De NZa heeft een kostenonderzoek uitgevoerd naar de geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen (gzsp) en vergelijkbare Wlz prestaties. De zorg die binnen deze prestaties wordt geleverd is identiek in de Zvw en de Wlz. Eén van de prestaties die is meegenomen in het kostenonderzoek is de prestatie: Zorg aan patiënten met sterk gestoord gedrag en een lichte verstandelijke beperking (sglvg) (Wlz mpt prestaties: Behandeling sglvg traject en deeltijd). Het tarief voor deze prestaties wordt, in overleg met de betrokken zorgaanbieders, met terugwerkende kracht herijkt per 1 januari 2021. Voor Wlz mpt sglvg prestatie betekent dit het volgende:
Tevens zijn tekstuele aanpassingen gedaan in de beschrijving van thuiszorgtechnologie.
De Wet zorg en dwang (Wzd) is op 1 januari 2020 van kracht geworden. De Wzd vervangt, tezamen met de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). De Wzd regelt de rechten van mensen met een verstandelijke beperking of met een psychogeriatrische aandoening (bijvoorbeeld dementie) die onvrijwillige zorg (moeten) krijgen of onvrijwillig worden opgenomen in een zorginstelling.
De nieuwe prestatiebeschrijving H351 (Medische verklaring in het kader van de Wzd) ziet alleen op de toepassing van de Wzd voor personen die Wlz-zorg ontvangen in de vorm van een mpt, waarbij een opname in een voorziening benodigd is waartegen de betrokkene zich verzet. Zo'n gedwongen opname kan zowel op grond van een rechterlijke machtiging (RM) als inbewaringstelling (IBS). Voor gedwongen opname op grond van een RM of IBS is een medische verklaring nodig van een ter zake kundige arts.
Inhoudelijk betekent dit dat deze zorgverlener moet vaststellen dat er sprake is van een relevante diagnose en dat de gediagnosticeerde aandoening dreigt te leiden tot 'ernstig nadeel' in de zin van de Wzd en dat de opname of het verblijf noodzakelijk en proportioneel is om dit 'ernstig nadeel' af te wenden. Dit is een zorginhoudelijke, diagnostische conclusie waarbij vooral het gedrag en geestesgesteldheid en mogelijk de somatiek van de betrokkene in het geding zijn. Zorginstituut Nederland gaat ervan uit dat deze zorginhoudelijke vaststelling onderdeel is van het professionele arsenaal van verschillende zorgdisciplines, zoals de specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten, huisarts en psychiater.
De nieuwe prestatiebeschrijving H351 is opgenomen in Bijlage 1 en de bijbehorende onderbouwing van de beleidsregelwaarde is opgenomen in Bijlage 2 van deze beleidsregel.
Artikel 3 over de reikwijdte van de beleidsregel is gewijzigd. De reikwijdtebepaling was sinds lange tijd gebaseerd op de WTZi-toelating van een zorgaanbieder om bepaalde zorg te mogen leveren. In de loop van de jaren is en wordt de wet- en regelgeving over de bekostiging van zorg en over toelatingen gewijzigd. Daardoor is het niet langer nodig de toelating tot uitgangspunt te nemen in de NZa-regelgeving over de bekostiging van zorg. Voor zover op basis van wet- en regelgeving toelatingseisen gelden, blijven zij gelden. Maar de NZa koppelt die eisen niet langer expliciet aan de reikwijdte van haar regelgeving.
Vanaf 2021 krijgen cliënten met een psychische stoornis directe toegang tot de Wlz. Met deze verandering krijgen deze cliënten dezelfde benadering als cliënten met een lichamelijke (lg), verstandelijke (vg) of zintuiglijke handicap (zg), of mensen met een somatische (som) of psychogeriatrische (pg) beperking of aandoening. Door in de indicatiestelling ook de psychische problematiek mee te nemen, komt de mens als geheel in beeld. Bij indicatiestelling wordt een best passend zorgprofiel afgegeven. Voor cliënten met een psychische stoornis betreffen dat vijf zorgprofielen genaamd ggz wonen (zie bijlage A. bij artikel 2.1 van de Regeling langdurige zorg). Deze vijf zorgprofielen ggz wonen kunnen worden geleverd in de leveringsvormen verblijf (via een zzp), vpt en mpt. De prestaties en tarieven ggz wonen mpt zijn toegevoegd aan deze beleidsregel voor 2021.
