Onderwerp: Bezoek-historie

Informatiekaart wachttijden ggz juli 2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Inleiding

Alle inwoners van Nederland hebben recht op tijdige en passende zorg, als ze deze nodig hebben. Dat geldt natuurlijk ook voor de geestelijke gezondheidszorg (ggz).

Bij het effectief aanpakken van de toegankelijkheidsproblematiek in de ggz is betrouwbaar inzicht in de aard, omvang en ontwikkeling van het probleem een essentiële randvoorwaarde. Dit inzicht in wachttijden en het aantal wachtenden helpt om te bepalen waar eventuele knelpunten zitten. En hoe deze het best kunnen worden aangepakt.

Vooraf: treeknormen

Met betrekking tot de wachttijden in de ggz gelden zogenoemde treeknormen. Deze treeknormen beschrijven de door het veld als maximaal aanvaardbaar beschouwde wachttijden. Voor zowel de basis-ggz als de gespecialiseerde ggz gaat het om 4 weken voor de aanmeldwachttijd, en 10 weken voor de behandelwachttijd. De maximaal aanvaardbare totale wachttijd bedraagt daarmee 14 weken.

Aantal wachtenden

Ggz-aanbieders met meer dan tien zorgverleners leveren naast hun wachttijden ook het aantal mensen aan dat bij hen op de wachtlijst staat. Het betreft twee verschillende soorten aantallen. In de eerste plaats gaat het om het actuele aantal wachtenden. Dit zijn zorgvragers die op het moment van het aanleveren van de wachttijd wachten op een aanmeldgesprek dan wel op een behandeling. Naast de actuele aantallen leveren zorgaanbieders ook retrospectieve aantallen aan. Deze 'instroomcijfers' halen ggz-aanbieders uit hun systemen door na te gaan met hoeveel zorgvragers een aanmeldgesprek heeft plaatsgevonden en hoeveel patiënten in behandeling zijn genomen. Dit zijn ook de cijfers die veel ggz-aanbieders gebruiken om hun gemiddelde wachttijden te berekenen.

De cijfers zoals die met deze informatiekaart worden gedeeld, zijn gebaseerd op de cijfers zoals die door ggz-aanbieders bij Vektis zijn aangeleverd. De ggz-aanbieders die hun gegevens hebben aangeleverd zijn samen goed voor ongeveer 85% van de totale ggz-markt (gebaseerd op de cijfers van de maand mei 2022). Op basis hiervan kunnen we betrouwbare uitspraken doen over (de ontwikkeling van) de wachttijden. Omdat het bij het aantal wachtenden, anders dan bij de wachttijden, niet gaat om gemiddelden maar om absolute aantallen, is hier een kanttekening op zijn plaats. De gerapporteerde aantallen zijn de aantallen zoals die door ggz-aanbieders (met meer dan tien zorgverleners) zijn aangeleverd. Dit betekent dat niet-aangeleverde aantallen niet worden meegeteld. Daarmee is er sprake van een (hoogstwaarschijnlijk) kleine onderschatting van het probleem. Extrapoleren vanuit het marktaandeel van de ggz-aanbieders die wel aanleveren zou naar alle waarschijnlijkheid een overschatting van de problematiek opleveren. Dit omdat de grotere instellingen bovengemiddeld aanleveren, en juist deze groep instellingen te kampen heeft met relatief lange wachttijden en -lijsten. Gezien het hoge aanleverpercentage hebben we ervoor gekozen om deze informatiekaart te baseren op de aangeleverde aantallen.

Actueel aantal wachtenden

Begin dit jaar bleken ruim 85.000 mensen in Nederland te wachten op geestelijke gezondheidszorg. Bijna 40.000 daarvan moesten langer dan de treeknorm wachten. Op dit moment gaat het in totaal om ruim 80.000 wachtenden, waarbij ruim 41.000 langer dan de treeknorm moeten wachten (gebaseerd op de cijfers voor de maand mei 2022). Ongeveer 64% van de wachtenden op een aanmeldgesprek en ruim 30% van de wachtenden op een behandeling wacht langer dan de treeknorm. Een half jaar geleden ging het nog om ongeveer 55% (aanmeldgesprek) en een kleine 30% (behandeling). Kortom, we zien dat er weliswaar minder wachtenden zijn, maar dat er langer moet worden gewacht. Van alle wachtenden moest eind 2021 ongeveer 47% langer dan de treeknorm wachten. Dit percentage is in mei 2022 gegroeid naar 51,8%.

