Onderwerp: Bezoek-historie

Experiment proeftuinen meerzorg 2.0 Wlz - BR/REG-18135
Publicatiedatum:28-06-2017Geldigheid:01-01-2018 t/m 31-12-2018Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Grondslag

Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen.

 

Onder verwijzing naar artikel 58 van de Wmg, is in de voorliggende beleidsregel een experiment opgenomen. De daartoe vereiste aanwijzing bedoeld in artikel 59, aanhef en onder f, van de Wmg, is door de staatssecretaris van VWS met brief van 25 april 2016, met kenmerk 961626-149797-MC, aan de NZa gegeven.

1. Begripsbepalingen

Experiment proeftuinen meerzorg 2.0

Het experiment zoals beschreven in de brief van de staatssecretaris van VWS aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 maart 2016, met kenmerk 943090-148307-LZ.

 

Experiment

Een op grond van deze beleidsregel goedgekeurde werkwijze, vastgelegd in een beschikking, van een aan het experiment proeftuinen meerzorg 2.0 deelnemende zorgaanbieder, zoals beschreven in de aanwijzing van de staatssecretaris van VWS aan de NZa van 25 april 2016 met kenmerk 961626-149797-MC.

 

Experiment-overeenkomst

Een tussen een deelnemende zorgaanbieder en een (of meerdere) Wlz-uitvoerder(s) gesloten en door hen ondertekende overeenkomst waarin aard, inhoud en omvang van het door hen te houden experiment proeftuinen meerzorg 2.0 is beschreven.

 

Experimenteerpartijen

Een zorgaanbieder die blijkens het Kamerstuk van het ministerie van VWS (met kenmerk TK 2015–2016, 34 104, nr. 126) en een beschikking van de NZa, deelneemt aan het experiment proeftuinen meerzorg 2.0 en een (of meerdere) betrokken Wlz-uitvoerder(s), of zorgaanbieders die meerzorg leveren en na de inwerkingtreding van onderhavige beleidsregel zijn aangesloten aan het experiment.

 

Experimentevaluatie

De rapportage aan de NZa van experimenteerpartijen over de resultaten

van het experiment.

 

Zorgaanbieder

De natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent, als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1°, van de Wmg.

 

Wlz-uitvoerder

De rechtspersoon die een Wlz-uitvoerder is en die zich overeenkomstig artikel 4.1.1 van de Wlz heeft aangemeld voor de uitvoering van deze wet, daaronder begrepen de met toepassing van artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wlz door onze Minister aangewezen uitvoerder.

 

Zorgkantoor

Een ingevolge artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wlz voor een bepaalde regio aangewezen Wlz-uitvoerder.

 

ZZP-meerzorg

ZZP-meerzorg is een declarabele prestatie voor de bekostiging van zorg zoals bepaald in artikel 3.1.1, tweede lid, van het Besluit langdurige zorg en artikel 2.2 van de Regeling langdurige zorg. Meerzorg is zorg die aanvullend op een zzp of vpt prestatie wordt geleverd. De prestatie woonzorg, dagbesteding en behandeling, zoals omschreven in de beleidsregel ‘Prestaties en tarieven ZZP-meerzorg Wlz’ zijn de bouwstenen van het ZZP-meerzorg. Tezamen vormen ze de uren te leveren zorg en het tarief dat kan worden gedeclareerd.

2. Doel van de beleidsregel

Het doel van deze beleidsregel is het vastleggen van de kaders omtrent het experiment proeftuinen meerzorg 2.0.

3. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op de zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz) die wordt geleverd door:

  • zorgaanbieders die door de staatssecretaris van VWS genoemd zijn in het Kamerstuk van 3 juni 2016, met kenmerk TK 2015–2016, 34 104, nr. 126. Het betreft zorgaanbieders die een beschikking van de NZa hebben ontvangen om deel te nemen aan het experiment proeftuinen meerzorg 2.0. Het gaat om experimenten die zijn gestart vanaf 1 januari 2015 met een looptijd van maximaal 3 jaar; of
  • zorgaanbieders die meerzorg leveren en na de inwerkingtreding van onderhavige beleidsregel zijn aangesloten aan het experiment. Het gaat om experimenten die zijn gestart vanaf 1 januari 2018 met een looptijd tot uiterlijk 31 december 2018.

4. Nieuwe deelnemers experiment proeftuinen meerzorg 2.0

Zorgaanbieders die gebruik maken van de beleidsregel ‘Prestatiebeschrijvingen en tarieven ZZP-meerzorg Wlz 2018’ en die voor de inwerkingtreding van onderhavige beleidsregel nog niet deelnamen aan het experiment proeftuinen meerzorg 2.0, maar zich willen aansluiten aan het experiment zijn verplicht hun deelname aan het experiment bij de NZa te melden en daarbij een afschrift van de tweezijdig ondertekende experiment-overeenkomst bij de NZa in te dienen.