Het maximumtarief voor H118 verpleging speciaal aan kinderen tot 18 jaar inclusief beschikbaarheid is aangepast. Het bedrag is verhoogd zodat deze meer in lijn komt met de tarieven zoals deze worden gehanteerd door gecontracteerde zorgaanbieders in de Zvw die gefinancierd wordt middels het Experiment bekostiging verpleging en verzorging. In de prestatie is opgenomen dat de prestatie ook omvat het beschikbaar en oproepbaar zijn van de zorgaanbieder voor het leveren van gespecialiseerde verpleging, naast de planbare zorg. Het gaat specifiek om kortdurende oproepbare zorg die geleverd wordt door een kinderverpleegkundige.
Er is een nieuwe prestatie vastgesteld voor Verpleging speciaal aan kinderen tot 18 jaar exclusief beschikbaarheid H119. Deze zorg betreft het leveren van gespecialiseerde verpleegkundige zorg aan kinderen tot 18 jaar met het oog op herstel van gezondheid, of voorkomen van verergering van ziekte of aandoening waaronder verlichting van lijden en ongemak. Het gaat om gespecialiseerde verpleging die verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop. Deze prestatie omvat alleen de planbare zorg.
De prestaties voor vervoer naar en van dagbesteding/dagbehandeling in de gehandicaptenzorg zijn gewijzigd. Er heeft een evaluatie plaatsgevonden van de prestatiematrix die in 2019 is ingevoerd. Ook hebben er gesprekken plaatsgevonden met het ministerie van VWS en het Zorginstituut Nederland over de aanspraak en de doelmatigheid van het vervoersbeleid. Op basis van de evaluatie en de gesprekken met VWS en het Zorginstituut is de matrix nog beter passend gemaakt bij de vervoerspraktijk. Daarbij is er nu ook passende bekostiging voor andere vervoerswijzen dan gecontracteerd vervoer.
De prestaties voor vervoer naar en van dagbesteding in de sector vv zijn gewijzigd. Aanleiding hiervoor waren signalen vanuit het veld dat de tarieven ontoereikend zijn voor rolstoelgebonden cliënten, en voor cliënten met niet aangeboren hersenletsel of vroege dementie die via het modulair pakket thuis dagbesteding bij een gespecialiseerde aanbieder ontvangen op grotere afstand. Voor het vervoer in de vv is aansluiting gezocht bij de ghz. Dit resulteert erin dat in de vv de categorieën C0 en C1 van toepassing zijn, met uitzondering van cliënten met NAH of vroege dementie die gespecialiseerde dagbesteding op langere afstand ontvangen. Voor die cliëntgroepen kan gebruik gemaakt worden van de categorieën C0 tot en met C6.
In een aantal prestatiebeschrijvingen is het woordje 'enige' verwijderd. Reden is dat het Zorginstituut Nederland aangeeft dat alle begeleiding, verpleging en persoonlijke verzorging die tijdens bijvoorbeeld de dagbehandeling noodzakelijk is, onderdeel uitmaakt van de aanspraak. Dus zowel als het gaat om enige (een beetje) zorg als om meer omvangrijke zorg. Bijvoorbeeld in de omschrijving van het doel van de prestatie Persoonlijke verzorging (H126/H138): Geheel of gedeeltelijk overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging (met inbegrip van enige begeleiding bij die activiteiten).
De aanpassing betreft de volgende prestaties: H104, H106, H126, H127, H128, H138, H139, H533, H800 en H802.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Modulair pakket thuis (mpt)
Dit begrip beschrijft de zorgvormen die als een mpt kunnen worden afgenomen voor cliënten met een Wlz-indicatie. Uitgezonderd van mpt zijn cliënten met een Wlz-indicatie waarvoor een zzp ggz-b wordt afgenomen.
De losse vormen van zorg zijn de modules waarmee een mpt kan worden samengesteld. Het mpt kan bijvoorbeeld bestaan uit de modules verpleging en persoonlijke verzorging.