Tabel 1: Landelijk actueel aantal wachtenden mei 2022

Aanmeld

Behandel

Totaal

Periode

Binnen treek

Buiten treek

Totaal

Binnen treek

Buiten treek

Totaal

Binnen treek

Buiten treek

Totaal

2021-05-01

20267

29301

49568

20010

7808

27878

40277

37169

77446

2021-12-01

23857

31091

54948

20626

8613

29239

44484

39704

84187

2022-05-01

18038

32585

50623

20732

9150

29882

38770

41735

80505

Instroom

Ggz-aanbieders leveren de actuele aantallen wachtenden op ondernemingsniveau aan. En dus niet per vestiging. Dit heeft er onder andere mee te maken dat verschillende ggz-aanbieders gebruikmaken van een centrale intake. Samen met de relevante veldpartijen verkennen we momenteel de mogelijkheden om ook de actuele aantallen wachtenden alsnog regionaal uit te splitsen. Daarom kunnen we op dit moment de actuele wachtenden niet naar regio uitsplitsen. Zouden we dit wel doen, dan zouden de aantallen van een grote, landelijk opererende ggz-aanbieder bij één regio meetellen. Dit zou een sterk vertekend en daarmee onbetrouwbaar beeld opleveren. De actuele aantallen wachtenden kunnen evenmin naar diagnose worden uitgesplitst. Dit heeft dan weer te maken met het feit dat bij deze groep vaak nog geen (betrouwbare) diagnose is gesteld.

Uitsplitsingen naar diagnose en regio leveren voor zorgverzekeraars, ggz-aanbieders, verwijzers en cliënten/patiënten uiteraard wel relevante sturingsinformatie op. Daarom leveren ggz-aanbieders (met meer dan tien zorgverleners) naast hun actuele aantallen maandelijks ook retrospectieve aantallen aan. Deze aantallen worden ook wel de 'instroomcijfers' genoemd. Bij deze instroomcijfers is uitsplitsing naar diagnose en regio wel mogelijk.

In Figuur 1 zien we de instroomcijfers per hoofddiagnose, met de hoogste instroom in de basis-ggz, neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en depressie. Iets minder dan de helft van het aantal ingestroomde cliënten kon binnen de treeknorm voor een aanmeldgesprek terecht. En qua behandeling gold dit voor het overgrote merendeel van de wachtenden.

Figuur 2 geeft een overzicht van de instroomcijfers per regio. De grootste instroomaantallen zien we in de regio's Utrecht, Noord-Holland-Noord, Amsterdam en Rotterdam.

Figuur 1: Instroom per hoofddiagnose mei 2022

Instroom per hoofddiagnose mei 2022

Figuur 2: Instroom per regio mei 2022

Instroom per regio mei 2022

Wachttijden

Naast hun aantallen wachtenden leveren ggz-aanbieders (ook aanbieders met tien of minder zorgverleners) hun wachttijden aan. Dit stelt ons in staat om over de wachttijden ook trends te rapporteren. In deze informatiekaart beperken we ons tot de ontwikkeling van de gemiddelde wachttijden in de eerste maanden van kalenderjaar 2022. Dit heeft te maken met het feit dat de ggz per 1 januari van dit jaar is overgegaan op een nieuw diagnose-classificatiesysteem (van DSM-IV naar DSM-5). Als gevolg van deze overgang werken we met nieuwe diagnosegroepen. Hierdoor zijn de cijfers over 2022 niet meer vergelijkbaar met de cijfers uit eerdere jaren.

Figuur 3: Verloop landelijke wachttijden per diagnose in de tijd

Verloop landelijke wachttijden per diagnose in de tijd

Figuur 3 toont het verloop van de landelijke wachttijden per diagnose. Tussen maart en april daalden de wachttijden voor enkele diagnosegroepen. Deze daling zet echter niet door. Overkoepelend zitten de wachttijden inmiddels weer op hetzelfde niveau of – vaker – hoger dan de wachttijden van begin dit jaar.

Figuur 4: Gemiddelde totale wachttijden in weken, per diagnosehoofdgroep en per regio (mei 2022)

Gemiddelde totale wachttijden in weken, per diagnosehoofdgroep en per regio. (mei 2022)

Figuur 4, tot slot, geeft een overzicht van de regionale wachttijden per diagnosegroep. Dit overzicht legt eventuele regionale knelpunten bloot. Daarmee biedt het overzicht aanknopingspunten voor regionale taskforces, eventuele regionale transfertafels en de regionale versnellers.

Tot slot: dubbelwachtenden en voorkeurswachtenden

Ggz-aanbieders zijn verplicht om maandelijks hun wachttijden aan te leveren. Voor ggz-aanbieders met meer dan tien zorgverleners geldt daarnaast de verplichting om maandelijks ook hun aantallen wachtenden aan te leveren. De cijfers met betrekking tot het aantal wachtenden zijn enerzijds een onderschatting van de toegankelijkheidsproblematiek omdat het absolute cijfers betreft die gebaseerd zijn op de gegevens zoals die zijn aangeleverd (en deze gegevens zijn samen goed voor ongeveer 85% van de ggz-markt). Anderzijds bieden de cijfers een overschatting van de problematiek, omdat de gegevens niet zijn geschoond van eventuele dubbelwachtenden. Dit zijn wachtenden die voor dezelfde zorgvraag op meer dan één wachtlijst staan.

