In dit hoofdstuk belichten we een aantal opties ter bekostiging van de zorgcomponent voor de laag volume hoog complexe doelgroepen. De zorg wordt geleverd door de doelgroepexpertisecentra (DEC) en door de satellieten (SAT). Daarbij geven we met een afwegingskader een gewicht aan de opties.
3.1 Taken, rol en criteria DEC en SAT
Om advies te kunnen geven over bekostiging van het DEC en SAT, is het nodig de taken en rol van beiden helder te hebben. De taken van een DEC worden in het KPMG rapport als volgt omschreven:
- Een minimaal volume om het benodigde schaalvoordeel te creëren. Uitgangspunt minimaal 40 cliënten.
- Heeft alle voor de doelgroep relevante disciplines tot zijn beschikking en beschikt over uitgebreide behandelcapaciteit.
- Odersteunt satellieten om cliënten passende zorg te bieden, neemt niet elke cliënt over (uitgangspunt = blijven in eigen omgeving als mogelijk/gewenst).
- Biedt ambulante/ mobiele teams, consultatie en opleiding voor satellieten:
- Ambulante (behandel)teams en inzet digitale hulpmiddelen voor zorg op afstand om zorg naar de cliënt toe te brengen of de satelliet te ondersteunen.
- Bedt capaciteit voor scholing/opleiding/training aan satellieten. Maar ook consultatie, advies, herbeoordeling, observatie, etc.
- Gespecialiseerde fysieke omgeving (bijv. een prikkelarme omgeving, passende dagbesteding).
- Stemt met satellieten af hoe invulling te geven aan het hoofdbehandelaarschap (pakt DEC dit op of satelliet). Dit hoofdbehandelaarschap kan ook worden ingevuld door een case manager te betrekken die afstemt met andere partijen in de keten (bijv. ziekenhuis).
- Borgt werken vanuit actuele aanpak, methode of visie die inhoudelijk bewezen effectief is (bijvoorbeeld richtlijn) ook in de afstemming met de satellieten.
- Ondersteunt CIZ bij indicatie. D.w.z.: CIZ neemt voorgestelde indicatie over, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn dit niet te doen.
- Neemt deel aan wetenschappelijk onderzoek, richtlijnontwikkeling, meten van uitkomsten. Stelt data – binnen AVG en privacy vereisten – ter beschikking.
- Blijft proactief cliënten volgen (monitoring), om escalatie van de zorgvraag te voorkomen.
- Bijvoorbeeld tweejaarlijkse visitatie t.b.v. leren en verbeteren (rotatie onder verschillende DEC’s).
De taken van een SAT zijn als volgt omschreven in het KPMG rapport:
- Betrekt actief de DEC t.b.v. afspraken over hoofdbehandelaarschap, MDO, inzet ambulante teams, etc.
- Een minimaal volume van 8 cliënten (één fysieke afdeling).
- Neemt deel aan visitatie t.b.v. leren en verbeteren en visitatie t.b.v. ‘keurmerk satelliet’.
3.2 Bekostiging DEC en SAT
Onderstaande bekostigingsopties zijn op zowel het DEC als de SAT toepasbaar, hoewel de taken van een DEC zich niet strikt beperken tot directe zorgverlening. Het DEC vervult aanvullende zorggerelateerde niet cliëntgerelateerde taken, zoals vermeld in hoofdstuk 3.1. Bij de beoordeling van de aanvragen van zorgaanbieders zal het zorgkantoor derhalve rekening moeten houden met deze extra taken en verantwoordelijkheden.
In het rapport van KPMG is aangegeven dat een DEC ambulante (behandel)teams en digitale hulpmiddelen voor zorg op afstand inzet om de satellieten te ondersteunen. De NZa heeft al prestaties en tarieven vastgesteld voor het verlenen van zorg op afstand en het ambulant behandelen van patiënten. Denk hierbij aan de prestaties behandeling (per uur mpt) en een prestatie voor de reiskosten van de zorgverlener. Wij besteden daarom geen aandacht in dit advies aan de bekostiging van de ambulante behandelteams van het DEC.
