Onderwerp: Bezoek-historie

Bijzondere tandheelkunde instellingen - BR/REG-19131
Publicatiedatum:21-06-2018Geldigheid:01-01-2019 t/m 31-12-2019Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen.

 

Gelet op artikel 52, aanhef en onderdeel e, van de Wmg, worden tarieven die uit de voorliggende beleidsregel voortvloeien ambtshalve vastgesteld door de NZa.

 

Gelet op artikel 59, aanhef en onderdeel b, Wmg, heeft de minister van VWS met de brief van 12 juli 2012 (kenmerk MC-U-3122855) ten behoeve van voorliggende beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven. 

1. Begripsbepalingen

Instelling voor bijzondere tandheelkunde

Een instelling voor bijzondere tandheelkunde kenmerkt zich door een samen­werkingsverband van mondzorgverleners met specifieke deskundigheden, vaardigheden en faciliteiten respectievelijk ondersteuning dat consultatie, diagnostiek en behandeling verleent aan patiënten met bijzondere tandheel­kundige proble­ma­tiek. De te behandelen patiënten kennen een zodanige problematiek dat de hulp redelijkerwijs niet (volledig) kan worden geboden in de eigen praktijk. De aard van de specifieke problematiek vereist veelal een multi­disciplinaire aanpak en kan zijn gelegen in de tandheelkundig-technische moeilijkheids­graad en/of in de problemen van lichamelijke en/of verstandelijke aard van de te behandelen patiënt.

 

Verwijzing naar een instelling voor bijzondere tandheelkunde ligt in de rede indien de moeilijkheids­graad van een behande­ling ofwel de omstandig­heden waaronder de behan­deling plaatsvindt zodanig is dat deze redelijkerwijs niet in iedere huis­praktijk kan worden verleend of indien een multi­discipli­naire behandeling nood­zakelijk wordt geacht. De bedoelde hulp kan alleen worden verstrekt als dit vooraf schriftelijk met zorg­verzeke­raar is afgestemd.

 

Een instelling voor bijzondere tandheelkunde moet voldoen aan de vereisten zoals hieronder geconcretiseerd:

  • de instelling moet zodanig zijn gepositioneerd in het aanbod van
  • zorg­voorzieningen dat zij beschikt over de mogelijkheden tot
  • multidisci­plinaire consultatie, diagnostiek en behandeling;
  • de instelling moet voor ten minste alle patiënten die bijzondere
  • tandheelkundige zorg nodig hebben toegankelijk zijn;
  • de continuïteit moet gewaarborgd zijn, hetgeen betekent dat op elke werkdag zorgverlening beschik­baar moet zijn;
  • spoedgevallen moeten op elk moment opgevangen kunnen worden via een regeling voor spoedeisende klachten;
  • de instelling vervult haar taken via toetsbare protocollen; de output beantwoordt aan nader te formuleren kwaliteitseisen.

 

Tarieven bijzondere tandheelkunde

Instellingen die voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden (zie hierna onder 5) kunnen een ‘individueel vast tijdstarief’ verkrijgen op grond van een verzoek dat is ingediend samen met de twee representatieve zorgverzekeraars. De hoogte van dit tarief wordt door de NZa getoetst aan het hiervoor geldende toetsingskader bijzondere tandheelkunde.

 

Instellingen die geen individueel vast tijdstarief verkregen hebben kunnen voor de geleverde bijzondere tandheelkunde een ‘collectief maximum tijdstarief’ in rekening brengen. De hoogte van dit tarief wordt door de NZa jaarlijks vastgesteld.

 

Tandtechniek en overige kosten

In de hierboven genoemde tarieven zijn niet begrepen de kosten voor tandtechniek, kosten voor extra-orale voorzieningen, implantaatkosten, kosten voor het maken en beoordelen van (röntgen)foto’s en kosten voor intraveneuze sedatie en algehele anesthesie. Zie hierna onder 5.C voor de wijze waarop deze kosten in rekening kunnen worden gebracht. 

2. Doel van de beleidsregel

Het doel van deze beleidsregel is om vast te leggen op welke wijze de NZa gebruik maakt van haar bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen op het gebied van bijzondere tandheelkunde. 

3. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op bijzondere tandheelkundige zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) die wordt geleverd door instellingen voor bijzondere tandheelkunde.

