TOELICHTING
Wijzigingen in de beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaarpakketten en volledig pakket thuis 2024 (BR/REG-24123a) ten opzichte van de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2024 (BR/REG-24123):
In de vorige versie van deze beleidsregel was bij het berekenen van de beleidsregelwaarden rekening gehouden met de aanwijzing van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 14 juni 2023, kenmerk 3604293-1049249-PZO, 'inzake de verwerking van taakstellingen uit het coalitieakkoord voor het jaar 2024 en verder voor bepaalde vormen van zorg zoals vergoed vanuit de Wlz' (Staatscourant 2023, 17290).
In de voorliggende versie van de beleidsregel is rekening gehouden met een opvolgende aanwijzing van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 11 oktober 2023, kenmerk 3702634-1054857-PZO, waarin de minister aangeeft de maatregelen uit het coalitieakkoord ten aanzien van het meerjarig contracteren en doorontwikkeling kwaliteitskader verpleeghuiszorg op de Wlz-tarieven voor het jaar 2024 niet door te voeren.
De in deze beleidsregel genoemde beleidsregelwaarden zijn hierop aangepast.
Wijzigingen in de beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaarpakketten en volledig pakket thuis 2024, kenmerk BR/REG-24123 ten opzichte van de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2023 met kenmerk BR/REG-23122a:
Aanpassingen nhc en nic
In de beleidsregelwaarden 2024 van de zzp's vpt's en modulaire zorg zijn de normatieve huisvestingscomponenten en de normatieve inventariscomponenten gewijzigd. In de nhc van 2024 zijn twee effecten verwerkt. Enerzijds een verlaging van de nhc met gemiddeld 7,2% vanwege de aangepaste vermogenskostenvoet van 4,65% naar 4,03%. Anderzijds een verhoging van de nhc met gemiddeld 3,25% vanwege de verduurzaming van vastgoed. Per saldo is het effect een verlaging van de nhc met ongeveer 4,2%. In de nic van 2024 is een verlaging verwerkt van gemiddeld 2,6%, ook als gevolg van de aangepaste vermogenskostenvoet. Dit is verder beschreven in de Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) geestelijke gezondheidszorg, forensische zorg en langdurige zorg (BR/REG-24117).
Artikel 5.4 Beleidsregelwaarden in- of exclusief behandeling vv en ghz
Het artikel is tekstueel aangepast en verduidelijkt.
Artikel 5.5 Beleidsregelwaarden ggz wonen integraal of modulair
In het artikel is een zin opgenomen om te verduidelijken wat het uitgangspunt is bij afspraken die kunnen worden gemaakt ten aanzien van het zzp. Voor ggz wonen is het mogelijk een zzp integraal of modulair af te spreken. De reden hiervoor is om met de bekostiging aan te sluiten bij wat gebruikelijk was binnen de Wlz, en om aan te sluiten bij de verschillende manieren waarop de zorg voor cliënten met langdurige ggz problematiek is georganiseerd. In het zorglandschap zien we namelijk grofweg twee type zorgaanbod: een type zorgaanbod waar cliënten op een locatie verblijven en behandeling ontvangen van dezelfde zorgaanbieder op dezelfde locatie: dit sluit het beste aan bij integrale bekostiging (doorgaans geleverd door van oudsher geïntegreerde zorgaanbieders). Daarnaast zien we verschillende varianten waarbij cliënten thuis wonen, of beschermd wonen en behandeling elders van een andere zorgaanbieder ontvangen. Zorg en behandeling wordt veelal door verschillende zorgaanbieders geleverd, waarbij cliënten voor behandeling naar een behandelaar (van voorkeur) toegaan. Hier is modulaire bekostiging het best passend. We gaan er daarom vanuit dat geïntegreerde instellingen in principe dus declareren via integrale zzp's: passend bij de manier waarop zij georganiseerd zijn. Ook bij geïntegreerde instellingen is het echter mogelijk dat –bijvoorbeeld vanwege een specifieke behandelrelatie– in individuele gevallen daarvan afgeweken moet worden. Die ruimte is er omwille van het cliëntenbelang. De bekostigingssystematiek is hierop ingericht, door niet op instellingsniveau, maar op cliëntniveau afspraken te kunnen maken voor de bekostigingswijze van het zzp. Dit biedt veel ruimte voor afspraken op maat en geeft zorgkantoren ook de ruimte om te sturen. We verwachten dat zorgaanbieders en zorgkantoren in de gesprekken die ze voeren tot goede afspraken vanuit de bedoeling komen.
Aanpassing Stimuleringsmiddelen infectiepreventie 2024 (maximum beleidsregelwaarden ZZP en VPT)
Tijdens de COVID-pandemie is gebleken dat het nodig is om de hygiëne en infectiepreventie en -bestrijding in de langdurige zorg te versterken en te borgen, opdat de sector beter is voorbereid op nieuwe (pandemische) uitbraken van infectieziekten. Om de zorgaanbieders hierbij te ondersteunen heeft het Ministerie van VWS extra middelen beschikbaar gesteld in het kader van de afspraken over pandemische paraatheid. Doel is te borgen dat er periodiek wordt geëvalueerd of de infectiepreventie bij zorgaanbieders in de langdurige zorg op orde is (zoals de IGJ aanbeveelt) en dat ze op basis hiervan de benodigde verbeteringen in gang zetten (zie de Meerjarige voorlopige Kaderbrief Wlz (2023-2028), d.d. 22 juni 2023, met kenmerk 3609771-1049564-LZ.
De stimuleringsmiddelen worden toegekend voor intramurale zorg en geclusterde woonvormen in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg. De middelen zijn verwerkt in maximum beleidsregelwaarden van de ZZP en VPT.
De extra middelen zijn nodig om evaluaties te houden en verbetermaatregelen in te zetten. Het gaat om loonkosten voor de inhuur van deskundigen infectiepreventie of andere deskundigen die evaluaties kunnen uitvoeren en verbetermaatregelen in gang kunnen zetten.
Toelichting per artikel
Artikel 1 Begripsbepalingen
nhc en nic
Voor de uitgangspunten en opbouw van de nhc en nic wordt verwezen naar de Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecicaliseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg.
Artikel 1 en artikel 5, derde lid Wooncomponent bij vpt en opbouw vpt-beleidsregelwaarden.
De wooncomponent is onderdeel van de uurprijzen van de zzp's.
