Onderwerp: Bezoek-historie

Concentratie Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond – Coöperatie Ambulancezorg Rotterdam-Rijnmond U.A. – Bios Ambulancezorg B.V.
Ondertekeningsdatum:05-09-2019Publicatiedatum:02-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Aanvraag tot goedkeuring van een concentratie

 

1. Op 2 augustus 2019 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aanvraag ontvangen in de zin van artikel 49a van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) voor het verkrijgen van goedkeuring van een voorgenomen concentratie (hierna: de aanvraag).

 

Partijen

 

2. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (hierna: VRR) is een overheidsorganisatie die namens 15 gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond taken uitvoert op het gebied van onder meer rampenbestrijding, brandweerzorg en ambulancezorg in de regio Rotterdam-Rijnmond.

 

3. Cetorhinus Maximus B.V. is onder andere via haar dochterondernemingen Bios Rijnmond Beheer (hierna: Bios Beheer) en Bios Ambulancezorg B.V. (Bios Ambulancezorg) actief op het gebied van mobiliteitsdiensten in heel Nederland (hierna gezamenlijk: de Bios groep).

 

4. Coöperatie Ambulancezorg Rotterdam-Rijnmond U.A. (hierna: AZRR) is een samenwerkingsverband tussen VRR en de Bios groep, en aangewezen als Regionale Ambulancevoorziening voor de regio Rotterdam-Rijnmond. VRR en Bios Beheer oefenen gezamenlijke zeggenschap uit over AZRR.

 

Het voornemen

 

5. Het voornemen is tweeledig en betreft:

a. het uittreden van Bios Beheer uit AZRR waardoor VRR als enig lid achterblijft, en

b. de overname van activa, bepaalde passiva en personeel van Bios Ambulancezorg door AZRR.

Het voornemen is vastgelegd in een door partijen ondertekende intentieovereenkomst van 1 april 2019 alsmede een door partijen overgelegde conceptuittredingsovereenkomst van 10 juli 2019 en conceptkoopovereenkomst van 12 juli 2019.

 

Toepasselijkheid van de zorgspecifieke concentratietoets

 

 6. Betrokken organisaties zijn VRR, AZRR en een onderdeel van Bios Ambulancezorg.

 

 7. Betrokken organisaties kwalificeren (indirect) als zorgaanbieder in de zin van artikel 1, onderdeel c, onder 1 van de Wmg.

 

8. Uit de bij de aanvraag ter beschikking gestelde gegevens over het aantal personen dat werkzaam is binnen de betrokken organisaties blijkt dat de voorgenomen concentratie binnen de werkingssfeer van het in artikelen 49a t/m 49d van de Wmg geregelde zorgspecifieke concentratietoezicht valt.

 

9. Het voornemen leidt tot het tot stand brengen van een concentratie in de zin van artikel 27, eerste lid, onder b, Mededingingswet. De hierboven, onder punt 5 omschreven transactie leidt er namelijk toe dat VRR uitsluitende zeggenschap verkrijgt over AZRR en het onderdeel van Bios Ambulancezorg.

 

 

Beoordeling

 

10. Bij de beoordeling van de aanvraag tot goedkeuring van de voorgenomen concentratie hanteert de NZa de wettelijke criteria van artikel 49c lid 2 Wmg.

 

A. Inzicht in de verwachte effecten van de concentratie

 

11. De bij de aanvraag ter beschikking gestelde effectrapportage biedt voldoende inzicht in de verwachte effecten van de beoogde concentratie, zoals opgesomd in artikel 49b, tweede lid, Wmg.

 

B. Betrokkenheid belanghebbenden

 

12. Voor de beoordeling van de betrokkenheid van cliënten en personeel bij de voorbereiding van de concentratie sluit de NZa aan bij de in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (hierna: Wmcz) en de Wet op de ondernemingsraden verankerde advies- en instemmingsrechten van cliëntenraden en ondernemingsraden bij voorgenomen concentraties.[1]

 

Cliënten

 

13. Uit de bij de aanvraag ter beschikking gestelde gegevens blijkt dat AZRR weliswaar geen cliëntenraad in de zin van de Wmcz heeft ingesteld, maar zij wel al haar cliënten over de voorgenomen concentratie heeft geïnformeerd en de mogelijkheid heeft gegeven hierop te reageren.

 

Personeel en andere betrokken
 

14. Uit de bij de aanvraag ter beschikking gestelde gegevens blijkt dat personeel en andere betrokkenen door partijen op een zorgvuldige wijze zijn betrokken bij de voorbereiding van de concentratie. Zij zijn tijdig en op begrijpelijke wijze op de hoogte gebracht van de inhoud van de concentratieplannen en de manier waarop oordelen of aanbevelingen hierover kenbaar konden worden gemaakt.

 

15. Uit de bij de aanvraag ter beschikking gestelde gegevens blijkt dat het oordeel en de aanbevelingen van personeel en andere betrokkenen door partijen overtuigend en beargumenteerd zijn meegewogen in de besluitvorming tot concentratie.

 

C.Cruciale zorg

 

16. AZRR levert ambulancezorg. Uit de overlegde gegevens volgt dat de continuïteit van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vormen van zorg als bedoeld in artikel 56a, eerste lid, Wmg niet in gevaar komt.

 

 

Besluit

 

17. De NZa heeft vastgesteld dat partijen hebben voldaan aan de vereisten zoals opgenomen in artikel 49c Wmg. De NZa verleent goedkeuring aan het tot stand brengen van de concentratie waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Datum: 5 september 2019

 

Nederlandse Zorgautoriteit,

 

 

 

 

mw. mr. drs. K. Raaijmakers
directeur Toezicht en Handhaving

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Indien u het niet eens bent met dit besluit, dan kunt u binnen zes weken na verzending/bekendmaking van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Nederlandse Zorgautoriteit. U kunt uw bezwaar indienen: per post of per fax. Het is niet mogelijk uw bezwaar via de e-mail in te dienen.

 

Adres:    Nederlandse Zorgautoriteit
t.a.v. unit Juridische Zaken
Postbus 3017
3502 GA  UTRECHT
(In de linkerbovenhoek van de envelop vermeldt u: Bezwaarschrift)
Fax:        030 – 296 82 96

 

Het bezwaar dient volgens artikel 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht schriftelijk en ondertekend te worden ingediend en dient ten minste de volgende gegevens te bevatten:
- naam en adres van de indiener;
- de dagtekening;
- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar zich richt;
- de gronden (onderbouwing) van het bezwaar.

 

Wij verzoeken u een kopie van dit besluit bij te voegen.

 

 

[1] Zie, onder andere, Kamerstukken II, 2011-2012, 33 253, nr. 3, p. 12; Kamerstukken II, 2012-2013, 33 253, nr. 6. p. 13; Kamerstukken I, 2012-2013, 33 253, C, p. 15-17.

Naar boven