Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel handhaving openbaarmaking jaarverantwoording over het overgangsjaar 2021 -TH/BR-034
Geldigheid:01-01-2022 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel Handhaving openbaarmaking jaarverantwoording over het overgangsjaar 2021 - TH/BR-034

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) beleidsregels op met betrekking tot de volgende haar toekomende of onder haar verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheden.

De NZa houdt op grond van artikel 16, sub e van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) toezicht op de naleving van artikel 40b, Wmg. Artikel 40b Wmg voorziet in de verplichting voor een zorgaanbieder om zich jaarlijks voor 1 juni te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:

Andere informatie betreffende de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder: specifieke informatie inzake gegevens betreffende de organisatiestructuur, bestuursstructuur, exploitatiekosten en bedrijfsvoering van de zorgaanbieder, als bedoeld in artikel 1, sub g, Regeling verslaggeving WTZi.

Beschikking: een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid Awb.

Bub WMG: Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG.

NZa: Nederlandse Zorgautoriteit.

CIBG: uitvoeringsorganisatie die valt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau.

Combinatie-instelling: een zorgaanbieder die tevens

1) een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling als bedoeld in de Jeugdwet is of;

2) een Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is.

Grote zorgaanbieder: een zorgaanbieder die niet voldoet aan de criteria van een micro of kleine zorgaanbieder en derhalve een grote organisatie in de zin van de Regeling verslaggeving WTZi is.

IGJ: Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Jaarverantwoording: de jaarverantwoording als bedoeld in artikel 40b, tweede lid, Wmg.

Kleine zorgaanbieder: een zorgaanbieder wordt, ingevolge artikel 3, onderdeel g, van de Regeling verslaggeving WTZi aangemerkt als kleine zorgaanbieder indien de zorgaanbieder op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien, heeft voldaan aan twee of meer van de volgende eisen:

  • de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan €6.000.000;

  • de netto-omzet over het verslagjaar bedraagt niet meer dan €12.000.000;

  • het gemiddeld aantal werknemers over het verslagjaar bedraagt minder dan 50.

Micro-zorgaanbieder: een zorgaanbieder wordt, ingevolge artikel 3, onderdeel e, van de Regeling verslaggeving WTZi aangemerkt als micro- zorgaanbieder indien de zorgaanbieder op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien, heeft voldaan aan twee of meer van de volgende eisen:

  • de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan €350.000;

  • de netto-omzet over het verslagjaar bedraagt niet meer dan € 700.00;

  • het gemiddeld aantal werknemers over het verslagjaar bedraagt minder dan 10.

Overgangsjaar: de jaarverantwoording over het verslagjaar 2021, waarin het bepaalde in de Regeling verslaggeving WTZi, zoals die regeling luidde op 31 december 2021, overeenkomstig van toepassing is verklaard op grond van artikel 16 van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG.

Regeling openbare jaarverantwoording WMG: Regeling, zoals vermeld in artikel 40b, tweede en derde lid, Wmg.

Regeling verslaggeving WTZi: Regeling verslaggeving WTZi, zoals deze regeling luidde op 31 december 2021.

Uitvoeringsbesluit WTZi: Uitvoeringsbesluit WTZi, zoals dit besluit luidde op 31 december 2021.

Vereenvoudigde jaarverantwoording: een vereenvoudigde jaarverantwoording is van toepassing voor micro-zorgaanbieders en betreft een vereenvoudigde jaarverslaggeving (zonder accountantsverklaring) en specifieke informatie op grond van de Regeling verslaggeving WTZi (vereenvoudigde vragenlijst, zoals opgenomen in bijlage 2 van de voornoemde Regeling). De balans- en resultatenrekening bevat ten minste de posten die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de Regeling verslaggeving WTZi. Micro-zorgaanbieders kunnen zich op deze wijze vereenvoudigd verantwoorden.

Verslagjaar: het verslagjaar, zoals is bedoeld in deze beleidsregel en de Regeling verslaggeving WTZi, is altijd gelijk aan een kalenderjaar.

