5. Segment 1
5.1 Beschrijving segment
Het eerste segment richt zich op de basisvoorziening huisartsenzorg. Het is opgebouwd rondom vier hoofdelementen: de inschrijving op naam, het consult, de separate bekostiging van de functie poh-ggz, en een aantal specifieke verrichtingen. Het kent een hybride karakter van vergoeding op basis van abonnement en op basis van verrichtingen.
5.2 Prestatiebeschrijvingen
Binnen segment 1 worden de volgende prestaties onderscheiden
5.2.1 Inschrijving
De prestatie "inschrijving" beschrijft beschikbaarheid van het integrale pakket aan huisartsgeneeskundige zorg, 24 uur per dag en 7 dagen per week, voor de bij de zorgaanbieder op naam ingeschreven verzekerden.
Het tarief bij de prestatie "inschrijving" is een vergoeding voor de kosten van beschikbaarheid, waaronder die van de ANW-diensten, en een deel van de kosten van zorglevering.
Het tarief van de inschrijving is een bedrag per kwartaal per op naam van de huisarts ingeschreven verzekerde.
Het tarief van de inschrijving wordt gedifferentieerd naar leeftijd, waarbij drie leeftijdscategorieën worden onderscheiden:
- Ingeschreven verzekerden tot 65 jaar
- Ingeschreven verzekerden vanaf 65 tot 75 jaar
- Ingeschreven verzekerden vanaf 75 jaar
Het tarief wordt nader gedifferentieerd voor ingeschreven verzekerden woonachtig in een opslagwijk (vh. “achterstandswijk”).
Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:
1. Het tarief mag enkel in rekening worden gebracht indien de verzekerde zich uit eigen beweging heeft ingeschreven bij de betreffende zorgaanbieder.
2. Het tarief mag enkel in rekening worden gebracht voor die verzekerden die op de eerste dag van het kwartaal bij de zorgaanbieder ingeschreven staan.
3. Het tarief kan in rekening worden gebracht in aanvulling op de overige prestaties zoals in deze beleidsregel beschreven, tenzij expliciet anders wordt vermeld.
5.2.2 Regulier consult
Het consult is een direct patiëntcontact van een ingeschreven verzekerde met de zorgaanbieder.
- Het tarief van het consult is een bedrag per patiëntcontact. Het tarief is een vergoeding voor een deel van de kosten van zorglevering.
- Het consult wordt gedifferentieerd in 7 separate prestaties, die in onderstaande tabel worden weergeven.
Prestatie
Consult regulier korter dan 20 minuten
|
Consult regulier 20 minuten en langer
|
Visite regulier korter dan 20 minuten
|
Visite regulier 20 minuten en langer
|
E-mailconsult regulier
|
Telefonisch consult regulier
|
Vaccinatie regulier
|
Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:
- Indien het patiëntcontact al in rekening wordt gebracht in het kader van een andere prestatie, mag de zorgaanbieder daarnaast niet ook een consult declareren.
- Indien het patiëntcontact niet in rekening wordt gebracht in het kader van een andere prestatie kan deze op basis van één van de hierboven beschreven prestaties gedeclareerd worden, met inachtneming van de overige hier vermelde voorwaarden, voorschriften en beperkingen.
- De prestaties “Consult regulier 20 minuten en langer” en “Visite regulier 20 minuten en langer” mogen alleen in rekening worden gebracht indien het zorginhoudelijke patiëntcontact daadwerkelijk 20 minuten of langer in beslag heeft genomen.
- Kleine chirurgische ingrepen die niet vallen onder de prestatie “Chirurgie” (zie artikel 5.2.5 van deze beleidsregel) zijn in het consulttarief begrepen.
- Het maken en lezen van een ECG is in het consulttarief begrepen. Voor de kosten van een ECG wordt uitgegaan van een normbedrag, zie artikel 8.2.7.
- Telefonische consulten mogen niet in rekening worden gebracht, tenzij deze duidelijk dienen ter vervanging van een spreekuurconsult.
- Een vaccinatie tijdens een consult of een visite mag niet extra in rekening worden gebracht.
- De declaraties (honorarium en kosten) voor de door de dienstenstructuren geleverde anw-diensten lopen via de dienstenstructuur waaraan de zorgaanbieder is verbonden. De aan een dienstenstructuur verbonden zorgaanbieders mogen voor de verrichte consulten niet zelf declareren.
- Het e-mailconsult mag niet in rekening worden gebracht, tenzij het e-mailcontact duidelijk dient ter vervanging van een spreekuurconsult. Het tarief kan alleen worden gedeclareerd indien voldaan wordt aan de voorwaarden die de beroepsgroep zelf heeft opgesteld in de KNMG-richtlijn “online arts-patiënt contact”. Deze richtlijn stelt onder andere dat in het geval van online-zorgverlening sprake moet zijn van een bestaande behandelrelatie tussen arts en patiënt en dat zorgverlening via internet niet moet worden aangewend bij de eerste beoordeling van een aandoening. Bij afwezigheid van een dergelijke behandelrelatie kan online contact slechts plaatsvinden als de daaraan verbonden risico’s geminimaliseerd zijn en dat contact de patiënt ten goede komt.
- Een consult kan in rekening worden gebracht indien sprake is van zorgverlening zonder direct face-to-face-contact, bijvoorbeeld via internet. Voorwaarde is wel dat het contact zowel inhoudelijk als qua tijdsbesteding vergelijkbaar is met de zorgverlening die in een regulier consult wordt geboden. Als de zorgverlening qua tijdsbesteding beperkter is (bijvoorbeeld in het geval van e-mailwisseling) is de prestatie “e-mailconsult” van toepassing. Aanvullende voorwaarde bij de declaratie van een consult zonder direct face-to-face-contact is dat voldaan wordt aan de voorwaarden die de beroepsgroep zelf heeft opgesteld in de KNMG-richtlijn “online arts-patiënt contact”. Deze richtlijn stelt onder andere dat in het geval van online-zorgverlening sprake moet zijn van een bestaande behandelrelatie tussen arts en patiënt en dat zorgverlening via internet niet moet worden aangewend bij de eerste beoordeling van een aandoening. Bij afwezigheid van een dergelijke behandelrelatie kan online contact slechts plaatsvinden als de daaraan verbonden risico’s geminimaliseerd zijn en dat contact de patiënt ten goede komt.
- De prestatie “Consult regulier 20 minuten en langer” mag (in afwijking van de voorwaarde zoals genoemd onder 2) ook in rekening worden gebracht indien het gaat om een van de volgende verrichtingen (vh. M&I-verrichtingen):
- Postoperatief consult in de praktijk (vh. 13016)
- Verrichting ter vervanging van specialistenbezoek (vh. 13018)
- Trombosebeen (vh. 13019)
- Varices sclerosering (vh. 13020)
- Aanmeten en plaatsen pessarium (vh. 13025)
- De prestatie “Visite regulier 20 minuten en langer” mag (in afwijking van de voorwaarde genoemd onder 2) ook in rekening worden gebracht indien het gaat om een postoperatief consult thuis (vh. M&I-verrichting 13017).
5.3.2 Consult passanten, militairen, gemoedsbezwaarden
Directe patiëntcontacten van niet-ingeschreven verzekerden met de zorgaanbieder kunnen in rekening worden gebracht voor de volgende drie patiëntencategorieën:
1) Militairen in actieve dienst. Het betreft een vergoeding voor incidentele en acute huisartsenzorg.
2) Gemoedsbezwaarden als omschreven in artikel 2.2b van de Zorgverzekeringswet.
3) Passanten, zijnde overige niet bij de betreffende huisarts ingeschreven patiënten. Het betreft een vergoeding voor incidentele en acute huisartsenzorg.
- Het tarief van het consult is een bedrag per patiëntcontact. Het tarief is een vergoeding voor de kosten van zorglevering.
- Het consult wordt gedifferentieerd in 3x6 separate prestaties, die in onderstaande tabel worden weergeven.
Prestatie
Consult passant/militair/gemoedsbezw. korter dan 20 minuten
|
Consult passant/militair/gemoedsbezw. 20 minuten en langer
|
Visite passant/militair/gemoedsbezw. korter dan 20 minuten
|
Visite passant/militair/gemoedsbezw. 20 minuten en langer
|
Telefonisch consult passant/militair/gemoedsbezwaarde
|
Vaccinatie passant/militair/gemoedsbezwaarde
|
Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:
- Voorwaarden, voorschriften en beperkingen 1 tot en met 8 van de reguliere consulten (zie artikel 5.2.2) zijn mutatis mutandis van toepassing.
- Consulten voor passant, militair of gemoedsbezwaarde mogen door de zorgaanbieder alleen in rekening worden gebracht voor zorg buiten anw-uren.
- Consulten voor passant mogen door de zorgaanbieder alleen in rekening worden gebracht voor incidentele en acute zorg.
- Als aanvullende voorwaarde geldt dat een consult voor een passant niet in rekening mag worden gebracht indien de betreffende patiënt woonachtig is in de vestigingsgemeente van de huisarts.
- Indien niet aan de voorwaarden 2 t/m 4 wordt voldaan, mogen alleen de reguliere consulten (zie artikel 5.2.2) in rekening worden gebracht.
