Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel overige geneeskundige zorg - BR/REG-21128a
Geldigheid:01-01-2021 t/m 31-12-2021Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen.

Gelet op artikel 52, aanhef en onderdeel e, van de Wmg, worden tarieven die uit de voorliggende beleidsregel voortvloeien ambtshalve vastgesteld door de NZa.

Gelet op artikel 59, aanhef en onder a, van de Wmg, heeft de minister van VWS met brief van 4 juni 2021, met kenmerk 2369290-1009887-PZO, ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 van de Wmg, aan de NZa gegeven. Deze aanwijzing dateert van 4 juni 2021 en heeft als kenmerk 2369290-1009887-PZO.

Artikel 1 Doel van de beleidsregel

Het doel van de beleidsregel is om vast te leggen op welke wijze de NZa gebruik maakt van haar bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen op het gebied van geneeskundige zorg zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering voor zover voor deze zorg nog geen prestatiebeschrijvingen zijn vastgesteld op grond van andere beleidsregels.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op geneeskundige zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor zover de NZa voor de voornoemde zorg op grond van andere beleidsregels geen prestatiebeschrijvingen heeft vastgesteld op grond van de Wmg.

Artikel 3 Voorwaarden, voorschriften en beperkingen

De prestaties zoals vermeld in artikel 4 mogen enkel in rekening worden gebracht, indien wordt voldaan aan de voorwaarden, voorschriften en/of beperkingen verbonden aan de betreffende prestaties. De NZa zal de voorwaarden, voorschriften en/of beperkingen opnemen in de tariefbeschikking.

Artikel 4 Prestatiebeschrijvingen en tarieven

  1. Geneeskundige zorg in het kader van individuele zorg bij tuberculose en infectieziekten

    1. Inhoud en differentiatie van de prestatie

      Het leveren van individuele zorg bij tuberculose (infectie) en infectieziekten. Hierbij kan sprake zijn van de noodzaak tot verwijzen, diagnosticeren, behandelen en begeleiden (ook) met het oog op het bevorderen van de therapietrouw. De zorg kan enkel op consultbasis worden gedeclareerd en kent de volgende prestatiestructuur:

      • Consult korter dan 20 minuten;

      • Consult 20 minuten of langer;

      • Visite korter dan 20 minuten;

      • Visite 20 minuten of langer;

      • Telefonisch consult;

      • Vaccinatie.

    2. Begrenzing en beperking van de prestatie

      Individuele zorg bij tuberculose (infectie) en infectieziekte bestrijding kan alleen gedeclareerd worden door gekwalificeerde en landelijke geregistreerde artsen. De Registratie commissie Geneeskundig Specialisten (RGS) van de KNMG bepaalt daarbij de registratiecriteria.

    3. Tariefsoort en –hoogte

      De onder artikel 4.1.a beschreven prestaties voor de behandeling van tuberculose en infectieziektebestrijding door GGD artsen kennen maximumtarieven. Het maximumtarief voor een consult korter dan 20 minuten is gelijkgesteld aan het basistarief dat geldt voor incidentele en acute hulp die een huisarts levert aan niet bij hem ingeschreven verzekerden. Het maximumtarief voor de in de bovenstaande lijst genoemde overige prestaties wordt vervolgens bepaald door het basistarief consult met de bijbehorende factor te vermenigvuldigen.

Prestatie Factor
Consult korter dan 20 minuten 1,0
Consult 20 minuten of langer 2,0
Visite korter dan 20 minuten 1,5
Visite 20 minuten of langer 2,5
Telefonisch consult 0,5
Vaccinatie 0,5

 

d.  De aan de zorgaanbieder in rekening gebrachte laboratoriumkosten en entstoffen in verband met vaccinatie kunnen enkel tegen kostprijs worden doorberekend. Aanvullend diagnostisch onderzoek door de zorgaanbieder kan op basis van de regelgeving voor medisch-specialistische zorg in rekening worden gebracht.