4. Prestatiebeschrijvingen

In het kader van deze beleidsregel worden de volgende prestatiebeschrijvingen onderscheiden:

  • Individueel vast tijdstarief mondzorg aan bijzondere zorggroepen (X731);
  • Collectief maximum tijdstarief mondzorg aan bijzondere zorggroepen (X831);
  • Individueel vast tijdstarief algehele anesthesie (X631);
  • Intraveneuze sedatie (X611).

5. Totstandkoming tarieven

A. Mondzorg aan bijzondere zorggroepen

Individueel vast tijdstarief

 

A.1 Tariefaanvraag

Om rechtsgeldig een individueel vast tijdstarief met prestatiecode X731 in rekening te kunnen brengen moet de instelling hiervoor een tariefbeschikking van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben gekregen. Hiertoe dient de instelling jaarlijks, samen met de representerende zorgverzekeraars, een tariefverzoek in. Voor het tariefverzoek moet de begroting (van verwachte kosten en productie) en de overeenkomst met de zorgverzekeraars worden meegestuurd. Uitgangspunt is dat de instelling voor bijzondere tandheelkunde hulp verleent zonder winstoogmerk. Dit betekent dat het ‘tijdstarief mondzorg aan bijzondere zorggroepen’ als uitgangspunt heeft de aanvaardbare werkelijke kosten te dekken. Tot de aanvaardbare kostenposten kunnen worden gerekend:

  • vergoeding tandartsen;
  • vergoeding management(taken);
  • vergoeding ondersteunend (tandheelkundig) team;
  • vergoeding bij- en nascholing;
  • vergoeding klinisch psycholoog;
  • vergoeding verbruiksmaterialen;
  • vergoeding overige kosten;
  • rente, afschrijving en onderhoud.

 

A.2 Voorwaarden individueel vast tijdstarief

Een (nieuw) individueel vast tijdstarief wordt alleen afgegeven indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de instelling heeft minimaal een verzoek tot definitieve verrekening van het jaar (t-2) en voorafgaande jaren ingediend (zie hierna onder A.5).
  • de instelling heeft een minimale omvang van 1.0 fte tandarts.

 

A.3 Berekening van het individueel vast tijdstarief

De hoogte van het individueel vast tijdstarief mondzorg aan bijzondere zorggroepen wordt berekend door de totale begrote aanvaardbare kosten mondzorg te delen door het begrote aantal declarabele uren. Het individueel vast tijdstarief mondzorg aan bijzondere zorggroepen is, naar rato van de feitelijk bestede tijd, te berekenen in eenheden van 5 minuten.

 

De hoogte van de totale aanvaardbare kosten (met uitzondering van de kosten voor rente, afschrijving en onderhoud) wordt gebaseerd op het toetsingskader bijzondere tandheelkunde. Bepalend voor de maximale hoogte is het aantal fte tandartsen (in opleiding).

 

De NZa zal de bedragen van het toetsingskader voor het individueel vast tijdstarief mondzorg aan bijzondere zorggroepen jaarlijks per 1 januari van het jaar (t+1) actualiseren voor de loon- en prijsstijgingen volgens de betreffende indexen. De wijze van indexeren is geregeld in de  beleidsregel ’indexering’.

 

A.4 Toetsingskader

Het toetsingskader bestaat uit de volgende maximale normatieve posten (definitief niveau 2018):

 

1. Vergoeding tandartsen

Aanvaardbaar zijn de werkelijke salariskosten van tandartsen tot maximaal € 135.397,– per jaar per 1,0 fte tandarts. Dit bedrag komt overeen met de arbeidskostencomponent voor de vrijgevestigde tandarts algemeen practicus. Het bedrag wordt jaarlijks aangepast met de mutatie volgens het OVA-percentage.

 

2. Vergoeding management(taken)

De aanvaardbare werkelijke kosten voor management(taken) zijn afhankelijk van het aantal fte tandartsen. Voor grotere instellingen (> 2,0 fte tandartsen) geldt als aanvaardbaar de werkelijke kosten tot maximaal € 17.046,– per 1,0 fte tandarts. Voor de kleinere instellingen (1,0 < fte tandartsen < 2,0) geldt als aanvaardbaar de werkelijke kosten tot maximaal € 8.523,– per jaar per 1,0 fte tandarts, met als voorwaarde dat er minimaal vier tandartsen (parttime) werkzaam moeten zijn om hiervoor in aanmer­king te komen. De bedragen worden jaarlijks aangepast volgens het OVA-percentage.

