1 Digitale zorg in vogelvlucht
Wat verstaan we onder digitale zorg?
Met digitale zorg bedoelen we de toepassing van zowel digitale informatie als digitale communicatie om de gezondheid en de gezondheidszorg te ondersteunen en/of te verbeteren. Dezelfde definitie is door Nictiz opgesteld voor de term e-health.
Wij gebruiken de term digitale zorg in plaats van e-health, omdat we vinden dat deze term dichter bij de patiënt staat. Daarnaast past het beter bij de maatschappelijke ontwikkelingen waarin voor veel mensen digitalisering en online afspraken maken steeds normaler wordt. We verwachten dezelfde ontwikkeling voor digitale zorg.
Onder digitale zorg vallen veel ontwikkelingen. De volgende indeling van digitale zorg, zoals opgesteld door de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, geeft houvast:
-
E-zorg: e-diagnosestelling, e-consulten, e-care zoals monitoring, e-preventie interventie bij hoog risico bij een individu.
-
E-ondersteuning: e-inzage in patiëntendossier, e-management zoals het maken van afspraken online.
-
E-public health: e-gezondheidsvoorlichting, e-preventie zoals het opsporen van bepaalde risicogroepen.
Waarom houden we ons als NZa bezig met het onderwerp digitale zorg?
Dit doen wij in het belang van de burger. Dit klinkt nog vrij algemeen. Heel concreet: veel van de kosten van nieuwe ontwikkelingen in de zorg komen uiteindelijk terecht in de regels voor prestaties en tarieven die de NZa vaststelt en zorgaanbieders declareren. Het gaat dan om zorgkosten die worden vergoed op basis van de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Dit zijn kosten die uiteindelijk worden betaald met maatschappelijk geld, opgebracht door de burger.
Welke prestaties en tarieven zijn er voor digitale zorg?
Prestaties en tarieven voor digitale zorg verschillen afhankelijk van het soort digitale zorg en de sector. Voor alle sectoren geldt dat we de zorgprestaties (altijd in overleg met veldpartijen) zoveel mogelijk functioneel beschrijft. We omschrijven de zorg, maar schrijven niet wie de zorg levert of waar deze wordt uitgevoerd. Dit biedt zorgaanbieders en zorgverzekeraars of zorgkantoren veel ruimte om eigen keuzes te maken over de inzet van digitale zorg. Hierdoor kunnen zorgaanbieders bijvoorbeeld binnen de bestaande prestaties het zorgproces veranderen door face-to-face contact gedeeltelijk te vervangen door digitale zorg. Of ze kunnen bijvoorbeeld digitale zorg als aanvulling op de behandeling aanbieden.
Ondersteunende functies van digitale zorg, zoals inzage in patiëntendossiers en het online maken van afspraken zijn in de regel onderdeel van de integrale zorgprestatie van een sector. Dit is vergelijkbaar met de overheadkosten van een zorginstelling. Hierover maken zorgaanbieders en zorgverzekeraars of zorgkantoren samen afspraken.
Wat als de huidige zorgprestaties niet voldoende ruimte bieden?
Wanneer bestaande zorgprestaties niet voldoende ruimte bieden om nieuwe of een ander type zorg te leveren, kunnen zorgaanbieders en zorgverzekeraars of zorgkantoren een nieuwe prestatie aanvragen. We kunnen ook uit eigen beweging een nieuwe prestatie vaststellen. In dat geval consulteren we stakeholders zoals brancheorganisaties, wetenschappelijke verenigingen en patiëntenorganisaties over nut en noodzaak van de nieuwe prestatie. Bij een positieve conclusie stellen we de prestatie en een bijbehorend tarief vast. Vaak is dat een vrij tarief waarbij veel maatwerk mogelijk is.
Veel sectoren kennen extra ruimte om digitale zorg te bekostigen, zoals een facultatieve prestatie, max-maxtarieven of bijvoorbeeld segment 3 van de huisartsenzorg (ook de begrippenlijst in hoofdstuk 5).
Is de Beleidsregel Innovatie voor kleinschalige experimenten ook geschikt voor digitale zorg?
Ja. De Beleidsregel Innovatie voor kleinschalige experimenten biedt de mogelijkheid om drie jaar (en in sommige gevallen vijf jaar) een kleinschalig experiment uit te voeren met een innovatieve vorm van zorg. Deze route is vooral interessant voor digitale zorg die de sectoren overstijgt en waar men eerst op kleine schaal mee wil experimenteren. Bij een geslaagd experiment kunnen de innovatoren een aanvraag indienen voor een landelijke prestatie. De innovatie moet gericht zijn op een van de volgende verbeteringen:
-
Nieuwe of vernieuwde zorglevering met een betere prijs-kwaliteitverhouding;
-
Een efficiëntere zorgorganisatie;
-
Betere kwaliteit van zorg.
Zorgaanbieder en zorgverzekeraar of zorgkantoor moeten gezamenlijk een verzoek tot experiment indienen. Tijdens het experiment kunnen andere zorgaanbieders en zorgverzekeraars of zorgkantoren aansluiten om de schaal van het experiment te vergroten. Voor de afloop van het experiment kunnen zij een aanvraag bij ons indienen om de zorg in het experiment regulier te bekostigen. Wij onderzoeken vervolgens of de zorg een plek kan krijgen binnen de reguliere bekostiging.
Voor welke digitale zorg zijn geen prestaties mogelijk?
Digitale zorgtoepassingen ondersteunen meestal de primaire zorgverlening aan de patiënt. Een digitale toepassing is dus op zichzelf meestal geen zorg in de zin van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Voor dit soort toepassingen kunnen we (nog) geen prestatie vaststellen. Dat betekent dat zorgaanbieders de kosten die zij maken voor deze digitale zorgtoepassingen in de regel niet los kunnen declareren naast de prestaties voor de geleverde zorg. Zij moeten dit terugverdienen als onderdeel van de tarieven voor de zorg.
Ook voor medische hulpmiddelen stellen we geen prestaties vast. Wel vallen de medische hulpmiddelen onder ons zogenoemde transparantietoezicht.
Voor digitale zorg in de vorm van een ICT-applicatie of gezondheidsapp die losstaat van een geneeskundige behandelrelatie tussen zorgverlener en patiënt of cliënt kunnen we (nog) geen prestatie vaststellen. Wel worden de betreffende kosten – wanneer deze onderdeel uitmaken van een prestatie – door ons meegenomen in de tarieven van de geleverde zorg. Apps voor zelfmanagement en consumentenapps om bijvoorbeeld fitheid te meten vallen (meestal) niet onder verzekerde zorg.
Houdt de NZa rekening met nieuwe ontwikkelingen in de tarieven?
In de zorgsectoren waarin we de tarieven vaststellen (dat gedeelte van de zorg waar geen vrije tarieven gelden) nemen we de kosten van digitale zorgtoepassingen zoveel mogelijk mee in de hoogte van het tarief.
Als NZa voeren we periodiek kostenonderzoeken uit in deze zorgsectoren, waarbij integraal alle kosten van zorgaanbieders in kaart worden gebracht. Bij dit proces van tariefherijkingen worden steeds de laatste ontwikkelingen meegenomen in de nieuw vast te stellen tarieven voor de zorg. Hierbij geldt in het algemeen dat kosten in de loop van de tijd kunnen veranderen en lokaal of per zorgaanbieder sterk kunnen verschillen. Soms worden de kosten op normatieve basis vastgesteld. Kosten die gemoeid zijn met digitale zorg horen hier ook bij.
We beoordelen steeds per geval of een nieuwe zorgactiviteit of nieuwe toepassing daadwerkelijk bij zorg hoort die valt onder de Zvw of Wlz. Ook beoordelen we per geval of de kosten noodzakelijk en onvermijdelijk zijn. We consulteren hierbij steeds de relevante veldpartijen over nut en noodzaak van de nieuwe prestaties en tarieven.
Waarmee moet ik nog meer rekening houden?
Voor alle vormen van digitale zorg gelden minstens dezelfde wettelijke kaders als reguliere zorg. Een belangrijk wettelijk kader is de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). De Wkkgz omschrijft normen voor het aanbieden van goede zorg die van goede kwaliteit en van goed niveau moeten zijn. Per zorgvraag en situatie moet hieraan invulling worden gegeven door de zorgaanbieder.