 

2. Voetzorg bij diabetes mellitus

  1. Inhoud en differentiatie van de prestatie

Het leveren van voetzorg aan patiënten met diabetes mellitus ter preventie of ter behandeling van voetulcera, zoals (zorginhoudelijk) beschreven in de 'Zorgmodule Preventie Diabetische Voetulcera' en de richtlijn Diabetische Voet.

De te declareren prestaties omvatten het totaalpakket aan werkzaamheden binnen de zorgprofielen zoals beschreven in de 'Zorgmodule Preventie Diabetische Voetulcera', voor zover deze door het Zorginstituut Nederland geduid zijn als geneeskundige zorg die ten laste van de basisverzekering kan worden gebracht. Het betreft:

 

1. Jaarlijks gericht voetonderzoek bij zorgprofiel 1

De prestatie omvat anamnese, onderzoek en risico-inventarisatie bij hoog risico op wond/amputatie met verhoogde druk. Het tarief behorende bij deze prestatie is gebaseerd op een gemiddelde inspanning per voetcontrole.

 

2. Voetzorg vallende onder zorgprofiel 2

De prestatie omvat het gehele zorgprofiel bij hoog risico op wond/amputatie zonder verhoogde druk. Het tarief behorende bij deze prestatie is gebaseerd op een gemiddelde jaarlijkse inspanning.

 

3. Voetzorg vallende onder zorgprofiel 3

De prestatie omvat het gehele zorgprofiel bij hoog risico op wond/amputatie met verhoogde druk. Het tarief behorende bij deze prestatie is gebaseerd op een gemiddelde jaarlijkse inspanning.

 

4. Voetzorg vallende onder zorgprofiel 4

De prestatie omvat het gehele zorgprofiel bij zeer hoog risico op wond/amputatie. Het tarief behorende bij deze prestatie is gebaseerd op een gemiddelde jaarlijkse inspanning.

 

5. Toeslag voor behandeling aan huis

In het geval de zorgverlener de patiënt thuis behandelt vanwege de gezondheidstoestand van de patiënt, kan een toeslag voor behandeling aan huis in rekening worden gebracht ter compensatie van tijd en reiskosten, indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • De behandeling vindt bij de patiënt thuis, niet zijnde een instelling als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen, plaats;

  • De toeslag kan per patiënt per dag slechts eenmaal in rekening worden gebracht tenzij er een medische noodzaak is de patiënt meerdere keren op één dag te behandelen en er dan ook meerdere keren reistijd en reiskosten gemaakt worden

 

6. Toeslag voor behandeling in een instelling

In het geval de zorgverlener de patiënt, vanwege de gezondheidstoestand van de patiënt, in een instelling als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen behandelt, kan een toeslag voor behandeling in een instelling in rekening worden gebracht ter compensatie van tijd en reiskosten indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • De behandeling vindt in een instelling als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen plaats;

  • De toeslag kan per patiënt per dag slechts eenmaal in rekening worden gebracht tenzij er een medische noodzaak is de patiënt meerdere keren op één dag in een instelling te behandelen en er dan ook meerdere keren reistijd en reiskosten gemaakt worden;

  • De toeslag kan niet in rekening worden gebracht als er in de instelling een behandelruimte is voor voetzorg bij diabetes mellitus.
     

b. Begrenzing en beperking van de prestatie

De prestaties die beschreven zijn in artikel 4.2.a van deze beleidsregel hebben enkel betrekking op dat deel van de voetzorg die door het Zorginstituut Nederland (voorheen College voor Zorgverzekeringen) in hun 'Standpunt Voetzorg voor mensen met diabetes mellitus' geduid is als te verzekeren zorg van de zorgverzekeringswet. De zorg maakt daarmee onderdeel uit van de zorgstandaard diabetes mellitus.

De prestaties in artikel 4.2.a kunnen enkel in rekening worden gebracht indien de zorg geen onderdeel uitmaakt van een integraal bekostigde zorgketen diabetes mellitus, zoals beschreven in de Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg, maar zorginhoudelijk wel voldoet aan de voorwaarden van die beleidsregel.