 

3. Vergoeding ondersteunend (tandheelkundig) team

Aanvaardbaar zijn de werkelijke kosten voor salarissen van het ondersteunend tandheelkundig team en voor overige perso­neelskosten tot maximaal € 94.929,– per jaar per 1,0 fte tand­arts. Het bedrag wordt jaarlijks aangepast met de mutatie volgens het OVA-percentage.

 

4. Vergoeding bij- en nascholing

Aanvaardbaar zijn de werkelijke kosten voor bij- en nascholing van tandartsen en ondersteunend tandheelkundig team tot maximaal € 6.385,– per jaar per 1,0 fte tandarts. Het bedrag wordt jaarlijks aangepast met de mutatie volgens het CEP-percentage.

 

5. Vergoeding klinisch psycholoog

De klinisch psycholoog kan voor grotere instellingen (> 2,0 fte tand­artsen) als aparte kostenpost worden meegenomen. Aanvaardbaar zijn de werkelijke kosten tot maximaal € 7.307,– per jaar per 1,0 fte tandarts. Voor de kleinere instellingen (1,0 < fte tandartsen < 2,0) is hiervoor geen afzonderlijke kostenpost opgenomen. Het bedrag wordt jaarlijks aangepast met de mutatie volgens het OVA-percentage.

 

6. Vergoeding verbruiksmaterialen

Aanvaardbaar zijn de werkelijke kosten van verbruiksmaterialen tot maximaal € 19.192,– per jaar per 1,0 fte tandarts. Dit bedrag is exclusief implantaatkosten. Het bedrag wordt jaarlijks aangepast met de mutatie volgens het CEP-percentage.

 

7. Vergoeding overige kosten

Aanvaardbaar zijn de werkelijke kosten van de overige kosten tot maximaal € 31.556,– per jaar per 1,0 fte tandarts. Hieronder zitten onder meer posten zoals bankkosten, portokosten, telefoon­kosten en automati­sering. Het bedrag wordt jaarlijks aangepast met de mutatie volgens het CEP-percentage.

 

8. Rente, afschrijving en onderhoud

De werkelijke kosten voor afschrijving en rente zijn aanvaardbaar voor zover deze passen binnen de daarvoor geldende regelgeving (zie hierna onder artikel 6 en 7). De kosten voor onder­houd zijn aanvaardbaar tot de werkelijke kosten.

 

Indien in een jaar de werkelijke kosten van een bepaalde kostencategorie het maximum van de betreffende beleidsregel overschrijdt (met uitzondering van de kostenpost salaris tandarts), kan dat worden gecompenseerd met een onderschrijding bij andere kostencategorieën, mits de zorgverzekeraars in het lokaal overleg daarmee instemmen. Substitutie is daarbij mogelijk voor zover het totaal van de werkelijke kosten van alle kostencategorieën tezamen blijft binnen het totaal van de beleidsregelmaxima. De substitutieregeling is niet van toepassing op de kostenposten rente, afschrijving en onderhoud.

 

Bij de berekening van het minimale normatieve aantal declarabele uren mondzorg aan bijzondere zorggroepen speelt de instellingsgrootte, gemeten aan de hand van het aantal fte tandartsen (in opleiding), een rol.

 

kleinere instellingen (1,0 £ fte tandarts < 2,0)

  • Voor tandartsen bedraagt de rekennorm minimaal 1.206 ‘uren mondzorg aan bijzondere zorggroepen’ per jaar. Dit aantal is gebaseerd op 201 werkbare dagen per jaar en 6,0 declarabele ‘uren mondzorg aan bijzondere zorggroepen’ per werkdag.
  • Voor tandartsen in opleiding bedraagt de rekennorm minimaal 844 ‘uren mondzorg aan bijzondere zorggroepen’ per jaar (70% van de norm voor tandartsen).

