5. Beleidsregelwaarden voor tariefvaststelling
5.1 Tarieven
De NZa stelt de tarieven in een tariefbeschikking vast op de bedragen zoals vermeld in artikel 11 (beleidsregelwaarden).
De tarieven die de NZa vaststelt op basis van deze beleidsregel zijn maximumtarieven. Een maximumtarief is een tarief dat ten hoogste in rekening mag worden gebracht. Bij het maken van productieafspraken kunnen veldpartijen lagere tarieven afspreken.
Een uitzondering zijn de opslagen voor Waardigheid en Trots. Dit zijn vaste tarieven. De opslag is een vast bedrag per zzp en voor veldpartijen dus niet onderhandelbaar. De opslag is direct gekoppeld aan de afgesproken en geleverde zzp.
Een andere uitzondering zijn de transitiemiddelen verpleeghuiszorg 2018. Hiervoor geldt een vrije beleidsregelwaarde. Dit betekent dat partijen bij hun onderhandelingen niet gebonden zijn aan een concrete beleidsregelwaarde/bedrag van de NZa. Na toetsing van de onderhandelde bedragen aan de macro beschikbare ruimte stelt de NZa vaste tarieven vast.
5.2 Aanvaardbare kosten zzp
Voor zover de aanvaardbare kosten bestaan uit zzp’s, dan worden die bepaald door de gehonoreerde productieafspraak met betrekking tot de prestaties en beleidsregelwaarden zoals vermeld in artikel 7 en 11 van deze beleidsregel.
5.3 Opbouw zzp-beleidsregelwaarden
De zzp’s zijn opgebouwd uit:
- De componenten woonzorg, dagbesteding, behandelaars en verblijf;
- De navolgende zorgvormen zoals omschreven in de Wlz:
- Persoonlijke verzorging (pv);
- Verpleging (vp);
- Begeleiding (bg);
- Behandeling (bh) en
- Verblijf (vb);
- Een gemiddelde tijdsduur per week, uitgedrukt in direct en indirect cliëntgebonden uren, voor de zorgvormen bg, pv, vp, en bh;
- Een bedrag per uur voor de zorgvormen bg, pv, vp en bh;
- Een vast bedrag per dag voor de zorgvorm vb en indien van toepassing de zorggebonden materiële kosten (artikel 3.1.1 Wlz).
Het tarief dat zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder voor een prestatie kunnen afspreken is ten hoogste gelijk aan het in de beleidsregel en tariefbeschikking genoemde bedrag voor die prestatie. Het bedrag in de beschikking is gelijk aan de beleidsregelwaarde.
De NZa berekent de beleidsregelwaarde per zzp door het aantal uur per zorgvorm te vermenigvuldigen met het uurbedrag per zorgvorm. Hierbij is opgeteld een vast bedrag per dag voor de zorgvorm verblijf en indien van toepassing de zorggebonden materiële kosten op grond van artikel 3.1.1 Wlz, een nhc en/of een nic.
Voor de hoogte van de verschillende onderdelen (loon- en materiële kosten, nhc en nic) wordt verwezen naar bijlage 3 bij deze beleidsregel.
5.4 Beleidsregelwaarden in- of exclusief behandeling
De WTZi–toelating én de Wlz-aanspraak en indicatie van de cliënt bepalen het zzp–tarief. De zzp-tarieven met behandeling kunnen alleen in rekening worden gebracht indien de zorgaanbieder beschikt over een WTZi-toelating voor behandeling.
Het is mogelijk om een zzp vv of zzp ghz exclusief behandeling af te spreken en in rekening te brengen in combinatie met de behandelprestaties die vermeld zijn in de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg. Deze behandelprestaties kunnen worden toegekend voor zover de totale kosten (beleidsregelswaarde zzp exclusief behandeling + uitgaven afzonderlijke behandelprestaties) daarvan niet de maximale beleidsregelwaarde voor zzp inclusief behandeling overschrijdt.
5.5 Tarieven afhankelijk van een specifieke toelating van de zorgaanbieder
Voor cliënten die zijn aangewezen op zzp sglvg-1 en toeslag Z984 kunnen deze prestaties alleen worden afgesproken met zorgaanbieders die zijn toegelaten voor sglvg-behandeling op grond van artikel 5 van de WTZi.
Voor cliënten die zijn aangewezen op één van de lvg-zzp’s, kunnen die zzp’s alleen worden afgesproken met zorgaanbieders die zijn toegelaten voor observatie, mfc of lvg op grond van artikel 5 van de WTZi.
5.6 Tarieven in- of exclusief dagbesteding
Bij sommige zzp’s is sprake van een integraal pakket waarbij de dagbesteding niet afzonderlijk kan worden afgesproken. Bij andere zzp’s is het mogelijk om de componenten dagbesteding en woonzorg afzonderlijk af te spreken.