In het rapport van KPMG is tevens aangegeven dat een DEC deelneemt aan wetenschappelijk onderzoek. Wij zijn er bij de inventarisatie van de bekostigingsopties vanuit gegaan dat het niet de bedoeling is dat het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek onderdeel is van de zorgprestatie en de tariefstelling. Wij gaan er vanuit dat het onderzoek via andere organisaties wordt gefinancierd en niet via een zorgprestatie. Denk hierbij aan financiering via ZonMW of patiëntenverenigingen. Een prestatiebeschrijving die voorziet in wetenschappelijk onderzoek ligt daarom niet voor de hand.
De beschikbaarheidsbijdrage Academische zorg 2020 wordt toegekend aan een aantal centra die aan bepaalde, deels wettelijk bepaalde criteria moeten voldoen. De hoogte van de toekenning is afhankelijk van een labelsystematiek. Wij hebben deze variant niet verder uitgewerkt omdat het reëel is dat de DEC’s niet aan deze criteria voldoen of dat hun doelgroep niet overeenkomt met de genoemde labels. De beschikbaarheidsbijdrage Academische zorg is bedoeld voor medisch- specialistische zorg ofwel de zorg geleverd door ziekenhuizen en niet voor zorg die wordt geleverd door verpleeghuizen of aanbieders van zorg voor mensen met een handicap. Tevens is de beschikbaarheidbijdrage een subsidie en draagt deze niet bij aan structurele bekostiging.
− Bestaande mogelijkheid: via reguliere zorginkoop
Voordat we opties voor (aanvullende) bekostiging van de zorgcomponent van de lvhc-doelgroepen noemen, maken we een uitstap naar de basis van de huidige bekostiging van de langdurige zorg. Dit schetsen we omdat hierin reeds mogelijkheden aanwezig zijn voor de bekostiging van de zorg voor de lvhc-doelgroepen. Voor elke Wlz cliënt is een zorgzwaartepakket (zzp) beschikbaar, dat de zorgaanbieder per cliënt een bedrag oplevert per geleverde zorgdag. De NZa stelt maximumtarieven vast per zzp die gemiddeld kostendekkend zijn. Over de hoogte van het uiteindelijke tarief maken zorgaanbieders en zorgkantoren afspraken. Zij zijn hierin vrij, zolang het tarief niet boven het maximum tarief uitkomt. Zorgkantoren hebben de vrijheid om de inkoop gerichter vorm te geven met deze tariefafspraken.
Als een zorgaanbieder één van de lvhc-doelgroepen bedient als DEC of als SAT, kan deze middels de zorginkoop een tarief afspreken met het zorgkantoor dat de kosten dekt van de doelgroepen die hij bedient. In de huidige werkwijze wordt door zorgkantoren meestal een vast percentage onder het maximum tarief afgesproken. De optie tot het afspreken van (een tarief dichtbij) het maximum tarief is echter ook aanwezig. Dat betekent dat een zorgaanbieder over alle cliënten meer inkomsten per dag ontvangt. Hij kan deze vervolgens inzetten om zijn cliënten uit de lvhc-doelgroep de zorg te geven die ze nodig hebben.
Het inpassen van de lvhc-doelgroepen in de bestaande inkoop via tariefafspraken oogt als de meest eenvoudige oplossing: er hoeft immers niets nieuws ingericht te worden. De vraag is echter of de inkoop in alle gevallen afdoende oplossing biedt. Naar alle waarschijnlijkheid is er een klein aantal zorgaanbieders waarvoor om andere redenen al een afspraak op het maximumtarief wordt gemaakt of waarvoor de zorgaanbieder te weinig cliënten in zorg heeft om voldoende geld uit de bijzondere afspraken te genereren. Daarnaast wordt bij sommige doelgroepen aangegeven dat de zorgzwaarte tussen cliënten dusdanig kan verschillen, dat zelfs het toepassen van een maximum tarief ontoereikend kan zijn. Verder wordt vanuit de zorgaanbieders nadrukkelijk aangegeven dat het niet of slechts beperkt lukt om met de huidige bekostigingsmethodiek een infrastructuur op te bouwen waarmee in afdoende mate de kennisinfrastructuur en kennisontwikkeling gestalte krijgt.