Bij een vpt heeft de cliënt géén aanspraak op de wooncomponent of overige vergoedingen ten laste van de Wlz die samenhangen met huisvesting. Het gaat om de post terrein- en gebouwgebonden kosten. Bij de vpt-prijzen is deze kostencomponent uit de zzp-prijzen gehaald. Voor de berekening van deze correctie voor terrein- en gebouwgebonden kosten, is gekeken naar het percentage dat deze kosten uitmaken van de totale prijs per zorgvorm. Het gaat om de zorgvormen persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding (individueel), behandeling en verblijf (overige verblijfslasten). De wijze waarop de uurprijs per zorgvorm is berekend, is vastgelegd in hoofdstuk 3 van het rapport 'Indicatieve prijzen zorgzwaartepakketten' (juni 2007, NZa).
Voor de sectoren verpleging en verzorging en gehandicaptenzorg bedraagt de correctie –/– 6%.
Artikel 4 Prijspeil
De uitgangspunten voor de jaarlijkse indexering van de nhc en nic zijn beschreven in de Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecialiseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg.
Artikel 5 Beleidsregelwaarden voor tariefvaststelling
De beschikbare middelen voor de zorginkoop in jaar t+1 worden door de NZa onder voorbehoud van politieke besluitvorming in het najaar van het jaar t vastgesteld op basis van de procedure zoals beschreven in de Beleidsregel budgettair kader Wlz.
Deze bedragen zijn gebaseerd op de voorlopige kaderbrief Wlz, die in het voorjaar voorhangt in de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal. De beleidsregelwaarden in deze beleidsregel zijn hiervan een afgeleide en zijn daarom voorlopig totdat na Prinsjesdag de definitieve kaderbrief bij de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft voorgehangen. Artikel 5, derde lid, geeft een algemene beschrijving van de opbouw en de wijze van totstandkoming van de zzp–tarieven.
Op basis van artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel d, Wlz omvat zorg (zoals genoemd in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel c, Wlz) tevens enkele materiële kosten. Deze kosten worden genoemd in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel d, onder 3 t/m 6, Wlz.
De tarieven zijn van toepassing op cliënten geïndiceerd voor of aangewezen op zorg op grond van de Wlz, die deze zorg realiseren bij een zorgaanbieder. Hierbij zijn de volgende situaties te onderscheiden:
-
Cliënt is geïndiceerd in een zorgprofiel op grond van de Wlz en Wlz-uitvoerder en zorgaanbieder spreken de levering van het hierbij passende zzp af;
-
Cliënt is geïndiceerd in een zorgprofiel op grond van de Wlz maar Wlz-uitvoerder en zorgaanbieder spreken een ander zzp af dan past bij het profiel omdat de zorgaanbieder de prestatie niet levert.
Indien in de beleidsregel wordt gesproken over 'geïndiceerd voor' of 'aangewezen op' zorg op grond van de Wlz dan worden beide bovengenoemde situaties bedoeld.
Artikel 5, vierde lid, Tarieven in- of exclusief behandeling
In de tarieven van de zzp's exclusief behandeling is wel rekening gehouden met de bekostiging van behandelaars op de achtergrond.
Artikel 5, zesde lid, Tarieven in– of exclusief dagbesteding
Dit artikel maakt het onderscheid tussen de zzp's waarbij de dagbesteding een onlosmakelijk integraal onderdeel is van het zzp en de zzp's waarbij dit niet het geval is. Dit faciliteert de mogelijkheid om geen dagbesteding te leveren aan cliënten die dit niet behoeven of de dagbesteding af nemen bij een andere zorgaanbieder dan de instelling waar de cliënt het verblijf of het vpt van ontvangt.
Artikel 5, zevende lid, Prestatie vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling
Het onderdeel vervoer heeft uitsluitend betrekking op cliëntenvervoer, voor zover de dagbesteding-/dagbehandeling plaatsvindt op een locatie die niet dezelfde is als waar de cliënt (tijdelijk) woont. Het betreft vervoer naar en van de locatie waar de dagbesteding/dagbehandeling wordt aangeboden, als de cliënt redelijkerwijs op dit vervoer is aangewezen. Vervoer naar dagbesteding/dagbehandeling op een andere locatie dan waar de verzekerde (tijdelijk) woont, kan op het terrein van de Wlz-instelling zijn, daar vlakbij of verder weg. Wanneer een cliënt tijdens het vervoer wordt begeleid, vallen de begeleidingkosten onder het zzp of vpt. De kosten voor de plek voor de begeleider in de taxi(bus) zijn verdisconteerd in de vervoerstarieven.
Er zijn aparte prestaties voor het vervoer van:
-
cliënten met een zzp/vpt vg, lg, zg, lvg en sglvg;
-
cliënten met een zzp/vpt vv;
-
cliënten met een zzp ggz.
Het betreft prestaties per dag.
Voor de cliënten waarvoor een zzp vv, zzp lvg of zzp sglvg-1 of ggz-b wordt afgenomen, is de component dagbesteding een onlosmakelijk onderdeel van het zzp. De dagbesteding kan voor deze prestaties niet apart afgesproken worden.
Voor het bepalen van de hoogte van de vervoerstarieven in alle sectoren is ervan uitgegaan dat de zorgaanbieders het vervoer op een efficiënte manier organiseren en de aanspraken zo doelmatig mogelijk invullen.
Vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling in de ghz
De prestatiecategorieën voor het vervoer binnen de ghz zijn gebaseerd op de volgende variabelen:
gecontracteerd vervoer, met onderscheid tussen:
-
volwassen cliënten en kinderen;
-
rolstoel gebonden cliënten en niet rolstoel gebonden cliënten;
-
vervoer in groep of vervoer individueel;
-
vervoer met eigen auto of busje van de instelling, ouder of vrijwilliger;
-
vervoer met een ander vervoermiddel dat als vervoermiddel is bedoeld (bijv. fiets, elektrokar);
-
postcode-afstand van plaats verblijf tot plaats dagbesteding.
De factoren onder gecontracteerd vervoer en het onderscheid naar postcode-afstand zijn tijdens het kostprijsonderzoek 2017-2018 in gezamenlijk overleg met de veldpartijen bepaald als meest van invloed op de kosten van het vervoer. Tijdens de evaluatie van de nieuwe bekostiging voor vervoer in 2019-2020 is gebleken dat de kosten voor andere vervoermiddelen dan het gecontracteerde vervoer lager liggen dan het gecontracteerd vervoer. In lijn met de gesprekken met VWS en het Zorginstituut over de aanspraak en doelmatigheid van het vervoer is een uitbreiding van de variabelen en categorieën te rechtvaardigen.
De postcode-afstand betreft de afstand van postcode tot postcode van een enkele reis (dus een heenreis of een terugreis). Voor het bepalen van de postcode-afstand zijn diverse middelen of tools beschikbaar. De NZa schrijft dit niet voor.
Onderstaande tabel geeft aan in welke categorie het vervoer van een cliënt in de ghz valt.