Met een mpt kan een cliënt kiezen welke modules van het totale pakket aan zorg hij/zij in natura wil afnemen. Tevens kan worden voorzien in de prestatie behandeling voor pgb-houders.
Voor cliënten die met een Wlz-indicatie thuis wonen, is voor de onderstaande vormen van zorg de gemeente verantwoordelijk op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo):
-
voor meerdere cliënten te gebruiken of te hergebruiken roerende voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de zorgverlening of in verband met het opheffen of verminderen van belemmeringen die de cliënt als gevolg van een aandoening, beperking, stoornis of handicap ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte;
-
het gebruik van mobiliteitshulpmiddelen zoals omschreven in artikel 2, derde lid van de Regeling langdurige zorg.
Artikel 1 Uur directe zorgverlening
Onder een uur directe contacttijd wordt het face-to-face contact tussen de cliënt en zorgverlener bedoeld. Wanneer een andere vorm van zorg dan face-to-face contact mogelijk is, is dit in de prestatiebeschrijving vermeld.
Artikel 2 Overbruggingsperiode instroom sglvg en lvg
Aangezien het voorkomt dat een cliënt vanaf het moment van het ontvangen van de indicatie niet meteen op een plaats terecht kan waar de zorg behorende bij zijn/haar indicatie geleverd kan worden, is er in samenwerking met VWS een overbruggingsregeling tot stand gekomen. Deze overbruggingsregeling maakt het mogelijk om een periode van dertien weken sglvg- en lvg-zorg te leveren via een mpt of vpt. De periode van dertien weken kan maximaal één keer verlengd worden. Deze wijziging heeft betrekking op artikel 2.5, tweede lid van de Rlz.
Artikel 5, vijfde lid Thuiszorgtechnologie
De NZa heeft na consultatie van brancheorganisaties besloten om per 2020 één prestatieomschrijving in te voeren voor digitale vormen van zorg of toezicht op afstand (thuiszorgtechnologie). Tot en met 2019 bestonden er twee prestaties voor digitale vormen van zorg op afstand, namelijk 'Zorg op afstand' en 'Farmaceutische telezorg'. Deze worden samengevoegd in een nieuwe prestatie met de naam 'Thuiszorgtechnologie'. De prestatie is meer algemeen omschreven, waardoor alle vormen van zorg of toezicht op afstand die op digitale wijze worden ondersteund of gerealiseerd er per 2020 onder kunnen vallen, mits aan gestelde voorwaarden wordt voldaan waar de zorgaanbieder en het zorgkantoor samen afspraken over maken.
Hierin kunnen ook afspraken worden opgenomen betreffende:
-
Aanschaf/huur, installatie, (preventief) onderhoud en storingsonderhoud van het digitale middel;
-
Beschikbaarheid van de achterwachtfunctie;
-
Telefonische controles in geval van toezicht op afstand of falen van apparatuur;
-
Verwerken van uitgiften en signaleringen;
-
Abonnementsgelden.
Deze kosten vallen allen binnen het maximum van 6,5 uur dat voor thuiszorgtechnologie gedeclareerd mag worden.
Voor de bekostiging van thuiszorgtechnologie op basis van deze beleidsregel komt zorg of toezicht in aanmerking die geleverd wordt via de digitale weg. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van een smart glass, apps, beeldschermcommunicatie, personenalarmering, etc. ten behoeve van zorg of toezicht die op afstand wordt geleverd.
In de afspraken tussen zorgaanbieder en zorgkantoor kunnen voorwaarden voor het toepassen van digitale middelen worden opgenomen. Zo kan bijvoorbeeld het gebruik van een smart glass opgenomen worden zodat de deskundige live kan meekijken. Ook kan bijvoorbeeld opgenomen worden dat sms en e-mailcontacten geen onderdeel uitmaken van de gecontracteerde zorg op afstand.
Wanneer het gaat om een geautomatiseerde activiteit, dient een (telefonische) achterwacht beschikbaar te zijn in geval van het falen van de tool, waardoor de cliënt alsnog de benodigde zorg ontvangt (direct contactuur). Voorbeeld hiervan is het gebruik van farmaceutische telezorg.