Volledige jaarverantwoording: een volledige jaarverantwoording is van toepassing op kleine en grote zorgaanbieders en betreft een jaarverslaggeving als bedoeld in bijlage 1 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving, met een controleverklaring als bedoeld in artikel 2 en artikel 2a van de Regeling verslaggeving WTZi, dan wel een beoordelingsverklaring, als bedoeld in artikel 3, sub g van de Regeling verslaggeving WTZi. Voorts is specifieke informatie vereist op grond van bijlage 2 van de Regeling verslaggeving WTZi (de zogenaamde uitgebreide vragenlijst). Kleine en grote zorgaanbieders dienen zich op deze wijze volledig te verantwoorden.

Wmg: Wet marktordening gezondheidszorg.

WTZi: Wet toelating zorginstellingen, zoals die wet luidde op 31 december 2021.

Zorg: Zorg zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, sub b, onder 1 Wmg.

Zorgaanbieder: De zorgaanbieder, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 40b, zesde lid, Wmg.

Artikel 2 Doel van de beleidsregel

Het doel van deze beleidsregel is om vast te leggen op welke wijze de NZa in het overgangsjaar (verslagjaar 2021) toeziet op de naleving van de verplichting van zorgaanbieders om een jaarverantwoording openbaar te maken. Ook beschrijft deze beleidsregel de wijze waarop de NZa deze verplichting handhaaft en hoe zij daarbij de haar in hoofdstuk 6 van de Wmg toegekende bevoegdheden inzet.

Artikel 3 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub c en 40b, zesde lid, Wmg. Op grond van artikel 2, lid 2 Wmg jo artikel 5b Bub WMG blijft artikel 40b Wmg buiten toepassing voor zorgaanbieders waarop op het onmiddellijk aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders voorafgaand tijdstip, de artikelen 15 en 16 WTZi niet van toepassing waren.

Artikel 4 Toezicht op de verplichting een jaarverantwoording openbaar te maken

1. De NZa houdt toezicht op de naleving van de verplichting van artikel 40b, eerste lid, Wmg. Op grond van voornoemd artikel dient een zorgaanbieder jaarlijks vóór 1 juni een jaarverantwoording openbaar te maken. Ter uitvoering van haar toezichtstaak ontvangt de NZa van het CIBG een overzicht van zorgaanbieders die op 31 december 2021 beschikte over een toelating als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet toelating zorginstellingen en behoren tot de in artikel 2.1, vijfde lid van het Uitvoeringsbesluit WTZi (oud) genoemde categorieen van zorgaanbieders, alsmede Regionale ambulancevoorzieningen als bedoeld in de Wet ambulancezorgvoorzieningen, als ook een overzicht waarin is vermeld welke zorgaanbieders aan de openbaarmakingsverplichting hebben voldaan.

2. Kleine en grote zorgaanbieders dienen binnen de gestelde termijn zorg te dragen voor een volledige jaarverantwoording over het overgangsjaar. Deze verantwoording dient te voldoen aan de gestelde voorschriften in de Regeling verslaggeving WTZi.

3. Micro-zorgaanbieders dienen binnen de gestelde termijn zorg te dragen voor een vereenvoudigde jaarverantwoording over het overgangsjaar. Deze verantwoording dient te voldoen aan de gestelde voorschriften in de Regeling verslaggeving WTZi.

4. De NZa controleert ten aanzien van de zorgaanbieders, vermeld in het tweede en derde lid, de procedurele en materiële nakoming van de jaarverantwoording, overeenkomstig de bepalingen van de Regeling verslaggeving WTZi, zoals die regeling luidde op 31 december 2021.

Artikel 5 Handhaving

1. Indien een zorgaanbieder artikel 40b, eerste lid, Wmg niet naleeft, kan de NZa een last onder dwangsom opleggen. Alvorens een last onder dwangsom op te leggen aan de zorgaanbieder stelt de NZa in beginsel middels een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom de zorgaanbieder in de gelegenheid om aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een last onder dwangsom.