Voor de cliënten die zijn aangewezen op een zzp vv, zzp lvg of zzp sglvg-1 is de component dagbesteding een onlosmakelijk onderdeel van het zzp. De dagbesteding kan voor deze prestaties niet apart afgesproken worden.
Voor cliënten die zijn aangewezen op een zzp ggz-b inclusief dagbesteding geldt dat de component dagbesteding een onlosmakelijk onderdeel is van het zzp. De dagbesteding voor deze cliëntengroep kan voor deze prestatie niet apart afgesproken worden. Cliënten kunnen ook aangewezen zijn op een zzp ggz exclusief dagbesteding indien ze geen dagbesteding behoeven.
Voor cliënten die zijn aangewezen zijn op een zzp vg, zzp lg of zzp zg is de component dagbesteding niet een onlosmakelijk onderdeel van de zzp-prestatie. Er is sprake van:
- zzp’s exclusief dagbesteding waarvan de tarieven in artikel 11.3 staan;
- zzp’s inclusief dagbesteding waarvan de tarieven in artikel 11.3 staan;
- afzonderlijke dagbestedingsprestaties waarvan de tarieven in artikel 11.5 staan. Het aantal afzonderlijke dagdelen dagbesteding dat wordt afgesproken moet passen binnen de zzp-prestatie of vpt-prestatie die past bij de indicatie van de cliënt.
Een toeslag op de dagbesteding van kinderen mag tot een kalenderleeftijd van 18 jaar worden afgesproken.
5.7 Prestatie vervoer bij dagbesteding
Het onderdeel vervoer heeft uitsluitend betrekking op vervoer van en naar de dagbesteding voor zover de cliënt op grond van artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, Wlz op deze zorg is aangewezen. Dit onderdeel is van toepassing op de volgende cliëntgroepen:
a. Cliënten die zijn geïndiceerd voor of aangewezen op een zzp vg, zzp lg, zzp zg of zzp ggz inclusief dagbesteding of een bij deze zzp’s passend profiel op grond van de Regeling langdurige zorg;
b. Cliënten die zijn geïndiceerd voor of aangewezen op een zzp lvg of zzp sglvg of een bij deze zzp’s passend profiel op grond van de Regeling langdurige zorg;
c. Voor cliënten die zijn geïndiceerd voor of aangewezen op een zzp vv of een bij deze zzp’s passend profiel op grond van de Regeling langdurige zorg én die dagbesteding behoeven op afstand van de verblijfslocatie waarbij het vervoer om medische redenen noodzakelijk is.
Per aanwezigheidsdag waarop vervoer naar de dagbesteding plaatsvindt, kan een vergoeding voor het vervoer worden afgesproken. Deze vergoeding per dag is voor het vervoer van en naar de plaats waar de dagbesteding wordt aangeboden.
De tarieven behorend bij vervoer bij dagbesteding zijn opgenomen in artikel 11.6 van deze beleidsregel en hierbij wordt ook een onderscheid gemaakt in de verblijfsplaats van de cliënt. Voor het vervoer van cliënten die de dagbesteding van dezelfde aanbieder krijgen als het verblijf gelden Z-codes. Voor het vervoer van cliënten die de dagbesteding niet van dezelfde aanbieder krijgen als het verblijf gelden H-codes.
5.8 Prestatie logeren
5.8.1
Het is mogelijk om een logeerprestatie te combineren met behandelprestaties, voor zover behandeling niet is meegenomen in de logeerprestatie. Ook is het mogelijk dagbestedingsprestaties te leveren in combinatie met een logeerprestatie wanneer de cliënt behoefte heeft aan dagbesteding gedurende het logeren. De behandel- en dagbestedingsprestaties zijn vermeld in de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg.
5.8.2
Geen van de toeslagen genoemd in artikel 7 van deze beleidsregel en de middelen Waardigheid en Trots genoemd in artikel 8 van deze beleidsregel mag in combinatie met een logeerprestatie in rekening worden gebracht.
5.9 Aanvullende voorwaarden voor prestatie zzp vv-10 (palliatief terminale zorg)
1 Voor zorg aan cliënten met een Wlz-indicatie die lijden aan een ziekte/aandoening en zich in de terminale levensfase bevinden – dat wil zeggen een levensverwachting van niet langer dan drie maanden en die intensieve palliatieve terminale zorg nodig hebben– is een aparte bekostiging, wanneer de zorgvraag aan alle onderstaande criteria voldoet:
- de behandelend arts heeft in een verklaring aangegeven dat de levensverwachting van de cliënt korter is dan drie maanden;
- de cliënt moet beschikken over een geldige Wlz-indicatie;
- er is noodzaak tot zeer intensieve 24-uurszorg, die in het reeds geïndiceerde zorgprofiel niet mogelijk is;
- er is noodzaak tot bestrijding van zware pijn en/of verwardheid en/of benauwdheid en/of onrust;
- er is sprake van complexe zorg en inzet van verschillende disciplines en noodzaak van continue nabijheid van zorg.