Daarom zijn hieronder twee andere opties voor bekostiging van zorg voor de lvhc-doelgroepen uitgewerkt: een voorkeursvariant en een alternatieve variant. We zijn gestart met inventariseren van alle mogelijke opties. Daarvan zijn er zes verder onderzocht. Om de voorkeursvariant en de alternatieve variant te kiezen, zijn deze zes opties afgewogen tegen de volgende criteria:
- De mate waarin het cliëntbelang het beste gediend wordt
- Faciliteert zorgaanbieder tot ontwikkeling kennis en toepassing hiervan
- Juridische aspecten
- Impact op toezicht (rechtmatigheid en handhaafbaarheid)
- Uitvoerbaarheid en impact voor:
- Zorgaanbieders
- Rol zorgkantoren
- Rol NZa als regulator
- Financiële verantwoording
- Inhoudelijke verantwoording (kwaliteit, toegankelijkheid)
- Administratieve lasten
Elk criterium kreeg een wegingsfactor. Het complete afwegingskader per optie is te vinden in de bijlage bij dit advies. We kiezen voor uniforme bekostiging voor alle lvhc-doelgroepen. De voorkeursvariant van bekostiging en het alternatief zijn inzetbaar voor alle doelgroepen.
− Voorkeursvariant bekostiging DEC en SAT: meerzorgregeling
In deze variant wordt de huidige meerzorgregeling12 toepasbaar gemaakt voor de bekostiging van extra zorg voor de lvhc-doelgroepen. Alle meerzorg (bovenop een zorgprofiel of een zzp of vpt) komt voor alle doelgroepen in principe onder één prestatie en één tarief te vallen. Alle reeds bestaande toeslagen vervallen. Net zoals nu kan het daarbij gaan om individuele meerzorg of groepsmeerzorg.
De zorgaanbieder maakt een berekening van welke zorg ze bovenop het zzp leveren voor de doelgroep en geeft de kosten daarvoor op aan het zorgkantoor. Het zorgkantoor beoordeelt de aanvraag aan de hand van een toetsingskader en kent de middelen toe.
Het belang van de cliënt wordt in deze variant goed gediend. Hierdoor is duidelijk voor de cliënt dat zij/hij aanspraak heeft op meerzorg, omdat dit expliciet in de regelgeving zal worden vastgelegd. Ook geeft deze bekostigingsmethodiek de meeste ruimte aan veldpartijen voor maatwerk en om de kwaliteit van zorg te bieden waar de doelgroep recht op heeft. Op individueel niveau bestaat het risico van verschillend handelen door zorgkantoren. Het voorkomen van ongelijke behandeling van gelijke gevallen moet worden geborgd, bijvoorbeeld door afspraken te maken over een afwegingskader voor het beoordelen van de meerzorgaanvragen. De meerzorgregeling, waar nodig met enige aanpassing, wijkt wat betreft toezicht door de NZa niet af van de wijze waarop deze nu is ingericht en wordt uitgevoerd. Wel is het (nu al) zo dat het zorgkantoor in het kader van handhaving geen (althans niet zonder nadere afspraken) direct aangrijpingspunt heeft om gedeclareerde kosten van gedeeltelijk geleverde zorg die via de meerzorgregeling worden bekostigd, te corrigeren. Een correctie gebaseerd op een deel van de meerzorggelden is problematisch en het corrigeren van de totale in rekening gebrachte toeslag is mogelijk niet proportioneel. Specifieke afspraken op cliëntniveau in het zorgleefplan kunnen bijdragen aan de verantwoording van en controle op de geleverde zorg. Het is van belang dat zorgkantoor en zorgaanbieder afspraken maken over een correctiemogelijkheid.