2. De NZa legt een last onder dwangsom op aan een zorgaanbieder in het geval hij op het einde van de termijn die is gesteld in het voornemen tot het opleggen van de last onder dwangsom nog steeds niet (volledig) aan de verplichting van artikel 40b Wmg heeft voldaan en de eventuele zienswijze geen grondslag biedt om van de last onder dwangsom af te zien.

3. De begunstigingstermijn van de last onder dwangsom bedraagt vier kalenderweken.

4. De verbeuringstermijn -van de last onder dwangsom bedraagt tien kalenderweken. Voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder, die gehouden is een volledige jaarverantwoording openbaar te maken niet aan haar verplichtingen heeft voldaan wordt een last van € 1.000,- per kalenderweek opgelegd, met een maximum van € 10.000,-.

5. Indien de zorgaanbieder gehouden is een vereenvoudigde jaarverantwoording openbaar te maken bedraagt, in afwijking van het voorgaande lid de last € 500,- per kalenderweek, met een maximum van € 5000,-.

6. Alvorens een tweede last onder dwangsom op te leggen ter aanmaning van de zorgaanbieder om te voldoen aan de verplichting van artikel 40b Wmg, stelt de NZa middels een tweede voornemen last onder dwangsom de zorgaanbieder in de gelegenheid om aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een last onder dwangsom.

7. Indien een zorgaanbieder na het opleggen van de last onder dwangsom bedoeld het tweede lid niet voldoet aan artikel 40b Wmg, legt de NZa een tweede last onder dwangsom op.

8. De begunstigingstermijn van de tweede last onder dwangsom bedraagt vier kalenderweken.

9. De verbeuringstermijn bedraagt tien kalenderweken. Voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder niet aan haar verplichtingen heeft voldaan wordt een last van € 2.500,- per kalenderweek opgelegd, met een maximum van € 25.000,-.

10. Indien de zorgaanbieder gehouden is een vereenvoudigde jaarverantwoording openbaar te maken bedraagt, in afwijking van het voorgaande lid de tweede last € 1.250,- per week, met een maximum van € 12.5000,-.

 

11. Alvorens over te gaan tot invordering van verbeurde dwangsommen stelt de NZa de zorgaanbieder in de gelegenheid een zienswijze af te geven.

12. Inning en incasso van verbeurde dwangsommen geschiedt door het CJIB, namens de NZa.

Artikel 6 Publicatie sancties

1. De NZa kan, overeenkomstig wet- en regelgeving en haar daarop gebaseerde beleid inzake openbaarmaking, handhavingsbesluiten openbaar maken door publicatie op haar website.

Artikel 7 Inwerkingtreding / Bekendmaking

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, zal deze beleidsregel in de Staatscourant worden geplaatst. De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Handhaving jaarverantwoording over het overgangsjaar 2021.

TOELICHTING

Algemeen

Verantwoording hoort bij een professionele bedrijfsvoering en bevordert een transparante zorgsector. Een transparante zorgsector zorgt voor maatschappelijke controle op en bewustwording bij het bestuur van de zorgaanbieder. Met een goede verantwoording kan het publiek (waaronder toezichthouders, beleidsmakers, partijen in de zorg, organisaties belast met wetenschappelijk onderzoek) kennis nemen van de besteding van collectieve middelen en op basis hiervan acteren.

Per 1 januari 2022 heeft de NZa de taak om toe te zien op zorgaanbieders die op grond van artikel 40b Wmg gehouden zijn uiterlijk voor 1 juni hun jaarverantwoording openbaar te maken. Dit zijn in het overgangsjaar kortgezegd de zorgaanbieders die op grond van de Regeling verslaggeving WTZi gehouden zijn hun jaarverantwoording openbaar te maken. De NZa heeft met de IGJ afgesproken dat de handhaving van de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de aanlevering van de jaarverantwoording door combinatie-instellingen in beginsel door de NZa zal plaatsvinden.