Voor face-to-face zorgcontacttijd die nodig is bij gebruik van de thuiszorgtechnologie, kan zoals altijd eenmalig de standaard mpt-prestatie gedeclareerd worden tegen het afgesproken tarief. Het is niet de bedoeling dat deze standaard mpt-prestatie twee keer gedeclareerd wordt, zowel voor de face-to-face contacttijd als voor de deskundige die meekijkt. Wel mag er naast de gewone mpt-prestatie (voor de 'reguliere' face-to-face zorgcontacttijd), voor het gebruik van de thuiszorgtechnologie en bijvoorbeeld de inzet van een deskundige die meekijkt, maximaal 6,5 uur per maand per cliënt tegen het afgesproken tarief van de zorgvorm persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding worden gedeclareerd op de hiertoe bestemde prestatie 'thuiszorgtechnologie'. De kosten voor de meekijkende deskundige worden gedeclareerd met de prestatie thuiszorgtechnologie.
Het zorgkantoor en de zorgaanbieder stellen samen de contractvoorwaarden op waar thuiszorgtechnologie aan moet voldoen. Uiteraard blijven partijen bij het maken van afspraken en bij het declareren van de prestatie thuiszorgtechnologie binnen de grenzen gesteld in wet- en regelgeving. Bijvoorbeeld de financiële begrenzingen van het mpt zoals die volgen uit artikel 3.3.2 van de Wlz en hoofdstuk 5 van de Regeling langdurige zorg.
Artikel 5, zevende lid Vervoer
Het onderdeel vervoer heeft uitsluitend betrekking op cliëntenvervoer, voor zover de dagbesteding-/dagbehandeling plaatsvindt op een locatie die niet dezelfde is als waar de cliënt (tijdelijk) woont. Het betreft vervoer naar en van de locatie waar de dagbesteding/dagbehandeling wordt aangeboden, als de cliënt op dit vervoer is aangewezen. Vervoer naar dagbesteding/dagbehandeling op een andere locatie dan waar de verzekerde (tijdelijk) woont, kan op het terrein van de Wlz-instelling zijn, daar vlakbij of verder weg. Wanneer een cliënt tijdens het vervoer wordt begeleid, vallen de begeleidingskosten onder de prestatie dagbesteding/dagbehandeling. De kosten voor de plek voor de begeleider in de taxi(bus) zijn verdisconteerd in de vervoerstarieven.
Het betreft prestaties per dag.
Voor het bepalen van de hoogte van de vervoerstarieven in alle sectoren is ervan uitgegaan dat de zorgaanbieders het vervoer op een efficiënte manier organiseren en de aanspraken zo doelmatig mogelijk invullen.
Vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling in de ghz
De prestatiecategorieën voor het vervoer binnen de ghz zijn gebaseerd op de volgende variabelen:
-
gecontracteerd vervoer, met onderscheid tussen:
-
volwassen cliënten en kinderen;
-
rolstoel gebonden cliënten en niet rolstoel gebonden cliënten;
-
vervoer in groep of vervoer individueel;
-
vervoer met eigen auto of busje van de instelling, ouder of vrijwilliger;
-
vervoer met ander vervoermiddel (bv. fiets, OV, elektrokar);
-
postcode-afstand van plaats verblijf tot plaats dagbesteding.
De factoren onder gecontracteerd vervoer en het onderscheid naar postcode-afstand zijn tijdens het kostprijsonderzoek 2017-2018 in gezamenlijk overleg met de veldpartijen bepaald als meest van invloed op de kosten van het vervoer. Tijdens de evaluatie van de nieuwe bekostiging voor vervoer in 2019-2020 is gebleken dat de kosten voor andere vervoermiddelen dan het gecontracteerde vervoer lager liggen dan het gecontracteerd vervoer. In lijn met de gesprekken met VWS en het Zorginstituut over de aanspraak en doelmatigheid van het vervoer is een uitbreiding van de variabelen en categorieën te rechtvaardigen.
De postcode-afstand betreft de afstand van postcode tot postcode van een enkele reis (dus een heenreis of een terugreis). Voor het bepalen van de postcode-afstand zijn diverse middelen of tools beschikbaar. De NZa schrijft dit niet voor.