5.2.4 Poh-ggz
De functie Praktijkondersteuning Geestelijke Gezondheidszorg (poh-ggz) betreft zorginhoudelijke ondersteuning van de huisartsenzorg aan alle patiënten met klachten van (mogelijk) psychische, psychosociale of psychosomatische aard. De functie kan worden ingevuld door (een combinatie van) personele inzet, e-health, en consultatieve raadpleging van gespecialiseerde zorgaanbieders.
Binnen de functie poh-ggz onderscheidt de NZa de volgende prestaties.
- Module poh-ggz
De module biedt beschikbaarheid van de functie poh-ggz voor de bij de zorgaanbieder op naam ingeschreven verzekerden. Het tarief van de module is een bedrag per kwartaal per op naam van de zorgaanbieder ingeschreven verzekerde. Het tarief is een vergoeding voor de kosten van beschikbaarheid, e-health en consultatieve raadpleging en een deel van de kosten van zorglevering.
- Consult poh-ggz
Het consult poh-ggz is een direct patiëntcontact van een ingeschreven verzekerde met een zorgverlener poh-ggz. Het tarief is een vergoeding voor een deel van de kosten van zorgverlening in het kader van poh-ggz. Het consult wordt gedifferentieerd in 7 separate prestaties, die in onderstaande tabel worden weergeven. Het maximale basisconsulttarief poh-ggz is gelijk aan het maximale basistarief van het reguliere consult (zie artikel 5.2.2).
Prestatie
Consult poh-ggz korter dan 20 minuten
|
Consult poh-ggz 20 minuten en langer
|
Visite poh-ggz korter dan 20 minuten
|
Visite poh-ggz 20 minuten en langer
|
Telefonisch consult poh-ggz
|
E-mailconsult poh-ggz
|
Groepsconsult poh-ggz
|
-Onderlinge dienstverlening poh-ggz
Prestaties in rekening te brengen door een zorgaanbieder bij een zorgaanbieder. We onderscheiden hier:
Prestatie
Onderlinge dienstverlening t.b.v. poh-ggz
|
Onderlinge dienstverlening t.b.v. consultatieve raadpleging bij poh-ggz
|
Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:
1. Voorwaarden, voorschriften en beperkingen 1, 2, 3, 6, 8 en 9 van de reguliere consulten zijn mutatis mutandis van toepassing op de consulten POH-GGZ.
2. Het maximale moduletarief POH-GGZ is gebaseerd op een inzet van 1/3 fte POH-GGZ (12 uur per week) per 2.350 patiënten. Het in rekening te brengen tarief mag echter niet hoger zijn dan verklaard kan worden op basis van de aantoonbare en voor de ingeschreven patiënt beschikbare inzet van POH-GGZ personeel (waarbij het functie- en competentieprofiel voor de praktijkondersteuner GGZ ontwikkeld door LHV, NHG, PsyHAG en InEen leidend is), eventueel aangevuld met de direct aan de functie POH-GGZ gekoppelde en aantoonbaar gemaakte kosten voor de ingeschreven patiënt beschikbare e-healthtoepassingen (niet zijnde reguliere infrastructurele kosten) en externe consultatie. Hierbij wordt de toerekenmethodiek gehanteerd zoals in de rekenvoorbeelden in de toelichting bij dit artikel vanaf pagina is uitgewerkt. De onderbouwing van het werkelijk in rekening gebrachte moduletarief moet op verzoek van de patiënt, diens zorgverzekeraar of de NZa ter beschikking worden gesteld.
3. Aanvullende vergoedingen voor inzet van POH-GGZ boven het niveau van 1/3 fte per 2.350 patiënten, of hieraan gekoppelde e-health en externe consultatie, kunnen overeengekomen worden binnen segment 3, onder de noemer “zorgvernieuwing”.
4. Indien de betreffende zorgaanbieder (aanbieder POH-GGZ) niet ook de aanbieder is van de basisvoorziening huisartsenzorg (aanbieder huisartsenzorg) voor de betreffende ingeschreven verzekerden, dan moet een overeenkomst gesloten zijn tussen aanbieder POH-GGZ en aanbieder huisartsenzorg. Aanbieder POH-GGZ stelt deze overeenkomst met aanbieder huisartsenzorg desgevraagd ter beschikking aan de patiënt, de zorgverzekeraar of de NZa.
5. Het groepsconsult POH-GGZ mag ongeacht de duur van het groepsconsult per consult één keer in rekening worden gebracht bij alle deelnemers aan het groepsconsult.
5.2.5 Overige S1-verrichtingen
Deze paragraaf beschrijft vijf specifieke (groepen van) verrichtingen. Het betreft prestaties die tot en met 2014 als M&I-verrichting gedeclareerd konden worden. De prestaties “therapeutische injectie” (Cyriax) en “IUD aanbrengen” worden in 2016 toegevoegd aan de lijst van vijf prestaties die in 2015 reeds op deze wijze in rekening gebracht konden worden. De prestaties kennen een maximumtarief per verrichting. Onderstaande tabel specificeert de zeven prestaties en ter informatie de oude M&I-prestatiecodes waarvoor de prestaties in de plaats komen.
De prestaties Intensieve zorg, dag en anw zijn in artikel 5.2.6. beschreven.
Prestatie Oude M&I-code
Chirurgie
|
13012, 13047, 13048
|
Ambulante compressietherapie bij ulcus cruris
|
13015
|
Oogboring
|
13024
|
Therapeutische injectie (Cyriax)
|
13023
|
IUD aanbrengen / Implanteren of verwijderen etonogestrel implantatiestaafje
|
13042
|
Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:
- Het totaal aan medisch noodzakelijke handelingen zoals beschreven in de per prestatie relevante NHG-richtlijn (dan wel overige voor het uitvoeren van de specifieke prestatie relevante richtlijnen) is onderdeel van de beschreven prestatie.
- “Chirurgie” betreft chirurgische ingrepen ter vervanging van behandeling in de 2e lijn, zoals:
- excisie van een atheroom, lipoom, fibroom, chalazion, neavus/multiple naevi;
- huidbiopt (stans), electrochirurgie;
- complexe (uitgebreide) wondbehandeling met hechten;
- Barron-ligatie;
- chirurgische decubitusbehandeling;
- nagelchirurgie bijvoorbeeld nagelextractie respectievelijk nagelbedexcisie;
- incideren van abces of van vers getromboseerd hemorrhoïd, incisie perianaal abces/sinus pilonidalis;
- ascitespunctie;
- verdenking melanoom, basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom, overige maligniteiten huid;
- hechten grotere/lelijke complexe wonden;
- frenulumplastiek;
- behandeling van multipele condylomata acuminata met electrocoagulatie-apparatuur.
- Het verwijderen van wratten of mollusca valt niet onder “Chirurgie”, maar onder het begrip kleine chirurgie in de consultprestaties van artikelen 5.2.2, 5.2.3 en 8.2.2.
- Voor Chirurgie gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
- de prestatie is inclusief (hecht)materiaal, verwijderen hechtingen en nabehandeling (verwijderen van hechtingen na specialistische behandeling valt hier niet onder);
- “Compressietherapie bij ulcus cruris” betreft het behandelen van een patiënt met ulcus cruris met behulp van compressietherapie, met de volgende voorwaarden:
- indicatie conform NHG-standaard M16;
- de patiënt is niet onder behandeling van een medisch specialist;
- het maken van afspraken met de gespecialiseerde zorgaanbieder/verlener (bijvoorbeeld de wondverpleegkundige) over consulteren en door- en terugverwijzen valt onder de prestatiebeschrijving
6. “Oogboring” betreft het verwijderen van een corpus alienum uit het oog. Handelingen beschreven in NHG-standaard M57.
7. “Therapeutische injectie (Cyriax) betreft een injectie met corticosteroïden of lokaal anestheticum in gewrichten, op peesaanhechtingen of bursa volgens principe van Cyriax.
8. “IUD aanbrengen” betreft het inbrengen van een spiraaltje of etonogestrel implantatiestaafje vanwege anticonceptie.
6.2.6 Prestaties Huisartsenzorg eerstelijnsverblijf en intensieve zorg
De prestaties ‘Huisartsenzorg eerstelijnsverblijf’ (elv) en ‘Intensieve zorg’ zijn bedoeld voor huisartsenzorg geleverd aan patiënten die een hogere zorgzwaarte met zich meebrengen. De patiëntgroepen die hieronder vallen zijn palliatief terminale patiënten, patiënten waarvan het CIZ een zorgprofiel heeft geïndiceerd in de reeks VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg t/m VV beschermd verblijf intensieve palliatief-terminale zorg, en patiënten opgenomen in een setting voor eerstelijnsverblijf.
Prestatiebeschrijving Huisartsenzorg eerstelijnsverblijf (elv)
“Huisartsenzorg elv” betreft het verlenen van huisartsgeneeskundige zorg aan patiënten die verblijven in een setting voor eerstelijnsverblijf. Het betreft een prestatie per visite. De prestatie wordt uitgesplitst in tijdsduur en tijdstip.