De prestaties kunnen enkel in rekening worden gebracht indien het gehele zorgprofiel zoals beschreven in artikel 4.2.a onder verantwoordelijkheid van de declarerende zorgaanbieder wordt of kan worden geleverd. De declarerende zorgaanbieder fungeert daarbij als hoofdaannemer van het gehele zorgprofiel.

Indien delen van de prestaties voor voetzorg bij diabetes mellitus door de hoofdaannemer (opdrachtgevende zorgaanbieder) worden uitbesteed aan onderaannemers (uitvoerende zorgaanbieder), heeft de uitvoerende zorgaanbieder de mogelijkheid om (onderdelen van) de prestaties voor voetzorg bij diabetes mellitus, met inachtneming van de geldende maximumtarieven, via onderlinge dienstverlening in rekening te brengen aan de opdrachtgevende zorgaanbieder.
 

c. Tariefsoort en -hoogte

De onder artikel 4.2.a beschreven prestaties 1 tot en met 4 kennen maximumtarieven, gebaseerd op de gemiddelde inzet van zorgverleners voor patiënten binnen de zorgprofielen. Bovenop het maximumtarief kan een opslag worden overeengekomen voor de behandeling van patiënten met een hogere zorgzwaarte dan het gemiddelde van de populatie. Voor de opslag geldt dat deze enkel in rekening kan worden gebracht indien voor individuele patiënten met een hogere dan gemiddelde zorgzwaarte hier een overeenkomst met de zorgverzekeraar van de patiënt aan ten grondslag ligt. De aanvullende voorwaarden die moeten gelden voor het in rekening brengen van de opslag, kunnen in deze overeenkomst worden vastgelegd. Ook de opslag kent een maximumtarief.

In de maximumtarieven is een component voor het (gederfd) rendement op het eigen vermogen (VGREV) van 1,17% toegevoegd. Het opslagpercentage dient als vergoeding voor de eigen vermogenskosten waarmee de zorgaanbieder ondernemersrisico's kan opvangen.

De maximumtarieven en bijbehorende opslagen zijn weergegeven op definitief prijsniveau 2020.

 

Prestatie Tarief Opslag
Jaarlijks gericht voetonderzoek bij zorgprofiel 1  € 38,98  
Voetzorg vallende onder zorgprofiel 2 € 277,21     € 98,18
Voetzorg vallende onder zorgprofiel 3  € 404,27     € 121,28
Voetzorg vallende onder zorgprofiel 4 € 542,88    € 132,83

 

De tarieven voor onderlinge dienstverlening kennen een maximumtarief.


De onder artikel 4.2.a beschreven prestaties 5 en 6 kennen maximumtarieven, welke zijn weergegeven op definitief niveau 2020.


De onder artikel 4.2.a beschreven prestaties voor behandeling aan huis (prestatie 5) of in een instelling (prestatie 6) kunnen uitsluitend in rekening worden gebracht wanneer er zorg, vallende onder de in artikel 4.2.a beschreven prestaties 1, 2, 3 of 4, aan de patiënt wordt geleverd.

 

Prestatie Tarief
Toeslag voor behandeling aan huis                   € 21,16
Toeslag voor behandeling in instelling              € 7,05

 

Alle tarieven hierboven vermeld, worden in beginsel jaarlijks ambtshalve geïndexeerd. De op het tarief toe te passen loonkosten-index wordt vastgesteld door het Ministerie van VWS. Deze index houdt verband met de cao-afspraken. Het tarief wordt vastgesteld op basis van een voorcalculatie voor jaar t en de definitieve index van jaar t-1.

 

3. Koemelkallergie-test

a. Inhoud van de prestatie

Het leveren van een dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatietest conform de geldende richtlijn Voedselveiligheid jeugdgezondheidszorg. De patiënt krijgt op locatie van de zorgaanbieder in oplopende doses onder medisch toezicht in twee sessies testvoeding met of zonder koemelk toegediend, waarbij noch de betrokken behandelaars noch de patiënt (en diens ouders) op de hoogte zijn van welke testvoeding koemelk bevat.


b. Tariefsoort en –hoogte

De onder artikel 4.3.a beschreven prestatie kent een maximumtarief. In het maximumtarief is een component voor het (gederfd) rendement op het eigen vermogen (VGREV) van 1,17% toegevoegd. Het opslagpercentage dient als vergoeding voor de eigen vermogenskosten waarmee de zorgaanbieder ondernemersrisico's kan opvangen.