Onderstaande tabel geeft aan in welke categorie het vervoer van een cliënt in de ghz, vv en ggz wonen valt.
Tabel Prestatiecategorieën* vervoer dagbesteding/dagbehandeling ghz/vv**/ggz wonen
|
Postcode-afstand tussen plaats verblijf en plaats dagbesteding
|
0-4 km
|
5-9 km
|
10-19 km
|
20-29 km
|
30-39 km
|
≥40 km
|
Gecontracteerd vervoer
Groep
|
Volwassen
|
C1
|
C1
|
C2
|
C3
|
C3
|
C4
|
Volwassen rolstoel
|
C1
|
C2
|
C3
|
C3
|
C4
|
C5
|
Kind
|
C1
|
C2
|
C3
|
C3
|
C4
|
C5
|
Kind rolstoel
|
C2
|
C2
|
C3
|
C4
|
C5
|
C6
|
Gecontracteerd vervoer
Individueel
|
C2
|
C3
|
C4
|
C4
|
C5
|
C6
|
Eigen busje/auto instelling/ouder/vrijwilliger
|
C0
|
C0
|
C1
|
C2
|
C4
|
C4
|
Overige vervoermiddelen***
|
C0
|
C0
|
C0
|
C0
|
C0
|
C1
|
* C1 is categorie 1, C2 is categorie 2, enz..
** In de vv is C0 voor niet gecontracteerd vervoer. Hieronder vallen bijvoorbeeld eigen vervoermiddel en openbaar vervoer. C1 is in de vv voor gecontracteerd vervoer, zowel voor niet rolstoelgebonden als rolstoelgebonden cliënten. De categorieën C2 tot en met C6 in de sector vv zijn alleen voor cliënten met niet aangeboren hersenletsel (NAH) en cliënten met vroege dementie die gespecialiseerde dagbesteding op grotere afstand ontvangen.
*** overige vervoermiddelen die als vervoermiddel zijn bedoeld (bijv. fiets, OV, elektrokar)
Voorbeelden
Het gecontracteerd vervoer van een volwassen cliënt die naar de dagbesteding reist over een afstand van 12 kilometer, valt in de categorie 2 (C2).
Het gecontracteerd vervoer van een rolstoel gebonden kind dat over een afstand van 23 kilometer naar de dagbesteding reist, valt in de categorie 4 (C4). Het vervoer van een cliënt die met openbaar vervoer reist over een afstand van 6 kilometer valt in categorie 0 (C0).
Afwijkingsmogelijkheid
In de gehandicaptenzorg hebben zorgaanbieder en zorgkantoor de mogelijkheid om in individuele gevallen af te wijken van de van toepassing zijnde categorie. Dit kan om twee redenen:
1. Meer maatwerk
In de praktijk blijkt dat de vervoerskosten per instelling sterk verschillen. Zo zijn er instellingen die een lagere kostprijs weten te realiseren dan andere instellingen. Daartegenover staan instellingen met een gespecialiseerd aanbod, bijvoorbeeld voor zintuigelijk gehandicapten of cliënten met ernstige gedragsproblemen, waar het vervoer duurder is. Vooral met de extremen en uitzonderingen weten instellingen zich soms geen raad. Met de huidige indeling in zeven prestatiecategorieën wordt beter aangesloten bij de verschillen.
Indien er een structurele noodzaak is, kunnen zorgaanbieder en zorgkantoor in gezamenlijk overleg afwijken van de vastgestelde categorie-indeling zoals in bovenstaande tabel staat weergegeven. Met deze vrijheid om in afstemming met het zorgkantoor cliënten in een andere categorie te plaatsen, kan de vergoeding voor 'extreme' situaties nog beter aansluiten bij de situatie van individuele zorgaanbieders. Een overeengekomen afwijking moet beargumenteerd worden vastgelegd.
Bijvoorbeeld:
Als een cliënt vanwege zware gedragsproblematiek op een wijze vervoerd moet worden die veel hogere kosten meebrengt dan de categorie waarin deze cliënt valt, kan voor een indeling in een hogere categorie worden gekozen.