De zorgaanbieder is bij al zijn contacten met patiënten verplicht om 'de zorg van een goed hulpverlener' in acht te nemen. Dit criterium verwijst naar professionele normen, richtlijnen en protocollen van de beroepsgroep en door de inspectie en de tuchtrechter ontwikkelde kaders. Dit criterium van 'goed zorgverlenerschap' is niet anders bij de inzet van digitale zorg door de zorgaanbieder.
In het bijzonder wordt verwezen naar de KNMG-richtlijn 'Omgaan met medische gegevens'. In de laatste versie zijn ook de inhoudelijke bepalingen uit de KNMG-richtlijn 'Online arts-patiënt contact' opgenomen. In deze bepalingen staat nog steeds dat er sprake moet zijn van een bestaande behandelrelatie tussen arts en patiënt. Ook staat er dat zorgverlening via internet niet moet worden ingezet bij de eerste beoordeling van een aandoening. Als er geen bestaande behandelrelatie met de patiënt is, kan online contact slechts plaatsvinden als de daaraan verbonden risico's geminimaliseerd zijn en als dat contact de patiënt ten goede komt.
Voor het voorschrijven van medicijnen geldt bovendien de Geneesmiddelenwet. Wij adviseren voor het digitaal voorschrijven van medicijnen door een arts de meest actuele richtlijnen daarover te raadplegen.
Kan een behandelrelatie ook tot stand komen met digitale zorg?
Een geneeskundige behandelovereenkomst is wettelijk vereist om zorg te mogen declareren. Deze behandelrelatie kan ook tot stand komen via digitale middelen. Bijvoorbeeld als digitaal via beeldbellen een diagnose kan worden gesteld of als een medisch beleid bepaald en geleverd wordt. De zorgaanbieder die de (digitale) zorg wil declareren, moet wel daadwerkelijk bij de behandeling betrokken zijn geweest.
Wat is de rol van het Zorginstituut?
Zorginstituut Nederland adviseert de minister van VWS over welke behandelingen of geneesmiddelen wel en niet tot het basispakket behoren. Daarnaast werkt het Zorginstituut, samen met zorgverzekeraars, zorgaanbieders en patiënten, aan de verbetering en het inzichtelijk maken van de kwaliteit van zorg. Ook implementeert het Zorginstituut kwaliteitsstandaarden. Dit zijn wettelijke taken. Ondersteuning bij innovaties is ook een wettelijke taak, en die betreft zowel het verzekerd pakket als de kwaliteit van zorg. Innovaties moeten uiteindelijk wel tot zinnige zorg leiden, en niet tot medicalisering, overbehandeling, verlies aan autonomie of geldverspilling.
De meeste innovaties (bij geneesmiddelen geldt een ander traject) belanden in de zorg nadat zorgverzekeraars, zorgaanbieders en patiënten daarover afspraken maken. Dat gebeurt op basis van wetenschappelijk bewijs voor hun effectiviteit. Het Zorginstituut komt pas in beeld wanneer er onduidelijkheid is over wat nu precies verzekerde zorg is. Bijvoorbeeld bij een geschil tussen een verzekerde en een verzekeraar. Of wanneer partijen in de zorg daar een vraag over hebben. Het Zorginstituut kan daar dan een standpunt over uitbrengen.
Om innovatieve zorg sneller bij de patiënt te brengen voert het Zorginstituut sinds begin 2019 de subsidieregeling Veelbelovende zorg uit. Via deze regeling is het mogelijk subsidie te krijgen voor behandelingen die veelbelovend lijken maar nog niet uit het basispakket worden vergoed. Met deze regeling stelt het ministerie van VWS jaarlijks maximaal € 69 miljoen beschikbaar. Het Zorginstituut verleent subsidie voor anonieme 'e-mental health'. Tenslotte is het Zorginstituut partner in het project 'Zorg voor Innoveren'.
Welke digitale zorg wordt vergoed?
Alleen die digitale zorg die voldoet aan de zogenaamde 'pakketcriteria' mag door zorgaanbieders worden gedeclareerd ten laste van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet langdurige zorg (Wlz). De belangrijkste criteria zijn dat de zorg veilig en bewezen effectief moet zijn. In de Zvw staat beschreven welke medische hulpmiddelen (zoals e-health technologie) voor vergoeding uit het basispakket in aanmerking komen. Bepaalde hulpmiddelen zijn onderdeel van de medisch specialistische zorg en komen voor rekening van het ziekenhuis (diagnose-behandelcombinatie). Andere vallen onder de hulpmiddelenzorg en worden apart vergoed door de zorgverzekeraar. Het Zorginstituut heeft een besliswijzer gemaakt om dit vast te kunnen stellen.
In het algemeen geldt dat als bestaande, al verzekerde zorg in een digitale vorm wordt aangeboden, die zorg verzekerde zorg blijft als de samenstelling en de effectiviteit ervan niet wezenlijk wijzigen ten opzichte van de oorspronkelijke zorg. Het omgekeerde geldt ook: zorg die in de oorspronkelijke vorm geen verzekerde zorg was, zal dat ook niet zijn als zij in digitale vorm wordt aangeboden. Zie ook het rapport van de rechtsvoorganger van Zorginstituut Nederland (CVZ, 2011) voor meer informatie hierover.
Als door inzet van digitale zorg de samenstelling of effectiviteit van zorg wijzigt, is er mogelijk geen sprake meer van verzekerde zorg. Om te beoordelen of er nog sprake is van verzekerde zorg is het van belang om na te gaan wat de meerwaarde van de digitale zorg toepassing is ten opzichte van de bestaande manier van zorglevering. Daarvoor dient duidelijk te zijn om welke technologie het precies gaat en of de digitale zorg toepassing bestaande zorg vervangt dan wel aan een bestaande behandeling wordt toegevoegd. Steeds geldt dat er sprake dient te zijn van zorg conform 'de stand van de wetenschap en praktijk'.
2 Bekostigen digitale zorg per zorgsector
2.1 Preventie
Corona
In veel sectoren bestaat ruimte om preventieve zorg te bieden. Waar dit mogelijk is, is het doorgaans ook mogelijk die zorg digitaal aan te bieden.
|
We hebben ruimte in de regels voor twee soorten preventie: geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. Geïndiceerde preventie richt zich op individuen met een verhoogd risico op ziekte. Zorggerelateerde preventie omvat het voorkomen van verergering bij een somatische of psychische aandoening of het voorkomen van een aanvullende aandoening. Preventieve zorg of zorg met een preventief element komt voor in vrijwel alle zorgsectoren.
Enkele voorwaarden die Zorginstituut Nederland stelt aan preventie om het verzekerd te laten zijn in de Wlz en Zvw, zijn:
-
De verzekerde heeft een ziekte of een hoog risico op ziekte;
-
De zorg behoort tot de te verzekeren prestatie;
-
De preventie-interventie moet voldoen aan de stand van de wetenschap en praktijk;
-
De preventie-interventie in de Zvw moet voldoen aan het criterium 'zoals huisartsen, specialisten, etc. dat plegen te bieden'.
Door deze voorwaarden is het mogelijk om preventieve elementen in bestaande zorgprestaties tot verzekerde zorg te laten horen. Uit zorgprestaties is alleen niet altijd af te leiden dat de geleverde zorg preventieve elementen heeft. Zo zijn huisartsenconsulten bewust algemeen beschreven voor de veelheid aan situaties die langs komt in de huisartsenpraktijk. In bijvoorbeeld de gecombineerde leefstijlinterventies zijn de activiteiten meer in detail omschreven, waardoor de preventieve elementen duidelijker zijn.
Tegelijk beperkt preventie zich niet alleen tot de Zvw en de Wlz. Er zijn individuele gevallen waarbij meerdere wetten (Jeugdwet, Wmo, Zvw, Wlz) een bijdrage leveren. In de praktijk betekent dit dat er ook meerdere financieringsbronnen en inkopende partijen bij betrokken zijn. Op deze pagina is hier meer informatie over te vinden, zoals een overzicht van hoe verschillende wetten betrekking hebben op de vier vormen van preventie. Overheidsplatform Zorg voor Innoveren heeft hier ook veel informatie over.