 

grotere instellingen ( ³ 2,0 fte tandarts)

  • Voor tandartsen bedraagt de rekennorm minimaal 1.106 ‘uren mondzorg aan bijzondere zorggroepen’ per jaar. Dit aantal is gebaseerd op 201 werkbare dagen per jaar en 5,5 declarabele ‘uren mondzorg aan bijzondere zorggroepen’ per werkdag.
  • Voor tandartsen in opleiding bedraagt de rekennorm minimaal 774 ‘uren mondzorg aan bijzondere zorggroepen’ per jaar (70% van de norm voor tandartsen).

 

A.5 Nacalculatie

Op grond van de hierboven vastgelegde systematiek wordt een individueel vast tijdstarief mondzorg aan bijzondere zorggroepen op voorcalculatorisch niveau vastgesteld. Het verschil tussen het voorcalculatorische niveau jaar t en het definitieve niveau jaar t zal worden verrekend via een tijdelijke toeslag of aftrek in het individueel vast tijdstarief mondzorg aan bijzondere groepen voor jaar t+1 of
jaar t+2.

 

Ten behoeve van deze nacalculatie dient de instelling voor bijzondere tandheelkunde de jaarrekening over het jaar t alsmede het verantwoordingsformulier te overleggen. De jaarrekening bevat de volgende, door een (externe) accountant gecontroleerde cijfers:

  • de totale omzet mondzorg aan bijzondere zorggroepen;
  • de kosten van praktijkvoering;
  • het aantal tandartsen (in opleiding) werkzaam in de instelling;
  • het aantal fte tandartsen (in opleiding) werkzaam in de instelling;
  • het aantal gedeclareerde uren mondzorg aan bijzondere zorggroepen;
  • het daarbij in rekening gebrachte tarief;

 

De verantwoordelijkheid van de accountant is daarbij het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van zijn controle. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Uiteindelijk zal de accountant op basis van zijn controlewerkzaamheden een oordeel moeten geven of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen en van het resultaat.

 

Instellingen die niet zelfstandig opereren en op grond van (andere) wet- en regelgeving niet verplicht zijn om een op alleen deze instelling voor bijzondere tandheelkunde betrekking hebbende jaarrekening op te stellen, dienen – in plaats van de jaarrekening – minimaal een door een (externe) accountant opgesteld rapport van feitelijke bevindingen ten aanzien van de hierboven genoemde gegevens te verstrekken. Het rapport van feitelijke bevindingen moet voldoende gedetailleerd een beschrijving van het doel en van de overeengekomen werkzaamheden geven, teneinde de gebruiker in staat te stellen de aard en de reikwijdte van de uitgevoerde werkzaamheden te begrijpen.

 

A.6 Vaststelling individueel vast tijdstarief

De NZa geeft jaarlijks aan een instelling, op aanvraag en na goedkeuring, een individueel vast tijdstarief af vóór 1 januari van het ‘jaar t+1’. Hiervoor dient de aanvraag voor het individueel tijdstarief door partijen uiterlijk 1 oktober in het ‘jaar t’ tweezijdig en volledig te zijn ingediend.

 

Indien partijen verzuimen het verzoek tot vaststelling van het individueel vast tijdstarief vóór 1 oktober van het ‘jaar t’ in te dienen, geldt dat partijen in beginsel zijn aangewezen op het collectief maximum tijdstarief van het betreffende jaar.

 

Partijen kunnen vóór 1 december van het ‘jaar t’ een tweezijdig onderbouwd verzoek tot verlenging van de lopende tariefbeschikking indienen. De NZa kan daarop de geldigheidsduur van de lopende tariefbeschikking met het individueel vast tijdstarief van het ‘jaar t’ met maximaal zes maanden verlengen tot uiterlijk 1 juli van het ‘jaar t+1’.

 

Indien deze verlenging van de geldigheidsduur van de lopende tariefbeschikking ontoereikend is, geldt dat partijen voor de daaropvolgende periode zijn aangewezen op het collectief maximum tijdstarief van het betreffende jaar. 

 

Collectief maximum tijdstarief

Het collectief maximum tijdstarief mondzorg aan bijzondere zorggroepen kan in rekening worden gebracht door instellingen voor bijzondere tandheelkunde die geen individueel vast tijdstarief kennen op grond van het onder A.4 genoemde toetsingskader.

 

Voor het in rekening brengen van het collectief maximum tijdstarief dient gebruik te worden gemaakt van prestatiecode X831. Het bijbehorende tarief op definitief niveau 2018 bedraagt € 20,66. Het tarief is een bedrag per 5 minuten.