Prestaties
Huisartsenzorg elv, dag korter dan 20 min
|
Huisartsenzorg elv, dag 20 min en langer
|
Huisartsenzorg elv, anw korter dan 20 min
|
Huisartsenzorg elv, anw 20 min en langer
|
Prestatiebeschrijving Intensieve zorg
“Intensieve zorg” betreft het verlenen van intensieve zorg aan
- terminale patiënten of
- patiënten waarvoor het CIZ een zorgprofiel heeft toegewezen uit onderstaande reeks verpleging en verzorging. Deze patiënten ontvangen geen verblijf én behandeling van een instelling ingevolge artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a en artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel c van de Wet langdurige zorg.
- VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg;
- VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging;
- VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding;
- VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging;
- VV Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging;
- VV Beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg.
Prestatie Oude M&I-code
Intensieve zorg, dag
|
13034, 13035
|
Intensieve zorg, anw
|
13036, 13037
|
Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:
- Het totaal aan medisch noodzakelijke handelingen zoals beschreven in de voor het uitvoeren van de specifieke prestaties relevante richtlijnen is onderdeel van de beschreven prestatie.
- De prestaties Huisartsenzorg elv en Intensieve zorg betreffen prestaties per visite.
- Voor de prestaties Huisartsenzorg elv en Intensieve zorg geldt dat indien de visite aanvangt tijdens anw-uren, dan het anw-tarief in rekening mag worden gebracht.
- Het anw-tarief kan niet worden gedeclareerd indien de visite is geleverd tijdens een dienstuur hds.
- Indien intensieve zorg conform de prestatiebeschrijving wordt geleverd aan een patiënt die opgenomen is in een setting voor elv, kunnen de prestaties Intensieve zorg in rekening worden gebracht.
- De prestaties Huisartsenzorg elv 20 minuten en langer mogen alleen in rekening worden gebracht indien de patiëntgebonden tijd daadwerkelijk 20 minuten of langer in beslag heeft genomen.
- Declaratie van een prestatie Huisartsenzorg elv of Intensieve zorg kan niet gelijktijdig met declaratie van een regulier consult of visites zoals beschreven in paragaaf 5.2.2 van deze beleidsregel. Een huisarts kan naast de prestaties Huisartsenzorg elv wel overige prestaties in rekening brengen indien deze zorg geleverd is.
- De prestaties Huisartsenzorg elv en Intensieve zorg kunnen niet in rekening wotrden gebracht indien de patiënt verblijf én behandeling geniet van een instelling ingevolge artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a en artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel c van de Wet langdurige zorg.
5.3 Tariefsoort
Voor alle prestaties zoals beschreven in artikel 5.2 van deze beleidsregel geldt dat de NZa maximumtarieven vaststelt. Uitzondering hierop vormen de twee prestaties “onderlinge dienstverlening poh-ggz” (zie 5.2.4): hiervoor geldt een vrij tarief.
De onderbouwing van de rekenmethode die gehanteerd wordt door de NZa om tot de maximumtarieven te komen wordt uiteengezet in het verantwoordingsdocument, dat als bijlage 3 bij deze beleidsregel is opgenomen.
8. Prestaties buiten segmenten
8.1 Beschrijving
Niet alle prestaties zoals deze in de bekostigingssystematiek tot en met 2014 golden, konden in 2015 in het drie-segmentenmodel worden ingepast. Het bekostigingsmodel zoals dit voor 2015 en voor 2016 geldt, kent daarom een restcategorie “prestaties buiten segmenten”.
Op termijn zullen deze prestaties waar mogelijk worden ingevoegd in één of meer van de geïntroduceerde segmenten. In de toelichting bij deze beleidsregel wordt nader ingegaan op de doorontwikkeling van het bekostigingsmodel.3
8.2 Prestatiebeschrijvingen
De volgende prestaties buiten de segmenten worden onderscheiden.
8.2.1 Anw-verrichtingen in hds
Voor incidentele en acute huisartsenhulp in anw-uren (avond-, nacht- en weekenduren, zie de begripsbepaling in bijlage 1) is een maximum uurtarief van kracht voor huisartsen die participeren in een huisartsendienstenstructuur (hds). Het uurtarief brengen huisartsen in rekening bij de hds waarin zij participeren.
Ten behoeve van de overheveling van de patiëntenstroom van de 2e naar de 1e lijn kan door de huisarts een toeslag in rekening worden gebracht. De huisarts kan deze toeslag enkel in rekening brengen indien:
1. De huisarts hiertoe een overeenkomst heeft met de betreffende hds;
2. De betreffende hds hiertoe een overeenkomst heeft met de representatieve zorgverzekeraars betreffende het volume en het tarief. De voorwaarden die verbonden zijn aan deze overeenkomst zijn beschreven in de beleidsregel Huisartsendienstenstructuren.
8.2.2 Anw-verrichtingen buiten hds
Voor huisartsen die niet participeren in een huisartsendienstenstructuur is een separaat consulttarief van kracht voor incidentele en acute huisartsenhulp gedurende de anw-uren.
Het anw-consult wordt gedifferentieerd in 6 separate prestaties, die in onderstaande tabel worden weergeven.
Prestatie
Consult anw korter dan 20 minuten
|
Consult anw 20 minuten en langer
|
Visite anw korter dan 20 minuten
|
Visite anw 20 minuten en langer
|
Telefonisch consult anw
|
Vaccinatie anw
|
Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:
- Voorwaarden, voorschriften en beperkingen 1 t/m 7 van de reguliere consulten (zie 5.2.2) zijn mutatis mutandis van toepassing.
- Consulten/visites voor anw-zorg mogen alleen in rekening worden gebracht indien de zorgaanbieder niet participeert in een huisartsendienstenstructuur.
- Het declareren van het tarief is alleen toegestaan indien de zorg is verleend tijdens anw-uren en indien vaststaat dat het tijdstip waarop de hulp is verleend, de patiënt is aan te rekenen.
8.2.3 Informatieverzoek
Voor informatieverstrekking worden twee prestaties onderscheiden, met een tarief per verrichting:
Prestatie
Telefonische informatieverstrekking
|
Schriftelijke informatieverstrekking
|
Voorwaarden, voorschriften en beperkingen:
- Het tarief voor informatieverstrekking mag alleen in rekening worden gebracht indien de vragen schriftelijk zijn gesteld door een bedrijfsarts of verzekeringsarts.
- Voor een gevraagde toelichting/verduidelijking op de verstrekte informatie kan niets aanvullends in rekening worden gebracht.
- Het tarief mag alleen in rekening worden gebracht indien de vragen gesteld zijn in het kader van de volgende wetgeving:
- door of namens arbodiensten in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, het Burgerlijk Wetboek (BW), de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) en de op deze wetten gebaseerde lagere regelgeving;
- door of namens de Sociale Verzekeringsbank ter uitvoering van de Algemene nabestaandenwet (anw), Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de op die wetten gebaseerde lagere regelgeving, alsmede van de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG 2000);
- door of namens de Uitvoering Werknemersverzekeringen (UWV), voorheen het landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) of de uitvoeringsinstellingen bedoeld in art. 41 OSV 1997 ter uitvoering van:
i. artikel 7: 685 van Burgerlijk Wetboek,
ii. artikel 6 Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen,
iii. de Ziektewet (ZW),
iv. de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA),
v. de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ),
vi. de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG),
vii. de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA),
viii. de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (TWBIA),
ix. de Toeslagenwet (TW),
x. de Werkloosheidswet (WW)
xi. en de Organisatiewet sociale verzekeringen (OSV 1997), alsmede van de op al deze wetten gebaseerde lagere regelgeving.
8.2.4 Uitstrijkjes
Voor een zogenaamd uitstrijkje in het kader van het preventieve bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker bestaat de volgende prestatie, met een tarief per verrichting:
Prestatie
8.2.5 Keuringen en onderzoek
Voor keuringen en onderzoek worden veertien prestaties onderscheiden, met een tarief per verrichting:
Prestatie
Spreekuurcontrole (voor o.a. bedrijfsgeneeskundig onderzoek)
|
Gericht klein onderzoek
|
Visitecontrole (voor o.a. bedrijfsgeneeskundig onderzoek)
|
Keuring voor invalidenparkeerkaart (kort)
|
Keuring voor invalidenparkeerkaart (lang)
|
Kleine keuring (oriënterend algemeen lichamelijk onderzoek)
|
Periodiek (beperkt) geneeskundig onderzoek
|
Scheepvaartkeuring
|
Grote keuring
|
Invaliditeitskeuring met rapport
|
Rijbewijskeuring tot 15 minuten
|
Rijbewijskeuring 15 minuten en meer
|
Bedrijfs- en sollicitatiekeuring
|
Periodiek geneeskundig onderzoek(conform LHV keuring)
|
Voor de reiskosten die de zorgaanbieder eventueel maakt in het kader van keuringen en onderzoek geldt een kilometervergoeding per retourkilometer (is 2 gewone kilometers) vanaf 5 retourkilometers:
Prestatie
Kilometervergoeding (vanaf 5 retourkilometers) per retourkilometer
|
8.2.6 Verbruiksmaterialen
De navolgende limitatieve lijst verbruiksmaterialen mogen additioneel op basis van de werkelijk gemaakte kosten (dus na aftrek van eventuele bonussen of kortingen) in rekening worden gebracht:
Prestatie
Atraumatisch hechtmateriaal, waaronder lijmen
|
Tapemateriaal ten behoeve van enkeldistorties
|
Zwangerschapsreactie (planotest en dergelijke)
|
Dipslides (urineweginfecties)
|
Teststrips bloedsuikerbepaling diabetespatiënten (waaronder eyetone- teststrips)
|
Vloeibaar stikstof of histofreezer
|
Blaaskatheter
|
CRP-sneltest cassette(s)
|
8.2.7 Kostenvergoedingen
De navolgende kostenvergoedingen mogen additioneel op basis van de werkelijk gemaakte kosten (dus na aftrek van eventuele bonussen of kortingen) in rekening worden gebracht. Uitzondering hierop vormen de kosten van ECG maken; hiervoor geldt een normbedrag.