Tabel Prestatiecategorieën vervoer dagbesteding/dagbehandeling ghz/ggz wonen
|
Postcodeafstand tussen plaats verblijf en plaats dagbesteding*
|
0 tot 5 km
|
5 tot 10 km
|
10 tot 20 km
|
20 tot 30 km
|
30 tot 40 km
|
��40 km
|
Gecontracteerd vervoer
Groep
|
Volwassen
|
C1
|
C1
|
C2
|
C3
|
C3
|
C4
|
Volwassen rolstoel
|
C1
|
C2
|
C3
|
C3
|
C4
|
C5
|
Kind
|
C1
|
C2
|
C3
|
C3
|
C4
|
C5
|
Kind rolstoel
|
C2
|
C2
|
C3
|
C4
|
C5
|
C6
|
Gecontracteerd vervoer Individueel
|
C2
|
C3
|
C4
|
C4
|
C5
|
C6
|
Eigen busje/auto instelling/ouder/vrijwilliger
|
C0
|
C0
|
C1
|
C2
|
C4
|
C4
|
Overige vervoermiddelen**
|
C0
|
C0
|
C0
|
C0
|
C0
|
C1
|
* Het gaat om de daadwerkelijke postcode-afstand. Er wordt niet gewerkt met afronding. Een postcodeafstand van 4,99 valt dus onder 0 tot 5 km. Een postcodeafstand van 5,0 km valt onder 5 tot 10 km.
** overige vervoermiddelen die als vervoermiddel zijn bedoeld (bijv. fiets, OV, elektrokar)
Voorbeelden
Het gecontracteerd vervoer van een volwassen cliënt die naar de dagbesteding reist over een afstand van 12 kilometer, valt in de categorie 2 (C2). Het gecontracteerd vervoer van een rolstoel gebonden kind dat over een afstand van 23 kilometer naar de dagbesteding reist, valt in de categorie 4 (C4). Het vervoer van een cliënt die met openbaar vervoer reist over een afstand van 6 kilometer valt in categorie 0 (C0).
Afwijkingsmogelijkheid
In de gehandicaptenzorg hebben zorgaanbieder en zorgkantoor de mogelijkheid om in individuele gevallen af te wijken van de van toepassing zijnde categorie. Dit kan om twee redenen:
1. Meer maatwerk
In de praktijk blijkt dat de vervoerskosten per instelling sterk verschillen. Zo zijn er instellingen die een lagere kostprijs weten te realiseren dan andere instellingen. Daartegenover staan instellingen met een gespecialiseerd aanbod, bijvoorbeeld voor zintuigelijk gehandicapten of cliënten met ernstige gedragsproblemen, waar het vervoer duurder is. Vooral met de extremen en uitzonderingen weten instellingen zich soms geen raad. Met de huidige indeling in zeven prestatiecategorieën wordt beter aangesloten bij de verschillen. Indien er een structurele noodzaak is, kunnen zorgaanbieder en zorgkantoor in gezamenlijk overleg afwijken van de vastgestelde categorie-indeling zoals in bovenstaande tabel staat weergegeven. Met deze vrijheid om in afstemming met het zorgkantoor cliënten in een andere categorie te plaatsen, kan de vergoeding nog beter aansluiten bij de situatie van individuele instellingen. Een overeengekomen afwijking moet beargumenteerd worden vastgelegd.
Bijvoorbeeld:
Als een cliënt vanwege zware gedragsproblematiek op een wijze vervoerd moet worden die veel hogere kosten meebrengt dan de categorie waarin deze cliënt valt, kan voor een indeling in een hogere categorie worden gekozen.
1. Minder administratie bij wisselende afstanden of vervoermiddelen
Om tegemoet te komen aan zorgaanbieders die administratieve last ervaren bij wisselende vervoersafstanden of wisselend gebruik van verschillende vervoermiddelen, kunnen zorgaanbieders de volgende werkwijze hanteren:
-
het adres waar de cliënt geregistreerd staat (als verblijfsadres) of de dagbestedingslocatie waar de cliënt in de meeste gevallen naar toe gaat of een gemiddelde afstand tussen verblijfsplaats en dagbestedingslocatie als uitgangspunt te nemen, en de categorie die daarbij hoort standaard te declareren, in plaats van de verschillen in afstanden tussen dagen/weken steeds in de administratie bij te houden;
-
als uitgangspunt voor declaratie de wijze van vervoer te nemen zoals cliënt in de meeste gevallen reist, in plaats van wisselende manieren van vervoer steeds in de administratie bij te houden.
Een zorgaanbieder moet het wel vastleggen wanneer hij deze werkwijze hanteert.
In de factsheet Vervoer 2020 is meer uitleg opgenomen over o.a. de aanspraak vervoer en de taken en rollen van partijen.
Vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling in de vv
Voor vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling in de vv is aansluiting gezocht bij de ghz. Voor het vervoer in de vv zijn de categorieën C0 en C1 uit de tabel artikel 6, tweede lid, onder h van toepassing, met eigen prestatiescodes voor de vv. Het vervoer in de vv betreft cliënten met een integraal pakket (zzp of vpt), die de dagbesteding van dezelfde zorgaanbieder krijgen als het verblijf. Hierdoor veronderstellen we dat de dagbesteding doelmatig geboden kan worden op een locatie in de buurt van de verblijfslocatie. Daarom kiezen we ervoor om het tarief aan te laten sluiten op de vervoersmatrix ghz op korte afstanden.
Categorie 1 is voor het gecontracteerde vervoer, zowel van rolstoelgebonden cliënten als niet rolstoelgebonden cliënten. Categorie 0 is voor alle overige vervoermiddelen, bijvoorbeeld eigen vervoermiddel, openbaar vervoer
Artikel 6 Prestatiebeschrijvingen basisprestaties
Artikel 6, derde lid, Prestatiebeschrijvingen zzp en vpt inclusief niet-beïnvloedbare factoren (nbf)
Per 2020 worden zzp- en vpt-prestaties en beleidsregelwaarden opgenomen met een component voor niet-beïnvloedbare factoren (nbf). Dit naar aanleiding van een aanwijzing van de minister van VWS (zie voorbehoud).
Het doel van de component nbf is om zorgaanbieders te vergoeden voor de extra kosten die veroorzaakt worden door factoren die samenhangen met de omgeving waarin de zorg wordt verleend. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat (groot)stedelijkheid en de sociaaleconomische status van een wijk samenhangen met extra kosten door bovengemiddeld voorspeld verzuim van personeel van de zorgaanbieder. Deze kostenverhogende factoren zijn niet door de zorgaanbieder te beïnvloeden, maar leiden bij een vergelijkbare kwaliteit van zorg wel tot hogere kosten. Een zorgaanbieder zal namelijk doorgaans rekening houden in haar bedrijfsvoering met dit bovengemiddeld voorspeld verzuim van personeel. Dit bijvoorbeeld door extra personele inzet en andere maatregelen om voorspeld bovengemiddeld ziekteverzuim te voorkomen, op te heffen, etc.