 

Dit tarief wordt in beginsel jaarlijks ambtshalve geïndexeerd. Voor wat betreft de loonkosten wordt de index vastgesteld door het Ministerie van VWS, de OVA-index. Voor wat betreft de materiële kosten wordt aangesloten bij de prijsindexcijfer particuliere consumptie uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau (CPB). De op het tarief toe te passen index is het gewogen gemiddelde van de loon- en materiële indices waarbij wordt uitgegaan van een aandeel van 67% loonkosten en 33% materiële kosten. Het tarief wordt vastgesteld op basis van een voorcalculatie voor het ‘jaar t+1’ en de definitieve indices van het ‘jaar t’.

B. Anesthesie

Individueel vast tijdstarief

B.1 Tariefaanvraag

Om rechtsgeldig een individueel vast tijdstarief met prestatiecode X631 in rekening te kunnen brengen moet de instelling hiervoor een tariefbeschikking van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben gekregen. Hiertoe dient de instelling voor het betreffende jaar, samen met de representerende zorgverzekeraars, een tariefverzoek in. Voor het tariefverzoek moet de begroting (van verwachte kosten en productie) en de overeenkomst met de zorgverzekeraars worden meegestuurd. Uitgangspunt is dat de instelling voor bijzondere tandheelkunde hulp verleent zonder winstoogmerk.

 

B.2 Voorwaarden voor individueel vast tijdstarief

Een (nieuw) individueel vast tijdstarief wordt alleen afgegeven indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de instelling heeft minimaal een verzoek tot definitieve verrekening van het jaar (t-2) en voorafgaande jaren ingediend (zie hierna onder B.4).
  • de instelling heeft een minimale omvang van 1.0 fte tandarts.

 

B.3 Berekening van individueel vast tijdstarief

De hoogte van het individueel vast tijdstarief algehele anesthesie wordt berekend door de totale begrote anesthesie-kosten te delen door het begrote aantal declarabele uren. Het individueel vast tijdstarief is, naar rato van de feitelijk bestede tijd, te berekenen in eenheden van 5 minuten.

 

B.4 Nacalculatie

Op grond van het hierboven gestelde wordt een individueel vast tijdstarief algehele anesthesie op voorcalculatorisch niveau vastgesteld. Het verschil tussen het voorcalculatorische niveau jaar t en het definitieve niveau jaar t zal worden verrekend via een tijdelijke toeslag of aftrek in het individueel vast tijdstarief algehele anesthesie voor jaar t+1 of jaar t+2.

 

Ten behoeve van deze nacalculatie dient de instelling voor bijzondere tandheelkunde de jaarrekening over het jaar t alsmede het verantwoordingsformulier te overleggen. De jaarrekening bevat de volgende, door een (externe) accountant gecontroleerde cijfers:

  • de totale omzet algehele anesthesie;
  • de kosten van praktijkvoering;
  • het aantal gedeclareerde uren algehele anesthesie;
  • het daarbij in rekening gebrachte tarief.

 

De verantwoordelijkheid van de accountant is daarbij het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van zijn controle. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Uiteindelijk zal de accountant op basis van zijn controlewerkzaamheden een oordeel moeten geven of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen en van het resultaat.

 

Instellingen die niet zelfstandig opereren en op grond van (andere) wet- en regelgeving niet verplicht zijn om een op alleen deze instelling voor bijzondere tandheelkunde betrekking hebbende jaarrekening op te stellen, dienen – in plaats van de jaarrekening – minimaal een door een (externe) accountant opgesteld rapport van feitelijke bevindingen ten aanzien van de hierboven genoemde gegevens te verstrekken. Het rapport van feitelijke bevindingen moet voldoende gedetailleerd een beschrijving van het doel en van de overeengekomen werkzaamheden geven, teneinde de gebruiker in staat te stellen de aard en de reikwijdte van de uitgevoerde werkzaamheden te begrijpen (zie het controleprotocol voor het rapport van feitelijke bevindingen, te vinden op de website van de NZa: www.nza.nl).