Prestatie
Kosten ECG maken
|
Kosten entstoffen
|
Laboratoriumkosten
|
8.2.8 SCEN
De prestatie steun en consultatie bij euthanasie in Nederland (SCEN) betreft steun en consultatie bij euthanasie aan de patiënt en diens behandelend arts.
De prestatie mag gedeclareerd worden als het gaat om een niet bij de huisarts ingeschreven patiënt en om een verzoek van diens behandelend arts. Onder de prestatie wordt het totaal aan activiteiten van de SCEN-arts begrepen naar aanleiding van een steun/consultatieverzoek, waaronder:
‒ het overleggen met de behandelaar plus het bestuderen van het medisch dossier ten behoeve van de SCEN;
‒ het afleggen van de visites bij de patiënt en diens omgeving;
‒ de verslaglegging ten behoeve van de behandelaar;
‒ het afsluitend overleg met de behandelaar voor onder meer bespreking van het verslag. Met de bespreking van het verslag wordt de SCEN afgesloten.
8.2.9 Huisartsenzorg voor asielzoekers in de centrale opvang
Voor huisartsenzorg aan asielzoekers in de centrale opvang bestaat een abonnementstarief. Het maximumtarief voor huisartsenhulp voor asielzoekers in de centrale opvang, bijvoorbeeld in een asielzoekerscentrum (AZC), in een opvangcentrum (OC) of in de aanvullende opvang (AVO) is een abonnementstarief per plaats.
8.2.10 Module achterstandsfonds
Via het achterstandsfonds kunnen op een indirecte wijze specifieke zorgactiviteiten in het kader van de achterstandswijkproblematiek worden gefinancierd. Hierbij wordt de mogelijkheid geboden om een bedrag voor de betreffende prestatie in rekening te brengen per kwartaal en per bij de huisarts ingeschreven verzekerde in een opslagwijk (voorheen “achterstandswijk”). Het betreft een vergoeding ter afdracht aan het achterstandsfonds.
8.2.11 M&I-verrichtingen
Voor 26 M&I-verrichtingen bestaan nog separate prestaties. Voor een overzicht van de M&I-verrichtingen en bijbehorende voorwaarden, voorschriften en beperkingen wordt verwezen naar bijlage 2a en 2b.
De verrichtingen M&I geleverd aan verzekerden zoals vermeld in bijlage 2a mogen in rekening worden gebracht tegen een tarief dat per overeenkomst met de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde overeen wordt gekomen en kunnen ook in rekening worden gebracht indien de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde uitsluitend restitutiepolissen aanbiedt (en daarbijniet zelf contracteert) onder de voorwaarde dat er een overeenkomst is met minimaal 1 andere zorgverzekeraar.
De verrichtingen M&I in bijlage 2a geleverd aan gemoedsbezwaarden als omschreven in artikel 2.2b van de Zorgverzekeringswet mogen enkel in rekening worden gebracht indien hierover een overeenkomst met de desbetreffende gemoedsbezwaarde is gesloten.
Indien deze overeenkomst met zorgverzekeraar dan wel gemoedsbezwaarde niet tot stand komt, kan de limitatieve lijst van verrichtingen zoals vermeld in bijlage 2b in rekening worden gebracht tegen een door de NZa vastgesteld maximumtarief.
Uitzondering op bovenstaande voorwaarden vormen de vijf M&I-verrichtingen die niet gedekt worden door de basisverzekering. Het betreft de prestaties:
- Chirurgie in verband met cosmetiek
- Varices sclerosering in geval van cosmetiek,
- Reizigersadvisering
- Sterilisatie van de man
- Besnijdenis
Voor deze M&I-verrichtingen geldt dat deze ook tegen vrij tarief in rekening mogen worden gebracht zonder contract met de zorgverzekeraar.
Voor huisartsenzorg in het kader van de verrichtingenlijst M&I mogen naast de daarvoor vastgestelde verrichtingen geen andere verrichtingen in rekening worden gebracht, tenzij expliciet contractueel overeengekomen. Uitzondering hierop zijn de prestaties huisartsenzorg eerstelijnsverblijf.
Het totaal aan medisch noodzakelijke handelingen zoals beschreven in de per prestatie relevante NHG-richtlijnen (dan wel overige voor het uitvoeren van de specifieke prestatie relevante richtlijnen) is onderdeel van de beschreven prestatie. Bij meerdere prestaties zijn verwijzingen opgenomen naar specifieke NHG-richtlijnen die de handelingen beschrijven.
8.3 Tariefsoort
Alle prestatiesbeschreven in artikel 8.2 van deze beleidsregel kennen een maximumtarief, behoudens de M&I-verrichtingen zoals beschreven in artikel 8.2.11 en bijlage 2a. Voor de M&I-verrichtingen geldt een vrij tarief, onder voorwaarde dat hier een overeenkomst met de zorgverzekeraar van de desbetreffende verzekerde, dan wel gemoedsbezwaarde, aan ten grondslag ligt. Indien deze overeenkomst ontbreekt, gelden maximumtarieven voor de prestaties zoals vermeld in bijlage 2b.
De onderbouwing van de rekenmethode die gehanteerd wordt door de NZa om tot de maximumtarieven te komen, wordt uiteengezet in het verantwoordingsdocument, dat is opgenomen als bijlage 3 bij deze beleidsregel.
TOELICHTING
Algemeen
Segmentenmodel:
In juni 2012 heeft de NZa een advies uitgebracht aan de minister van VWS over de bekostiging van huisartsenzorg en geïntegreerde zorg. In dat advies verkende de NZa vier mogelijke bekostigingsmodellen. In het Regeerakkoord VVD-PvdA van november 2012 werd vervolgens de politieke keuze gemaakt voor een nieuw systeem van bekostiging voor huisartsenzorg. “Dit systeem gaat uit van populatiegebonden bekostiging en biedt ruimte voor aanvullende beloningsafspraken met verzekeraars”, aldus het regeerakkoord. Deze hoofdlijn is door de minister en veldpartijen in de zomer van 2013 verder uitgewerkt in het eerstelijnszorgakkoord. Hierin beschrijven partijen de uitgangspunten en doelen van het nieuwe model, alsmede de hoofdstructuur met drie segmenten:
- Segment 1: Basisvoorziening huisartsenzorg.
- Segment 2: Multidisciplinaire/programmatische/chronische zorg.
- Segment 3: Belonen op (gezondheids)uitkomsten en stimuleren van zorgvernieuwing.
In februari 2014 heeft de NZa vervolgens opnieuw advies uitgebracht, over (de invulling van) dit 3-segmentenmodel in de bekostiging van huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg, met daarin aandacht voor de eerste stappen in 2015 en de vervolgstappen in latere jaren. Op 19 mei heeft de minister van VWS de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over de nieuwe bekostiging en de aanwijzing die zij voornemens was te geven hierover aan de NZa. Die aanwijzing heeft de minister op 14 juli 2014 aan de NZa gestuurd, waarop vaststelling van de NZa-beleidsregels volgde.
Ontwikkeling:
Deze beleidsregel beschrijft het NZa-beleid rondom de bekostiging van huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg zoals die in 2016 zal luiden. In de tweede helft van 2015 en de eerste helft van 2016 heeft de NZa in samenwerking met de koepelorganisaties van zorgaanbieders en zorgverzekeraars gewerkt aan de doorontwikkeling van het 3-segmentenmodel. Op uitdrukkelijk verzoek van deze koepelorganisaties is ervoor gekozen om in de regelgeving 2016 geen grote wijzigingen door te voeren ten opzichte van 2015. Het komende jaar wordt gebruikt om nader onderzoek te doen naar verdere aanpassingen en verbeteringen van het 3-segmentenmodel.
Naar verwachting zal de bekostiging in de komende jaren een verdere ontwikkeling doormaken. Op een aantal punten is daarbij het veld aan zet. De NZa voorziet dat op de volgende onderdelen de komende jaren (mogelijk) wijzigingen in de bekostiging zullen optreden:
- Differentiatie inschrijftarieven: De NZa onderzoekt in hoeverre de huidige differentiatie van de inschrijftarieven (op leeftijd en naar wel/niet achterstandswijk) nog voldoet. Het streven is om eventuele verbeteringen per 2017 door te voeren.