Overgangsjaar (verslagjaar 2021)

Het verslagjaar 2021 is een overgangsjaar. In dit jaar gelden nog de oude verslaggevingsregels van de WTZi en daarop gebaseerde regelgeving en is de doelgroep die openbaarmakingsplichtig was onder de WTZi dat ook over het verslagjaar 2021. Hiervoor is een overgangsbepaling opgenomen in artikel 16, van de de Regeling openbare jaarverantwoording WMG. Op grond van deze bepaling geldt dat voor het boekjaar 2021 de jaarverantwoording overeenkomstig de bepalingen van de Regeling verslaggeving WTZi, zoals die regeling luidde op 31 december 2021, plaatsvindt.

Per verslagjaar 2022 zal dit wijzigen en gaan aanvullende inhoudelijke regels op grond van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG gelden op het gebied van de openbare jaarverantwoording en wordt de doelgroep uitgebreid naar in beginsel alle zorgaanbieders in de zin van de Wmg. Dienovereenkomstig zal ook het beleid van de NZa per 2022 worden vormgegeven.

Met betrekking tot het overgangsjaar is er de mogelijkheid om zowel vereenvoudigd als volledig een openbare jaarverantwoording aan te leveren. In het overgangsjaar kunnen zorgaanbieders die micro-zorgaanbieder zijn en voldoen aan de in artikel 2:395a, eerste lid, onderdelen a tot en met c, BW genoemde vereisten zich voor de laatste keer vereenvoudigd verantwoorden zonder een accountantscontrole. In verslagjaar 2022 zal dit niet meer mogelijk zijn.

Uitoefening van het toezicht

Het toezicht op artikel 40b Wmg, omvat het toezicht op de tijdige, volledige en juiste aanlevering van de jaarverantwoording door zorgaanbieders. Tijdig wil zeggen dat de zorgaanbieder uiterlijk 1 juni van het jaar volgend op het verslagjaar zijn jaarverantwoording openbaar maakt via de in artikel 13 van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG beschreven elektronische wijze.

De NZa legt een last onder dwangsom op aan een zorgaanbieder wanneer de zorgaanbieder binnen de termijn die is gesteld in het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom nog steeds niet (volledig) aan de verplichtingen van de jaarverantwoording heeft voldaan en de eventuele reactie op het voornemen geen grondslag biedt om van de last onder dwangsom af te zien. De last onder dwangsom wordt per aangetekende post verstuurd aan de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft dan (vanaf de dag na dagtekening van de last onder dwangsom) nogmaals vier kalenderweken de tijd om aan haar verplichtingen te voldoen (begunstigingstermijn). Na deze vier kalenderweken begint een termijn van maximaal tien kalenderweken te lopen (verbeuringstermijn). Voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, wordt bij het nalaten van het indienen van een volledige jaarverantwoording een last van € 1.000,- per week opgelegd, met een maximum van € 10.000,-. Bij het nalaten van het indienen van een vereenvoudigde jaarverantwoording bedraagt de last € 500,- per week, met een maximum van € 5000,-. Na afloop van de tienwekentermijn wordt door middel van een invorderingsbeschikking, die eveneens per aangetekende post wordt verstuurd, de last geïncasseerd.

Indien een zorgaanbieder na het opleggen van de eerste last onder dwangsom en de invorderingsbeschikking die daarop volgde nog altijd niet de jaarverantwoording heeft gedeponeerd kan worden opgetreden met een tweede last onder dwangsom. De tweede last onder dwangsom bedraagt bij volledig verantwoorden € 2.500,- per kalenderweek, met een maximum van € 25.000,-. Bij vereenvoudigde jaarverantwoording bedraagt deze € 1.250,- per kalenderweek, met een maximum van € 12.500,-. Het proces bij de tweede last onder dwangsom verloopt hetzelfde als bij de eerste last onder dwangsom. Er wordt aangevangen met het voornemen, daarop volgt de last onder dwangsom, waarop uiteindelijk een invorderingsbeschikking volgt. De bedragen die verbeurd kunnen worden zijn echter hoger, om de zorgaanbieder extra te bewegen om alsnog de jaarverantwoording te deponeren.