De verklaring van de behandelend arts over de levensverwachting, de geldige Wlz- indicatie en de vaststelling dat aan de laatste drie voorwaarden is voldaan, worden opgenomen in het cliëntdossier van de zorgaanbieder. Dit ter toetsing bij de materiële controle.
5.10 Intrekken verklaring behandelend arts
Wanneer de cliënt weer zodanig herstelt dat er geen sprake meer is van een terminale levensfase, kan in overleg met de behandelend arts de verklaring worden ingetrokken. Bij dit overleg zijn cliënt, behandelend arts en zorgaanbieder betrokken. Het zorgaanbod wordt op de nieuwe zorgvraag afgestemd.
5.11 Geen indicatiebesluit voor zorgprofiel ‘Beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg’
Het CIZ indiceert met ingang van 1-1-2018 niet meer voor bovengenoemd zorgprofiel. Wanneer in een beleidsregel of nadere regel gesproken wordt over ‘geïndiceerd voor’, ‘aangewezen op’ of ‘indicatiebesluit’ wordt hiermee tevens bedoeld de cliënt waarvoor zzp vv-10 in rekening wordt gebracht en voldoet aan de voorwaarden die gesteld worden in artikel 5.9.
5.12 Palliatief terminale zorg voor Wlz-cliënten met een zorgprofiel gehandicaptenzorg (ghz) of geestelijke gezondheidszorg (ggz)
Wlz-cliënten met een zorgprofiel gehandicaptenzorg (ghz) of geestelijke gezondheidszorg (ggz) die terminale zorg behoeven, hebben toegang tot de prestatie zzp vv-10 wanneer de dominante grondslag een somatische en/of psychogeriatrische ziekte/aandoening wordt en wanneer zij voldoen aan de gestelde criteria in artikel 5.9.
5.13 Transitiemiddelen verpleeghuiszorg 2018
Om extra kwaliteitsmaatregelen te nemen in de ingroeifase van het kwaliteitskader zijn voor 2018 incidentele middelen beschikbaar gesteld. Dit moet bijdragen aan betere zorg voor de cliënten. De variëteit aan mogelijke maatregelen is groot. Het kan gaan om verbeteringen op het gebied van ICT, vastgoed, begeleiding van leerlingen/stagiaires en van nieuwe zorg- en opleidingsconcepten binnen een zorginstelling.
De middelen zijn gericht op een aanpak die het meest bijdraagt aan het behartigen van de zorgplicht van Wlz-uitvoerders jegens hun verzekerden. Deze aanpak bevordert een efficiënte inzet van de beschikbare middelen.
De prestatie kent een vrije beleidsregelwaarde. Er is voor deze prestatie € 50 miljoen per jaar beschikbaar in de periode 2018-2021. Deze middelen zijn beschikbaar voor zorgaanbieders die Wlz-zorg leveren op basis van intramuraal verblijf of volledig pakket thuis (zzp vv-4 en hoger). Voor de prestatie kan een lump sum bedrag worden aangevraagd met een tweezijdig verzoek van zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder.
TOELICHTING
Wijziging in de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten 2018, kenmerk BR/REG-18143f, ten opzichte van de beleidsregel met kenmerk BR/REG-18143e:
De Toeslag gespecialiseerde behandelzorg (Z981) heeft een maximum beleidsregelwaarde per uur. Hier stond per abuis ‘per dag’. In de onderhavige versie van de beleidsregel is dit gecorrigeerd.
Wijzigingen ten opzichte van de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten 2018 met kenmerk BR/REG-18143d
In deze beleidsregel is een tijdelijke toeslag crisiszorg opgenomen. Tevens zijn tekstuele wijzigingen aangebracht.
Wijzigingen ten opzichte van 2017
In de voorlopige kaderbrief Wlz 2018 van 6 juli 2017 (met kenmerk 1150543-165016-LZ) wordt door het Ministerie van VWS vanaf 2017 een extra bedrag van structureel € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Het gaat hierbij om cliënten met een vv-4-profiel en hoger die zorg ontvangen en van wie die zorg bekostigd wordt via een zzp of een vpt. Vanaf 2018 wordt er voor de ophoging van de beleidsregelwaarden van de zzp’s vv-4 tot en met vv-10 structureel € 335 miljoen beschikbaar gesteld.
In deze beleidsregel is de ophoging van € 100 miljoen en € 335 miljoen verwerkt in de beleidsregelwaarden zzp vv-4 tot en met zzp vv-10.
Voor een nadere onderbouwing van deze gewijzigde beleidsregelwaarden verwijzen wij naar bijlage 3 bij deze beleidsregel.