Het maximumtarief voor de prestatie bedraagt € 794,33 (definitief niveau 2020). Het tarief wordt in beginsel jaarlijks ambtshalve geïndexeerd. Voor wat betreft de loonkosten wordt de index vastgesteld door het Ministerie van VWS. Deze index houdt verband met de cao-afspraken. Voor wat betreft de materiële kosten wordt aangesloten bij de prijsindexcijfer particuliere consumptie uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau (CPB). De op het tarief toe te passen index is het gewogen gemiddelde van de loon- en materiële indices waarbij wordt uitgegaan van een aandeel van 68% loonkosten en 32% materiële kosten. Het tarief wordt vastgesteld op basis van een voorcalculatie voor jaar t en de definitieve indices van jaar t-1.


c. Contractvoorwaarde

Deze prestatie kan enkel in rekening worden gebracht indien hieraan een schriftelijke overeenkomst tussen de betreffende zorgaanbieder en ziektekostenverzekeraar ten grondslag ligt. De prestatie mag ook in rekening worden gebracht indien de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde uitsluitend restitutiepolissen aanbiedt onder de voorwaarde dat er een overeenkomst is met minimaal 1 andere zorgverzekeraar.

 

4. Medische verklaring in het kader van de Wet zorg en dwang

  1. Inhoud van de prestatie
    Het opstellen van een medische verklaring door een ter zake kundige arts ten behoeve van het verzoek van het CIZ tot het verlenen van een rechterlijke machtiging dan wel ten behoeve van een beschikking tot inbewaringstelling van de burgemeester van de gemeente waarin de betreffende persoon zich bevindt zoals omschreven in de Wet zorg en dwang.

    Alle werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de medische verklaring vallen onder deze prestatiebeschrijving en kunnen niet apart in rekening worden gebracht.
     

  2. Tariefsoort en –hoogte

De onder artikel 4, lid 4, onderdeel a beschreven prestatie kent een maximumtarief.

Het maximumtarief voor deze prestatie is opgebouwd uit twee elementen:

  • De opbouw van de prestatie uitgedrukt in aantal minuten (in)direct patiëntgebonden tijd;

  • Een tarief per 60 minuten (in)direct patiëntgebonden tijd. Het aantal uren direct en indirect patiëntgebonden tijd in de prestatie vermenigvuldigd met het tarief per 60 minuten vormt het maximumtarief van de prestatie.

    Het tarief per 60 minuten is gebaseerd op het tarief dat geldt voor de prestatie 'Zorg zoals specialisten ouderengeneeskunde en artsen verstandelijk gehandicapten bieden' uit de Beleidsregel geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen. De prestatie 'Medische verklaring in het kader van de Wet zorg en dwang' is een integrale prestatie en bevat zowel de direct als de indirect patiëntgebonden tijd, waardoor wordt uitgegaan van een ander productiviteitspercentage.

    Voor de opbouw van de prestaties gaan we uit van de volgende gemiddelde tijdsbesteding:

    Medische verklaring in het kader van de Wet zorg en dwang:

Voorbereiden en beoordelingsgesprek 2,5 uur
Rapportage 1 uur
Reistijd 1,5 uur

 

In totaal wordt bij deze prestatie dus uitgegaan van een gemiddelde tijdsbesteding van 5 uur.