2. Minder administratie bij wisselende afstanden of vervoermiddelen
Om tegemoet te komen aan zorgaanbieders die administratieve last ervaren bij wisselende vervoersafstanden of wisselend gebruik van verschillende vervoermiddelen, kunnen zorgaanbieders de volgende werkwijze hanteren:
-
het adres waar de cliënt geregistreerd staat (als verblijfsadres) of de dagbestedingslocatie waar de cliënt in de meeste gevallen naar toe gaat of een gemiddelde afstand tussen verblijfsplaats en dagbestedingslocatie als uitgangspunt te nemen, en de categorie die daarbij hoort standaard te declareren, in plaats van de verschillen in afstanden tussen dagen/weken steeds in de administratie bij te houden;
-
als uitgangspunt voor declaratie de wijze van vervoer te nemen zoals cliënt in de meeste gevallen reist, in plaats van wisselende manieren van vervoer steeds in de administratie bij te houden.
Een zorgaanbieder moet het wel vastleggen wanneer hij deze werkwijze hanteert.
In een factsheet, bijlage 3 bij de beleidsregel, is meer uitleg opgenomen over o.a. de aanspraak vervoer en de taken en rollen van partijen.
Vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling in de vv
Voor vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling in de vv is aansluiting gezocht bij de ghz. Er zijn aparte prestatiecodes voor het vervoer in de vv. Voor het vervoer in de vv zijn in principe de categorieën C0 en C1 van toepassing, met de vv prestatiescodes. Categorie 1 is voor het gecontracteerde vervoer, zowel van rolstoelgebonden cliënten als niet rolstoelgebonden cliënten. Categorie 0 is voor alle overige vervoermiddelen, bijvoorbeeld eigen vervoermiddel, openbaar vervoer.
Voor cliënten met niet aangeboren hersenletsel of vroege dementie die gespecialiseerde dagbesteding op grotere afstand ontvangen, kan de prestatiecategorie worden bepaald aan de hand van de 'Tabel prestatiecategorieën vervoer dagbesteding/dagbehandeling ghz/ggz Wonen in bijlage 1' en de daarbij behorende prestatiecode in de vv worden gebruikt.
Vervoer bij dagbesteding/dagbehandeling ggz wonen
De vervoersprestaties voor cliënten ggz wonen sluit aan bij de vervoersprestaties voor cliënten in de gehandicaptenzorg, zoals hierboven beschreven. Wel zijn er aparte prestatiecodes voor de vervoersprestaties voor cliënten ggz wonen. Op basis van de tabel Prestatiecategoriën vervoer dagbesteding/dagbehandeling ghz/ggz wonen in in bijlage 1, kan ook voor de doelgroep ggz wonen bepaald worden in welke prestatiecategorie een cliënt valt.
Artikel 7, eerste lid Huishoudelijke hulp
Per 1 april 2017 ontvangen Wlz-cliënten de huishoudelijke hulp op grond van de Wlz en niet meer vanuit de Wmo.
Op dit moment spreekt de Wlz, artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de aanspraak 'het schoonhouden van de woning'. Het schoonhouden van de woonruimte (schoonmaak) is echter smaller dan de huishoudelijke hulp zoals cliënten die nu ontvangen in de Wmo.
Op basis van de huidige wetgeving, kunnen cliënten in de Wlz met een mpt of pgb alleen schoonmaak (het schoonhouden van de woonruimte) ontvangen. De staatssecretaris van VWS heeft aangegeven dat dit niet de bedoeling is en is voornemens om met terugwerkende kracht, de reikwijdte van schoonmaak en daarbij ook de aanspraak, in de Wlz aan te passen.
De NZa heeft onder voorbehoud van de aangekondigde wetswijziging haar regelgeving aangepast. Dit om ervoor te zorgen dat cliënten de huishoudelijke hulp ontvangen die ze nodig hebben om thuis te kunnen blijven wonen. Vanzelfsprekend voeren zorgkantoren de gebruikelijke doelmatigheidstoets uit.