Daardoor is het in sommige regio's moeilijker om goede zorg te leveren tegen hetzelfde tarief als in andere regio's. De component nbf compenseert daarvoor.
De prestaties inclusief een component nbf zijn locatiegebonden. Alleen voor cliënten die verblijven op een postcode waarvoor de prestaties inclusief component nbf van toepassing zijn, kunnen deze prestaties en tarieven worden gedeclareerd.
Indien een cliënt gedurende het jaar verhuist, moet worden bekeken of ook voor de nieuwe locatie de tarieven inclusief nbf van toepassing zijn. Indien dit niet het geval is, kan vanaf de dag na het moment van verhuizing naar de nieuwe locatie de reguliere zzp of vpt te worden gedeclareerd en niet langer de prestatie/tarief inclusief component nbf.
Voor de prestaties inclusief component nbf gelden bandbreedtetarieven. Het bandbreedtetarief bestaat uit een bedrag dat ten minste en een bedrag dat ten hoogste als tarief in rekening mag worden gebracht. Het gedeelte van 0 tot en met de laagste bandbreedte, het minimumtarief, is voor de Wlz-uitvoerder/het zorgkantoor en de zorgaanbieder dus niet onderhandelbaar. Het gedeelte van het minimum tot de hoogste bandbreedte, het maximumtarief, is wel onderhandelbaar. Het verschil tussen minimumtarief en maximumtarief, het onderhandelbare deel, is gelijk aan de beleidsregelwaarden/tarieven van de reguliere zzp- of vpt--prestaties met dezelfde zorgzwaarte zonder niet-beïnvloedbare factoren.
Artikel 6, vierde lid, Prestatiebeschrijvingen basisprestaties
a. Mutatiedag vv
Binnen de sector vv kunnen er mutatiedagen worden gedeclareerd bij overlijden of verhuizen van een cliënt. Voor de bekostiging van de dagen leegstand kan tussen zorgkantoor en zorgaanbieder de prestatie mutatiedag worden afgesproken. Hierbij geldt dat het werkelijke aantal mutatiedagen kan worden gedeclareerd tot inhuizing van de nieuwe bewoner, met een maximum van 13 dagen voor een éénpersoonskamer en 26 dagen voor een tweepersoonskamer. Uitzondering hierop is een interne verhuizing: in dat geval kan één mutatiedag worden gedeclareerd.
Hieronder enkele voorbeelden ter verduidelijking.
Eénpersoonskamer
-
Bij een interne verhuizing binnen dezelfde zorgaanbieder (rechtspersoon), kan één mutatiedag gedeclareerd worden. Een interne verhuizing kan zijn naar een andere kamer binnen dezelfde locatie van de zorgaanbieder of van locatie A naar locatie B van dezelfde zorgorganisatie.
-
Bij overlijden of externe verhuizing van een bewoner die alleen woont, geldt het werkelijke aantal mutatiedagen tot een maximum van 13 dagen.
Als de vrijgekomen plaats na 10 dagen wordt opgevuld, gelden 10 mutatiedagen. Wordt de vrijgekomen plaats na 15 dagen opgevuld, dan geldt het maximum van 13 mutatiedagen.
Tweepersoonskamer
Opbaren
Indien een cliënt overlijdt en wordt opgebaard in zijn of haar eigen kamer geldt het volgende:
Kosten voor leegstand van de kamer: vanaf het moment dat een cliënt komt te overlijden kan de zorgaanbieder mutatiedagen declareren voor de leegachtergelaten plaats. In het geval van een éénpersoonskamer kunnen er maximaal 13 mutatiedagen gedeclareerd worden. In het geval van een tweepersoonskamer maximaal 26 mutatiedagen. Gedurende deze periode is het mogelijk dat de cliënt wordt opgebaard in zijn of haar eigen kamer. In de periode waarin een overleden cliënt in zijn of haar eigen kamer ligt opgebaard, wordt de kamer als 'leeg' beschouwd. Dit heeft geen invloed op het maximum aantal mutatiedagen dat gedeclareerd mag worden. De mutatiedagen mogen gedurende het opbaren doorgedeclareerd worden tot het eerder genoemde maximum.
Kosten voor het opbaren: voor het opbaren zelf kent de Wmg geen vergoeding. Opbaren is wenselijke laatste zorg die niet onder Wmg valt. Het is dus niet mogelijk voor zorgaanbieders om voor het opbaren zelf kosten te declareren bij het zorgkantoor.
b. en c. Crisiszorg
De prestatie crisiszorg maakt het mogelijk te voorzien in zorg met een spoedeisend karakter. Deze prestatie geldt zowel voor de dagen dat er een cliënt aanwezig is op een bed, als op de dagen waarop het bed niet bezet is, maar wel beschikbaar. In de praktijk betekent dit:
-
De zorgaanbieder moet de werkelijk geleverde crisizorgdagen (het bed is bezet) declareren tegen het tarief crisisdag. Men declareert op cliëntniveau de dagen dat het bed bezet was. De beschikbaarheidscomponent ofwel dagen dat het bed niet bezet was worden op prestatieniveau, zonder cliëntkenmerk (naam, Burgerservicenummer etc.), gedeclareerd.
Crisiszorg kan worden afgesproken bij de productieafspraken en bij de herschikking. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om te sturen op de behoefte aan het aantal crisisbedden.
Crisiszorg ghz:
De regionale, onafhankelijke, crisisregisseur wijst een passende crisiszorgplek voor cliënt aan. Een crisisbed is passend wanneer deze tegemoet komt aan cliëntkenmerken en de zorgvraag van de cliënt.
De crisisregisseur ghz maakt een inschatting van de zorgvraag en de zorgzwaarte. Hij maakt daarin ook een beoordeling of op dat moment inzet van het crisisondersteuningsteam (COT) voldoende is. Is er sprake van een crisisopname dan kan ook het COT worden ingezet voor begeleiding bij terugkeer naar de reguliere zorg. Bij een crisisopname koppelt de crisisregisseur de inschatting van zorgvraag en zorgzwaarte aan het zorgaanbod in de regio. Op basis daarvan schat hij in welke categorie van crisiszorg nodig is, en zoekt hij op basis van zijn kennis over de beschikbare plaatsen een passende crisisplek. Hierbij kijkt de crisisregisseur ghz naar een aantal factoren waaronder:
-
Ernst van de problematiek;
-
Al dan niet aanwezig zijn van gevaar criteria (agressie, suïcidaliteit, middelengebruik, etc.);
-
Al dan niet noodzaak voor inzet van vrijheid beperkende maatregelen binnen een juridisch kader;
-
Noodzaak tot opname in voorziening met deurbeleid;
-
Passend/aansluitend bij niveau van functioneren;
-
Aanvullende vragen rond diagnostiek, behandeling of bijstellen van medicatie;
-
Noodzakelijke beschikbaarheid van specifieke deskundigheid van onder meer een GZ-psycholoog / gedragswetenschapper, psychiater, artsen (avg), EMDR therapeuten, PMT-ers;
-
Aangepaste huisvesting bij meervoudige beperkingen en ernstige gedragsproblemen.