Bekostigen digitale zorg
De ruimte om digitale zorg in te zetten bij preventie is in wezen niet anders dan bij reguliere zorg. Volgens Zorginstituut Nederland is behandeling van risico op ziekte niet te onderscheiden van behandeling van een ziekte (CVZ, van preventie verzekerd 2007). In het geval van geïndiceerde preventie en zorggerelateerde preventie is er dus ook ruimte om digitale zorg te leveren en vergoed te krijgen.
Tijdelijke verruiming zorg op afstand
Bij de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) mag tot nader bericht in 2021 ook het eerste contactmoment tussen de patiënt en zorgverlener op afstand plaatsvinden. De NZa bespreekt met partijen of het vereiste van face-to-face contact kan vervallen.
Goede voorbeelden
2.2 Huisartsenzorg
Corona
Het maakt niet uit of een consult digitaal, telefonisch of fysiek plaatsvindt omdat de zorgprestaties algemeen omschreven zijn. Alleen de duur van het consult maakt uit: kort, normaal of lang. Dit geldt voor een consult bij de huisarts en de praktijkondersteuner (poh-ggz).
|
De bekostiging van de huisartsenzorg bestaat uit drie segmenten en een aantal prestaties dat buiten de segmenten valt.
-
Segment 1 bevat prestaties met een maximumtarief om de basiszorg van de huisarts te bekostigen. Zo zijn er prestaties voor consulten met de huisarts of poh-ggz. Ook is er een vast inschrijftarief per patiënt voor de financiering van overheadkosten.
-
Segment 2 is bedoeld voor de bekostiging voor een specifieke groep chronisch zieken. Het bevat bijvoorbeeld prestaties met een vrij tarief om ketenzorg voor diabetes mellitus type 2, vasculair risicomanagement en COPD te bekostigen. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars kunnen afspreken om zorg voor deze aandoeningen met één prestatie en één tarief in rekening te brengen, maar dat hoeft niet. Zij zijn hiertoe niet verplicht en kunnen de zorgverlening ook met de prestaties van segment 1 in rekening brengen. Het is daarnaast mogelijk om zonder contract een maximumtarief in rekening te brengen voor de meest voorkomende ketenzorgprestaties.
-
Met segment 3 kunnen (gezondheids)uitkomsten en vernieuwing van zorg geleverd in segment 1 en 2 worden beloond. De huisarts kan prestaties in dit segment alleen in rekening brengen als hij/zij hierover een overeenkomst heeft met de zorgverzekeraar. In deze overeenkomst kunnen ook voorwaarden staan over de invulling van deze prestatie. De prestaties in dit segment hebben een vrij tarief.
-
Overig: tot slot valt een aantal losse prestaties buiten de segmenten.
Bekostigen digitale zorg
In ieder segment zijn mogelijkheden voor het bekostigen van digitale zorg.
Segment 1: Het inschrijftarief kan worden ingezet om de website te onderhouden en een online afsprakenplanner te financieren. Ook kan men in dit segment consulten op afstand declareren als reguliere consulten. In de opslag op het inschrijftarief voor inzet van poh-ggz valt onder andere de vergoeding voor begeleiding van zelfmanagementprogramma's door de poh-ggz die de huisartsenpraktijk via een vorm van e-health aanbiedt. Hierover kunnen eventueel nog aanvullende afspraken gemaakt worden met de zorgverzekeraar.
Als een consult op afstand zowel inhoudelijk als qua tijdsbesteding vergelijkbaar is met een consult in de spreekkamer, mag men een vorm van consult declareren. Bij bijvoorbeeld uitgebreider e-mailcontact kan men dus een declaratietitel kort consult, consult of lang consult declareren bij de zorgverzekeraar. Het gebruikte communicatiemiddel tussen huisarts en patiënt (face-to-face, telefoon, e-mail, persoonlijke gezondheidsomgeving etc.) doet er niet meer toe. Sinds 2019 zijn de consulten van de huisartsen afgestemd op digitale zorg. De poh-ggz die consulten heeft met de patiënt kan vergelijkbare prestaties declareren als de huisarts. Ook voor de poh-ggz geldt dat het communicatiemiddel met de patiënt (digitaal of niet) er niet meer toe doet.
Kortom, het maakt niet uit of een consult digitaal, telefonisch of fysiek plaatsvindt omdat de zorgprestaties algemeen omschreven zijn. Alleen de duur van het consult maakt uit: kort, normaal of lang. Dit geldt voor een consult bij de huisarts en voor een consult bij de poh-ggz.
Segment 2: Met dit segment wordt zorg rondom een specifieke groep chronisch zieken bekostigd. De ketenprestaties zijn algemeen beschreven. Hierdoor kunnen zorgaanbieders onderdelen van de ketenzorg op afstand leveren, of zelfmanagementprogramma's inzetten. Deze toepassingen van digitale zorg kunnen vergoed worden met het afgesproken tarief voor de integrale ketenprestatie (of indien van toepassing het maximumtarief).
Segment 3: In dit segment kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders aanvullende afspraken maken om toepassingen van digitale zorg te bekostigen die volgens hen van waarde zijn voor de patiënt. Zo kunnen zij via de prestatie 'Zorgvernieuwing e-health' afspraken maken over de vergoeding van of beloning voor inzet van digitale zorg binnen de geboden zorgverlening. Dit geldt voor:
Via de prestatie 'Resultaatbeloning service en bereikbaarheid' kunnen huisartsen met verzekeraars afspraken maken over beloning van zorgkwaliteit en/of kosten door een verbetering in service en bereikbaarheid. Hieronder vallen afspraken over mogelijkheden voor patiënten om digitaal afspraken te maken met de huisartspraktijk, digitaal herhaalrecepten aan te vragen of volledige telefonische bereikbaarheid.
Meekijkconsult
Ook kan de huisarts de prestatie 'Meekijkconsult' gebruiken. Dit consult is bedoeld om expertise van andere zorgverleners, zoals medisch specialisten of andere experts, in te roepen om behandelbeleid te bepalen. Deze raadpleging kan zowel face-to-face als op afstand plaatsvinden. Het doel van de raadpleging is om verwijzing te voorkomen of, als dat nodig is, doelgericht te kunnen verwijzen. De huisarts blijft bij het inroepen van deze expertise de hoofdbehandelaar.
Overig
Een prestatie die valt buiten de drie segmenten is de prestatie 'Teledermatologie'. Hiermee kan de huisarts beeldmateriaal van een huidafwijking delen met een dermatoloog. De inzet van de dermatoloog die de huidafwijking beoordeelt, wordt bekostigd met een prestatie uit de tweede lijn ('Overig zorgproduct'). De huisarts bespreekt de uitslag met de patiënt.
Nieuw! Huisartsenposten
Per 2021 wordt de prestatie 'Telefonisch consult' vervangen door de nieuwe prestatie 'Triageconsult'. Binnen de ANW-zorg is onderscheid te maken tussen het eerste contact (de triage) en het mogelijke vervolg (consult of visite). Het consult kan daarbij fysiek op de huisartspost, bij de patiënt thuis of in digitale vorm (via bijvoorbeeld beeldbellen) plaatsvinden. Om die reden is de prestatie 'Telefonisch consult' vervangen door de nieuwe prestatie 'Triageconsult'. Bij de triage wordt de zorgvraag geïnventariseerd en wordt bepaald of verder onderzoek middels een consult of visite noodzakelijk is. Ook bij het 'Triageconsult' maakt het niet uit op welke wijze deze plaatsvindt omdat de zorgprestatie algemeen is omschreven.