Per 2018 voert de NZa volledig integrale tarieven in. De nhc en nic worden opgenomen in de tarieven van de zzp’s. Het tarief is vanaf dat moment opgebouwd uit een deel voor het zzp en een deel voor de nhc en nic. Tussen de verschillende onderdelen is volledige substitutie mogelijk. De opbouw van de integrale tarieven is weergeven in bijlage 3 bij deze beleidsregel.
De uitgangspunten voor de berekening van de nhc en nic zijn beschreven in de Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecialiseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg.
De vergoeding voor kapitaallasten dagbesteding kind ghz maakt per 2018 onderdeel uit van de beleidsregelbedragen van de kind prestaties H940, H941, H942, H943, H950, H951, H952, H960, H961, H962, H970, H971 en H972.
Door de invoering van volledig integrale tarieven komen de volgende prestaties per 2018 te vervallen: de opslagen kapitaallasten dagbesteding (Z880 t/m Z889), kapitaallasten dagbesteding vg (H908), kapitaallasten dagbesteding lg (H918), kapitaallasten dagbesteding zg (H928), de opslagen inventaris dagbesteding (Z890 t/m Z899), inventaris dagbesteding vg (H909), inventaris dagbesteding lg (H919) en inventaris dagbesteding zg (H929).
Voor 2018 worden de prestaties voor dagbesteding voor gz-cliënten die een zzp en vpt afnemen, uitgebreid met nieuwe prestaties. Deze uitbreiding is het gevolg van het einde van de overgangsregeling nhc/nic per 31 december 2017 en het integrale tarief per 1 januari 2018. Voor de dagbestedingsprestaties vg-midden, lg-midden, lg-zwaar en zg visueel-zwaar gelden voor de verschillende zorgprofielen verschillende nhc/nic-bedragen. Wanneer deze opgeteld worden ontstaan per 1 januari 2018 de volgende nieuwe prestatiecodes en omschrijvingen:
H903 Dagbesteding vg-midden vg-5
H904 Dagbesteding vg-midden vg-6
H905 Dagbesteding vg-midden vg-8
H913 Dagbesteding lg-miden lg-2 en lg-4
H914 Dagbesteding lg-midden lg-6
H915 Dagbesteding lg-zwaar lg-1 en lg-3
H916 Dagbesteding lg-zwaar lg-5
H933 Dagbesteding zg visueel-zwaar zg vis-4
H934 Dagbesteding zg visueel-zwaar zg vis-5
De volgende prestatiescodes en omschrijvingen komen per 1 januari 2018 te vervallen:
H901 Dagbesteding vg-midden (vg-5, vg-6, vg-8)
H911 Dagbesteding lg-midden (lg-2, lg-4, lg-6)
H912 Dagbesteding lg-zwaar (lg-1, lg-3, lg-5)
H932 Dagbesteding zg visueel zwaar (zg vis-4, zg vis-5)
Overgangsregeling ketenafspraak ggz-b
In de periode 2015 tot en met 2017 was er een overgangsregeling voor cliënten met een zzp ggz-b indicatie die verbleven in een woonvoorziening die niet is toegelaten voor behandeling en zorg. Deze afspraak is vastgelegd in de brief van VWS ‘Ketenafspraak bekostiging groep ggz-b cliënten in beschermd wonen’ en de brief ‘Ketenafspraken bekostiging groep ggzb cliënten in Beschermd Wonen’ van 23 oktober 2015 (kenmerk 143240).
Alle cliënten met een ggz-b indicatie worden voor het jaar 2018 geherïndiceerd. Daarmee komt de overgangsregeling te vervallen. De passages hieraan gerelateerd worden uit deze beleidsregel verwijderd.
Per 2018 is de indicatiestelling voor zorgprofiel ‘Beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg’ (vv-10) afgeschaft. De toegang tot de prestatie zzp vv-10 wordt nu zonder tussenkomst van het CIZ geregeld. Zie artikelen 5.9 tot en met 5.11 en de bijbehorende toelichting.
Nieuwe duiding MSVT
De zzp- en vpt-tarieven worden met ingang van 1 januari 2018 verhoogd met € 0,03 in verband met een wijziging in de bekostiging van de zorg die bekend stond als verpleging die noodzakelijk is in verband met medisch specialistische zorg (MSVT). Een nieuw standpunt van het Zorginstituut Nederland bepaalt dat de Wlz-aanspraak in principe alle verpleging omvat die noodzakelijk is. De leveringsvorm is daarbij niet van belang. Alleen in uitzonderlijke situaties, waarbij de medisch specialist de verpleegkundige zorg direct aanstuurt, kan de verpleging ten laste van de Zvw komen. Concreet betekent dit dat MSVT in de meeste gevallen onder de Wlz valt, wanneer de cliënt een Wlz indicatie heeft, zie onderstande tabel:
De bekostiging van de MSVT die als gevolg van het nieuwe standpunt naar de Wlz wordt overgeheveld heeft de NZa gerealiseerd door middel van een generieke verhoging van alle zzp- en vpt-tarieven. De MSVT is bij deze leveringsvormen onderdeel van een integrale zzp- of vpt-prestatie.