5. Uitgangspunten

5.1  Bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden, houdt de NZa binnen haar mogelijkheden rekening met een experiment.

 

5.2  Bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden, hanteert de NZa in het kader van een experiment in het bijzonder de volgende uitgangspunten:

a. Personen aan wie zorg wordt verleend komen door een experiment niet in een nadeliger positie te verkeren dan wanneer het experiment niet zou plaatsvinden.

b. Een zorgaanbieder kan geen beroep doen op extra financiële middelen in verband met deelname aan het experiment proeftuinen meerzorg 2.0.

c. Het zorgkantoor toetst of de aanvullende middelen beschikbaar voor meerzorg niet ingezet worden voor zorg die uit de reguliere prestaties, zzp, vpt, en mpt, bekostigd moeten worden.

 

5.3  Gelet op het uitgangspunt als vermeld in artikel 5.2 onderdeel b, neemt de NZa een aanvraag om extra financiële middelen wegens deelname aan een experiment niet in behandeling.

 

5.4  Indien experimenteerpartijen het experiment eerder beëindigen of niet meer voldoen aan de uitgangspunten van het experiment, melden zij dit bij de NZa.

 

5.5  Indien een experiment naar het oordeel van de NZa niet meer voldoet aan de uitgangspunten als bedoeld in artikel 5.2, kan de NZa dat experiment, indien en voor zover het binnen haar bevoegdheidsdomein valt, onmiddellijk beëindigen. 

6. Tweezijdige aanvragen

Een budget- of herschikkingsaanvraag die betrekking heeft op een experiment moet door zorgkantoor en deelnemende zorgaanbieder gezamenlijk (dat wil zeggen tweezijdig) bij de NZa worden ingediend. Indien slechts een deel van de budget- en herschikkingsaanvraag op een experiment betrekking heeft, moet in ieder geval dat experimentdeel tweezijdig worden ingediend. Dit geldt ook voor zover uit nadere regels en beleidsregels van de NZa volgt dat eenzijdige indiening mogelijk zou zijn. 

7. Informatieverstrekking NZa aan de staatssecretaris van VWS

Indien de NZa van oordeel is dat zij van haar recht als bedoeld in artikel 5.5 gebruik dient te maken, informeert de NZa onverwijld de staatssecretaris van VWS.

8. Nadere regels

8.1  Bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden, past de NZa  haar nadere regels toe. Voor zover noodzakelijk voor de goede uitvoering

van een experiment, en voor zover passend binnen de kaders van artikel 5, wijkt zij van haar nadere regels af.

 

8.2  De zorgaanbieders die deelnemen aan de proeftuinen meerzorg 2.0 wijken op de volgende twee punten af van de Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking Wlz 2018, namelijk:

  • de zorgverlening heeft betrekking op direct cliëntgebonden tijd. Niet cliëntgebonden tijd en indirect cliëntgebonden tijd worden niet meegerekend;
  • de vertaling van de personele inzet naar de totaal geplande uren per component (woonzorg, dagbesteding, behandeling, eventuele toeslagen). Hierbij wordt rekening gehouden met de groepsgrootte. Bij een activiteit die gedurende een uur met één begeleider plaatsvindt in een groep van bijvoorbeeld vier cliënten is het aantal geplande uren ¼ uur.

9. Beleidsregels

9.1  Bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden, past de NZa haar beleidsregels toe. Voor zover noodzakelijk voor de goede uitvoering van een experiment, en voor zover passend binnen de kaders van artikel 5, wijkt zij van haar beleidsregels af.

 

9.2  Behoudens in het geval genoemd in artikel 6 blijft in afwijking van  artikel 8.1 gedurende een experiment de beleidsregel ‘Budgettair kader  Wlz’ van toepassing voor de zorgaanbieder en het betrokken zorgkantoor.

Dit betekent onder andere dat de zorgaanbieder en het zorgkantoor vóór 1 november van het jaar t-1 de budgetafspraken voor het jaar t indienen bij de NZa. De budgetafspraak gemaakt in het kader van het experiment gaat mee in de toetsing van de regionale contracteerruimte. Mocht deze regionale contracteerruimte worden overschreden, dan wordt ook deze zorgaanbieder meegenomen in de korting, zoals beschreven in de beleidsregel ‘Budgettair kader Wlz’.

10. Wijze van indiening aanvraag

De zorgaanbieder gebruikt voor het maken van productieafspraken het reguliere budget- of herschikkingsformulier. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag door de NZa gelden de reguliere vereisten.

11. Duur en einde van het experiment

11.1  De ingangsdatum van de individuele beschikking als bedoeld in deze beleidsregel is niet eerder dan 1 januari 2015.

 

11.2  Een experiment duurt maximaal 3 jaar. Een experiment eindigt eerder indien de experimenteerpartijen dit in de experiment-overeenkomst hebben opgenomen dan wel tussentijds gezamenlijk overeenkomen.