Extra ruimte voor digitale zorg
-
Deels vrije tarieven
-
Veel maatwerkafspraken mogelijk in segment 3
-
Ruime prestatiebeschrijvingen in segment 1 en 2
-
Speciale prestaties zoals 'Teledermatologie' en 'Zorgvernieuwing e-health'
Goede voorbeelden
2.3 Medisch-specialistische zorg
Corona
In plaats van een poliklinisch consult kan een zorgverlener het consult op afstand doen. Voor zowel een eerste consult op afstand als een herhaalconsult op afstand kan de zorgaanbieder de zorgactiviteit voor een screen-to-screen consult, belconsult of schriftelijke consultatie registreren.
|
De bekostiging van medisch-specialistische zorg gebeurt met dbc-zorgproducten en overige zorgproducten. De registratie van een diagnose en zorgactiviteiten binnen een vastgestelde periode leidt tot een dbc-zorgproduct. De zorgaanbieder brengt dit in rekening bij de zorgverzekeraar of patiënt. Afhankelijk van de kosten en inhoud van het zorgtraject zijn er verschillende dbc-zorgproducten. Deze producten weerspiegelen een gemiddeld zorgtraject. Verschillende zorgactiviteiten met diagnosen kunnen leiden tot eenzelfde dbc-zorgproduct: zorg die vergelijkbaar is qua prijs en zorginhoud resulteert dan in hetzelfde dbc-zorgproduct
Soms is het ook mogelijk om zorgactiviteiten los te bekostigen met een overig zorgproduct. Een voorbeeld zijn dure geneesmiddelen die zich lastig in een gemiddelde laten vertalen.
De meeste dbc-zorgproducten (circa 70%) hebben een vrij tarief. Voor de overige 30% gelden maximumtarieven (of hogere max-maxtarieven).
Bekostigen digitale zorg
Op basis van het dbc-zorgproduct of geregistreerde zorgactiviteiten is niet altijd duidelijk of er sprake was van digitale zorg. Dit komt omdat de zorgactiviteiten zijn bedoeld om een medische handeling te beschrijven.
Vaak staan in de regels geen nadere voorwaarden voor de uitvoering van de medische handeling, bijvoorbeeld al dan niet met ondersteuning van digitale zorg toepassingen. Dat betekent dat de meeste zorgactiviteiten ook geregistreerd kunnen worden als zij uitgevoerd zijn of ondersteund worden met digitale zorg. Voor een aantal toepassingen van digitale zorg gelden in overleg met veldpartijen wel specifieke zorgactiviteiten. Het gaan dan om de volgende toepassingen.
Consulten op afstand
De regels voor consulten op afstand zijn structureel verruimd per 2021.
-
Voor een eerste consult op afstand kan de zorgaanbieder de zorgactiviteit voor een screen-to-screen consult (190165), belconsult (190164) of schriftelijke consultatie (190167) registreren.
-
Voor een herhaalconsult op afstand kan de zorgaanbieder een van deze zorgactiviteiten voor screen-to-screen consult (190166), belconsult (190162) of schriftelijke consultatie (190163) registreren.
Voorwaarde is wel dat het consult op afstand zowel inhoudelijk als qua tijdsbesteding vergelijkbaar is met de zorgverlening tijdens een regulier polikliniekbezoek.
In het algemeen geldt dat een zorgactiviteit pas geregistreerd mag worden als deze volledig is uitgevoerd en deze voldoet aan de omschrijving. Voor een schriftelijke consultatie betekent dit dat deze zorgactiviteit pas geregistreerd kan worden na het laatste contact van de consultatie. De verschillende berichten waar het schriftelijk consult uit bestaat maken samen de zorgactiviteit, en is dus bij het laatste bericht pas compleet uitgevoerd. Als een arts verspreid over meerdere dagen meerdere berichten stuurt naar een patiënt (en bijv. vrijdag is het laatste, afsluitende bericht), kunnen deze berichten samen op vrijdag als één schriftelijke consultatie worden geregistreerd.
Zorgactiviteit voor het monitoren van patiënten op afstand
Sinds 2019 is het ook mogelijk om de zorgactiviteit voor telemonitoring (039133, 032716) te registeren en leidt deze samen met de zorgactiviteiten op afstand (of in het ziekenhuis) af naar een declarabel product.
Medisch-specialistische zorg in de thuissituatie
Dankzij technologische ontwikkelingen is het steeds vaker mogelijk om medisch-specialistische zorg bij patiënten thuis te leveren. Dit is een belangrijk onderdeel van de beweging 'juiste zorg op de juiste plek'; zorg zoveel mogelijk dichtbij de patiënt leveren en alleen in het ziekenhuis als het moet. Vandaar dat de meeste zorgactiviteiten ook locatie-onafhankelijk zijn omschreven. Voor patiënten is het fijn als zij niet steeds op en neer naar het ziekenhuis moeten. Ook kan deze ontwikkeling helpen de zorg betaalbaar te houden. Per 2020 is er ook een nieuwe zorgprestatie (190228) die de declaratie van klinische zorg in de thuissituatie mogelijk maakt.
Transformatiegelden uit hoofdlijnenakkoord
In het budgettair kader msz zijn extra middelen opgenomen (de zogenaamde transformatiegelden) waarmee zorgverzekeraars en zorgaanbieders afspraken kunnen maken over initiatieven die bijdragen aan de beweging 'juiste zorg op de juiste plek'. Bij deze beweging wordt uitgegaan van het voorkomen van (duurdere) zorg, verplaatsen van zorg (dichterbij mensen thuis) en het vervangen van zorg (door digitale zorg).
Beoordelen van diagnostiek op verzoek van de huisarts
Een medisch specialist kan op verzoek van de huisarts diagnostiek beoordelen. Dit gebeurt meestal via digitale uitwisseling van gegevens. Een medisch specialist kan bijvoorbeeld een ECG, holteronderzoek, inspanningsonderzoek, longfunctieonderzoek of dermatologische klacht beoordelen.
Financiële prikkels beter voor teledermatologie
Sinds 2020 geldt voor het beoordelen van een dermatologische klacht op verzoek van de huisarts (op basis van een overig zorgproduct eerstelijnsdiagnostiek) ook het vrije tarief. Daardoor verdwijnt het huidige verschil in tariefregime met een dbc-zorgproduct voor dermatologie (dat ook een vrij tarief kent). Ook is hiermee een mogelijke belemmering weggenomen voor het opschalen van teledermatologie in de eerste lijn. Dit voorkomt hopelijk onnodige ziekenhuisbezoeken.
Face-to-facecontact in zorgtraject
Over het algemeen geldt dat een zorgactiviteit geregistreerd mag worden als deze op afstand is uitgevoerd, mits in de omschrijving van de zorgactiviteit of in de regels geen face-to-face contact vereist wordt. Dit sluit beter aan bij de praktijk en is per 2020 in de regels verduidelijkt.
Onderlinge dienstverlening per 2020
Om de samenwerking tussen zorgaanbieders niet in de weg te staan, is de regel voor onderlinge dienstverlening verruimd. Met de aangepaste regel kan onderlinge dienstverlening ook plaatsvinden tussen zorgaanbieders uit de eerste lijn en zorgaanbieders uit de tweede lijn. Ook met deze maatregel dragen we bij aan de juiste zorg op de juiste plek: zorg in de eerste lijn als het kan en alleen in de tweede lijn als het moet.
Tijdelijke verruimingen zorg op afstand
Voor een aantal zeer specifieke situaties in de medisch specialistische zorg geldt tot nader bericht nog een tijdelijke verruiming in 2021.
Voor overige versoepelingen die structureel zijn doorgevoerd in de regelgeving verwijzen u graag naar het verantwoordingsdocument RZ21b voor meer informatie (pagina 34-43).
Facultatieve prestatie
Tot slot is per 2021 een aanvullende mogelijkheid voor bekostiging ingevoerd die kansen biedt voor digitale zorg in de medisch specialistische zorg: de zogenoemde facultatieve prestatie. Met de facultatieve prestatie kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders afspraken maken over (nieuwe) initiatieven die lastig te bekostigen zijn met de reguliere dbc's. Op de speciale themapagina is meer informatie te vinden.