Het handhavingsproces zoals beschreven in deze beleidsregel is tot stand gekomen met inachtneming van de handhavingspraktijk van de IGJ. Het omvat meerdere stappen en meerdere brieven, die mogelijk gelijk lopende en afwijkende termijnen kennen. Om helder aan te geven wat de NZa met een brief of beschikking beoogt, wordt bij elke brief of beschikking door middel van een heldere benaming aangegeven in het kader van welke stap van het handhavingsproces de betreffende brief of beschikking verstuurd wordt.

Tegen een beschikking staat bezwaar en beroep open. Dit geldt voor bijvoorbeeld de beschikking last onder dwangsom en de invorderingsbeschikkingen. Bezwaar en beroep staat niet open tegen een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. Met het voornemen wordt de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een last onder dwangsom.

Mocht ondanks het opleggen van een last onder dwangsom de overtreding van de zorgaanbieder voortduren, dan kan de NZa overwegen om een onderzoek te starten naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van de bedrijfsvoering op grond van artikel 40a, Wmg. Op grond van artikel 85, van de Wmg, kan de NZa tevens een bestuurlijke boete opleggen voor overtreding van artikel 40b, Wmg. In dit verband volgt de NZa haar eigen beleid inzake het opleggen van boetes. Daarnaast is artikel 40b, Wmg, opgenomen in de Wet op de economische delicten, hetgeen overtreding een delict maakt en eventueel kan leiden tot een strafrechtelijk onderzoek.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Doel van de beleidsregel

In deze beleidsregel geeft de NZa aan op welke wijze zij uitvoering geeft

aan haar taak om toe te zien op de tijdige, volledige en juiste deponering van de jaarverantwoording, en op welke wijze zij die verplichting van zorgaanbieders handhaaft. Vanuit de toepasselijke wet- en regelgeving geeft de NZa bij de handhaving van het overgangsjaar in beginsel prioriteit aan handhaving van de tijdigheid van de deponering van de jaarverantwoording. Daarnaast kan de NZa risicogestuurd de inhoud van de openbare jaarverantwoording controleren op volledigheid en juistheid.

Artikel 3 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub c, onderdeel 1 en 40b, zesde lid, Wmg. De eis van een openbare jaarverantwoording op grond van artikel 40b Wmg geldt in beginsel voor alle zorgaanbieders die onder de reikwijdte van de Wmg vallen. Op deze reikwijdte zijn in artikel 5a Bub Wmg uitzonderingen aangebracht. Een specifieke uitzondering voor het overgangsjaar voor een aantal zorgaanbieders is neergelegd in artikel 5b Bub Wmg.

Op grond van artikel 5b Bub WMG is artikel 40b buiten toepassing voor zorgaanbieders waarop op het onmiddellijk aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders voorafgaand tijdstip, de artikelen 15 en 16 van de WTZi niet van toepassing waren. Deze overgangsbepaling is van toepassing op zorgaanbieders die op grond van de WTZi niet hoefden te verantwoorden, maar die op grond van artikel 40b Wmg wel jaarverantwoordingsplichtig zouden zijn geworden. Per 1 januari 2023 vervalt deze uitzondering en vallen deze categorieen van zorgaanbieders wél weer onder de reikwijdte van artikel 40b Wmg.

Voor het overgangsjaar geldt derhalve dat de zorgaanbieders die op grond van de Regeling verslaggeving WTZi, zoals die wet luidde op 31 december 2021, gehouden zijn hun jaarverantwoording openbaar te maken. Kort gezegd betekent dit dat in het overgangsjaar de zorgaanbieders die op 31 december 2021 beschikten over een toelating bedoeld in artikel 5, eerste lid van de WTZi en de in artikel 2.1, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit WTZi genoemde categorieen van zorgaanbieders, alsmede Regionale ambulancevoorzieningen bedoeld in

de Wet ambulancezorgvoorzieningen, onder de reikwijdte van deze beleidsregel vallen.

Over het toepassingsbereik van deze beleidsregel op combinatie-instellingen wordt het volgende opgemerkt.