 

B.5 Vaststelling van individueel vast tijdstarief

De NZa geeft jaarlijks aan een instelling, op aanvraag en na goedkeuring, een individueel vast tijdstarief af vóór 1 januari van het ‘jaar t+1’. Hiervoor dient de aanvraag voor het individueel tijdstarief door partijen uiterlijk 1 oktober in het ‘jaar t’ tweezijdig en volledig te zijn ingediend.

 

Indien partijen verzuimen het verzoek tot vaststelling van het individueel vast tijdstarief vóór 1 oktober van het ‘jaar t’ in te dienen, geldt dat partijen de kosten voor algehele anesthesie tegen de werkelijke kosten kunnen declareren, voor zover deze niet door het ziekenhuis gedeclareerd worden.

 

Partijen kunnen vóór 1 december van het ‘jaar t’ een tweezijdig onderbouwd verzoek tot verlenging van de lopende tariefbeschikking indienen. De NZa kan daarop de geldigheidsduur van de lopende tariefbeschikking met het individueel vast tijdstarief van het ‘jaar t’ met maximaal zes maanden verlengen tot uiterlijk 1 juli van het ‘jaar t+1’.

 

Indien deze verlenging van de geldigheidsduur van de lopende tariefbeschikking ontoereikend is, geldt dat partijen voor de daaropvolgende periode zijn aangewezen de kosten voor algehele anesthesie tegen de werkelijke kosten te declareren, voor zover deze niet door het ziekenhuis gedeclareerd worden.  

C. Tandtechniek en overige kosten

In voorkomende gevallen kunnen naast het (individueel of collectief) tijdstarief mondzorg aan bijzondere zorggroepen ook de volgende kosten in rekening worden gebracht:

 

  1. Tandtechniek, extra-orale voorzieningen en implantaten
  2. Kosten voor het maken en beoordelen van (röntgen)foto’s
  3. Intraveneuze sedatie en algehele anesthesie

 

Ad 1.    De kosten voor tandtechniek (voor zover uitbesteed aan een tandtechnisch laboratorium), voor extra-orale voorzieningen en voor implantaten kunnen separaat worden doorberekend tegen de werkelijke kosten. Alle kosten ingeval van het plaatsen van een implantaat kunnen eenmalig per implantaat tegen het maximumtarief horend bij prestatie J33 uit de tarieflijst ‘Tandheelkundige zorg’ in rekening worden gebracht die voor de implantatie tijdelijk dan wel blijvend in de mond worden geplaatst. Daarnaast kunnen bij het plaatsen van een implantaat de overheadkosten door middel van prestatie J97 uit de tarieflijst ‘Tandheelkundige zorg’ in rekening worden gebracht.

De kosten voor tandtechniek in eigen beheer kunnen in rekening worden gebracht door middel van de prestaties uit de lijst met maximumtarieven ‘Tandtechniek in eigen beheer’.

 

Ad 2.    Kosten voor het maken en beoordelen van (röntgen)foto’s kunnen separaat tegen inkoopprijs worden doorberekend. Indien deze in eigen beheer zijn gemaakt, kunnen deze kosten door middel van de prestaties X10 tot en met X26 uit de tarieflijst ‘tandheelkundige zorg’ in rekening worden gebracht.

 

Ad 3.    Intraveneuze sedatie kan tegen de werkelijke kosten worden gedeclareerd. De kosten voor algehele anesthesie kunnen tegen de werkelijke kosten worden gedeclareerd, voor zover deze niet voor rekening komen van het ziekenhuis of de anesthesist.

6. Rente

Bij de vaststelling van de aanvaardbare kosten wordt rente over eigen vermogen niet en rente over vreemd vermogen wel in aanmerking genomen. Over het vreemde vermogen wordt de in te calculeren rente als volgt berekend.

 

Ingecalculeerd wordt het bedrag dat de instelling aan rente is verschuldigd in het jaar waarvoor de aanvaardbare kosten worden vastgesteld, met dien verstande dat rentetype en andere voorwaarden van leningsovereenkomst in overeenstemming dienen te zijn met hetgeen normaal gebruikelijk is (was) op het moment van afsluiten van de lening.

 

In afwijking van het vorenstaande wordt in het geval dat vreemd vermogen wordt aangetrokken in de vorm van een zogenaamde annuïteitenlening, aan rente ingecalculeerd het bedrag van de annuïteit, verminderd met de berekende rechtlijnige aflossing.