Extra ruimte voor digitale zorg
-
Ruime prestatiebeschrijvingen
-
Grotendeels vrije tarieven
-
Max-max tarieven
-
Speciale zorgactiviteiten voor digitale zorg
-
Transformatiegelden beschikbaar
-
Nieuw! Per 2021 facultatieve prestatie
Goede voorbeelden
2.4 Paramedische zorg
Corona
Paramedische zorgprestaties (veelal zittingen) zijn algemeen omschreven. Om deze te kunnen declareren maakt het dus niet uit of de zorg digitaal, telefonisch of fysiek plaatsvindt, mits de zorg voldoet aan de wet- en regelgeving en richtlijnen voor goede zorg. Dit biedt zorgaanbieders en –verzekeraars ruimte om keuzes en afspraken te maken over de inzet van digitale zorg.
|
Onder paramedische zorg vallen de sectoren fysiotherapie, oefentherapie, logopedie, ergotherapie en diëtetiek. De eerste drie sectoren kennen prestaties per patiëntcontact waarbij een bedrag per prestatie (zoals een zitting) wordt gedeclareerd. Bij ergotherapie en diëtetiek worden deze in tijdseenheden per vijftien minuten gedeclareerd.
Alle prestaties in de paramedische sectoren kennen een vrij tarief en zijn veelal ruim omschreven. Zo kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders zelf verder invulling geven aan hun afspraken in die sector.
Bekostigen digitale zorg
Binnen bestaande zorgprestaties mogen zorgaanbieders het zorgproces veranderen door bijvoorbeeld digitale zorg in plaats van een behandeling in de praktijkruimte aan te bieden. Door de ruim omschreven zorgprestaties, zoals de algemene prestatie 'Zitting', is het mogelijk om digitale zorg te declareren. In het geval dat (de voorwaarden van) een prestatiebeschrijving de declaratie van een andere manier van zorgverlening belemmert, kunnen in sommige gevallen een zorgaanbieder en zorgverzekeraar samen een facultatieve prestatie aanvragen.
Of digitale zorg geleverd kan worden, wordt in de meeste gevallen beoordeeld door de zorgaanbieder, met inachtneming van wet- en regelgeving en richtlijnen over goede zorg. Voorwaarde voor het declareren van digitale zorg is wel dat de zorg op afstand inhoudelijk vergelijkbaar is met de reguliere zorgverlening.
Kosten die zorgaanbieders maken voor digitale zorgtoepassingen mogen niet afzonderlijk in rekening gebracht worden. Deze kosten zijn inbegrepen in de tarieven.
Extra ruimte voor digitale zorg
Goede voorbeelden
2.5 Farmaceutische zorg
Corona
In de prestaties voor farmaceutische zorg staat niet hoe je de zorg precies moet leveren aan de patiënt. Dit kan dus zowel face-to-face als digitaal of telefonisch. Gesprekken die onderdeel uitmaken van de zorg hoeven dus niet aan de balie plaats te vinden om gedeclareerd te mogen worden.
|
Bekostiging van farmaceutische zorg gebeurt met prestaties voor de verstrekking van een geneesmiddel, voor de uitleg over geneesmiddelen en voor begeleiding van een patiënt.
Alle prestaties kennen een vrij tarief en zijn veelal ruim omschreven. Zo kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders zelf verder invulling geven aan hun afspraken in de sector.
Bekostigen digitale zorg
In de zorgprestaties van de farmaceutische zorg staat niet beschreven op welke manier de zorg geleverd moet worden. Dit mag dus fysiek bij de balie gebeuren, maar mag ook digitaal plaatsvinden. In beiden gevallen mag de zorg gedeclareerd worden.
Daarnaast is het mogelijk voor een zorgaanbieder en zorgverzekeraar om samen een facultatieve prestatie aan te vragen, wanneer (digitale) zorg aangeboden wordt die afwijkt van de prestaties zoals omschreven.
Extra ruimte voor digitale zorg
Goede voorbeelden
2.6 Mondzorg
Corona
De meeste verrichtingen in de mondzorg kunnen alleen uitgevoerd worden als de patiënt fysiek aanwezig is. Wanneer de zorg, zoals omschreven in de prestatie, ook digitaal plaats kan vinden mag je hiervoor de bestaande prestatie in rekening brengen.
|
Bekostiging van de mondzorg vindt plaats met specifieke mondzorgprestaties. Deze hebben een maximumtarief. In de zorgprestaties (met uitzondering van beugelconsulten) staat niet de vereiste dat een patiënt fysiek aanwezig moet zijn. Echter kunnen verreweg de meeste verrichtingen in de mondzorg alleen uitgevoerd worden als de patiënt fysiek aanwezig is.
Bekostigen digitale zorg
Als het mogelijk is om de zorg zoals omschreven in de prestatie digitaal te leveren, mag hiervoor de betreffende prestatie in rekening worden gebracht. Deze zorg op afstand moet de reguliere vorm van de zorg vervangen.
In afspraak met de zorgverzekeraar kan een zorgverlener ook gebruik maken van het hogere max-maxtarief, waardoor financieel extra ruimte kan ontstaan voor het declareren van digitale zorg.
Extra ruimte voor digitale zorg
Goede voorbeelden
2.7 Geboortezorg
Corona
Het verschilt per discipline van geboortezorg hoe de prestaties omschreven zijn. In integrale geboortezorg is veel ruimte, waardoor gekozen kan worden of de zorg digitaal, fysiek of telefonisch plaatsvindt.
|
Geboortezorg is de zorg voor moeder en kind rondom de zwangerschap en geboorte. Dit kan op twee manieren bekostigd worden.
-
Integrale bekostiging, bedoeld om samenwerking van zorgaanbieders in de geboortezorg makkelijker te maken en kwaliteit van zorg te verhogen. Deze integrale prestaties hebben een vrij tarief waarover zorgaanbieders en zorgverzekeraar afspraken maken.
-
Monodisciplinaire bekostiging: prestaties die specifiek gelden voor de verloskundige zorg, kraamzorg of gynaecologische zorg.
Verloskunde
Zorgprestaties in de verloskundige zorg omvatten soms een individuele handeling en soms een periode in de zwangerschap, de bevalling of de kraamperiode, zoals volledige prenatale zorg en natale verloskundige zorg. Ook zijn er zorgprestaties voor de volledige verloskundige zorg van een zwangere. De prestaties in de verloskundige zorg hebben een maximumtarief.
Kraamzorg
Zorgprestaties voor kraamzorg en partusassistentie worden per uur gedeclareerd. Aanvullend hierop zijn prestaties per inschrijving, intake en partusassistentie. Het intakegesprek mag alleen in de thuissituatie van de cliënt of telefonisch plaatsvinden. Zorgprestaties in de kraamzorg hebben een maximumtarief.
Gynaecologie
Gynaecologische zorg wordt bekostigd met dbc-zorgproducten (zie medisch-specialistische zorg). Deze zorgprestaties kennen een vrij tarief.
Bekostiging digitale zorg
Veel zorg in geboortezorg kan alleen gegeven worden als de cliënt fysiek aanwezig is. In verschillende zorgprestaties van verloskunde en gynaecologie staat niet beschreven hoe de zorg geleverd moet worden. Dat betekent dat de zorg ook digitaal geleverd mag worden, wanneer dat mogelijk is. Met name onder Integrale geboortezorg is veel ruimte om digitale zorg aan te bieden, waar zorgverlener en cliënt dat van waarde vinden. Deze prestaties zijn namelijk erg breed omschreven.
Hierdoor kunnen bijvoorbeeld digitale consultengeorganiseerd worden. De aanbieder kan de kosten meenemen in de tarieven.
Tijdelijke verruiming zorg op afstand
Bij de kraamzorg geldt dat het intakegesprek op afstand mag plaatsvinden, zowel telefonisch als digitaal. De NZa bespreekt met partijen hoe de digitale vorm gedeclareerd kan worden.
Extra ruimte voor digitale zorg
-
Vrije tarieven voor integrale bekostiging
-
Zowel vrije als max-max tarieven voor verloskunde
-
Max-max tarieven voor kraamzorg
-
Ruime omschrijvingen verschillende zorgprestaties bij verloskunde
Goede voorbeelden
2.8 Basis-ggz
Corona
Het maakt niet uit of een consult digitaal, telefonisch of fysiek plaatsvindt omdat de zorgprestaties algemeen omschreven zijn. Behandeling en intake mogen volledig digitaal, deels digitaal (blended care) of fysiek plaatsvinden om te kunnen declareren.
|
In de basis-ggz zijn er vier integrale prestaties, gebaseerd op de zorgvraagzwaarte van de patiënt (licht, middel, intensief en chronisch). We stellen de inhoud van deze prestaties niet op detailniveau vast. Het is aan de zorgaanbieders en zorgverzekeraars om binnen de prestatieomschrijving een passend zorgaanbod te organiseren voor de patiënt. Twee voorwaarden die hiervoor gelden zijn dat het tarief onder het maximumtarief moet blijven en dat bij de behandeling minstens één regiebehandelaar betrokken is.
