Inleiding
Zorgverzekeraars Nederland (hierna: ZN) heeft samen met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) en InEen, landelijke afspraken gemaakt om huisartsen in 2020 te compenseren voor de financiële consequenties als gevolg van COVID. De afspraken komen er op neer dat huisartsen voor iedere in het tweede kwartaal 2020 bij de praktijk ingeschreven verzekerde een toeslag van € 10,- krijgen op het abonnementstarief. Deze toeslag is opgebouwd uit twee componenten: een vergoeding voor omzetverlies als gevolg van COVID van €7,75 en een vergoeding voor indirecte meerkosten als gevolg van COVID van € 2,25. Dit oordeel ziet op de plausibiliteit van de vergoeding voor indirecte meerkosten van € 2,25.
Aanvulling op eerder oordeel
Dit oordeel kan worden gezien als aanvulling op het plausibiliteitsoordeel landelijke regelingen 2020 indirecte meerkosten COVID-Zvw en de daarin opgenomen algemene toelichting, zoals gepubliceerd op 18 februari 2021.
Op de onderdelen die afwijken van die algemene toelichting is hieronder aanvullende informatie opgenomen.
Doelstelling plausibiliteitstoets huisartsenzorg 2020
In de beleidsregel van Zorginstituut Nederland (hierna: ZINL) is artikel 2 lid 2 a opgenomen dat aan de plausibiliteitstoets is voldaan als ZN voor een sector afspraken heeft gemaakt over de vergoeding van de indirecte meerkosten (zogenaamde landelijke afspraken) en de NZa deze afspraken plausibel heeft gevonden, waarbij de NZa rekening kan houden met alle bijzondere omstandigheden als gevolg van de COVID-pandemie.
Het oordeel dat de NZa in dit document geeft, heeft betrekking op de vraag of de regeling leidt tot een plausibele vergoeding van de gemaakte indirecte meerkosten COVID voor de huisartsenzorg in 2020.
1 Onderzoek landelijke afspraken meerkostenregeling huisartsenzorg2020
Beschrijving meerkostenregeling huisartsenzorg 2020
De meerkostenregeling voor huisartsenzorg 2020 is definitief vastgesteld door het bestuur van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) op 27 maart 2020.
De regeling geldt voor de periode 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020.
De meerkostenregeling bestaat uit een toeslag van €2,25 op het abonnementstarief voor huisartsenzorg in het tweede kwartaal 2020. Deze toeslag dient om huisartsen te compenseren voor indirecte meerkosten als gevolg van COVID.
Het betreft een ex-ante regeling.
Bevindingen landelijke afspraken huisartsenzorg
Eind maart 2020 bereikten ZN, LHV, VPH en InEen, overeenstemming over de financiering van een aantal COVID-maatregelen in de huisartsenzorg. De regeling voor huisartsenzorg was de allereerste regeling op het gebied van vergoedingen van meerkosten van COVID door zorgverzekeraars.
De toeslag € 2,25 per ingeschreven patiënt betreft een onderhandelingsresultaat tussen bovenstaande partijen dat niet is gebaseerd op een kostenonderzoek. Gezien de omstandigheden van dat moment aan het begin van de COVID-crisis begin maart 2020, was er onvoldoende tijd om gedegen onderzoek te doen naar de onderliggende meerkosten van COVID. Er was ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst van een hoge druk op zorgaanbieders en zorgverzekeraars om snel tot een overeenkomst te komen om de continuïteit van zorg te kunnen borgen.
Ruim nadat deze regeling in maart 2020 tussen ZN en LVH was overeengekomen, is in de beleidsregel van ZINL geregeld dat de NZa een plausibiliteitsoordeel moet geven over de compensatieregelingen voor meerkosten COVID. Dit als voorwaarde voor zorgverzekeraars om deze kosten in te mogen brengen in de catastroferegeling. Ten tijde van de afspraken over huisartsenzorg kon nog geen rekening worden gehouden met het feit dat een plausibiliteitsoordeel van de NZa is vereist.
Om deze indirecte meerkosten te kunnen inbrengen in de catastroferegeling, is de NZa in mei 2021 gevraagd om een plausibiliteitsoordeel. De regeling is op 1 juni 2021 aan de NZa voorgelegd ten behoeve van het plausibiliteitsoordeel door middel van een cijfermatige toelichting op de € 2,25. De toelichting op de vergoeding voor indirecte meerkosten is gegeven in een PowerPoint presentatie. Deze toelichting is gemaakt op basis van een bottom-up toerekening ruim nadat de meerkostenregeling in maart 2020 was vastgesteld, waarbij zo veel mogelijk is aangesloten bij de kostenonderbouwing in de overige zorgsectoren (de regeling Generiek en de regeling Wijkverpleging, Elv en Geriatrische zorg). De wijze waarop de vergoeding van € 2,25 achteraf is onderbouwd geeft richting aan het onderhandelingsresultaat waarmee de € 2,25 een redelijk resultaat lijkt, zonder expliciet te kunnen vaststellen dat de € 2,25 op zichzelf plausibel is onderbouwd.
De vergoeding van € 2,25 komt overeen met een vergoedingspercentage voor indirecte meerkosten van 0,9% van de Zvw omzet. In andere sectoren waarbij regelmatig nauw contact is met COVID-patiënten zien we ex ante vergoedingspercentages tussen 1,3% (voor de msz) en 0,8% (voor de wijkverpleging/elv/grz). Het vergoedingspercentage van 0,9% zit hier tussenin, wat gezien de poortwachtersrol van de huisarts ten opzichte van msz en wijkverpleging/elv/grz , acceptabel lijkt. Huisartsen leveren veel één op één zorg. Als gevolg van dit directe patiënt-contact maken zij relatief veel kosten voor algemene en persoonlijk beschermingsmiddelen.
Oordeel landelijke compensatieregeling huisartsenzorg
De NZa geeft dit oordeel over de afspraken zoals die door ZN aan de NZa zijn overlegd en toegelicht. De vergoeding is definitief vastgelegd in de Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2020 van de NZa.
De COVID-crisis heeft een zeer ontwrichtend effect gehad op de zorgverlening in Nederland, in het bijzonder bij de ziekenhuizen, de UMC's en de huisartsen. Veel reguliere zorg is noodgedwongen stopgezet en er ontstond een nieuwe zorgvraag voor grote aantallen COVID-patiënten. Daarnaast moesten door zorgaanbieders aanvullende kosten worden gemaakt om de zorg veilig te kunnen verlenen. De bedrijfsvoering van zorgaanbieders is hierdoor in een belangrijke mate veranderd. Dit heeft onder meer geleid tot grote onzekerheid over de financiële consequenties voor zorgaanbieders. Ook had een adequate registratie niet altijd prioriteit. Om te voorkomen dat dit tot grote continuïteitsrisico's voor de zorg zou leiden is er onder hoge druk en met de beperkingen van dat moment de voorliggende regeling opgesteld. Vroegtijdige financiële zekerheid is daarom zowel voor zorgaanbieders als voor zorgverzekeraars van groot belang geweest.
Aangezien de vergoeding van € 2,25 een onderhandelingsresultaat betreft dat onder druk en volledig in onderhandeling tot stand is gekomen, er alleen achteraf een toegerekende onderbouwing kon worden opgesteld en gelet op bovenstaande bijzondere crisisomstandigheden, is de NZa alles afwegende van de vergoeding van oordeel dat de vergoeding van € 2,25 plausibel is.