Deze bekostigingsmethodiek is vergelijkbaar met de bestaande meerzorgregeling en is daardoor redelijk eenvoudig te implementeren. Ook kan de financiële verantwoording overeenkomstig de reguliere methodiek voor meerzorg worden gehanteerd. De administratieve lasten blijven daardoor beperkt. Wel moet waarschijnlijk een nieuw of aangepast aanvraagformulier ontwikkeld worden door de zorgkantoren, waarop de zorgaanbieders hun kosten kunnen opgeven.
De juridische impact lijkt beperkt, omdat de regeling aansluit bij reguliere methodiek. Ook moet VWS het toepassingsbereik in de Regeling langdurige zorg aanpassen.13 Meerzorg mag nu alleen geleverd worden bij specifieke zorgprofielen en aandoeningen, dit bereik is niet dekkend voor de lvhc-doelgroepen. Aanpassing van de beleidsregel ‘Prestatiebeschrijving en tarief zzp-meerzorg Wlz’ door de NZa is eveneens nodig. Afhankelijk van de verdere uitwerking in de zorgpraktijk van de gewenste activiteiten en bekostiging, kan worden bezien in hoeverre verdere aanpassingen van regelgeving nodig zijn.
Partijen vragen bij de vormgeving van de meerzorgregeling voor de lvhc-doelgroepen aandacht voor de volgende aspecten:
- Onderzoek de mogelijkheid om een afdelings- of locatiebudget af te spreken welke voorziet in een basisfinanciering waarmee ook niet direct cliëntgerelateerde taken kunnen worden bekostigd. De wens is om financiering (deels) minder afhankelijk te maken van fluctuaties in cliëntbezetting op een afdeling.
- De meerzorgregeling voor lvhc-doelgroepen kan enkel worden ingezet bij door de CELZ aangewezen DEC en SAT zolang zij goede kwaliteit van zorg blijven leveren. Hier moeten goede afspraken over worden gemaakt. Wellicht hoeft dit niet in NZa regelgeving opgenomen te worden.
- Er is een toetsingskader nodig op basis waarvan de meerzorgaanvraag wordt beoordeeld door het zorgkantoor, om te voorkomen dat er al te grote regionale verschillen ontstaan in honorering van de aanvragen.
- Financiering wordt voor meerdere jaren afgesproken (onder voorwaarden), zodat continuïteit is gewaarborgd en het opbouwen van expertise kan plaatsvinden. Inkopen voor een jaar wordt vooral gedaan omdat er een jaarlijkse contracteerruimte is. Dit is echter niet in NZa regelgeving bepaald. Zorgkantoren hebben dus ruimte om dit op te pakken.
- De administratieve lasten worden beperkt.
− Alternatieve variant: specifieke toeslag per lvhc-doelgroep
In deze variant komt er een toeslag per doelgroep bovenop het zzp/vpt tarief. Voor enkele doelgroepen bestaat al een toeslag (cliënten met de ziekte van Huntington, cliënten met beademing, en vanwege specialistische epilepsie zorg).14 Voor zowel de zzp’s als de toeslagen stelt de NZa maximumtarieven vast. De zorgaanbieder maakt afspraken met het zorgkantoor over het leveren van de zorg en welk tarief voor het zzp en de toeslag daar tegenover staat. De zorgaanbieder declareert voor cliënten van deze doelgroep het zzp en de toeslag. Voordeel van deze variant is dat een bepaalde mate van zekerheid wordt verkregen van inkomsten voor zijn doelgroep.