De beroepsgroepen die als regiebehandelaar basis-ggz mogen leveren zijn: klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog, psychotherapeut, gz-psycholoog, specialist ouderengeneeskunde, klinisch geriater, verpleegkundig specialist ggz en verslavingsarts in profielregister KNMG. Bij vrijgevestigde aanbieders mogen alleen de eerste vier beroepsgroepen regiebehandelaar zijn. Daarnaast kan de zorgverzekeraar aanvullende regels stellen aan de mogelijkheid om te declareren.
Bekostigen digitale zorg
Zorgprestaties in de basis-ggz zijn algemeen omschreven, en schrijven niet voor hoe zorg geleverd moet worden. Dat betekent dat het mogelijk is om op veel manieren digitale zorg aan te bieden, mits het tarief onder het maximumtarief blijft. In afspraak met de zorgverzekeraar kan een zorgverlener ook gebruik maken van het hogere max-maxtarief.
In de basis-ggz is blended care inmiddels gebruikelijk. Dit is de inzet van zorg waarbij patiënt en behandelaar in dezelfde ruimte zijn, in combinatie met de inzet van digitale middelen. Dit soort zorg is te bekostigen binnen de bestaande prestaties. Er zijn veel aanbieders van online behandelplatformen waar digitale dagboeken, psycho-educatie, ondersteunende communicatiemiddelen en ook complete behandelmodules bij elkaar komen. Blended care biedt ruimte voor zorgaanbieder en zorgvrager om tot een optimale zorgvorm te komen. Zorgverzekeraars kunnen het gebruik hiervan stimuleren door hierover afspraken te maken en eventueel een hoger tarief te vergoeden.
Extra ruimte voor digitale zorg
Goede voorbeelden
2.9 Gespecialiseerde ggz
Corona
Veel zorgprestaties zijn ruim omschreven, waardoor het vaak mogelijk is digitale zorg in te zetten als dat passend is. Een combinatie van digitaal en fysieke zorg (blended care) komt dan ook steeds vaker voor.
|
De gespecialiseerde ggz wordt bekostigd met diagnose-behandelcombinaties (dbc's) en voor het tweede en derde jaar verblijf in zorgzwaartepakketten. Een dbc bestaat uit patiëntgerichte activiteiten, eventuele verblijfsdagen of dagbesteding, mogelijke verrichtingen en de daaraan bestede tijd. Uit de uren en activiteiten volgen een dbc en eventueel overige prestaties ggz met verblijf. De prestaties in de gespecialiseerde ggz hebben een maximumtarief.
Voor de meeste patiëntgerichte activiteiten schrijven behandelaren tijd die besteed is aan de diagnostiek en behandeling, waarbij contact is geweest met de patiënt of diens systeem (familie, partner en dergelijke). De initiële dbc moet altijd direct patiëntgebonden tijd van een regiebehandelaar bevatten, omdat hier de diagnose en het behandelplan wordt vastgesteld. Het is niet voorgeschreven hoe dit directe patiëntcontact plaatsvindt. Dat mag zowel digitaal als in dezelfde behandelruimte.
Bekostigen digitale zorg
Zorgprestaties in de gespecialiseerde ggz zijn algemeen omschreven, en schrijven niet voor hoe zorg geleverd moet worden. Dat betekent dat het mogelijk is om op veel manieren digitale zorg aan te bieden. In afspraak met de zorgverzekeraar kan een zorgverlener ook gebruik maken van het hogere max-maxtarief.
Voor de verblijfzorg in de gespecialiseerde ggz is het ook mogelijk om digitale zorg in te zetten binnen de kaders van de prestatieomschrijving. Daarbij hoeven verpleegkundigen en verzorgenden bij deze verblijfprestaties geen tijd te schrijven, terwijl verblijf wel bijdraagt aan 40% van de kosten in de ggz. In de sector langdurige zorg zet men al langer in op deze ontwikkeling vanwege de nijpende arbeidsproblematiek. Dit soort zorg is in de ggz dus ook mogelijk binnen de reeds bestaande regels.
Extra ruimte voor digitale zorg
Goede voorbeelden
2.10 Langdurige zorg
Corona
Wonend in een zorginstelling: Het (dag)tarief kan je naar eigen inzicht besteden, dus ook aan digitale zorg.
Thuiszorg: Telefonisch of digitaal contact mag je ook als direct contact declareren, hierbij geldt dus hetzelfde uurtarief. Daarnaast mag je per maand per cliënt maximaal 6,5 uur declareren voor thuiszorgtechnologie tegen het afgesproken tarief voor verpleging, persoonlijke verzorging of begeleiding. Toezicht op cliënten valt hier ook onder.
|
Cliënten die verpleging en verzorging nodig hebben kunnen deze zorg thuis krijgen of gaan wonen bij een zorgaanbieder. Deze zorg valt onder de Wlz of (in het geval van wijkverpleging; zie aldaar) de Zvw. Voor de Wlz-zorg heeft een cliënt een indicatie van het CIZ nodig in de vorm van een zorgprofiel.
Wonen in een instelling
Het declareren van Wlz-zorg in een instelling gebeurt op basis van zorgzwaartepakketten (zzp). Een zzp heeft een maximumtarief per dag. De zorgkantoren en zorgaanbieders komen in de inkoop tot de definitieve prijs.
De langdurige ggz en gehandicaptenzorg kent eenzelfde bekostigingssystematiek.
Thuiswonend
In de Wlz gebeurt de bekostiging van verpleging en verzorging thuis grotendeels met uurtarieven voor verpleging en verzorging. Dit zijn prestaties met maximumtarieven per uur of, in het geval van modulair pakket thuis, per dagdeel.
Bekostigen digitale zorg
Wonen in een instelling
Zorgaanbieders kunnen het afgesproken dagtarief voor Wlz-zorg in een instelling naar eigen inzicht besteden. Ze kunnen een deel ervan inzetten voor digitale toepassingen voor hun cliënten zoals slimme sensoren die de beweegruimte van cliënten vergroten. Daarnaast kan een instelling met het zorgkantoor afspraken maken over een hoger tarief voor de inzet van digitale zorg. Voorwaarde is wel dat het afgesproken tarief binnen het maximumtarief blijft.
Thuiswonend
In de Wlz kan de zorgaanbieder direct contact met de cliënt in de thuissituatie bekostigen met het uurtarief. Deze prestaties gelden ook voor contacten via beeldscherm en telefonische contacten.
Aanvullende vergoeding voor thuiszorgtechnologie
Sinds 2020 is de aanvullende vergoeding voor het inzetten van thuiszorgtechnologie verruimd. Deze vergoeding kan gedeclareerd worden bovenop de uren voor directe contacttijd, waarbij het niet uit maakt welke vorm van thuiszorgtechnologie ingezet wordt. Zorgkantoor en zorgaanbieder bepalen samen welke thuiszorgtechnologie, zowel software als hardware, voor welke cliënt wordt ingezet. De totaal declareerde zorg (inclusief thuiszorgtechnologie) moet wel binnen de Wlz-aanspraak vallen. Een voorbeeld is het inzetten van digitaal toezicht op afstand in de thuissituatie die het langer thuis wonen mogelijk maakt. Ook de kosten van de inzet van een deskundige die met thuiszorgtechnologie op afstand meekijkt, valt onder deze aanvullende vergoedingsmogelijkheid. Ook valt te denken aan kosten zoals:
-
Aanschaf/huur, installatie, (preventief) onderhoud en storingsonderhoud van het digitale middel;
-
Beschikbaarheid van de achterwachtfunctie;
-
Telefonische controles in geval van falen van apparatuur;
-
Verwerken van uitgiften en signaleringen;
-
Abonnementsgelden.