Met ingang van 1 januari 2018 stijgen de zzp-tarieven inclusief behandeling van de ggz, vg, zg, sglvg en lvg reeks met € 0,01, de zzp-tarieven inclusief behandeling van de vv reeks met € 0,06 tot € 0,27 en de zzp-tarieven inclusief behandeling van de lg reeks met € 0,05 tot €0,09 in verband met de bekostiging van trombosezorg. De ophoging van de tarieven is gebaseerd op de trombosezorg die in 2016 ten laste van de Zvw is gedeclareerd voor cliënten waarvoor ook een zzp inclusief behandeling ten laste van de Wlz is gedeclareerd. Meer informatie over dit onderwerp kunt u teruglezen in de circulaire met kenmerk CI/17/9c (publicatiedatum 8 maart 2017).
Toelichting per artikel
Artikel 1 Begripsbepalingen
nhc en nic
Voor de uitgangspunten en opbouw van de nhc en nic wordt verwezen naar de Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecicaliseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg.
Artikel 4 Prijspeil
De uitgangspunten voor de jaarlijkse indexering van de nhc en nic zijn beschreven in de Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecialiseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg.
Artikel 5 Beleidsregelwaarden voor tariefvaststelling
De beschikbare middelen voor de zorginkoop 2018 worden door de NZa onder voorbehoud van politieke besluitvorming in het najaar van 2017 vastgesteld op basis van de procedure zoals beschreven in de Beleidsregel budgettair kader Wlz.
Deze bedragen zijn gebaseerd op de voorlopige kaderbrief Wlz , die in het voorjaar voorhangt in de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal. De beleidsregelwaarden in deze beleidsregel zijn hiervan een afgeleide en zijn daarom voorlopig totdat na Prinsjesdag de definitieve kaderbrief bij de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft voorgehangen. Artikel 5.3 geeft een algemene beschrijving van de opbouw en de wijze van totstandkoming van de zzp–tarieven.
Op basis van artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel d, Wlz omvat zorg (zoals genoemd in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel c, Wlz) tevens enkele materiële kosten. Deze kosten worden genoemd in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel d, onder 3 t/m 6, Wlz.
De tarieven zijn van toepassing op cliënten geïndiceerd voor of aangewezen op zorg op grond van de Wlz, die deze zorg realiseren bij een zorgaanbieder. Hierbij zijn de volgende situaties te onderscheiden:
- Cliënt is geïndiceerd in een zorgprofiel op grond van de Wlz en Wlz-uitvoerder en zorgaanbieder spreken de levering van het hierbij passende zzp af;
- Cliënt is geïndiceerd in een zorgprofiel op grond van de Wlz maar Wlz-uitvoerder en zorgaanbieder spreken een ander zzp af dan past bij het profiel omdat de zorgaanbieder de prestatie niet levert.
Indien in de beleidsregel wordt gesproken over ‘geïndiceerd voor’ of ‘aangewezen op’ zorg op grond van de Wlz dan worden beide bovengenoemde situaties bedoeld.
Artikel 5.4 Tarieven in- of exclusief behandeling
De bekostiging van een zorgaanbieder is afhankelijk van de toelating die de zorgaanbieder heeft op grond van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) én de indicatie van de cliënt. Indien een zorgaanbieder geen toelating heeft voor behandeling, wordt de component behandeling van een zzp niet op grond van de Wlz bekostigd. In de tarieven van de zzp’s exclusief behandeling is wel rekening gehouden met de bekostiging van behandelaars op de achtergrond.
Artikel 5.6 Tarieven in– of exclusief dagbesteding
Dit artikel maakt het onderscheid tussen de zzp’s waarbij de dagbesteding een onlosmakelijk integraal onderdeel is van het zzp en de zzp’s waarbij dit niet het geval is. Dit faciliteert de mogelijkheid om geen dagbesteding te leveren aan cliënten die dit niet behoeven of de dagbesteding af te nemen bij een andere aanbieder dan de instelling waar de cliënt het verblijf of het vpt van ontvangt.
Artikel 5.7 Prestatie vervoer bij dagbesteding
Deze vergoeding is bedoeld voor het medisch noodzakelijk vervoer van en naar de locatie waar de dagbesteding wordt aangeboden. Het onderdeel vervoer heeft uitsluitend betrekking op cliëntenvervoer. Al het overige vervoer (bijvoorbeeld intern transport) valt buiten het bereik van deze prestatie.