 

Voorts worden bij de bepaling van de aanvaardbare kosten de doorberekende rentekosten in mindering gebracht. 

7. Afschrijving

De in de aanvaardbare kosten op te nemen afschrijvingskosten worden gebaseerd op de historische kostprijs.

 

Indien voor een investering of het aangaan van een huurcontract toestemming bij of krachtens de wet is vereist, zullen bij gebreke daarvan geen afschrijvingskosten of huur in de tarieven worden opgenomen.

 

Indien de rechtspersoon, die een instelling exploiteert, geen eigenaar is van de gebouwen en/of installaties en/of inventaris en de verhuurder een rechtspersoon is die een niet winst gerichte doelstelling heeft, zal de huur getoetst worden aan de richtlijn voor afschrijving en rente.

 

Indien de rechtspersoon, die een instelling exploiteert, geen eigenaar is van de gebouwen en/of installaties en/of inventaris en de verhuurder een rechtspersoon is met een op winst gerichte doelstelling, zal aan huur worden ingecalculeerd:

  • hetzij een door de huuradviescommissie recentelijk geadviseerd huurbedrag voor het desbetreffende pand;
  • hetzij - indien een dergelijk advies niet beschikbaar is of indien in het pand nieuwe investeringen gepleegd worden om het geschikt te maken voor zijn nieuwe bestemming - de huur die wordt vastgesteld door drie makelaars, één aan te wijzen door de huurder, één aan te wijzen door de verhuur­der en één aan te wijzen door beide voornoemde makelaars.

 

Indien echter een als instelling van gezondheidszorg in gebruik zijnd pand overgedragen wordt aan een derde die dit pand vervolgens weer in huur aanbiedt ten behoeve van de exploitatie van een instelling van gezondheidszorg, wordt als huur slechts ingecalculeerd de vóór deze transactie bestaande eigenaarslasten (rente, afschrijving, vaste lasten).

 

De afschrijvingskosten worden in het algemeen in de tarieven opgenomen vanaf de ingebruikname van de betrokken activa.

 

Met inachtneming van het vorenstaande wordt bij de tariefbepaling uitgegaan van de volgende afschrijvingspercentages:

7

De aldus berekende, bij de bepaling van de aanvaardbare kosten in aanmerking te nemen afschrijvingskosten worden verminderd met de doorberekende kosten van afschrijving.

 

De afschrijvingsbasis bij overdracht en bij verandering van rechtsvorm

Overname van een instelling door een andere rechtspersoon en verandering van rechtsvorm, kunnen de afschrijvingsbasis niet doen wijzigen.

 

Afschrijvingen op bijzondere activa

Aanloopkosten, waaronder worden verstaan lopende uitgaven, zoals salarissen, opleidingskosten, etc., welke worden gemaakt reeds voordat de instelling in gebruik wordt genomen, dienen te worden geacti­veerd en moeten volgens de richtlijn in 40 jaar worden afgeschreven.

8. Bouwrente

Indien een instelling geheel wordt vernieuwd, is het geoorloofd een bedrag in te calculeren. Dit bedrag dient ter gedeeltelijke dekking van de rente tijdens de bouw, die in mindering dient te worden gebracht van de investeringskosten van de nieuwbouw.

 

Het toestaan van bouwrente in de verpleegprijzen leidt niet tot vorming van eigen vermogen daar de totale opbrengst van deze bouw­rente later wordt afgetrokken van de totale rente-uitgaven tijdens de bouw. Slechts op het saldo mag dan worden afgeschreven. Volgens de richtlijn is doorberekening van bouwrente slechts toegestaan bij volledige vernieuwing. In de praktijk bestaat de mogelijkheid om ook in gevallen, waarin het niet om een gehele nieuwbouw gaat, een deel van de bouwrente in de verpleeg­prijs op te nemen. Te denken valt hierbij aan een zodanige verbouwing van de instelling dat hier een aanzien­lijke investering mee gepaard gaat. Verder mag een factor bouwrente alleen worden doorberekend in het tarief van een bestaande instelling die tot vernieuwing overgaat.

 

Indien dus door één rechtspersoon meerdere instellingen worden geëxploiteerd, is het niet mogelijk alle tarieven van deze rechtspersoon met een factor bouwrente te verhogen. Bevoorrechting van dergelijke "concerns" wordt op deze manier voorkomen. Ook is het dan uitgesloten dat aan een instelling of een concern van instellingen bouwrente wordt toegekend, indien het gaat om de bouw van een instelling die niet dient ter vervanging van een bestaande instelling.