De IGJ is belast met de handhaving van de tijdigheid, juistheid en volledigheid van de aanlevering van de jaarverantwoording door een jeugdhulpaanbieder of VeiligThuis-organisatie. Ook is de IGJ belast met het toezicht op de nakoming van de verslagleggingsplicht door combinatie-instellingen in het kader van de maatschappelijke verantwoording volgens artikel 4.3.1 Jeugdwet en artikel 4.2.10 Wmo 2015. Met de IGJ is afgesproken dat de NZa de handhaving van de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de aanlevering van de jaarverantwoording door combinatie-instellingen in beginsel op zich neemt. Dit zijn zorgaanbieders die ook jeugdhulp verlenen, gecertificeerde instelling of VeiligThuis-organisatie zijn.

Artikel 4 Toezicht op de verplichting een jaarverantwoording openbaar te maken

Het CIBG maakt een overzicht van zorgaanbieders die op 31 december 2021 een toelating als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet toelating zorginstellingen hebben en behoren tot de in artikel 2.1, vijfde lid van het Uitvoeringsbesluit WTZi (oud), zoals die luidde op 31 december 2021, alsmede de Regionale Ambulancevoorzieningen, als ook een overzicht waarin is vermeld welke zorgaanbieders uiterlijk voor 1 juni aan de openbaarmakingsverplichting hebben voldaan.

De NZa en IGJ hebben afgesproken een toezicht- en handhavingsbeleid te hanteren waarin dezelfde stappen gezet worden. In samenwerkingsafspraken tussen de IGJ en de NZa is onder meer vastgelegd dat wanneer de jaarverantwoording ten onrechte terecht komt bij de ene toezichthouder, de gegevens onverwijld worden doorgestuurd naar de andere toezichthouder. Dit bevordert consistent handelen richting zorgaanbieders, jeugdhulpverleners, gecertificeerde instellingen, Veilig Thuis-organisaties en de zorgaanbieders die combinatie-instelling zijn.

Anders dan de NZa komt de IGJ niet de bevoegdheid toe een herstelsanctie op te leggen in de vorm van een aanwijzing. Daarom is in dit handhavingsbeleid niet voorzien in het opleggen van aanwijzingen door de NZa, maar in een last onder dwangsom. Het opleggen van een last onder dwangsom wordt voorafgegaan door een herinnering en vervolgens een voornemen last onder dwangsom. Deze stappen zorgen voor een proportioneel handhavingsbeleid.

Artikel 5 Handhaving

Het handhavingsproces

In artikel 6 van de beleidsregel is het handhavingsproces weergegeven. Voor de datum van 1 juni, onderneemt de NZa verschillende stappen – naast generieke bekendmaking van de regelgeving en toelichtingen daarop door het ministerie van VWS – richting zorgaanbieders om hen te helpen te voldoen aan de jaarverantwoordingsplicht van artikel 40b Wmg. In de maand november stuurt het CIBG een infobulletin. In de maand april, dan wel mei, voorafgaand aan de uiterste datum van aanlevering, stuurt de NZa in samenwerking met de IGJ een e-mail aan de betrokken zorgaanbieders ter herinnering aan de openbaarmakingsverplichting. Indien op 1 juni, zoals hiervoor bedoeld, de openbare jaarverantwoording van het verslagjaar daarvoor nog niet volledig is gedeponeerd, wordt een aangetekende brief ter attentie van de zorgaanbieder gestuurd met een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. Wanneer de zorgaanbieder binnen de gestelde termijn van de brief alsnog de jaarverantwoording volledig en juist deponeert heeft dat geen verdere consequenties.