- Overheveling resterende M&I-verrichtingen: Per 2015 zijn van achttien M&I-verrichtingen de separate betaaltitel in het vrije segment afgeschaft (en overgeheveld naar Segment 1, zie artikelsgewijze toelichting bij 5.2.2-5.2.3 en 5.2.5). Mogelijk volgen in komende jaren ook andere M&I-titels.
- ‘Buiten scope’-prestaties: Bij de introductie van het 3-segmentenmodel is een aantal prestaties ‘buiten scope’ geplaatst, d.w.z. niet meegenomen bij de toedeling naar de drie segmenten. In overleg met de koepelorganisaties van zorgaanbieders en zorgverzekeraars blijft deze situatie in 2016 gehandhaafd en wordt in de komende periode nader bezien hoe overheveling naar het 3-segmentenmodel per 2017 vorm kan krijgen.
- Doorontwikkeling van segment 2, waarbij meer vormen van multidisciplinaire/programmatische/chronische zorg een plek krijgen in dit segment van de bekostigingssystematiek.
In segment 1 blijft de bekostiging op basis van inschrijvingen en consulten vooralsnog gehandhaafd. Partijen kunnen experimenteren met een bekostiging zonder consulten als betaaltitel door gebruik te maken van de beleidsregel ‘Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgproducten’, of door gebruik te maken van de tarief- en prestatiestructuur binnen de reguliere bekostigingssystematiek zoals beschreven in deze beleidsregel.
Nieuwe systematiek tariefonderbouwing
In het verantwoordingsdocument (bijlage bij deze beleidsregel) is beschreven dat de NZa met ingang van 2014 een nieuwe systematiek van tariefonderbouwing hanteert voor de huisartsenzorg, gebaseerd op het kostenonderzoek van Significant uit 2012 over het jaar 2010. Daarnaast is in die tarieven een nieuw bedrag toegepast voor de arbeidskosten (voorheen ‘norminkomen’), gebaseerd op onderzoek van KPMG uit 2013.
De tariefonderbouwing stelt de ‘gemiddelde’ huisarts centraal. Het Significant-onderzoek wees uit dat de relevante inkomsten van de gemiddelde praktijk per fte huisarts-eigenaar in 2010 ca. € 304.000 bedroegen. Daartegenover stond een bedrag aan relevante praktijkkosten van ca. € 167.000. Om tot een totaal kostenbedrag te komen moet daar een normatief arbeidskostenbedrag voor de huisarts-eigenaar (voorheen ‘norminkomen’) bij opgeteld worden. In 2013 is het arbeidskostenbedrag opnieuw vastgesteld op ca. € 125.000. Teruggerekend naar 2010 komen deze arbeidskosten neer op ca. € 118.000. Samen met de gemeten praktijkkosten levert dit een totaal kostenbedrag op in 2010 van ca. € 285.000 (€ 167.000 + € 118.000).
Uit het Significant-onderzoek bleek verder dat een substantieel deel van de relevante inkomsten afkomstig was van niet-tariefgereguleerde activiteiten. Het gaat om prestaties waar partijen vrij zijn een prijs af te spreken, bijvoorbeeld de prestaties geïntegreerde zorg (keten-dbc’s). Dit vrije deel betrof 23% van de inkomsten. Het is naar mening van de NZa dan onredelijk om het gehele kostenbedrag als grondslag te nemen voor de gereguleerde tarieven. Om het deel te bepalen dat wel als grondslag genomen zou worden, heeft de NZa gekozen om aan te sluiten bij de gemeten inkomstenverhouding: 77-23. Kern van de nieuwe systematiek is dat de NZa van de relevante kosten (arbeidskosten en praktijkkosten) met ingang van 2014 77% toerekent aan de activiteiten waarvan de NZa de tarieven moet vaststellen.
Met andere woorden, de door de NZa gereguleerde tarieven zijn vanaf 2014 zo berekend dat zij 77% van de kosten van een gemiddelde praktijk dekken, bij een gemiddelde productie in het tariefgereguleerde segment. Impliciet geeft de NZa hiermee ook aan dat de gemiddelde praktijk de overige 23% zal dekken met inkomsten uit activiteiten met vrije tarieven, zoals dit in 2010 ook het geval was.
Met het toerekenen vanaf 2014 van 77% van de gemeten totale kosten aan tariefgereguleerde activiteiten, rekent de NZa impliciet ook 23% van de kosten toe aan de activiteiten met vrije tarieven. Dit is voor het eerst. In de oude systematiek hoefde de NZa niet toe te rekenen. De kostenbedragen uit de oude systematiek waren doorgeïndexeerde bedragen die stamden uit de tijd dat praktijken zich (vrijwel) alleen bezig hielden met tariefgereguleerde activiteiten. Uit de oude systematiek zijn dan ook geen impliciete uitspraken van de NZa af te leiden over kosten toegerekend aan activiteiten in het vrije deel. Dat de NZa dit vanaf 2014 wel doet, wil niet zeggen dat de NZa meer of minder kosten (impliciet) is gaan toerekenen aan het vrije deel.
Per 2017 worden er vier nieuwe prestaties toegevoegd: Huisartsenzorg elv, dag korter dan 20 min; Huisartsenzorg elv, dag 20 min en langer; Huisartsenzorg elv, anw korter dan 20 min; Huisartsenzorg elv, anw 20 min en langer. De prestaties zijn bedoeld voor zorg geleverd aan patiënten die verblijven in een setting voor eerstelijnsverblijf.
De voortzetting van de prestaties Huisartsenzorg elv, na 2017, moeten worden bezien in het licht van recente onderzoeken (o.a. onderzoek naar de differentiatie van het inschrijftarief) en nieuwe ontwikkelingen rondom de bekostiging van huisartsenzorg.
Artikelsgewijs
Artikel 2: Reikwijdte
De reikwijdte van deze beleidsregel en de beleidsregel die voor 2015 geldt (BR/CU 7165) is ruimer dan de optelsom van de reikwijdtes van de beleidsregels die tot en met 2014 de huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg beschreven. Met name het begrip ‘multidisciplinaire zorg’ is ruimer dan de reikwijdte van de ‘oude’ ketenzorg (diabetes type 2, COPD en VRM) en GEZ-module bij elkaar. Dit betekent dat Segment 2 en Segment 3 ruimte bieden aan het veld om nieuwe zorgvormen binnen dit kader te ontwikkelen. Voor nieuwe landelijke multidisciplinaire zorg verloopt de procedure via de NZa (zie bij artikel 6.1). Voor nieuwe lokale huisartsenzorg of multidisciplinaire zorg onder de S3-prestatie ‘Zorgvernieuwing’ kunnen zorgaanbieder(s) en zorgverzekeraar(s) dit doen zonder tussenkomst van de NZa. Innovatie-experimenten die binnen deze nieuwe reikwijdte vallen, hoeven dus niet meer gebruik te maken van de beleidsregel ‘Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgproducten’.
Artikel 5.2.1 – 5.2.2
De prestaties ‘Inschrijving’ en ‘Consult regulier’ hebben een uitgebreidere prestatiebeschrijving, waaruit duidelijk wordt wat de prestatie biedt aan de ingeschreven verzekerde resp. de patiënt. De oorspronkelijke teksten over de grondslag voor de vergoeding zijn gehandhaafd. Ook staan enkele beperkingen en voorwaarden die voorheen alleen in de tariefbeschikking waren opgenomen, nu ook in de beleidsregel. Tevens is bij ‘Inschrijving’ voor de duidelijkheid de voorwaarde toegevoegd dat het tarief alleen in rekening mag worden gebracht als de verzekerde zich uit eigen beweging heeft ingeschreven bij de zorgaanbieder.
Artikel 5.2.2
Het blijft mogelijk om specifieke afspraken te maken over de vergoeding van de inzet van somatische praktijkondersteuning (poh-s). Hierbij kan overeen worden gekomen dat de volledige kosten van de poh-s vanuit de ketenzorgprestaties en/of opslagen op het inschrijftarief wordt vergoed. In die gevallen geldt dat de declaratie van reguliere (S1) consulten door de poh-s niet mogen plaatsvinden, aangezien dan sprake zou zijn van dubbele bekostiging. Er kan ook overeen worden gekomen dat de kosten van de poh-s wel gedeeltelijk worden gedekt door declaratie van consulten in segment 1. Hierbij zou dan rekening gehouden moeten worden in de overeen te komen tarieven voor de prestaties binnen segment 2 en/of de opslagen op het inschrijftarief. Voor een eventuele overige component (bijvoorbeeld programmatische poh-s-zorg bij koptarief) kunnen partijen afspraken maken binnen ‘Overige zorgvernieuwing’ in Segment 3. In alle gevallen is het noodzakelijk dat contractueel duidelijke afspraken worden gemaakt over de wijze van declaratie en vergoeding.
Artikel 5.2.2 – 5.2.3 – 5.2.5
Met ingang van 2015 zijn achttien verrichtingen niet meer te declareren als M&I-verrichting.