 

Bouwrente wordt ingecalculeerd vanaf het moment dat daadwerkelijk met de bouw een aanvang wordt gemaakt.

9. Indexering van huur en erfpacht

In afwijking van het aan de richtlijnen afschrijving en rente ten grondslag liggende uitgangspunt van de historische kostprijs, is een indexering van de kosten van huur en erfpacht van onroerend goed aanvaard­baar, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn:

a.     Het onroerend goed wordt voor gebruik ter beschikking gesteld door of namens een (rechts)­persoon met een op winst gerichte doelstelling.
 

b.     Het onroerend goed wordt voor gebruik ter beschikking gesteld door of namens een (rechts)­persoon met een niet op winst gerichte doelstelling, alsmede door of namens gemeenten en andere publiek­rechtelijke rechtspersonen, mits het onroerend goed:

  • afkomstig is van buiten de gezondheidszorg in ruime zin, dat wil zeggen, niet reeds heeft gediend voor activiteiten waarvan bekostiging thans plaatsvindt vanwege ziektekostenverzekering of Wlz;
  • niet is verworven met het oog op gebruik in het kader van de gezondheidszorg.
     

c.     Zowel in geval a als b, maar met uitzondering van de situatie waarin de overheid als erfpachter optreedt, geldt dat het eigendom van het onroerend goed niet direct of indirect berust bij het orgaan voor gezondheidszorg of de rechtspersoon waarvan het orgaan voor gezondheidszorg uitgaat.

 

De gehanteerde indexering mag ten hoogste bedragen:

  • voor erfpacht: de consumentenprijsindex (CPI-Werknemers Laag) van het CBS;
  • voor huur: de consumentenprijsindex (CPI-Werknemers Laag) van het CBS, hetzij het wettelijk toege­stane verhogings­percentage, hetzij het percentage dat resulteert uit een recentelijk geadviseerd huurbedrag door de huurcommissie of indien een dergelijk percentage niet beschikbaar is, het percen­tage dat resulteert uit de huur die wordt vast­gesteld door drie makelaars, één aan te wijzen door de verhuurder en één aan te wijzen door de huurder en één aan te wijzen door beide voornoemde makelaars.
     

Voor de toepassing van deze richtlijn geldt dat:

overname van een instelling door een andere rechtspersoon, wijzigingen van rechtsovername of andere juridische constructie alleen, niet kunnen leiden tot een wijziging van de aanvaardbare kosten of tarieven van een instelling van gezondheidszorg. In twijfelgevallen is de strekking van de richtlijn doorslaggevend.

10. Intrekking oude beleidsregel(s)

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de Beleidsregel bijzondere tandheelkunde instellingen, met kenmerk BR/REG-18149, ingetrokken. 

11. Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel, bekendmaking, inwerkingtreding, terugwerkende kracht en citeertitel

Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel

De Beleidsregel bijzondere tandheelkunde instellingen met kenmerk BR/REG-18149 blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.

 

Inwerkingtreding / Bekendmaking

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. Ingevolge artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wmg zal van de vaststelling van deze beleidsregel mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

 

Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel bijzondere tandheelkunde instellingen.

TOELICHTING

In deze beleidsregel is de verbondenheid aan een instelling voor medisch-specialistische zorg als voorwaarde voor het in rekening mogen brengen van prestatie X831 'Collectief maximum tijdstarief mondzorg aan bijzondere zorggroepen' losgelaten. Dit betekent dat een centrum voor bijzondere tandheelkunde voor de bijzondere tandheelkundige zorg, zoals omschreven in artikel 2.7 lid 1 van het Besluit Zorgverzekering, prestatie X831 in rekening mag brengen, ongeacht de plaats waar de zorg geleverd wordt. Als beperkende declaratievoorwaarde geldt per 2019 alleen dat voldaan moet zijn aan de algemene voorwaarden uit de beleidsregel. Dit betekent dat een centrum voor bijzondere tandheelkunde dient te beschikken over de mogelijkheid van multidisciplinaire consultatie, diagnostiek en behandeling.

Naar boven