Het in kaart brengen van het aantal dubbelwachtenden is buitengewoon ingewikkeld. Zo weten ggz-aanbieders weliswaar wie er bij hen op de wachtlijst staan, maar ze weten niet of hun wachtenden (voor dezelfde zorgvraag) ook op andere wachtlijsten staan. Om te achterhalen of zorgvragers voor dezelfde zorgvraag op meerdere wachtlijsten staan, zouden data met betrekking tot patiëntnummers en zorgvragen (diagnose, vervolgbehandeling of dubbeldiagnose) moeten worden gedeeld. Vanwege de privacy van zorgvragers mogen ggz-aanbieders dit echter niet (zomaar) doen. Daarnaast blijkt het in de praktijk nauwelijks mogelijk om zorgvragers die voor dezelfde zorgvraag op verschillende wachtlijsten staan te onderscheiden van zorgvragers die voor verschillende zorgvragen op verschillende wachtlijsten staan. Kortom, nog los van de vraag in hoeverre deze exercities op een betrouwbare manier praktisch uitvoerbaar zijn, zouden de administratieve lasten onevenredig hoog zijn.

Vanwege deze en andere obstakels besloot de NZa op basis van een uitgebreide evaluatie vorig jaar om ggz-aanbieders niet ook nog landelijk te verplichten om aantallen dubbelwachtenden aan te leveren. In plaats daarvan gaf de NZa organisatieadviesbureau BDO opdracht om het aantal dubbelwachtenden in de ggz inzichtelijk te maken, rekening houdend met de genoemde obstakels. BDO raadpleegde een representatief panel van wachtenden in de ggz. In totaal vulden bijna 450 personen met een ggz-gerelateerde zorgvraag die bij een of meerdere ggz-aanbieders op de wachtlijst staan voor diagnose/intake in de periode mei 2021 tot mei 2022 een vragenlijst in. Uit het onderzoek komt naar voren dat ongeveer één op de vijf wachtenden in de ggz voor dezelfde zorgvraag op meerdere wachtlijsten staat. Van deze dubbelwachtenden staat 82% op twee wachtlijsten, en 15% zelfs op drie. Deze bevindingen helpen om de precieze aard en omvang van de toegankelijkheidsproblematiek in de ggz nog beter te duiden. Ze onderstrepen daarnaast het belang van regionale transfermechanismen, waarbij bestaande wachtlijsten worden opgeschoond. Eerdere opschoonacties bleken ook al succesvol. Zie bijvoorbeeld ons magazine 'Weet wie op je wachtlijst staat'.

Naast dubbelwachtenden zijn er ook voorkeurswachtenden. Een voorkeurswachtende is een zorgvrager die vanwege een voorkeur voor een specifieke zorgaanbieder, behandeling en/of behandelaar er bewust voor kiest om langer dan de treeknorm te wachten terwijl er elders sneller plek is. Met hulp van MIND voerde de NZa een kwalitatief onderzoek uit naar het fenomeen 'voorkeurswachtende in de ggz'. Belangrijkste doel van het onderzoek was om dit fenomeen beter te kunnen duiden. Hoe en waarom wordt iemand een 'voorkeurswachtende'? Uit het onderzoek blijkt dat het theoretisch concept 'voorkeurswachtende' in de praktijk heel gelaagd is en genuanceerd ligt. Natuurlijk zijn er zorgvragers die het niet erg vinden om te wachten op zorg, of zelfs juist vragen om wat langer te mogen wachten, bijvoorbeeld omdat ze op vakantie gaan of andere gebeurtenissen willen afwachten, zonder dat ze door dit wachten extra lijden. Deze zorgvragers zouden we kunnen kwalificeren als 'voorkeurswachtenden' (al moet er dan strikt genomen ook langer dan de treeknorm worden gewacht). Maar het overgrote merendeel van de wachtenden beschouwt hun eigen wachten niet als een vrijwillige of bewuste keuze. Bijvoorbeeld omdat ze ervan overtuigd zijn dat er simpelweg geen passende alternatieven zijn en/of omdat ze überhaupt niet op de hoogte zijn van mogelijke alternatieven. Het onderzoek toont uiteindelijk vooral aan dat het van belang is dat wachtenden door huisartsen en ggz-aanbieders actief of actiever worden gewezen op de mogelijkheid van zorgbemiddeling door de zorgverzekeraar en, als ze er zijn, bijvoorbeeld op het bestaan van regionale transfertafels. Zeker als zorgvragers langer dan de treeknorm moeten wachten, zouden zij hierover altijd op een voor hen bruikbare manier geïnformeerd moeten worden.

Naar boven