In lijn met het advies van Equalis Strategy & Modeling B.V. ligt er voor zorgaanbieders en zorgkantoren een taak om onderling afspraken te maken over het aantal ingekochte crisisbedden en de verhouding van niveaus van crisiszorg. Jaarlijks wordt vervolgens gemonitord hoe de verhouding bezet/onbezet is geweest om daarop het aantal ingekochte bedden weer aan te passen, zodat een optimale bezettingsgraad (t.a.v. beschikbaarheid, maar ook bekostiging) bereikt wordt.
d. Verblijfscomponent niet-geïndiceerde partner
Een niet-geïndiceerde partner is een partner van een geïndiceerde verzekerde met een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, die tegelijkertijd met de geïndiceerde partner kan worden opgenomen bij een zorgaanbieder.
Indien een verzekerde aanspraak heeft op verblijf ten laste van de Wlz, kan bij verblijf bij een intramurale zorgaanbieder de prestatie verblijfscomponent worden afgesproken voor de niet-geïndiceerde partner. Deze component omvat onder andere de huishoudelijke verzorging, het keukenpersoneel, de facilitaire dienst, de dagelijkse welzijnsactiviteiten en de voeding- en hotelmatige kosten.
f. Dagbesteding
Partijen hebben de wens geuit om meer flexibiliteit te kunnen bieden ten aanzien van de dagbesteding. Binnen de bestaande prestatiebeschrijvingen van dagbesteding werd de zinsnede: 'De activiteit vindt overdag plaats, buiten de woonsituatie, in groepsverband' als beperkend ervaren. In 2020 en 2021 is vanwege de coronacrisis reeds flexibiliteit geboden door de bepaling 'buiten de woonsituatie' los te laten. Er is van deze situatie geleerd dat de dagbesteding niet alleen extern geleverd kan worden, maar dat het ook anders kan.
De vorm waarin de activiteit wordt aangeboden kent meer flexibiliteit met de aangepaste bepaling 'De activiteit vindt indien gewenst en best passend, zo veel mogelijk: overdag plaats, buiten de woonsituatie, in groepsverband'. Zo is het mogelijk om ook dagbesteding op de woonlocatie of digitaal te ontvangen. Hierbij gaan wij er van uit dat over de vorm overeenstemming met cliënt of cliëntvertegenwoordiger is bereikt.
g. Logeren
De tarieven voor de logeerprestaties zijn onder andere gebaseerd op het onderzoek Logeren in de AWBZ. Uit het onderzoek blijkt dat gemiddeld meer zorg bij logeren wordt geboden dan bij langdurig verblijf. Deze meerzorg is verdisconteerd in de onderzochte kostprijzen en daarmee ook in de tarieven. De toeslagen die wel in combinatie met een zzp in rekening kunnen worden gebracht zijn daarom niet van toepassing op logeren. De tarieven houden ook rekening met een lager bezettingspercentage dan de tarieven die worden toepast bij langdurig verblijf.
De definitie van een dag logeeropvang zoals gespecificeerd in artikel 1 verschilt van de zzp's. De dag van opname kan alleen worden gedeclareerd indien de opname voor 20.00 uur heeft plaatsgevonden. De (kalender)dag van ontslag mag altijd in rekening worden gebracht ongeacht of het ontslag om 9.00 uur was of om 21.00 uur.
De NZa heeft het tijdstip van ontslag niet geduid omdat zorgaanbieders dan een tijdregistratie moeten uitvoeren.
h. Logeren zevmb
Binnen de langdurige zorg is een cliëntgroep met zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperking (zevmb). Deze cliënten blijven hun hele leven functioneren op het niveau van een kind tussen 0 en 1 jaar. De groep betreft ongeveer 2000 cliënten, verspreid over het land. Ongeveer 90% van de cliënten woont bij de ouders thuis.
De zorg voor een kind met zevmb vraagt veel van de ouders en de rest van het gezin. De gezinnen hebben dan ook ademruimte nodig. Dat vraagt dat ouders de zorg en ondersteuning voor hun kind met vertrouwen in andere handen kunnen geven.
In 2017 heeft de toenmalige staatssecretaris van VWS een onafhankelijke werkgroep 'Wij zien je Wel' in het leven geroepen om knelpunten te signaleren en te borgen dat kinderen met zevmb en gezinnen de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Een rapport van begin 2020 van deze werkgroep bracht aan het licht dat ouders er tegenaan lopen dat het aanbod van passende logeerfaciliteiten schaars is. En dat zorgaanbieders in de langdurige zorg ervaren dat ze de intensieve, specifieke zorg aan deze cliënten niet vanuit de bestaande logeertarieven kunnen bekostigen.
Als vervolg op de werkgroep heeft de minister van VWS een stuurgroep ingesteld. De stuurgroep is werkzaam van 1 april 2020 – 1 januari 2022 en bestaat uit relevante stakeholders en ouders, als NZa participeren we hier ook in. De opdracht van de stuurgroep is om de door de werkgroep opgedane kennis en geleerde lessen te verankeren, en zo de leefsituatie van mensen met zevmb en hun gezinnen te verbeteren. Een van de doelstellingen uit de opdracht van de stuurgroep is: ontlasten van ouders en broers en zussen, zodat de gezinnen voldoende kunnen participeren in de samenleving.
Ten behoeve hiervan past de NZa de bekostiging ook aan zodat tarieven voldoende hoog zijn voor de benodigde zorglevering en bijdraagt aan voldoende passend aanbod. Dit is gebaseerd op een onderzoek van bureau HHM waarin de belangrijkste randvoorwaarden voor logeerzorg voor deze cliëntgroep zijn uitgewerkt, zoals meer uren personeelsinzet - zodat er voldoende tijd is voor (individuele) aandacht, lichamelijke en medische zorg, nachtzorg (als combinatie van wakende wacht en domotica) en overleg met de ouders, en deskundig personeel dat de cliënt ook echt kent. Meer informatie staat in het Onderzoeksrapport tariefonderzoek logeren-ZEVMB van Bureau HHM.