 

Het tarief per 60 minuten is als volgt opgebouwd:

  • Directe personeelskosten: gemiddelde loonkosten binnen de range van FWG schalen 60-65 (artsen verstandelijk gehandicapten) en 65-75 (specialisten ouderengeneeskunde);

  • Productiviteit:70,6%;

  • Indirecte kosten: opslagpercentage van 30,6%, gelijk aan de tarifering binnen de wijkverpleging;

  • VGREV: opslagpercentage voor gederfd rendement op eigen vermogen van 1,17%;

  • Prijsindexatie naar het betreffende tariefjaar van de kostenonderdelen loon, materieel en kapitaal.

Artikel 5 Intrekken oude beleidsregel

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de Beleidsregel overige geneeskundige zorg, met kenmerk BR/REG-20137, ingetrokken.

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de Beleidsregel overige geneeskundige zorg, met kenmerk BR/REG-21128, ingetrokken.

Artikel 6 Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel, bekendmaking, inwerkingtreding en citeertitel

Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel

De Beleidsregel overige geneeskundige zorg, met kenmerk BR/REG-20137, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.

 

Inwerkingtreding / Bekendmaking

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wmg, wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

 

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel overige geneeskundige zorg.

 

Toelichting

 

Regelgeving NZa

Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg):

- stelt de NZa beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om prestatiebeschrijvingen en tarieven vast te stellen;

- stelt de NZa beschikkingen vast ten behoeve van het rechtsgeldig in rekening kunnen brengen van een tarief;

- kan de NZa nadere regels stellen.

In deze beleidsregel wordt deze bevoegdheid concreet uitgewerkt in beleid voor wat betreft de geneeskundige zorg zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering voor zover voor deze zorg nog geen prestatiebeschrijvingen zijn vastgesteld op grond van andere beleidsregels. De beleidsregel is van toepassing op geneeskundige zorg in het kader van:

  • Tuberculose en infectieziekten;

  • Voetzorg bij diabetes mellitus;

  • Koemelkallergie-test;

  • Medische verklaring in het kader van de Wet zorg en dwang.

Op basis van de uitgangspunten beschreven in deze beleidsregel stelt de NZa prestaties met maximum tarieven vast in een beschikking. Deze prestaties met maximum tarieven worden vastgesteld in de 'Prestatie- en tariefbeschikking overige geneeskundige zorg'. In deze beschikking worden nadere voorwaarden, voorschriften en beperkingen gesteld aan de declaratie van bepaalde prestaties. Zorgaanbieders mogen geen tarief voor een prestatie in rekening brengen waarvoor de NZa geen prestatiebeschrijving heeft vastgesteld.

 

Wijzigingen per 2021

Per 2021 is het voornemen om de huidige Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) te wijzigen in verband met de komst van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (AWtza). De toelating onder de Wtzi zal komen te vervallen, waardoor het instellingsbegrip onder de Wtzi zal wijzigen. Met de wijziging van het begrip wordt aangesloten bij de afbakening van de categorie van instellingen die op grond van het huidige artikel 5, eerste lid, van de Wtzi voor het verlenen van zorg een toelating nodig hebben. Inhoudelijk is er dus geen wijziging, maar er is dus geen sprake meer van een toegelaten zorginstelling onder de Wtzi.

Daarnaast is in de beleidsregel de hoogte van de tarieven geïndexeerd naar definitief niveau 2020. Dit betreft geen inhoudelijke beleidswijziging, maar is een gevolg van de jaarlijkse (ambtshalve) indexering van de (gereguleerde) tarieven.

 

Voetzorg bij diabetes mellitus

Toeslag voor de behandeling aan huis en toeslag voor behandeling in een instelling

De tijd en reiskosten voor het verlenen van ambulante diabetische voetzorg kunnen door middel van de toeslag in rekening worden gebracht.

De toeslagen voor ambulante voetzorg kennen de voorwaarde dat de behandeling niet in de praktijk kan plaatsvinden omdat de gezondheidstoestand van de patiënt dit niet toelaat. De toeslagen mogen derhalve niet vanwege service overwegingen voor de patiënt in rekening worden gebracht.

Wanneer een behandeling niet meer in de praktijk van de zorgaanbieder, maar thuis bij de patiënt moet plaatsvinden, kan door branchepartijen worden vastgelegd in bijvoorbeeld richtlijnen.