De in deze beleidsregel opgenomen bepaling en bijbehorende tarieven met betrekking tot vervoer zijn gebaseerd op de Aanwijzing Contracteerruimte 2013 van 19 november 2012 en de daarop volgende Aanwijzing inzake vervoerskosten van 23 april 2013.
Voor het bepalen van de hoogte van de vervoerstarieven is ervan uitgegaan dat de aanbieders een efficiëntieslag maken door o.a. de organisatie van het vervoer, een betere bedrijfsvoering, maar ook door het anders invullen van de aanspraken.
Artikel 5.9 Aanvullende voorwaarde voor prestatie zzp vv-10 (palliatief terminale zorg)
VWS is voornemens om met ingang van 1 januari 2018 de indicatiestelling voor het zorgprofiel ‘Beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg’ (vv-10) door het CIZ af te schaffen3. Dit betekent dat VWS de Regeling langdurige zorg (Rlz) per 1 januari 2018 moet wijzigen. Zonder tussenkomst van het CIZ geeft de behandelend arts in een verklaring aan dat voldaan is aan de voorwaarden zoals genoemd in dit artikel. Voor cliënten die in een instelling verblijven, kan de prestatie zzp vv-10 worden gedeclareerd. Hiervoor gelden de voorwaarden zoals genoemd in dit artikel.
Voor cliënten die hun zorg afnemen in mpt en/of pgb, hoeft de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg niet te worden aangepast. Cliënten die een mpt en/of pgb afnemen kunnen gebruik maken van de extra kosten thuis regeling (ekt) van artikel 5.3 lid 4 en 5 van de Rlz.
Als gevolg van deze wijziging kan het zijn dat cliënten nog beschikken over een indicatie van het CIZ voor zorgprofiel ‘Beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg’. Omdat in zowel de oude als nieuwe situatie sprake moet zijn van een verklaring van de behandelend arts, wijzigt er op dit punt niets. De cliënt voldoet in beide gevallen aan de voorwaarden die gesteld worden in deze beleidsregel.
Het was en is alleen mogelijk om de prestatie zzp vv-10 te declareren wanneer de cliënt reeds beschikt over een Wlz-indicatie. Een indicatiestelling voor het ptz-zorgprofiel betrof altijd een herindicatie. Door de wijziging in het indicatietraject vervalt niet het huidige indicatiebesluit van de cliënt en behoudt de cliënt zijn/haar recht op Wlz zorg.
De zorgaanbieder kan, tot het overlijden van de cliënt of tot er geen sprake meer is van een terminale fase, de prestaties zzp vv-10 declareren.
Wanneer de prestatie zzp vv-10 in rekening wordt gebracht, is het niet toegestaan dat daarnaast een andere zzp op basis van het geïndiceerde zorgprofiel wordt gedeclareerd.
Artikel 5.12 Palliatief terminale zorg (ptz) voor Wlz-cliënten met een zorgprofiel gehandicaptenzorg (ghz) of geestelijke gezondheidszorg (ggz)
De prestatie zzp vv-10 is bedoeld voor ptz Wlz-cliënten met dominante grondslag somatische en/of psychogeriatrische ziekte/aandoening. Wlz-cliënten met zorgprofiel vv (verpleging en verzorging) voldoen hier aan en de prestatie zzp vv-10 sluit hierop aan. Voor Wlz-cliënten met een zorgprofiel gehandicaptenzorg (ghz) of geestelijke gezondheidszorg (ggz) kan de ptz bekostigd worden vanuit het huidige zorgprofiel en bijbehorende prestatie maar het is ook mogelijk om hiervoor de prestatie zzp vv-10 te gebruiken. Een ghz of ggz Wlz-cliënt die terminale zorg behoeft, heeft toegang tot de prestatie zzp vv-10 wanneer de dominante grondslag een somatische en/of psychogeriatrische ziekte/aandoening wordt en wanneer de zorg voor deze cliënten overeenkomt met wat in de prestatiebeschrijving van zzp vv-10 beschreven staat. Daarnaast voldoet de ghz of ggz Wlz-cliënt aan de criteria zoals gesteld in artikelen 5.9 t/m 5.11. Dit uitgangspunt verschilt niet van de situatie zoals onder de indicatiestelling. Het CIZ gaf een indicatie zorgprofiel vv-10 ook af voor ghz en ggz Wlz-cliënten indien deze voldeden aan de gestelde criteria.
Hieronder wordt schematisch weergegeven wat er wijzigt voor een palliatief terminale cliënt die de zorg afneemt in de vorm van een zzp.
Artikel 6 Prestatiebeschrijvingen basisprestaties
Artikel 6.1 Prestatiebeschrijvingen zorgzwaartepakketten
De Staatssecretaris van VWS stelt de zorgprofielen vast. Deze staan in bijlage 1 van deze beleidsregel.