De NZa legt een last onder dwangsom op aan een zorgaanbieder wanneer de zorgaanbieder na vier kalenderweken nog steeds niet (volledig) aan de verplichtingen van de jaarverantwoording heeft voldaan en de eventuele reactie op het voornemen geen grondslag biedt om van de last onder dwangsom af te zien. De last onder dwangsom wordt per aangetekende post verstuurd aan de zorgaanbieder ter attentie van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft dan (vanaf de dag na dagtekening van de last onder dwangsom) nogmaals vier kalenderweken de tijd om aan haar verplichtingen te voldoen (begunstigingstermijn). Na deze vier kalenderweken begint een termijn van maximaal tien kalenderweken te lopen (verbeuringstermijn). Voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, wordt bij het nalaten van het indienen van een volledige openbare jaarverantwoording een last van € 1.000,- per kalenderweek opgelegd, met een maximum van € 10.000,-. Bij het nalaten van het indienen van een vereenvoudigde openbare jaarverantwoording bedraagt de last € 500,- per kalenderweek, met een maximum van € 5000,-. Na afloop van de tienwekentermijn wordt door middel van een invorderingsbeschikking, die eveneens per aangetekende post wordt verstuurd, de last geïncasseerd. Gerekend vanaf 1 juni heeft de zorgaanbieder nog 8 weken om te voldoen aan de verplichting om de jaarverantwoording openbaar te maken.

Indien een zorgaanbieder na het opleggen van de eerste last onder dwangsom en de invorderingsbeschikking die daarop volgde nog altijd niet de jaarverantwoording heeft gedeponeerd kan worden opgetreden met een tweede last onder dwangsom. De tweede last onder dwangsom bedraagt bij volledig verantwoorden € 2.500,- per kalenderweek, met een maximum van € 25.000,-. Bij vereenvoudigde jaarverantwoording bedraagt deze € 1.250,- per kalenderweek, met een maximum van € 12.500,-. Het proces bij de tweede last onder dwangsom verloopt hetzelfde als bij de eerste last onder dwangsom. Er wordt aangevangen met het voornemen, daarop volgt de last onder dwangsom, waarop uiteindelijk een invorderingsbeschikking volgt. De bedragen die verbeurd kunnen worden zijn echter hoger, om de zorgaanbieder extra te bewegen om alsnog de verantwoording in te dienen.

Bij het uitvoeren van bovengenoemde acties neemt de NZa steeds het bepaalde in titel 5.1 Awb in acht.

Uit het vorenstaande volgt dat er bij de handhaving is gekozen voor het opleggen van een last onder dwangsom en niet voor bijvoorbeeld het middel aanwijzing. Aangezien de NZa de taak van handhaving van de openbare jaarverantwoording heeft overgenomen van de IGJ voor zover als in deze beleidsregel is opgenomen en dit middel in praktijk effectief en efficient is gebleken, alsmede vanwege de omstandigheid dat de NZa niet tegenover zorgaanbieders een geheel andere werkwijze wil toepassen dan de IGJ heeft gedaan, is gekozen voor het middel van de last onder dwangsom. Gezien het vorenstaande wordt daarom in deze zin afgeweken van het handhavingsbeleid van de NZa.

Indien een instelling tijdens de handhaving overgaat naar een andere rechtsvorm en de vordering is al gestart, blijft de NZa de vordering handhaven. In dit kader volgt de NZa de toepasselijke wetgeving. Uitgangspunt is dat getracht wordt het handhavingsproces steeds doorgang te laten hebben.

Het incasseren van verbeurde dwangsommen wordt namens de NZa gedaan door het CJIB.

Artikel 6 Publicatie sancties

Conform het handhavingsbeleid en het openbaarmakingsbeleid van de NZa kan de NZa ervoor kiezen om een beschikking openbaar te maken. De NZa kan er ook voor kiezen om op andere wijze de overtreding kenbaar te maken, bijvoorbeeld door lijsten met namen van zorgaanbieders te publiceren die niet voldoen aan hun verantwoordingsplicht. Publicatie geschiedt met naam van de betreffende zorgaanbieder en kan een extra stimulans zijn om te voldoen aan de jaarverantwoordingsplicht. Daarnaast past bij een goede werking van de jaarverantwoordingsplicht en beoogde transparantie om kenbaar te maken welke aanbieders hun verantwoording wel en niet openbaar hebben gemaakt.

Naar boven