In de nieuwe prestatie en bijbehorend tarief logeren ghz-zevmb is onder andere ruimte voor de extra personele inzet tijdens het logeren van deze doelgroep. Om daarnaast zorgaanbieders in staat te stellen nieuw of passend logeeraanbod voor deze doelgroep te ontwikkelen, is het tarief ruimer vastgesteld dan wat in het onderzoek op basis van de gemiddelde ureninzet berekend is.
Met alleen aanpassingen aan de bekostiging zijn we er nog niet. Het is belangrijk dat zorgaanbieders en zorgkantoren zich hiermee inzetten om het aanbod te vergroten en goed te laten aansluiten op deze cliënten en hun gezinnen.
j. & k. beveiligde zorg LZ niveau 2 en 3
Aan de beleidsregel zijn twee nieuwe prestaties en tarieven toegevoegd: beveiligde zorg LZ niveau 2 en beveiligde zorg niveau 3. Zorgkantoren en zorgaanbieders hebben aangegeven belemmeringen te ervaren in de bekostiging van de beveiligde zorg in het kader van de Wlz. Het leveren van zorg in beveiligde setting brengt extra kosten met zich (extra personele kosten, gebouwkosten en extra behandeling). In de bestaande bekostiging werd onvoldoende ruimte ervaren voor deze extra kosten. Specifiek gaat het om Wlz-cliënten met behoefte aan beveiligde zorg die door middel van een rechterlijke machtiging als bedoeld in artikel 28a Wzd of een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 5.19 van de Wvggz zijn aangewezen op verblijf in een instelling in een beveiligde setting overeenkomend met een forensisch psychiatrische afdeling of een forensisch psychiatrische kliniek.
De zorg die aan deze cliënten dient te worden geleverd is vergelijkbaar met de zorg zoals deze in de forensische zorg wordt geleverd.
Op dit moment vinden er al rechterlijke machtigingen tot onvrijwillige opname in een beveiligde setting plaats, waardoor de bekostigingsproblematiek als urgent wordt ervaren.
Daarom is voor het jaar 2022 gekozen voor tijdelijke, pragmatische oplossing. De nieuwe prestaties en tarieven voor beveiligde zorg LZ niveau 2 en beveiligde zorg LZ niveau 3 zijn mede gebaseerd op de tarieven zoals deze zijn vastgesteld in de forensische zorg, omdat de zorg inhoudelijk overeenkomt. De tarieven bestaan uit de volgende componenten:
-
Verblijfstarief op basis van de basis van Beleidsregel prestaties en tarieven ggz en fz en bijbehorende tariefbeschikking beveiligingsniveau 2 en beveiligingsniveau 3, basis uitganspunt verblijfsdag F
-
In de bekostiging van de langdurige zorg (Wlz) is geen vergoeding gederfd rendement eigen vermogen (VGREV) van toepassing, hier is dan ook voor gecorrigeerd. De verblijfstarieven zijn inclusief dagbesteding en vaktherapie en deze worden niet apart bekostigd.
-
Toeslag sglvg+. Deze toeslag is niet van toepassing voor beveiligde zorg niveau 3.
Behandeltarieven op basis van de sglvg behandeling uit de beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2022 en de uren behandeling zoals deze zijn opgenomen in het zzp sglvg-1 (Z573).
De eisen die worden gesteld aan de beveiligde setting komen overeen met de eisen zoals die gebruikelijk zijn in de forensische psychiatrie. Zie ook hoofdstuk 3, artikel 3.3. van de Beleidsregel Prestaties en tarieven geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg.
Deze prestatie is beschikbaar voor elke cliënt met een Wlz-indicatie. De integrale prestatie kan alleen tijdelijk worden gedeclareerd en niet in combinatie met andere tarieven/toeslagen.
Artikel 7 Prestatiebeschrijvingen toeslagen
2 Toeslag cerebrovasculair accident (cva)
Voor deze toeslag is geen specifieke toelating door de toelatende instantie (VWS, Cibg) nodig.
3. Toeslagen chronische ademhalingsondersteuning
Voor cliënten die non-invasief of invasief beademd worden, is het mogelijk een toeslag te declareren. Tot 2021 kon een toeslag invasieve beademing of een toeslag non-invasieve beademing worden gedeclareerd. Wij ontvingen signalen dat deze indeling niet meer aansloot bij de praktijk en dat de tarieven als ontoereikend werden ervaren. De zorg voor cliënten met non-invasieve beademing lijkt inhoudelijk erg op de zorg voor cliënten met invasieve beademing.
Daarom hebben we in 2021 voorzien in een tijdelijke oplossing, waarbij het onderscheid tussen invasieve- en non-invasieve beademing werd losgelaten. Er kwamen twee nieuwe toeslagen waarbij is aangesloten bij de Zorgprofielen chronische beademing van de VSCA.
Om tot een meer passende vorm van bekostiging voor de langere termijn te komen, heeft Bureau HHM in 2020 en 2021 onderzoek gedaan naar de inhoud en kosten van chronische ademhalingsondersteuning. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de Zorgprofielen chronische beademing een goede indicator zijn voor de extra handelingen die bij de zorg komen kijken.
Naar aanleiding van dit onderzoek zijn wijzigingen doorgevoerd in de toeslagen chronische ademhalingsondersteuning. Zo is de titel van de toeslagen gewijzigd van 'toeslag beademingszorg' naar 'toeslag chronische ademhalingsondersteuning'. Daarnaast wordt er nu onderscheid gemaakt in drie typen toeslagen, laag, midden en hoog. Hierbij is de koppeling met het Zorgprofiel chronische beademing van de VSCA leidend. Ook de tarieven zijn naar aanleiding van het onderzoek gewijzigd. Meer informatie staat in de Rapportage toeslag beademingszorg van Bureau HHM.
10 – 12 Toeslagen woonzorg gehandicaptenzorg
Deze toeslag wordt gebruikt om de gebruikelijke zorg te bekostigen die elk kind behoeft, omdat een kind bijvoorbeeld nog niet zelf zich kan aankleden, wassen, et cetera. Het betreft die activiteiten die ouders normaliter uitvoeren gedurende de opvoeding van het kind. De zorg die noodzakelijk is als gevolg van de beperkingen van het kind wordt bekostigd op basis van zzp's. De toeslag is gedifferentieerd naar drie leeftijdscategorieën. Indien kinderen en jeugdigen thuis wonen is deze toeslag niet nodig omdat dan de ouders of andere opvoeders deze taken verrichten.
13 Toeslag dagbesteding gehandicaptenzorg kind
De dagbesteding voor kinderen bevat een opvoedings- en ontwikkelingselement dat een speciale toeslag en een hoger tarief rechtvaardigt.