De wijze waarop het uurbedrag per zorgvorm is berekend, is vastgelegd in hoofdstuk 3 van het rapport ‘Indicatieve prijzen zorgzwaartepakketten’ (juni 2007, NZa) en het jaarlijkse Overzicht uren en prijzen.
Artikel 6.2 Prestatiebeschrijvingen basisprestaties
Artikel 6.2.1 Mutatiedag vv
Binnen de sector vv kunnen er mutatiedagen worden gedeclareerd bij overlijden of verhuizen van een cliënt. Voor de bekostiging van de dagen leegstand kan tussen zorgkantoor en zorgaanbieder de prestatie mutatiedag worden afgesproken. Hierbij geldt dat het werkelijke aantal mutatiedagen kan worden gedeclareerd, met een maximum van 13 dagen. Uitzondering hierop is een interne verhuizing: in dat geval kan één mutatiedag worden gedeclareerd.
Hieronder enkele voorbeelden ter verduidelijking.
- Bij een interne verhuizing binnen dezelfde zorgorganisatie (rechtspersoon), kan één mutatiedag gedeclareerd worden. Een interne verhuizing kan zijn naar een andere kamer binnen dezelfde locatie van de zorgaanbieder of van locatie A naar locatie B van dezelfde zorgorganisatie.
- Bij overlijden of externe verhuizing van een bewoner die alleen woont, geldt het werkelijke aantal mutatiedagen tot een maximum van 13 dagen.
Als de vrijgekomen plaats na 10 dagen wordt opgevuld, gelden 10 mutatiedagen. Wordt de vrijgekomen plaats na 15 dagen opgevuld, dan geldt het maximum van 13 mutatiedagen.
- Voor een plaats op een tweepersoonskamer die door overlijden of externe verhuizing van een bewoner leeg wordt achtergelaten, kunnen maximaal 13 mutatiedagen worden gedeclareerd. Hier kunnen zich verschillende situaties voordoen.
- De overgebleven bewoner (A) verhuist binnen dezelfde zorgorganisatie naar een éénpersoonskamer binnen 13 dagen na overlijden/externe verhuizing van de medebewoner (B). Voor de door B leeg achtergelaten plaats geldt het aantal dagen vanaf overlijden/externe verhuizing tot aan de interne verhuizing van A (bijvoorbeeld 5 of 9 dagen) als mutatiedagen. Voor de interne verhuizing van A geldt één mutatiedag.
- De overgebleven bewoner (A) verhuist binnen de instelling naar een éénpersoonskamer later dan 13 dagen na overlijden/externe verhuizing van medebewoner B. Voor de door B leeg achtergelaten plaats gelden dan 13 mutatiedagen. Voor de interne verhuizing van A geldt één mutatiedag.
- De overgebleven bewoner (A) verhuist naar een andere zorgorganisatie (externe verhuizing). Voor de door B leeg achtergelaten plaats geldt het aantal mutatiedagen zoals hierboven onder a en b vermeld. Voor de externe verhuizing van A geldt het aantal mutatiedagen dat onder punt 2 wordt genoemd.
- De overgebleven bewoner (A) verhuist niet naar een éénpersoonskamer. In dit geval geldt als maximum 13 mutatiedagen voor de door B leeg achtergelaten plaats.
Artikel 6.2.2 Spoedzorg
De prestatie crisisopvang/spoedzorg maakt het mogelijk te voorzien in zorg met een spoedeisend karakter. Deze prestatie geldt zowel voor de dagen dat er een cliënt aanwezig is op een bed, als op de dagen waarop het bed niet bezet is, maar wel beschikbaar. In de praktijk betekent dit:
- De zorgaanbieder moet de werkelijk geleverde spoedzorgdagen (het bed is bezet) declareren tegen het tarief crisisdag. Men declareert op cliëntniveau de dagen dat het bed bezet was. De beschikbaarheidscomponent ofwel dagen dat het bed niet bezet was worden op prestatieniveau, zonder cliëntkenmerk (naam, Burgerservicenummer etc.), gedeclareerd.
Crisisopvang/spoedzorg kan worden afgesproken bij de productieafspraken en bij de herschikking. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om te sturen op de behoefte aan het aantal crisisbedden.
Artikel 6.2.3 Verblijfscomponent niet-geïndiceerde partner
Een niet-geïndiceerde partner is een partner van een geïndiceerde verzekerde met een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, die tegelijkertijd met de geïndiceerde partner kan worden opgenomen bij een zorgaanbieder.
Indien een verzekerde aanspraak heeft op verblijf ten laste van de Wlz, kan bij verblijf bij een intramurale zorgaanbieder de prestatie verblijfscomponent worden afgesproken voor de niet-geïndiceerde partner. Deze component omvat onder andere de huishoudelijke verzorging, het keukenpersoneel, de facilitaire dienst, de dagelijkse welzijnsactiviteiten en de voeding- en hotelmatige kosten.