De prestatie huishoudelijke hulp zoals opgenomen in deze beleidsregel omvat daarom naast de aanspraak op het schoonhouden van de woonruimte – op basis van artikel 3.1.1. eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wlz - ook andere vormen van huishoudelijke hulp, zoals de overname van activiteiten zoals koken en boodschappen doen. We nemen geen limitatieve lijst op, zodat maatwerk geleverd kan worden aan de cliënt.
Artikel 7, vierde lid, Verpleging
De prestatie Verpleging speciaal aan kinderen tot 18 jaar incl. beschikbaarheid betreft gespecialiseerde verpleging aan kinderen wanneer er sprake is van een zorgvraag die extra (specialistische) kennis en vaardigheden vraagt en er naast planbare zorg ook sprake is van oproepbare zorg.
Artikel 7, vijfde lid Behandeling
Mensen met een Wlz-indicatie die bijvoorbeeld thuis wonen met de leveringsvorm mpt krijgen de generalistische algemene geneeskundige zorg via de huisarts. Voor cliënten met een zware zorgvraag kan een huisarts ondersteuning vragen van een specialist ouderengeneeskunde (SO). De SO kan zo worden ingezet voor collegiale consultatie, diagnostiek na verwijzing, en uitvoering en regie op het behandelplan (medebehandeling). In deze toelichting beschrijven wij om welke zorg binnen de prestatie H335 het kán gaan als een SO de huisarts ondersteunt. Voorgaande is ook van toepassing op de arts verstandelijk gehandicapten (avg), prestatie H336 en de verpleegkundig specialist.
Per 2020 zijn de prestaties H335 en H336 verruimd waardoor de verpleegkundig specialist (VS), in lijn met de Wet BIG, deze prestaties kan uitvoeren voor zover dit past binnen de daarvoor geldende regels en normen. Met de wijziging wordt de mogelijkheid geboden voor verpleegkundig specialisten (VS) om zelfstandig te declareren.
Diagnostisch specialistisch ouderengeneeskundig consult Wlz-cliënt:
Dit betreft (hetero)anamnese, onderzoek zoals een SO pleegt te bieden, inclusief diagnostiek, leidend tot een advies aan de huisarts.
Geriatrisch assessment Wlz cliënt:
Uitgebreid onderzoek naar somatische, psychische, functionele (adl), sociale en communicatieve zorgvragen bij de cliënt die leiden tot een neerwaartse spiraal van functieverlies en toegenomen afhankelijkheid. Aansluitend aan het onderzoek volgt een multidisciplinair behandelplan met behandeldoelen, die in samenspraak met de cliënt (en zijn/haar zorgsysteem) zijn opgesteld.
Onderdeel van het geriatrisch assessment is bijvoorbeeld een evaluatiegesprek na X periode. De tijdsduur van periode X wordt afgestemd met de huisarts.
Ondersteuning bij het vraagstuk polyfarmacie bij de Wlz-cliënt:
Medicatie anamnese (farmacotherapeutische anamnese) en onderzoek (farmacotherapeutische analyse), inclusief een overleg met de apotheker en voorschrijvers waaronder de huisarts en medisch specialisten. Aansluitend volgt, voor zover noodzakelijk, een STOP-, START- en veranderadvies in de medicatie aan de voorschrijvers (farmacotherapeutisch behandelplan). Afspraken over het monitoren en volgen van de voorgestelde interventies door de huisarts of door de SO worden, samen met de cliënt, vastgesteld. Minimaal éénmaal per jaar vindt altijd een vervolgbeoordeling plaats als deze ondersteuning bij polyfarmacie is geleverd.
(Mede)behandeling specialist ouderengeneeskunde Wlz-cliënt:
Wanneer een huisarts in overleg met een SO aangeeft dat de SO mede behandelt, of de behandeling tijdelijk overneemt van de huisarts, zal de SO de integrale zorg overnemen voor af te spreken zorg- en behandeldoelen. Deze afspraken maken onderdeel uit van het zorgbehandelplan met zorginterventies, inclusief consulten en visites, multidisciplinair overleg en herijking van het zorgplan. De inzet van de SO is gebaseerd op zorginhoudelijke overwegingen, en beweegt mee met de gevraagde ondersteuning van de huisarts en de medische noodzaak voor inzet van de SO op basis van zijn/haar deskundigheid.