16 Toeslagen woonzorg jong volwassenen ggz
Bij deze doelgroep is de ontwikkeling tot een volwassen persoon vaak verstoord. Daarom ligt er een sterke nadruk op het aanleren van vaardigheden ten behoeve van en (meer) zelfstandig leven.
17. Toeslag gespecialiseerde behandelzorg
In 2021 heeft een kostenonderzoek plaatsgevonden naar geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen(gzsp)/wlz-behandelprestaties (zorg in een groep en sglvg). De zorg die binnen deze prestaties wordt geleverd is identiek in de Zvw en de Wlz. Tijdens dit kostenonderzoek zijn vier prestaties onderzocht:
-
Zorg in een groep aan kwetsbare patiënten (Wlz mpt prestatie: Dagbehandeling somatiek en psychogeriatrisch)
-
Zorg in een groep aan lichamelijk gehandicapten / mensen met niet-aangeboren hersenletsel (Wlz mpt prestaties: dagbehandeling licht, midden en zwaar)
-
Zorg in een groep aan patiënten met de ziekte van Huntington (nog geen aparte Wlz mpt prestatie)
-
Zorg aan patiënten met sterk gestoord gedrag en een lichte verstandelijke beperking (sglvg) (Wlz mpt prestatie: Behandeling sglvg traject en deeltijd)
Door partijen is aangegeven dat de zorg van de mpt-prestatie sglvg gelijk is aan de zorg die onder de toeslag gespecialiseerde behandelzorg (Z981/V981) geleverd wordt. Daarom stellen we het tarief van deze toeslag gelijk aan het tarief voor de mpt-prestatie sglvg. Het tarief van de prestatie Z981/V981 is, evenals het tarief van de mpt prestatie sglvg, gebaseerd op declarabele directe tijd wat inhoudt dat alleen de directe contacttijd tussen zorgaanbieder en cliënt gedeclareerd mag worden. Zie regeling Declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz, artikel 4, lid 1 sub c.
Artikel 8 Overbruggingszorg sglv- en lvg-cliënten
Niet alleen voor de instroom van sglvg- en lvg-cliënten verandert er iets in 2020, ook de declaraties bij de doorstroom van deze cliënten binnen de Wlz is per 2020 anders geregeld. De indicaties sglvg en lvg zijn tijdelijke indicaties. Op het moment dat deze indicaties aflopen en er een nieuwe Wlz-indicatie wordt afgegeven, is er voor deze cliënten niet altijd meteen plaats in een nieuwe instelling die de zorg passende bij de nieuwe indicatie gaat leveren. Deze cliënten blijven vervolgens nog op hun oude plaats zitten. Instellingen moeten dan de nieuwe prestatie, behorende bij de nieuwe indicatie, declareren. Deze (maximum) tarieven van de nieuwe prestatie dekken de kosten van de plaatsen niet altijd in de overbruggingsperiode. Om instellingen tegemoet te komen, is per 1 januari 2020 overbruggingszorg sglvg en lvg ingevoerd. Overbruggingszorg geldt alleen voor cliënten die een sglvg- of lvg-indicatie hebben gehad en waarvoor niet meteen een plaats beschikbaar is om de zorg behorende bij hun nieuwe Wlz-indicatie te ontvangen.
Het tarief dat bij overbruggingszorg hoort is een maximumtarief.
Overbruggingszorg is in eerste instantie beschikbaar voor een overbruggingsperiode van 13 weken. Overbruggingszorg mag niet meer gedeclareerd worden op het moment dat de cliënt verhuist naar een nieuwe, juiste plaats, ook als dit binnen de 13 weken gebeurt. Indien er binnen 13 weken geen juiste plaats voor de cliënt beschikbaar is, kan de overbruggingszorg eenmalig met 13 weken worden verlengd. Zorgaanbieder en zorgkantoor maken hier gezamenlijk afspraken over.
Artikel 9 Aan- en afwezigheid
Onder de voorwaarden, zoals in beschreven in dit artikel, is het mogelijk om basisprestaties te declareren bij afwezigheid van de cliënt. Het is niet toegestaan afzonderlijk afgesproken dagbesteding, vervoer van en naar dagbesteding/dagbehandeling, en afzonderlijk afgesproken behandeling te declareren bij afwezigheid van een cliënt.
Het is ook niet toegestaan om toeslagen te declareren bij afwezigheid van de cliënt, behalve de woonzorgtoeslag ghz (Z978, Z979 en Z980). De woonzorgtoeslag mag wel gedeclareerd worden bij afwezigheid.
Aan artikel 9 is per 2022 toegevoegd dat voor cliënten die in deeltijd verblijven afwezigheidsdagen mogen worden gedeclareerd. Hiermee kunnen zorgaanbieders van deeltijdverblijf de incidentele, kortdurende afwezigheid van cliënten declareren. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op ziekte, verjaardagen of begrafenissen. Het aantal te declareren afwezigheidsdagen per jaar is afhankelijk van het aantal dagen dat een cliënt volgens het vaste patroon in deeltijd verblijft.
Artikel 10 Overbruggingsperiode instroom sglvg en lvg
Aangezien het voorkomt dat een cliënt vanaf het moment van het ontvangen van de indicatie niet meteen op een plaats terecht kan waar de zorg behorende bij zijn/haar indicatie geleverd kan worden, is er in samenwerking met VWS een overbruggingsregeling tot stand gekomen. Deze overbruggingsregeling maakt het mogelijk om een periode van dertien weken sglvg- en lvg-zorg te leveren via een mpt of vpt. De periode van dertien weken kan maximaal één keer verlengd worden. Deze wijziging heeft betrekking op artikel 2.5, tweede lid van de Rlz.
Artikel 11, eerste lid, Aanvullende voorwaarde voor prestatie zzp vv-10 (palliatief terminale zorg)
De onderbouwing van de extra zorginzet, de inschatting van de levensverwachting, de geldige Wlz-indicatie en de vaststelling dat aan de overige voorwaarden is voldaan, worden opgenomen in het cliëntdossier van de zorgaanbieder. Dit ter toetsing bij de materiële controle.
Voor cliënten die thuis wonen of in een instelling verblijven, kan de prestatie vpt of zzp vv-10 worden gedeclareerd. Hiervoor gelden de voorwaarden zoals genoemd in dit artikel.
Cliënten die een mpt en/of pgb afnemen kunnen gebruik maken van de extra kosten thuis regeling (ekt) van artikel 5.3 lid 4 en 5 van de Rlz.
Het is alleen mogelijk om de prestatie vpt of zzp vv-10 te declareren wanneer de cliënt beschikt over een Wlz-indicatie. De zorgaanbieder kan, tot het overlijden van de cliënt of tot er geen sprake meer is van een terminale fase, de prestaties vpt of zzp vv-10 declareren.