Per cliënt die door middel van thuiszorgtechnologie zorg ontvangt op basis van een modulair pakket thuis (mpt), kan een instelling maximaal 6,5 uur per maand declareren tegen maximaal het afgesproken tarief van de prestatie verpleging (H139), persoonlijke verzorging (H138) of begeleiding (H306). Let op! Dit zijn aparte prestatiecodes voor thuiszorgtechnologie. Directe contacttijd die nodig is bij thuiszorgtechnologie kan via de reguliere prestaties gedeclareerd worden.
Ook kan overeengekomen worden om bijvoorbeeld hardware niet te vergoeden, als de patiënt hier al over beschikt (zoals een mobiele telefoon of tablet). Onder de wettelijke aanspraak van de Wlz valt ook het toezicht op cliënten. Dit betekent dat de mogelijkheid voor een extra vergoeding ook geldt voor deze zorgactiviteit.
Gehandicaptenzorg
De gehandicaptenzorg valt onder de Wlz. Voor de cliënten die in een instelling wonen ontvangt de zorgaanbieder een dagtarief. De betaling van zorg voor cliënten die thuis wonen gebeurt per uur of dagdeel. De gehandicaptenzorg maakt al heel veel gebruik van digitale toepassingen om de zelfredzaamheid en de kwaliteit van leven te stimuleren en de zorgverlening te ondersteunen. Dit varieert van spraakcomputers tot telemonitoring gedurende de nacht.
Zorgaanbieders maken gebruik van de ruimte die dag- of uurtarieven bieden om keuzes te maken voor een goede inzet van middelen. Voor zorg thuis kunnen zorgaanbieders gebruik maken van de prestaties voor thuiszorgtechnologie.
Kwaliteitskader verpleeghuizen
In 2017 is het kwaliteitskader verpleeghuizen vastgesteld. Hierin is ook aandacht voor het inzetten van digitale zorg. In maart 2018 hebben alle partijen het programmaplan vastgesteld. Hierin staat dat er extra geld komt voor het verbeteren van de kwaliteit van zorg. Van de 2,1 miljard die uiteindelijk beschikbaar is, mag 15% besteed worden aan andere zaken dan zorgpersoneel.
Daarnaast is er landelijk 50 miljoen aan transitiemiddelen beschikbaar. Over deze extra gelden maken zorgaanbieders en zorgkantoren afspraken. ICT en e-health die bijdragen aan kwaliteit van zorg of arbeidsbesparend is, kunnen daar onderdeel van zijn.
Extra ruimte voor digitale zorg
-
Aanvullende vergoeding thuiszorgtechnologie verruimd en vereenvoudigd
-
Ruime prestatiebeschrijvingen
-
Zorg op afstand mogelijk met directe contacttijd
-
Extra gelden voor kwaliteit en arbeidsbesparende middelen op basis van kwaliteitskader
Goede voorbeelden
2.11 Wijkverpleging
Corona
Telefonisch of digitaal contact mag je ook als direct contact declareren, hierbij geldt dus hetzelfde uurtarief. Daarnaast mag je per maand per cliënt maximaal 6,5 uur declareren voor thuiszorgtechnologie tegen het afgesproken tarief voor verpleging of persoonlijke verzorging. Begeleiding van en toezicht op cliënten zijn niet van toepassing in de Zorgverzekeringswet. Bovendien is er binnen het experiment Bekostiging verpleging en verzorging veel ruimte om afspraken te maken over digitale zorgtoepassingen.
|
Bekostiging wijkverpleging algemeen
Cliënten die verpleging en verzorging nodig hebben kunnen deze zorg in instellingen ontvangen op basis van Wlz, of thuis op basis van de Wlz of Zvw. Hier gaan wij in op verpleging en verzorging thuis op basis van de Zvw, oftewel de wijkverpleging.
Groot experiment
De bekostiging van wijkverpleging gebeurt grotendeels met het experiment Bekostiging verpleging en verzorging. In dit experiment spreken zorgaanbieders en zorgverzekeraars een vast bedrag per patiënt af op basis van de samenstelling van de populatie. Het experiment biedt veel ruimte om afspraken te maken over digitale zorgtoepassingen.
Bekostigen digitale zorg
Naast het experiment is het mogelijk om gebruik te maken van de ruimte in de reguliere bekostiging met uurtarieven. Ook deze bekostiging biedt ruimte voor afspraken over inzet van digitale zorg. Beeldschermcommunicatie en telefonische contacten maken ook onderdeel uit van het uurtarief voor directe contacttijd met een patiënt.
Aanvullende vergoeding voor thuiszorgtechnologie
Sinds 2020 is de aanvullende vergoeding voor het inzetten van thuiszorgtechnologie verruimd. Deze vergoeding kan gedeclareerd worden bovenop de uren voor directe contacttijd, waarbij het niet uit maakt welke vorm van thuiszorgtechnologie ingezet wordt. Voor deze aanvullende vergoeding geldt een contractvereiste. Zorgaanbieder en zorgverzekeraar bepalen samen welke thuiszorgtechnologie, zowel software als hardware, voor welke patiënt wordt ingezet. Een voorbeeld zijn sensoren in de thuissituatie die het langer thuis wonen mogelijk maakt.
Ook de kosten voor de inzet van een deskundige die met thuiszorgtechnologie op afstand meekijkt, vallen onder deze aanvullende vergoedingsmogelijkheid. Ook valt te denken aan kosten zoals:
-
Aanschaf/huur, installatie, (preventief) onderhoud en storingsonderhoud van het digitale middel;
-
Beschikbaarheid van de achterwachtfunctie;
-
Telefonische controles in geval van falen van apparatuur;
-
Verwerken van uitgiften en signaleringen;
-
Abonnementsgelden.
Per patiënt die door middel van thuiszorgtechnologie zorg ontvangt, kan maximaal 6,5 uur per maand tegen maximaal het afgesproken tarief van verpleging en/of persoonlijke verzorging worden gedeclareerd. Directe contacttijd die nodig is bij thuiszorgtechnologie kan via de reguliere prestaties gedeclareerd worden.
Ook kan overeengekomen worden om bijvoorbeeld hardware niet te vergoeden, als de patiënt hier al over beschikt (zoals een mobiele telefoon of tablet). In tegenstelling tot de Wlz, valt toezicht op patiënten (personenalarmering) niet onder de Zvw en daarmee ook niet onder de prestatie van thuiszorgtechnologie.
Prestatie 'beloning op maat'
Daarnaast biedt de prestatie 'beloning op maat' ruimte om samen op lokaal niveau afspraken te maken over het belonen van innovatie, kwaliteit en uitkomsten van zorg of naar de bediende populatie van de zorgaanbieder. Zo kan men bijvoorbeeld een extra beloning afspreken omdat een aanbieder patiënten op afstand monitort. Voordeel van deze prestatie is dat deze een vrij tarief kent. Ook voor deze aanvullende vergoeding geldt een contractvereiste.
Extra ruimte voor digitale zorg
-
Aanvullende vergoeding thuiszorgtechnologie verruimd en vereenvoudigd
-
Ruime prestatiebeschrijvingen
-
Vrije tarieven voor een aantal prestaties wijkverpleging
-
Experiment verpleging en verzorging biedt veel vrijheid
Goede voorbeelden
2.12 Hulpmiddelen
Corona
Welke soort hulpmiddelen op welke manier bekostigd worden is vastgelegd in de Zorgverzekeringswet en Wet langdurige zorg en de daarop gebaseerde regels. Beschreven digitale hulpmiddelen kunnen ingezet worden als onderdeel van een behandeling, mits de effectiviteit of samenstelling van de zorg niet wezenlijk verandert.
|
De Regeling Zorgverzekering staat beschreven welke hulpmiddelen voor vergoeding in aanmerking komen. Zorginstituut Nederland heeft een stroomschema beschikbaar gesteld waarmee je kunt bepalen of een hulpmiddel tot de hulpmiddelenzorg of geneeskundige zorg behoort.
1. Hulpmiddelen die tot hulpmiddelenzorg behoren, worden vergoed door zorgverzekeraars, mits ze voldoen aan de stand van de wetenschap en praktijk. Voor deze hulpmiddelen gaat de verzekerde doorgaans direct naar de leverancier, waar de verzekeraar afspraken mee gemaakt heeft over het type hulpmiddel en de prijs. Voorbeelden van dit soort hulpmiddelen zijn bloedsuikermeters, gehoorapparaten en protheses.