 

11.3  In het geval door een zorgaanbieder een experiment is gestart na de inwerkingtreding van deze beleidsregel geldt dat het experiment eindigt uiterlijk op 31 december 2018. 

12. Evaluatie van het experiment

12.1 De NZa evalueert een experiment op basis van de experimentevaluatie aangeleverd door de experimenteerpartijen. De NZa dient de experimentevaluatie uiterlijk 12 weken voor de einddatum van het experiment te ontvangen. De experimentevaluatie bevat minimaal:

a. de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het experiment, waaruit de mate blijkt waarin de doelstelling van het experiment behaald is en de mate waarin een betere prijs/kwaliteitverhouding van zorg behaald is;

b. het oordeel van de zorgaanbieder(s) over de resultaten van het experiment;

c. het oordeel van de zorgkantoren(s) over de resultaten van het experiment;

d. de totale kosten van het experiment uitgesplitst in aantal cliënten en aantal dagen dat cliënten in zorg waren;

 

12.2 De NZa rapporteert aan de staatssecretaris van VWS over de uitslag van het experiment.

13. Intrekken oude beleidsregel

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de beleidsregel ‘Experiment proeftuinen meerzorg 2.0 Wlz’, met kenmerk CA-BR-1523, ingetrokken.

14. Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel, bekendmaking, inwerkingtreding, terugwerkende kracht en citeertitel

Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel

De beleidsregel ‘Experiment proeftuinen meerzorg 2.0 Wlz’ met kenmerk CA-BR-1523, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.

 

Inwerkingtreding/Bekendmaking

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2018 en vervalt met ingang van 1 januari 2019.

Ingevolge artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wmg, zal van de vaststelling van deze beleidsregel mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

 

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: beleidsregel ‘Experiment proeftuinen meerzorg 2.0 Wlz 2018’. 

TOELICHTING

Algemeen

Eind 2014 zijn tien proeftuinen gestart op het gebied van meerzorg-de proeftuinen meerzorg 2.0. De initiators van de proeftuinen zijn het CCE, VGN en ZN. VWS is vanaf de start nauw betrokken bij dit traject. Het doel van de proeftuinen is het optimaliseren van de kwaliteit van zorg, de kwaliteit van leven en het leveren van meer doelmatige zorg door het breder inzetten van meerzorg-gelden.

 

In de proeftuinen meerzorg 2.0 werken zorgaanbieder, Wlz-uitvoerder(s), cliënt(vertegenwoordiger(s)) en het CCE met elkaar samen en zoeken ze gezamenlijk naar andere manieren om met minder (of gelijke) inzet van middelen meer resultaten te kunnen bereiken binnen de Wlz, met als doel kwalitatief betere zorg voor de cliënt. Het gaat hierbij om de extra middelen meerzorg die een zorgaanbieder ontvangt. In de proeftuinen worden de meerzorg-gelden breder ingezet dan alleen voor één op één zorg aan de cliënt, namelijk op groepsniveau en voor specifieke opleiding/deskundigheidstraining van betrokken medewerkers.

 

In de praktijk is gebleken dat er spanning bestaat tussen de werkwijze van deze proeftuinen en de regelgeving van de NZa. Om te bereiken dat de lopende experimenten ruimte houden om de nieuwe werkwijze in de praktijk te toetsen, krijgen ze een experimenteerstatus op grond van de Wmg. In de eerder genoemde aanwijzing heeft het ministerie van VWS de NZa gevraagd regelgeving vast te stellen voor de proeftuinen meerzorg 2.0. Deze experimenteerstatus is met terugwerkende kracht ingevoerd, vanaf 1 januari 2015.

 

Met ingang van 1 januari 2018 maakt de NZa het voor alle zorgaanbieders die meerzorg leveren binnen de ghz, vv en ggz mogelijk om deel te nemen aan het experiment. Deze nieuwe experimenten lopen tot uiterlijk 31 december 2018.

 

De aanbieders die reeds voor 1 januari 2018 deelnamen aan het experiment kunnen tijdelijke instandlating van het experiment aanvragen op basis van de beleidsregel ‘Tijdelijke instandlating gevolgen experimenten’, met kenmerk BR/REG-17164.

Artikelsgewijs

Artikel 7

Wet- en regelgeving waar de NZa niet over gaat kan door de NZa niet buiten werking worden gesteld. De algemene verplichtingen zoals bijvoorbeeld de verplichting om een administratie te voeren conform artikel 36 van de Wmg blijven daarom van kracht.

 

Artikel 11 Evaluatie van het experiment

De experimenteerpartijen voeren de experimentevaluatie zelf uit. Experimenteerpartijen worden geacht het experiment zo in te richten,

dat het experiment binnen de experimenteerperiode geëvalueerd wordt.

Naar boven