Artikel 6.2.6 Logeren
De tarieven voor de logeerprestaties zijn onder andere gebaseerd op het onderzoek Logeren in de AWBZ. Uit het onderzoek blijkt dat gemiddeld meer zorg bij logeren wordt geboden dan bij langdurig verblijf. Deze meerzorg is verdisconteerd in de onderzochte kostprijzen en daarmee ook in de tarieven. De toeslagen die wel in combinatie met een zzp in rekening kunnen worden gebracht zijn daarom niet van toepassing op logeren. De tarieven houden ook rekening met een lager bezettingspercentage dan de tarieven die worden toepast bij langdurig verblijf.
De definitie van een dag logeeropvang zoals gespecificeerd in artikel 1 verschilt van de zzp’s. De dag van opname kan alleen worden gedeclareerd indien de opname voor 20.00 uur heeft plaatsgevonden. De (kalender)dag van ontslag mag altijd in rekening worden gebracht ongeacht of het ontslag om 9.00 uur was of om 21.00 uur.
De NZa heeft het tijdstip van ontslag niet geduid omdat zorgaanbieders dan een tijdregistratie moeten uitvoeren.
Artikel 7 Prestatiebeschrijvingen toeslagen
Artikel 7.2 Toeslag cerebrovasculair accident (cva)
Voor deze toeslag is geen specifieke toelating door de toelatende instantie (VWS, Cibg) nodig.
Artikelen 7.11 – 7.13 Toeslagen woonzorg gehandicaptenzorg
Deze toeslag wordt gebruikt om de gebruikelijke zorg te bekostigen die elk kind behoeft, omdat een kind bijvoorbeeld nog niet zelf zich kan aankleden, wassen, et cetera. Het betreft die activiteiten die ouders normaliter uitvoeren gedurende de opvoeding van het kind. De zorg die noodzakelijk is als gevolg van de beperkingen van het kind wordt bekostigd op basis van zzp’s. De toeslag is gedifferentieerd naar drie leeftijdscategorieën.
Artikel 7.14 Toeslag dagbesteding gehandicaptenzorg kind
De dagbesteding voor kinderen bevat een opvoedings- en ontwikkelingselement dat een speciale toeslag en een hoger tarief rechtvaardigt.
Artikel 7.17 Toeslagen woonzorg jong volwassenen ggz
Bij deze doelgroep is de ontwikkeling tot een volwassen persoon vaak verstoord. Daarom ligt er een sterke nadruk op het aanleren van vaardigheden ten behoeve van en (meer) zelfstandig leven.
Artikel 7.19 Toeslag intensieve gespecialiseerde ggz-zorg voor cliënten in crisisopvang/spoedzorg ghz vg met behandeling (Z984)
Deze toeslag maakt het mogelijk om cliënten met een verstandelijke beperking, ernstige gedragsproblemen en waarbij sprake is van ernstige psychiatrische problematiek spoedzorg te kunnnen bieden die aansluit bij hun specifieke zorgbehoefte. De toeslag geldt alleen voor cliënten waarvoor de onderliggende basisprestatie spoedzorg Z491 is afgesproken.
De toeslag heeft een tijdelijk karakter. In het kader van het project Onderhoud bekostiging langdurige zorg zal de toeslag geëvalueerd worden en waar nodig aangepast.
Artikel 8 en 10.8 Middelen waardigheid en trots
De middelen waardigheid en trots zijn in deze beleidsregel opgenomen als opslag voor zzp vv-4 t/m vv-10.
Het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder toetst het plan voor waardigheid en trots alleen op instemming van de CCR, de OR en indien aanwezig de VAR. Het betreft geen inhoudelijke toets.
De opslag is direct gekoppeld aan het aantal zzp’s op basis van de budgetronde, herschikkingsronde en nacalculatie. Als bij de nacalculatie sprake is van overproductie, dan wordt slechts de opslag vergoed van de gehonoreerde overproductie. De regels rondom overproductie zijn vermeld in de Beleidsregel bekostigingscyclus Wlz 2018.
Vanaf 2018 worden de opslagen waardigheid en trots geïndexeerd volgens de indexeringssystematiek van de zpp’s en vpt’s. Over de hoogte van de opslagen kan niet onderhandeld worden door zorgaanbieder en zorgkantoor. Het totaalbedrag per zorgaanbieder vloeit automatisch voort uit de afspraken die voor zzp/vpt vv-4 t/m -10 gemaakt zijn.
Artikel 9 Aan- en afwezigheid
Onder de voorwaarden, zoals in beschreven in dit artikel, is het mogelijk om basisprestaties te declareren bij afwezigheid van de cliënt. Het is niet toegestaan om toeslagen, afzonderlijk afgesproken dagbesteding, vervoer van en naar dagbesteding, en afzonderlijk afgesproken behandeling te declareren bij afwezigheid van een cliënt.