Voor zeven oud M&I-prestaties geldt in 2016 dat zij met een bestaande consultprestatie in rekening kunnen worden gebracht, conform onderstaande tabel (in de tabel zijn ter informatie ook de Vektiscodes opgenomen):
NZa-prestatie vanaf 2015
|
NZa-prestatie voor 2016
(M&I-verrichting)
|
Vektis-code 2014
|
Consult 20 minuten of langer
|
- Postoperatief consult in de praktijk
- Verrichting ter vervanging van
specialistenbezoek
- Trombosebeen
- Varices sclerosering
- Aanmeten en plaatsen pessarium
|
13016
13018
13019
13020
13025
|
Visite 20 minuten of langer
|
- Postoperatief consult thuis
|
13017
|
Visite passant 20 minuten of langer
|
- Kortdurende opname
|
13046
|
De maximumtarieven van de prestaties die vanaf 2015 als regulier consult in rekening kunnen worden gebracht zijn veelal lager dan de vrije tarieven die voor 2015 werden afgesproken voor deze verrichtingen. Het verschil wordt gecompenseerd via de maximumtarieven voor de ‘Inschrijving’. De inschrijftarieven zijn hiervoor met 0,47% verhoogd. Voor een exacte berekening van dit percentage verwijzen wij u naar artikel 6 van het verantwoordingsdocument.
Voor de prestaties “therapeutische injectie (Cyriax)” en “IUD aanbrengen/implanteren of verwijderen etonogestrel implantatiestaafje” gold in 2015 ook dat de M&I-verrichting verdween en vervangen werden door declaratie van een regulier consult. Op verzoek van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars wordt deze situatie in 2016 aangepast. In de contractronde 2015 is gebleken dat de overheveling van deze twee prestaties veel onrust met zich meebracht die de totstandkoming van afspraken tussen beide partijen bemoeilijkte. Partijen bleken niet in staat om vervangende afspraken over substitutie in S3 te maken die het schrappen van de specifieke prestaties zou compenseren. De inschatting van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars is dat zij ook in de contractronde 2016 hier nog niet toe in staat zullen zijn. Zowel het plaatsen van een therapeutische injectie als het aanbrengen van een IUD worden daarom in 2016 weer separaat declarabele prestaties. De in 2015 gepaarde ophoging van inschrijftarief als gevolg van de overheveling (0,53%) wordt voor deze prestaties ongedaan gemaakt.
De prestaties “therapeutische injectie” en “IUD aanbrengen” worden toegevoegd aan de vijf in 2015 gecreëerde verrichtingen in S1 die ter vervanging dienen van negen oud-M&I-verrichtingen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de S1-prestaties die de oud-M&I-verrichtingen vervangen.
NZa-prestatie vanaf 2015 (segment 1)
|
NZa-prestatie voor 2015
(M&I-verrichting)
|
Vektis-code 2014
|
Chirurgie
|
- Chirurgie
- Chirurgie, categorie A
- Chirurgie, categorie B
|
13012
13047
13048
|
Intensieve zorg, dag
|
- Intensieve zorg, visite, dag
- Intensieve zorg, visite 20 minuten
of langer, dag
|
13034
13035
|
Intensieve zorg, anw
|
- Intensieve zorg, visite, anw
- Intensieve zorg, visite 20 minuten
of langer, anw
|
13036
13037
|
Ambulante compressietherapie bij ulcus cruris
|
- Ambulante compressietherapie
bij ulcus cruris
|
13015
|
Oogboring
|
- Oogboring
|
13024
|
Therapeutische injectie (Cyriax)
|
- Therapeutische injectie (Cyriax)
|
13023
|
IUD aanbrengen / Implanteren of verwijderen etonogestrel implantatiestaafje
|
- IUD aanbrengen / Implanteren of verwijderen etonogestrel implantatiestaafje
|
13042
|
Bij de introductie in S1 van deze prestaties is in 2015 in de tariefopbouw verondersteld dat een deel van de vergoeding die tot en met 2014 in het vrije segment tot stand is gekomen vanaf 2015 vervangen zou worden door vervangende afspraken over substitutie in S3. De maximumtarieven die in 2015 zijn vastgelegd lagen daarom 6,9% lager dan het gemiddeld overeengekomen tarief in het vrije segment. In de contracteerronde 2015 is ook hier gebleken dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars nog niet in staat zijn om brede substitutieafspraken te maken in S3, die de vergoeding per specifieke verrichting vervangen. In de praktijk werden daarom aanvullende afspraken gemaakt in S3 die de zorgaanbieder per verrichting compenseerden voor de gemiste 6,9% inkomsten. De in 2015 gerealiseerde uitsplitsing van een tarief per verrichting en een separate uitkomstbekostiging in S3 heeft door deze praktische uitwerking een complexere bekostiging als gevolg, in plaats van de versimpeling die in het eerstelijnsconvenant beoogd is.
Op verzoek van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars wordt daarom ook deze situatie vooralsnog teruggedraaid. Het maximumtarief voor de overige S1-prestaties is met ingang van 2016 gebaseerd op het gemiddelde tarief dat in het vrije segment overeengekomen werd. De korting van 6,9% die ten goede kwam aan de beschikbare ruimte in S3 wordt daarmee ongedaan gemaakt.
Artikel 5.2.4
De inzet van POH-GGZ wordt vergoed door middel van declaratie van specifieke consulten en door een aanvullende opslagmodule op het inschrijftarief. Het maximumtarief voor de opslagmodule biedt ruimte om 12 uur per week per 2.350 patiënten een GGZ-praktijkondersteuner in te zetten. Het tarief dekt daarbij zowel de kosten van de ondersteuner, de aanvullende managementtijd van de huisarts en infrastructurele voorzieningen behorende bij de inzet van aanvullend POH-GGZ personeel.
De bekostiging van POH-GGZ is de afgelopen jaren ingericht rondom de aanname dat via het contract tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder nadere afspraken worden gemaakt die aansluiten bij de werkelijke en noodzakelijke inzet van POH-GGZ. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft echter in november 2016 bepaald dat deze voorwaarde voor het declareren van POH-GGZ niet meer randvoorwaardelijk mag worden gesteld voor declaratie van deze prestaties. Naar aanleiding van deze uitspraak worden in het beleid voor 2017 twee wijzigingen doorgevoerd in de wijze van bekostigen van POH-GGZ ten opzichte van 2016.
1. In 2016 is het moduletarief verhoogd, zodat zorgaanbieders en zorgverzekeraars afspraken konden maken tot aan een maximale inzet van 36 uur POH-GGZ per 2.350 patiënten. Deze aanvullende ruimte blijft behouden indien zorgverzekeraar en zorgaanbieder dit contractueel overeenkomen, maar wordt anders vormgegeven. Afspraken boven het niveau van 12 uur inzet POH-GGZ per week per 2.350 patiënten worden in 2017 via segment 3 binnen de prestatie “zorgvernieuwing” vormgegeven. Inzet tot aan het niveau van 12 uur per week per 2.350 patiënten kan zonder contract in rekening worden gebracht.
2. Het uitgangspunt blijft gelden dat het in rekening te brengen modulebedrag is gebaseerd op de aantoonbare en voor de ingeschreven patiënt beschikbare inzet van POH-GGZ. Het maximale moduletarief is gebaseerd op een inzet van 12 uur POH-GGZ per week per 2.350 patiënten. Inzet onder deze 12 uur per 2.350 moet leiden tot een naar rato verlaagd moduletarief.
3. Eventuele kosten voor direct aan de functie POH-GGZ gekoppelde en voor de ingeschreven patiënt beschikbare e-healthtoepassingen en externe consultatie kunnen binnen het moduletarief worden verrekend. Het gaat dan uitdrukkelijk niet over regulier bij de POH-GGZ behorende infrastructurele middelen, aangezien deze kosten reeds onderdeel zijn van de onderbouwing van het tarief dat gekoppeld is aan de inzet per fte POH-GGZ. Dit alles met inachtneming van de in deze beleidsregel beschreven voorwaarden, voorschriften en beperkingen. De methodiek hoe deze toerekening naar rato van werkelijke inzet leidt tot het in rekening te brengen moduletarief wordt uiteengezet in onderstaande rekenvoorbeelden.
REKENVOORBEELD 1
Een praktijk heeft 3.000 ingeschreven patiënten waarvoor 5,5 uur POH-GGZ personeel per week beschikbaar is. Tevens kan de praktijk aantonen dat aanvullend € 1.000 per kwartaal direct aan de functie POH-GGZ gekoppelde kosten voor de ingeschreven patiënt beschikbare e-health en externe consultatie worden gemaakt.
Het maximale modulebedrag dat deze praktijk in rekening mag brengen, wordt dan als volgt vastgesteld:
Inzet POH-GGZ:
Een inzet van 5,5 uur op 3.000 patiënten komt overeen met een inzet van 4,31 uur op 2.350 patiënten
2.350 / 3.000 patiënten = 0,783
0,783 * 5,5 uur = 4,31 uur.
Een inzet van 4,31 uur op 2.350 patiënten is 36% van de maximale inzet van 12 uur. Voor dit deel mag maximaal €1,02 per ingeschreven verzekerde in rekening worden gebracht.