Deze variant is een reeds bestaande methodiek. Wel moet VWS het toepassingsbereik van de Regeling langdurige zorg aanpassen.15 De toeslagen waarvoor de NZa de bekostiging heeft uitgewerkt, mogen nu immers alleen geleverd worden bij bepaalde zorgprofielen en aandoeningen, dat wellicht niet dekkend is voor de lvhc-doelgroepen. Iets soortgelijks geldt voor de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2020; die zal de NZa moeten aanpassen. Afhankelijk van de verdere uitwerking in de zorgpraktijk van de gewenste activiteiten en bekostiging, kan worden bezien in hoeverre verdere aanpassingen van regelgeving nodig zijn.
Deze variant heeft consequenties voor de uitvoerbaarheid door de NZa. Voor het vaststellen van een redelijkerwijs kostendekkend tarief voor een toeslag per doelgroep is een kostenonderzoek door de NZa nodig. Dit vereist veel voor het onderhoud van de tarieven van de toeslagen door de NZa. In deze variant neemt het aantal toeslagen toe en alle toeslagen moeten periodiek herijkt kunnen worden door de NZa. Grootste complexiteit hierbij is dat we zien dat bijna geen van de doelgroepen inzichtelijk kan maken wat de extra kosten zijn die zij maken voor de doelgroepen ten opzichte van de reguliere zorg. Bijvoorbeeld omdat de specifieke kosten niet worden geregistreerd. Een kostenonderzoek is daardoor nauwelijks mogelijk of vraagt tevoren administratievoorschriften voor zorgaanbieders. De manier om de hoogte van toeslagen mogelijk wel vast te kunnen stellen, is via vastgestelde richtlijnen en protocollen van de zorg, in een dusdanige vorm dat die zijn om te rekenen naar (impact op de) kosten. Voorwaarde voor deze variant is dus dat die richtlijnen kwantitatief vertaald kunnen worden. De snelheid waarmee dat gebeurt, bepaalt de snelheid waarop de NZa de tarieven van de toeslagen kan vaststellen en/of herijken.
In feite gaat het bij zowel de variant van de meerzorg als de variant van de toeslag om een extra tarief bovenop de ‘reguliere’ tarieven (zzp, vpt). Het verschil is dat in de meerzorgvariant sprake is van één prestatie/tarief waarin alle doelgroepen worden ingepast. In de toeslagvariant komt er per doelgroep een toeslag, waarbij door de specifieke hoge zorgzwaarte het risico bestaat dat een dusdanig hoge toeslag moet worden vastgesteld dat deze de kosten voor de meest zware cliënten dekt. Administratieve lasten die hieruit voortkomen lijken mee te vallen, gezien de huidige standaard om digitaal te kunnen declareren. Mogelijk nadeel van deze variant is wel dat er minder makkelijk sprake is van maatwerk. Het is een heterogene doelgroep, waarbij vaak sprake is van multiproblematiek, waardoor de toeslag niet in alle gevallen helemaal aansluit bij de inhoudelijke kwaliteitseisen en benodigde zorg (als er nieuwe categorieën worden gemaakt, valt er altijd wel iemand buiten de reikwijdte).
De toeslagenmethodiek wijkt wat betreft toezicht niet af van de wijze waarop deze nu is ingericht en wordt uitgevoerd. Wel is het (nu al) zo dat het zorgkantoor in het kader van handhaving geen (althans niet zonder nadere afspraken) direct aangrijpingspunt heeft om gedeclareerde kosten van gedeeltelijk geleverde zorg die via een toeslag worden bekostigd, te corrigeren. Een correctie gebaseerd op een deel van de toeslag is problematisch en het corrigeren van de totale in rekening gebrachte toeslag is mogelijk niet proportioneel. Specifieke afspraken op cliëntniveau in het zorgleefplan kunnen bijdragen aan de verantwoording van en controle op de geleverde zorg. Het is van belang dat zorgkantoor en zorgaanbieder afspraken maken over een correctiemogelijkheid.