Wanneer de prestatie vpt of zzp vv-10 in rekening wordt gebracht, is het niet toegestaan dat daarnaast een andere vpt of zzp op basis van het geïndiceerde zorgprofiel wordt gedeclareerd.
Artikel 11, derde lid, Palliatief terminale zorg (ptz) voor Wlz-cliënten met een zorgprofiel gehandicaptenzorg (ghz) of geestelijke gezondheidszorg (ggz)
De prestaties vpt en zzp vv-10 zijn bedoeld voor ptz Wlz-cliënten met dominante grondslag somatische en/of psychogeriatrische ziekte/aandoening. Wlz-cliënten met zorgprofiel vv (verpleging en verzorging) voldoen hier aan en de prestatie vpt of zzp vv-10 sluit hierop aan. Voor Wlz-cliënten met een zorgprofiel gehandicaptenzorg (ghz) of geestelijke gezondheidszorg (ggz) kan de ptz bekostigd worden vanuit het huidige zorgprofiel en bijbehorende prestatie maar het is ook mogelijk om hiervoor de prestatie vpt of zzp vv-10 te gebruiken. Een ghz of ggz Wlz-cliënt die terminale zorg behoeft, heeft toegang tot de prestatie vpt of zzp vv-10 wanneer de dominante grondslag een somatische en/of psychogeriatrische ziekte/aandoening wordt en wanneer de zorg voor deze cliënten overeenkomt met wat in de prestatiebeschrijving van vpt of zzp vv-10 beschreven staat. Daarnaast voldoet de ghz of ggz Wlz-cliënt aan de criteria zoals gesteld in artikel 11, eerste tot en met derde lid. Dit uitgangspunt verschilt niet van de situatie zoals onder de indicatiestelling. Het CIZ gaf een indicatie zorgprofiel vv-10 ook af voor ghz en ggz Wlz-cliënten indien deze voldeden aan de gestelde criteria.
Artikel 12 en 14 Deeltijdverblijf (dtv)
Dtv houdt in dat cliënten middels een gemiddeld vast patroon van verblijfplaats kunnen wisselen: ze wonen deels thuis en deels in een instelling. Hierdoor kunnen cliënten wennen aan het verblijf in een instelling en/of worden mantelzorgers ontzien. Uitgesloten voor dtv zijn sglvg-,lvg- en ggz-b-cliënten, de lage zzp's (zoals beschreven in het overgangsrecht) en vv-9b en vv-10.
De basis van dtv is verblijf. Er is dan ook sprake van dtv als een cliënt 3½, 4 of 4½ etmalen per week in een instelling verblijft en de rest van de etmalen thuis. Er is bewust voor deze afbakening gekozen, omdat in geval van een andere hoeveelheid etmalen er al mogelijkheden bestaan om de afwisseling tussen verblijf in een instelling en thuis te bekostigen:
-
Als een cliënt langer in een instelling verblijft dan 4½ etmalen, dan is er sprake van volledig verblijf en kan verblijf thuis geregeld worden met afwezigheidsdagen (artikel 9, tweede lid, onder d).
-
Indien een cliënt minder dan 3½ etmalen verblijft in een instelling kan afwisseling tussen instelling en thuis geregeld worden door middel van logeren.
Dtv is alleen mogelijk indien er een gemiddeld vast patroon is van verblijf in een instelling en verblijf thuis. Het gaat om een gemiddeld vast patroon dat zich tweewekelijks herhaalt, vanwege helderheid voor de cliënt, de zorgaanbieder en het zorgaanbieder. Het gemiddelde patroon moet bezien worden over een periode van 14 etmalen, waarbij er geen halve etmalen gedeclareerd kunnen worden. In een periode van 14 etmalen is er dan sprake van dtv als een cliënt gemiddeld 7, 8 of 9 etmalen in een instelling verblijft en de overige etmalen thuis is.
In artikel 14 staan de declaratiecodes voor deeltijdverblijf beschreven. Deeltijdverblijf omvat de zzp-prestaties. Om declaratie van dtv mogelijk te maken, zijn aparte codes gemaakt die bij declaratie van dtv moeten worden gebruikt. Dit impliceert dat juridisch-technisch nieuwe prestaties en tarieven worden geïntroduceerd. Dat is niet het geval; het gaat slechts om een declaratievoorschrift. De aparte declaratiecodes dragen, ondanks de verplichting tot declaratie ervan bij dtv, bij aan de vermindering van de administratieve lasten en maken declaratie van zzp en mpt in combinatie mogelijk, dat anders in de declaratiesystemen niet mogelijk is. De codes zijn om de volgende redenen noodzakelijk voor de levering van dtv:
-
Om het onderscheid tussen dtv en een reguliere zzp prestatie duidelijk te maken is samen met partijen gekozen voor afzonderlijke dtv declaratiecodes.
-
Bij dtv gelden - in tegenstelling tot de reguliere zzp prestaties – niet de regels voor mutatiedagen. Met aparte codes kan dtv worden gedeclareerd met uitsluiting van een combinatie met mutatiedagen, wat niet kan bij het declareren van zzp's.
-
Het gebruik van dtv kan hierdoor goed gemonitored worden.
-
Voor dtv gelden specifieke voorwaarden met betrekking tot de eigen bijdrage en het gemiddeld vast patroon.
-
Door dtv kunnen zorgaanbieders voor cliënten met de leveringszorg mpt ook verblijf declareren. De introductie van dtv zorgt voor een administratieve lastenverlichting bij zorgaanbieders. Zorgaanbieders hoeven niet meer administratief te switchen tussen de leveringsvorm zzp en mpt om deeltijdverblijf mogelijk te maken.
-
De tarieven voor dtv zijn afgeleid van de zzp tarieven. In de dtv tarieven houden we per 2022 echter rekening met een hoger percentage leegstand verwerkt in de nhc en nic. Waar bij de zzp-prestaties een percentage van 3% leegstand verwerkt is in de tarieven, gaan we bij deeltijdverblijf uit van een percentage van 18%.
-
De nic-bedragen van dtv ggz-wonen (H401 t/m H405) zijn opgehoogd voor roerende voorzieningen, die voor rekening van de Wlz komen. Deze ophoging (correctie) was in 2020 al doorgevoerd in de nic van de overige Wlz-prestaties (zzp's en dtv's zonder behandeling).
Bij deeltijdverblijf ziet de cliënt af van het aanvragen van structurele logeeropvang binnen het mpt. Incidentele logeeropvang blijft mogelijk voor de cliënt (ook als de cliënt kiest voor dtv). Het is echter niet mogelijk om in dezelfde periode dtv en logeren te declareren. De dtv-prestaties kunnen niet gecombineerd worden met mutatiedagen.