4,31 / 12 uur = 0,36
0,36 * € 2,83 = € 1,02 per patiënt kwartaal
Aanvullende kosten e-health en consultatie per kwartaal
€ 1.000 (werkelijke kosten per kwartaal)/ 3.000 patiënten = € 0,33 per patiënt per kwartaal
Totaal maximaal moduletarief per patiënt per kwartaal
€ 1,02 + € 0,33 = € 1,35
REKENVOORBEELD 2
Een praktijk heeft 3.000 ingeschreven patiënten waarvoor 14 uur POH-GGZ personeel per week beschikbaar is. Tevens kan de praktijk aantonen dat aanvullend € 1.000 per kwartaal direct aan de functie POH-GGZ gekoppelde kosten voor de ingeschreven patiënt beschikbare e-health en externe consultatie worden gemaakt.
Het maximale modulebedrag dat deze praktijk in rekening mag brengen, wordt dan als volgt vastgesteld:
Inzet POH-GGZ:
Een inzet van 14 uur op 3.000 patiënten komt overeen met een inzet van 10,97 uur op 2.350 patiënten
2.350 / 3.000 ingeschreven patiënten = 0,783
0,783 * 14 uur = 10,97 uur.
Een inzet van 10,97 uur op 2.350 patiënten is 91,39% van de maximale inzet van 12 uur. Voor dit deel mag maximaal € 2,59 per ingeschreven verzekerde in rekening worden gebracht.
10,97 / 12 uur = 0,9139
0,9139 * € 2,83 = € 2,59 per patiënt per kwartaal
Aanvullende kosten e-health en consultatie per kwartaal
€ 1.000 (werkelijke kosten per kwartaal)/ 3.000 patiënten = € 0,33 per patiënt per kwartaal
€ 2,59 + € 0,33 = € 2,92
Echter, het maximumtarief is € 2,83 per kwartaal
Dat is daarmee ook het maximumtarief dat binnen deze module in rekening kan worden gebracht. Eventueel aanvullende afspraken kunnen contractueel met de zorgverzekeraar overeen worden gekomen via S3 “zorgvernieuwing”.
Tijdelijke situatie
De aanpassing in de regelgeving 2017 is een tijdelijke ingreep om op korte termijn tegemoet te komen aan de recente uitspraak van het CBb. De regelgeving rondom POH-GGZ zal met ingang van 2018 wijzigen, waarbij de landelijk gemeten gemiddelde kosten het uitgangspunt gaan vormen voor het tarief dat ook zonder contractuele relatie in rekening kan worden gebracht.
Artikel 5.2.6 Prestaties eerstelijnsverblijf en Intensieve zorg
De prestaties Huisartsenzorg eerstelijnsverblijf (elv) en Intensieve zorg zijn bedoeld voor huisartsenzorg geleverd aan patiënten die een hogere zorgzwaarte met zich meebrengen. De patiëntgroepen die hieronder vallen zijn palliatief terminale patiënten, patiënten waarvan het CIZ een zorgprofiel heeft geïndiceerd in de reeks VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg t/m VV beschermd verblijf intensieve palliatief-terminale zorg, en patiënten opgenomen in een setting voor eerstelijnsverblijf.
De prestaties Huisartsenzorg elv en Intensieve zorg worden uitgesplitst naar tijdstip (dag en anw). Als de visite aanvangt in de anw uren dan mag het anw tarief in rekening worden gebracht. Dit mag in alle gevallen, (wel/niet participatie in hds), op een uitzondering na. Voor huisartsen die wel in een hds participeren en als de visite plaatsvindt tijdens een hds-dienst, gelden de (reguliere) prestaties dienstuur hds (te declareren door de huisarts bij de hds) en hds-prestaties (visites, telefonisch consult te declareren door de hds).
De prestatie huisartsenzorg elv wordt uitgesplitst in tijdsduur (langer en korter dan 20 minuten). De prestaties van 20 minuten en langer mogen alleen in rekening worden gebracht indien de directe patiëntgebonden tijd 20 minuten of langer in beslag heeft genomen. De niet-patiëntgebonden tijd, zoals reistijd en opleiding, valt hier niet onder.
Bedoeld wordt met ‘die geen verblijf én behandeling ontvangen van een instelling ingevolge artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a en artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel c van de Wet langdurige zorg ’, dat deze patiënten niet verblijven in een instelling en geen specifieke Wlz behandeling ontvangen door of namens die instelling.
In artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel c van de Wlz staat, dat die specifieke behandeling omvat: “behandeling, omvattende geneeskundige zorg van specifiek medische, specifiek gedragswetenschappelijke of specifiek paramedische aard die noodzakelijk is in verband met de aandoening, beperking, stoornis of handicap van de verzekerde.”
Er zijn twee situaties mogelijk voor patiënten die intensieve huisartsenzorg of elv vanuit de Zvw behoeven, en die daarnaast ook Wlz zorg krijgen op grond van het genoemde zorgprofiel in artikel 3.1.1 van het Besluit langdurige zorg juncto artikel 2.1 Regeling langdurige zorg juncto bijlage A bij deze regeling:
- Patiënten die in een Wlz instelling verblijven maar geen Wlz behandeling ontvangen door of namens de Wlz instelling, krijgen de geneeskundige zorg van algemeen medische aard vanuit de Zvw, dus ook de huisartsgeneeskundige zorg;
- Patiënten die thuis verblijven en ook geïndiceerd zijn voor de specifieke Wlz zorg, krijgen de geneeskundige zorg van algemeen medische aard via de Zvw, dus ook de huisartsgeneeskundige zorg.
Maar als patiënten in een Wlz instelling verblijven en door of namens de instelling Wlz behandeling ontvangen, dan krijgen zij de geneeskundige zorg van algemeen medische aard namens die Wlz instelling vanuit de Wlz, dus ook de “huisartsgeneeskundige” zorg.
De prestaties huisartsenzorg elv en intensieve zorg hangen nauw met elkaar samen. Hieronder wordt schematisch weergegeven per patientgroep en per tijdstip welke prestaties gelden.
Tijdstip à
|
Dag
|
Anw
|
Anw, hds dienst
|
Patiëntgroepen ↓
|
Patiënt opgenomen in elv setting, laag complex
|
Huisartsenzorg elv, dag korter dan 20 min
Huisartsenzorg elv, dag 20 min en langer
|
Huisartsenzorg elv, anw korter dan 20 min
Huisartsenzorg elv, anw 20 min en langer
|
(reguliere) prestaties dienstuur hds (te declareren door de huisarts bij de hds) en hds-prestaties (visites, telefonisch consult te declareren door de hds)
|
Patiënt opgenomen in elv setting, hoog complex
|
Huisartsenzorg elv, dag korter dan 20 min
Huisartsenzorg elv, dag 20 min en langer
|
Huisartsenzorg elv, anw korter dan 20 min
Huisartsenzorg elv, anw 20 min en langer
|
(reguliere) prestaties dienstuur hds (te declareren door de huisarts bij de hds) en hds-prestaties (visites, telefonisch consult te declareren door de hds)
|
Palliatief terminale patiënt (thuis, elv setting etc.)
|
Intensieve zorg, dag
|
Intensieve zorg, anw
|
(reguliere) prestaties dienstuur hds (te declareren door de huisarts bij de hds) en hds-prestaties (visites, telefonisch consult te declareren door de hds)
|
Patiënten waarvan het CIZ een zorgprofiel heeft geïndiceerd in de reeks VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg t/m VV beschermd verblijf intensieve palliatief-terminale zorg
|
Intensieve zorg, dag
|
Intensieve zorg, anw
|
(reguliere) prestaties dienstuur hds (te declareren door de huisarts bij de hds) en hds-prestaties (visites, telefonisch consult te declareren door de hds)
|
Artikel 6.1
De reikwijdte van de nieuwe beleidsregel is ruimer dan de optelsom van de reikwijdtes van de voorgaande beleidsregels. Met name het begrip ‘multidisciplinaire zorg’ is ruimer dan de reikwijdte van de ‘oude’ ketenzorg (diabetes type 2, COPD en VRM) en GEZ-module bij elkaar. Dit betekent dat Segment 2 ruimte biedt aan het veld om nieuwe zorgvormen binnen dit kader te ontwikkelen. Deel S2A van Segment 2 gaat in 2015 van start met twee prestaties: ‘Multidisciplinaire zorg DM2/VRM’ en ‘Multidisciplinaire zorg COPD/Astma’. Deel S2B bevat nog geen prestaties. Voor nieuwe landelijke multidisciplinaire zorg in S2A of S2B verloopt de procedure via de NZa: zorgaanbieders en zorgverzekeraars (of bijvoorbeeld InEen en ZN namens hen) kunnen bij de NZa een onderbouwd verzoek indienen voor een nieuwe prestatie binnen S2A of S2B. De NZa zal, indien het verzoek past binnen de kaders van de beleidsregel en aan de overige eisen gesteld in de Wmg, de nieuwe prestatie toevoegen aan de bestaande in Segment 2.