2. Hulpmiddelen die onderdeel zijn van de medisch-specialistische zorg worden bekostigd als onderdeel van de dbc-zorgproducten. De zorgaanbieder en zorgverzekeraar maken afspraken over de prijzen van de dbc's. Hulpmiddelen die in het kader van telemonitoring worden gebruikt vallen in deze afbakening (en mits aan overige randvoorwaarden wordt voldaan) onder medisch-specialistische zorg.
3. Hulpmiddelen die een zorgaanbieder of zorgverlener gebruikt bij het verlenen van geneeskundige zorg, en binnen de instelling of behandelkamer ingezet worden, worden bekostigd via de prestaties en tarieven van de bewuste sector. Dit is vergelijkbaar met de medisch-specialistische zorg. Een voorbeeld is de (digitale) bloeddrukmeter van een huisarts of een infuuspomp in het ziekenhuis.
4. Hulpmiddelen die een zorgaanbieder of zorgverlener gebruikt bij het verlenen van geneeskundige zorg die de patiënt buiten de behandelkamer gebruikt, kunnen onderdeel zijn van geneeskundige zorg. Een voorbeeld is een app waarmee de patiënt thuis meetresultaten invoert. Zorginstituut Nederland heeft in 2010 bepaald dat dit soort hulpmiddelen bij kunnen dragen aan de behandeling van chronische aandoeningen (mits het hulpmiddel voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk).
Bekostigen hulpmiddelen langdurige zorg
De aanspraak en bekostiging van hulpmiddelen voor cliënten die hun indicatie voor de Wet langdurige zorg verzilveren is afhankelijk van de leveringsvorm (zzp met behandeling, zzp zonder behandeling, volledig pakket thuis (vpt) of modulair pakket thuis (mpt)). Het Zorginstituut en het ministerie van VWS bepalen de aanspraak op hulpmiddelen. We stellen geen tarieven en prestaties vast voor hulpmiddelen in de Wlz. Eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen zoals een rollator of looprek moet de cliënt in alle gevallen zelf betalen. Voor andere mobiliteitshulpmiddelen (loopfiets, scootmobiel, et cetera) uitgezonderd de individueel aangepaste rolstoel, moeten cliënten aanspraak maken via de Wmo. Hulpmiddelen in de Wlz zijn op te delen in drie categorieën: roerende voorzieningen, verbruiksmiddelen en gebruiksmiddelen (rolstoel en individueel aangemeten hulpmiddelen). Voor de leveringsvorm zzp met behandeling worden de meeste hulpmiddelen uit de Wlz bekostigd, via de tarieven of boven-budgettair. Voor de leveringsvormen zzp zonder behandeling en vpt geldt dat hulpmiddelen in veel gevallen uit de Wmo of Zvw worden bekostigd.
Bekostigen digitale hulpmiddelen
De Zvw en Wlz zijn bepalend voor de vraag of hulpmiddelen op basis van deze wetten vergoed worden. In wezen maakt het voor de bekostiging niet uit of sprake is van een traditioneel hulpmiddel zoals een hoorapparaat of een modern hulpmiddel dat is gekoppeld aan het monitoren (van lichaamsfuncties) in een digitale omgeving. Voorbeelden van dit laatste zijn bloedglucosemonitoring en het inzetten van digitale luiers in een Wlz-instelling. Dit soort monitoring en zorg op afstand biedt de gebruikers vrijheid om mobieler te worden en in de thuisomgeving zorg te ontvangen. Digitale luiers zijn minder belastend voor de patiënt omdat zij minder vaak gecontroleerd hoeven te worden. Dit bespaart ook werk voor de schaarse verpleegkundigen in de sector.
Digitale middelen inzetten vergt ook een andere manier van zorg verlenen en organiseren. Vaak gaat dit gepaard met investeringen in opleiding of infrastructuur.
Zorgaanbieders kunnen afspraken maken met zorgverzekeraars of zorgkantoren over welke digitale hulpmiddelen zij willen gebruiken bij hun zorglevering in het belang van de cliënt of patiënt. Denk bijvoorbeeld aan de prestatie 'Ziekenhuisverplaatste zorg naar thuis' of de zorgactiviteit 'Monitoren' in de medisch-specialistische zorg waarbij digitale hulpmiddelen een belangrijke rol spelen. Deze prestaties lenen zich goed voor extra beloningsafspraken door het vrije tarief.
Overzicht bekostiging medische hulpmiddelen
Het overzicht biedt een eerste handvat bij het bepalen van welke bekostiging van toepassing kan zijn voor een (digitaal ondersteund) hulpmiddel.
Goede voorbeelden
5 Toelichting begrippen
Hieronder volgen de begrippen uit de Wegwijzer die we extra willen toelichten.
Max-max tarieven
In bepaalde gevallen is er extra tariefruimte bovenop het (standaard) maximumtarief voor aanvullende afspraken tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Deze extra tariefruimte is het max-maxtarief. Als zorgaanbieders en zorgverzekeraars digitale zorg willen stimuleren, is er dus ruimte om hierover afspraken te maken.
Bij een max-maxtarief is een schriftelijke afspraak nodig met de zorgverzekeraar, waarbij de hoogte van het tarief in de regel maximaal 10% is bovenop het (standaard) maximumtarief van ons als NZa. Een voordeel is dat de gemaakte afspraken niet vooraf door ons getoetst hoeven te worden.
Max-max tarieven zijn mogelijk in de volgende sectoren:
Vrije tarieven
Bij vrije tarieven bestaat er veel ruimte voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars om afspraken te maken over digitale zorg.
Dat geldt niet alleen voor de hoogte van de prijs, maar vaak ook voor de samenstelling van de te leveren zorg. Als zorgverzekeraars en zorgaanbieders digitale zorg willen stimuleren, is er dus ruimte om hier afspraken over te maken. Onderhandelen over digitale zorg binnen de tariefruimte van een maximumtarief is vanzelfsprekend ook mogelijk.
Sectoren met vrije tarieven
Deels vrije tarieven
Facultatieve prestatie
Zorgaanbieders en zorgverzekeraars kunnen samen een nieuwe prestatie afspreken in aanvulling op of in plaats van de door ons vastgestelde prestatie-beschrijvingen. Zij kunnen deze als facultatieve prestatie aanvragen bij ons. Dit biedt veel ruimte om afspraken te maken over digitale zorg. Wij voeren een beperkte toetsing uit en stellen bij een positief resultaat de prestatie vast. Dit hele proces neemt minder dan vier weken in beslag.
Ook andere zorgaanbieders kunnen deze nieuwe zorgprestatie leveren als zij hiervoor een overeenkomst hebben met de zorgverzekeraar.
In de volgende sectoren is een facultatieve prestatie mogelijk:
Prestaties (achtergrond)
Patiënten hebben recht op een duidelijke zorgnota. Zorgverzekeraars en zorgkantoren leggen in contracten met zorgaanbieders vast welke zorg er geleverd wordt, van welke kwaliteit en tegen welk tarief. Wij helpen hieraan mee door omschrijvingen van de behandelingen (prestaties) vast te stellen. Voor bepaalde behandelingen gelden maximumtarieven. Dit betekent dat de tarieven dan wel lager, maar niet hoger mogen zijn dan dat maximum. Wij stellen deze maximumtarieven vast op basis van periodiek kostenonderzoek. In een aantal sectoren gelden vrije tarieven: in de gehele paramedische zorg, het grootste deel van de medisch-specialistische zorg en een deel van de huisartsenzorg. Dit betekent dat we voor deze zorg geen kostenonderzoek doen en geen maximumtarief vaststellen. De minister van VWS en de Tweede Kamer bepalen voor welke zorgsectoren vrije tarieven gelden.
Patiënt, cliënt, burger, mens
De Wegwijzer richt zich vooral op de ruimte in de regels voor digitale zorg die wordt vergoed op basis van de Zvw en Wlz. Afhankelijk van dat laatste gaat het om een patiënt of cliënt. Als het functioneren van mensen centraal staat of het betreft een bredere context dan bekostigen van zorg op basis van de Zvw en Wlz gebruiken we ook burger, mens of inwoner.