren.

Bij de besluitvorming neemt de NZa het bepaalde in titel 5.1 van de Algemene wet bestuursrecht in acht.

Uit het bovenstaande volgt dat er bij de handhaving is gekozen voor het opleggen van een last onder dwangsom en niet voor, bijvoorbeeld, het middel aanwijzing. Hier is voor gekozen omdat de NZa de taak van handhaving van de jaarverantwoordingsplicht per 1 januari 2022 heeft overgenomen van de IGJ, voor zover als in deze beleidsregel is opgenomen. Het middel last onder dwangsom is bij de IGJ in praktijk effectief en efficiënt is gebleken. Daarnaast wil de NZa tegenover zorgaanbieders niet een geheel andere werkwijze toepassen dan dat de IGJ deed. De NZa behoudt zich wel het recht voor om een bestuurlijke boete op te leggen, als een of twee lasten onder dwangsom onvoldoende effectief zijn gebleken. De NZa legt in beginsel alleen een bestuurlijke boete op, als een of twee lasten onder dwangsom niet hebben geleid tot herstel van de overtreding van artikel 40b van de Wmg.

Als een zorgaanbieder tijdens de handhaving overgaat naar een andere rechtsvorm en de vordering al is gestart, zal de NZa in beginsel de vordering handhaven. In dit kader volgt de NZa de toepasselijke wetgeving. Uitgangspunt is doorgang van het handhavingsproces.

Artikel 6          Invordering

Bij de handhaving hoort ook de invordering. Er is een beginselplicht tot invordering van de last onder dwangsom. Dat wil zeggen dat er een verplichting bij de NZa ligt om de verbeurde dwangsom(men) te innen. Het invorderen van de dwangsom is van essentieel belang voor het goed functioneren van de last onder dwangsom.

Een faillissement heft de verplichting een tijdige, juiste en volledige jaarverantwoording als bedoeld in artikel 40b, eerste lid van de Wmg niet op. Een zorgaanbieder die zorg heeft geleverd in het jaar van faillissement moet zich op grond van de jaarverantwoordingsplicht verantwoorden over dat boekjaar. Pas als de zorgaanbieder ophoudt te bestaan, vervalt de verplichting. De NZa kan daarom vereisen dat de curator, naast de rechterlijke uitspraak, ook verklaart dat de organisatie die failliet is geen zorg meer verleent, en dus niet langer een zorgaanbieder is.

In het geval dat er al een dwangsom is verbeurd en de NZa besluit om de invordering van de verbeurde dwangsom door te zetten zal deze vordering worden ingebracht bij de curator. Een faillissement kan voor de NZa een reden zijn om een betalingsregeling te treffen, om over te gaan tot matiging of om in het uiterste geval af te zien van de invordering.

Artikel 7          Betalingsregeling, matiging en kwijtschelding

Slechts als sprake is van bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering van de verbeurde dwangsom(men) worden afgezien. De overtreder moet deze aanvoeren. De beoordeling van de bijzondere omstandigheden vindt primair plaats aan de hand van de Awb en jurisprudentie, waarbij de omstandigheden van het geval worden afgewogen.

Betalingsregeling

Het uitgangspunt is dat er een betalingsregeling getroffen kan worden van maximaal 10 termijnen zonder dat daar een toelichting met financiële stukken voor nodig is. De NZa komt hiermee tegemoet aan zorgaanbieders die zich in financieel moeilijke omstandigheden bevinden, zonder dat dit disproportioneel zwaar administratieve belasting oplevert voor de zorgaanbieder en de NZa.
Een betalingsregeling van langer dan 10 termijnen wordt in beginsel alleen toegekend als de zorgaanbieder het termijnbedrag van een betalingsregeling van 10 termijnen of minder niet kan dragen. Dit dient de aanvrager toe te lichten met onderbouwing van financiële stukken. Na beoordeling van de financiële gegevens zal een langere betalingsregeling wel of niet toegekend worden, eventueel met een tegenvoorstel. De betalingsregeling wordt gesloten over het totaal openstaande bedrag. Dat betekent dat als de vordering al deels is afbetaald, de betalingsregeling getroffen wordt over het resterende bedrag.

Matiging

In het geval dat sprake is van bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering van de verbeurde dwangsom(men) worden afgezien. De aanvrager moet deze bijzondere omstandigheden aanvoeren waarbij het bijvoorbeeld kan gaan om een gebrek aan financiële draagkracht, overmacht of een onevenredige samenloop van herstelsancties.

Kwijtschelding

De NZa heeft de bevoegdheid om een geldschuld geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden (artikel 4:94a Burgerlijk Wetboek (BW)). Voor een verzoek tot kwijtschelding van een verbeurde dwangsom in het kader van de jaarverantwoordingsplicht, sluit de NZa aan bij de criteria voor matiging. In andere woorden: als er geen aanleiding is om de dwangsom te matigen, dan wordt de dwangsom ook niet kwijtgescholden.

Artikel 8          Publicatie informatie handhaving

Conform het handhavingsbeleid en het openbaarmakingsbeleid van de NZa kan de NZa ervoor kiezen om een beschikking openbaar te maken. De NZa kan er ook voor kiezen om op andere wijze de overtreding kenbaar te maken, bijvoorbeeld door lijsten met namen van zorgaanbieders te publiceren die niet voldoen aan hun openbaarmakingsplicht. Publicatie geschiedt in beginsel met naam van de betreffende zorgaanbieder. Het past bij een goede werking van de openbaarmakingsplicht en beoogde transparantie om kenbaar te maken welke zorgaanbieders of geen rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische verbanden van zorgaanbieder hun jaarverantwoording wel en niet (tijdig) openbaar hebben gemaakt.

 

Naar boven