Artikel 6.2.1 t/m 6.2.3
Elke prestatie in S2A beschrijft een zorgtraject voor twee ziektebeelden die gezamenlijk bij één patiënt kunnen voorkomen, bijvoorbeeld Diabetes en VRM. Het is niet toegestaan om de zelfde prestatie twee keer bij de zelfde patiënt in rekening te brengen. Het is zorgverzekeraars en zorgaanbieders wel toegestaan om een gedifferentieerd tarief af te spreken, bijvoorbeeld drie tarieven: voor patiënten met de ene, de andere of beide aandoeningen. Indien patiënten twee aandoeningen hebben uit verschillende prestaties, bijvoorbeeld Diabetes en Astma, dan kunnen beide S2A-prestaties in rekening worden gebracht.
Hoewel de nieuwe bekostiging uitgaat van integrale tarieven voor programmatische multidisciplinaire zorg, blijft vooralsnog de mogelijkheid bestaan om aanvullende kosten van ketenzorg te vergoeden via een opslag op het inschrijftarief. Deze opslag wordt dan vormgegeven als een tarief per ingeschreven verzekerde en wordt in rekening gebracht als (onderdeel van de) GEZ-module. Als zorgaanbieders en zorgverzekeraars de behoefte hebben om enkel de aanvullende kosten van ketenzorg te vergoeden via een separate prestatie per geïncludeerde patiënt, dan kan hiervoor de reguliere ketenzorgprestatie voor gehanteerd worden, maar dan tegen een overeengekomen tarief dat enkel de aanvullende kosten van ketenzorg weergeeft.
Artikel 7.1
Alle prestaties in segment 3 kunnen betrekking hebben op huisartsenzorg of op multidisciplinaire zorg.
Met de komst van de prestaties in Segment 3 verdwijnen de M&I-modules (Vektiscodes 14.xxx) als betaaltitel. Voor zover partijen de afspraken willen continueren, zullen zij deze moeten omzetten naar de nieuwe bekostiging: een van de resultaatbeloningsdomeinen, e-health of overige zorgvernieuwing. Vanuit de NZa-regelgeving is er geen bezwaar om de ‘oude’ Vektiscodes te blijven gebruiken. (Vektiscodes maken geen deel uit van de NZa-regelgeving.) Het voorgaande is ook van toepassing op de zogenaamde variabiliseringsregeling’, die tot en met 2014 als M&I-module werd gedeclareerd.
Artikel 7.2.2
De prestatie Zorgvernieuwing Meekijkconsult is een aanvulling op bestaande mogelijkheden om de expertise van specialisten in te roepen. Bestaande mogelijkheden blijven bestaan
Met het introduceren van prestaties in het domein Zorgvernieuwing ontstaat er een reguliere bekostiging voor een aantal innovatie-experimenten die nu lopen onder de beleidsregel ‘Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgproducten’ (BR Innovatie). Het staat partijen vrij om hun innovatie-experiment te blijven declareren onder de BR Innovatie of om dit om te zetten naar een declaratie onder deze beleidsregel. Experimenten met consultloze bekostiging kunnen ook zowel onder de BR Innovatie als onder deze beleidsregel ingericht worden.
Aanpassingen beleid 2017 naar aanleiding van uitspraak CBb
Wijzigingen naar aanleiding van uitspraak CBb 1 december 2015
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) heeft 1 december 2015 geoordeeld dat de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld in de juridische procedure tegen de tariefbeschikking “huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg” 2015.
De NZa heeft in de beleidsregels voor huisartsenzorg en multidiscipliniare zorg 2015, en de daaruit volgende tariefbeschikkingen, voor een aantal prestaties bepaald dat deze alleen in rekening mogen worden gebracht als de huisarts en zorgverzekeraar dit per contract overeenkomen.
Het CBb heeft geoordeeld dat in de huisarts ook zonder contract in staat moet zijn om zorgprestaties te leveren en daar een redelijke vergoeding voor in rekening kunnen brengen. Het CBb heeft geoordeeld dat de vergoeding voor deze prestaties op basis van de NZa-beleidsregels feitelijk nihil is, en daarmee geen redelijke vergoeding.
Gelet op de inhoud van de rechterlijke uitspraak heeft dit geleid tot een nieuwe beleidsregel en tariefbeschikking voor huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2015 . Deze beleidswijziging werkt ook door in de beleidsregels 2016 en 2017.
De volgende beleidswijzigingen worden doorgevoerd:
- Bij de prestaties in de categorie “passanten”, vervalt het contractvereiste in zijn geheel.
- Bij de prestaties in de categorie “anw-buiten hds” vervalt het contractvereiste in zijn geheel.
- Bij de prestaties in de categorie “oud M&I-verrichtingen binnen segment 1” vervalt het contractvereiste in zijn geheel.
- Voor 16 M&I-verrichtingen waarvoor een vrij tarief geldt (inclusief het contractvereiste) wordt een aanvullende declaratietitel tegen maximumtarief geïntroduceerd welke zonder contract in rekening kan worden gebracht.
Met het verdwijnen van het contractvereiste acht de NZa het noodzakelijk dat de prestatieomschrijvingen worden aangescherpt. Deze aanscherping vond tot nu toe plaats via het contract tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Het contractvereiste maakte het voor de NZa mogelijk om relatief “open” prestatiebeschrijvingen te hanteren, aangezien zorgverzekeraars en aanbieders de prestaties contractueel verder invulling konden geven. Daar waar mogelijk en nodig neemt de NZa aanvullende bepalingen over die zorgverzekeraars via het contract stellen aan declaratie van de specifieke verrichtingen.
Wijzigingen naar aanleiding van uitspraak CBb 1 december 2016
Naar aanleiding van een aanvullende beroepsprocedure heeft het CBb op 3 november 2016 nogmaals uitspraak gedaan rondom het contractvereiste. Voor de beleidsregel 2017 resulteert dit in drie aanvullende aanpassingen.
- Voor zowel de module POH-GGZ als het consult POH-GGZ vervalt het contractvereiste . In 2016 is aanvullende tariefruimte voor POH-GGZ geïntroduceerd vanuit de constatering dat incidenteel de behoefte bestond om aanvullende inzet POH-GGZ overeen te komen. De aanvullende tariefruimte is in 2016 geboden met als uitgangspunt dat deze per contract overeen wordt gekomen. Nu het contractvereiste moet vervallen, wordt de aanvullende tariefruimte overgeheveld naar segment 3. Het moduletarief dat maximaal in rekening kan worden gebracht is daarmee in 2017 conform het beleid in 2015 weer gebaseerd op maximaal 1/3 fte inzet POH-GGZ per 2.350 patiënten. Deze inzet kan vervolgens naar rato van werkelijke inzet ook zonder contract met de zorgverzekeraar worden gedeclareerd, tot aan het vastgestelde maximumtarief. Aanvullende inzet kan via S3 “zorgvernieuwing” worden overeengekomen, waarbij het contractvereiste wel van toepassing blijft.
- Voor de module achterstandsfonds vervalt het contractvereiste.
- De prestatiebeschrijving “inschrijftarief”wordt op voorschrift van het CBb aangepast, waarbij het borgen van 24-uurs beschikbaarheid niet wordt vormgegeven als aanvullende bepaling, maar onderdeel wordt van de prestatiebeschrijving zelf. Ook in deze vorm wordt expliciet benadrukt dat de huisarts verantwoordelijk is voor de continuïteit van de zorg voor de bij hem ingeschreven patiënten, 24 uur per dag en 7 dagen per week. Het sluit tevens aan bij de normen die de zorgaanbieders zelf hebben opgesteld.
Uit de uitspraak van 3 november 2016 volgt tevens dat onderdelen van segment 2 ook zonder contract in rekening gebracht moeten kunnen worden door aanbieders van multidisciplinaire zorg. Het gaat dan niet zozeer om de zorglevering door de individuele zorgaanbieders, maar om de organisatie en infrastructuur rondom multidisciplinaire zorglevering zoals beschreven in segment 2. En dan voor zover deze vorm van zorglevering inmiddels zover gemeengoed is geworden dat een patiënt mag verwachten dat deze zorg ook multidisciplinair georganiseerd aangeboden wordt.
De NZa heeft echter in deze procedure aangegeven dat de regelgeving binnen “segment 2” in de huidige opzet uitdrukkelijk is neergezet rondom het bestaan van een afspraak tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Het is niet mogelijk en niet wenselijk om het contractvereiste binnen segment 2 op te heffen, zonder gedegen vooronderzoek naar een alternatieve betaaltitel voor de organisatie van multidisciplinaire zorg.
Het CBb volgt hier de lijn van de NZa in de meest recente uitspraak. . Daarbij stelt het CBb dat de NZa, mede gelet op het zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 Awb), terecht stelt dat hiervoor eerst door middel van een onderzoek inzicht moet worden verkregen in de onderliggende kostenstructuur en minimaal benodigde organisatie van multidisciplinaire zorg. De NZa werkt aan een prestatietitel die deze minimaal noodzakelijke mate van organisatie rondom multidisciplinaire ketenzorg beschrijft. Hierbij baseren wij ons op veldrichtlijnen, zorgstandaarden en bestaande contracten tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Dit wordt naar verwachting een prestatie die zonder afspraak tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar per 2018 in rekening kan worden gebracht.