De toeslag voor behandeling in een instelling kent onder andere de declaratievoorwaarde dat de toeslag niet in rekening kan worden gebracht als er in de instelling een behandelruimte is voor voetzorg bij diabetes mellitus. Deze voorwaarde is opgenomen omdat de zorgaanbieder in dit geval niet naar de patiënt in de instelling toe reist en/of minder tijd kwijt is aan het leveren van de zorg bij de patiënt thuis omdat de behandelruimte in de instelling de benodigdheden van diabetische voetzorg bevat.

Onderlinge dienstverlening

Voor onderlinge dienstverlening geldt dat de uitvoerende zorgaanbieder en de opdrachtgevende zorgaanbieder onderling een tarief overeen kunnen komen voor wat betreft de geleverde zorg door de uitvoerende zorgaanbieder. Dit overeengekomen tarief mag echter niet hoger zijn dan het door de NZa vastgestelde maximumtarief voor de bij de zorg behorende prestatie.

 

Geneeskundige zorg in het kader van individuele zorg bij tuberculose en infectieziekten

De prestatiestructuur voor tuberculose en infectieziekten is een zelfstandige prestatiestructuur waarbij voor de hoogte van het tarief voor de prestaties tuberculose en infectieziekten een link wordt gelegd met het tarief voor de prestaties incidentele en acute hulpverlening bij de huisartsenzorg.

Wijzigingen in de prestatiestructuur van de huisartsenzorg hebben geen consequenties voor wijzigingen in de prestatiestructuur voor tuberculose en infectieziekten.

 

Medische verklaring in het kader van de Wet zorg en dwang

De Wet zorg en dwang (Wzd) is op 1 januari 2020 van kracht geworden. De Wzd vervangt, tezamen met de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). De Wzd regelt de rechten van mensen met een verstandelijke beperking of met een psychogeriatrische aandoening (bijvoorbeeld dementie) die onvrijwillige zorg (moeten) krijgen of onvrijwillig worden opgenomen in een zorginstelling.

Met ingang van 1 januari 2021 heeft de NZa een prestatiebeschrijving vastgesteld voor de medische verklaring in het kader van de Wzd. De prestatiebeschrijving in de Beleidsregel overige geneeskundige zorg ziet op personen die niet in het bezit zijn van een Wlz-indicatie, voor personen met een Wlz-indicatie is een prestatiebeschrijving opgenomen in de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg. De prestatiebeschrijving ziet alleen op de toepassing van de Wzd voor personen zonder Wlz-indicatie, waarbij een opname benodigd is waartegen de betrokkene zich verzet. Voor deze opname is een rechterlijke machtiging nodig. Deze machtiging wordt afgegeven door de burgerlijke rechter op verzoek van het CIZ. Voor dit verzoek is een verklaring nodig van een ter zake kundige arts die de cliënt met oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was (d.w.z. minimaal één jaar geen zorg heeft verleend aan de cliënt). Inhoudelijk betekent dit dat deze zorgverlener moet vaststellen dat er sprake is van een relevante diagnose en dat de gediagnosticeerde aandoening dreigt te leiden tot 'ernstig nadeel' in de zin van de Wzd en dat de opname of het verblijf noodzakelijk en proportioneel is om dit 'ernstig nadeel' af te wenden. Dit is een zorginhoudelijke, diagnostische conclusie waarbij vooral het gedrag en geestesgesteldheid en mogelijk de somatiek van de betrokkene in het geding zijn. Zorginstituut Nederland gaat ervan uit dat deze zorginhoudelijke vaststelling onderdeel is van het professionele arsenaal van verschillende zorgdisciplines, zoals de specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten, huisarts en psychiater.

Daarnaast is het mogelijk dat een burgemeester een inbewaringstelling gelast indien het ernstig nadeel zodanig onmiddellijk dreigend is dat een rechterlijke machtiging als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet zorg en dwang niet kan worden afgewacht. Hiertoe is eveneens een verklaring nodig van een ter zake kundige arts.

Naar boven