Ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om beschikbaarheidbijdragen vast te stellen.
Ingevolge artikel 59, aanhef en onder e Wmg heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) bij brieven van 12 december 2012 (kenmerk MC-U-3147126) en 11 december 2014 (kenmerk 696543-13073-MC) ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven.
Op de beschikbaarheidbijdrage is titel 4.2 (‘subsidies’) en 4.4 Algemene wet bestuursrecht, het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG1 en het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 (C(2011)9380) van toepassing.
Artikel 1. Reikwijdte
Deze beleidsregel is van toepassing op het beschikbaar hebben van zorg als bedoeld in artikel 2 van het Besluit beschikbaarheidbijdrage Wmg, juncto onderdeel B, onder 2 van de bijlage. In artikel 4.1 van deze beleidsregel wordt deze vorm van zorg benoemd.
Artikel 2. Doel van de beleidsregel
Voor een aantal zorgactiviteiten en voorzieningen van zorgaanbieders is het niet mogelijk en/of wenselijk om deze rechtstreeks aan zorgproducten voor individuele consumenten toe te rekenen.
Het gaat om specifieke functies of kenmerken van de zorgverlening, zoals beschikbaarheid, specifieke deskundigheid of specifieke voorzieningen. Het doel van deze beleidsregel betreft het bekostigen van deze zorgprestaties.
Artikel 3. Begripsbepalingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
3.1 Bijlage
Bijlage bij artikel 2 van het Besluit
3.2 Beschikbaarheidbijdrage
Een bijdrage als genoemd in artikel 56a Wmg.
3.3 Besluit
Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG van 24 augustus 2012.
3.4 Minister
De minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport.
3.5 Wmg
Wet marktordening gezondheidszorg.
3.6 AMvB
Algemene Maatregel van Bestuur.
3.7 DHAZ
Decentrale Huisvesting Academische Ziekenhuizen.
Artikel 4. Algemeen
4.1 Aangewezen vormen van zorg
Bij Besluit is door de minister een aantal vormen van zorg aangewezen waarvoor de NZa een beschikbaarheidbijdrage kan vaststellen. Mede op basis van dit Besluit heeft de NZa dit beleid ten aanzien van de ambtshalve verstrekking van de beschikbaarheidbijdrage vastgesteld.
De volgende vorm van zorg komt in aanmerking voor een beschikbaarheidbijdrage:
Academische zorg
4.2 Procedure verstrekken beschikbaarheidbijdrage Het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ omschrijft de procedure die gehanteerd wordt ten aanzien van de verlening en de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage door de NZa. In enkele gevallen is een uitzondering op de uniforme procedure nodig. Deze uitzondering staat in dat geval omschreven in deze beleidsregel.
4.3 Verlening beschikbaarheidbijdrage
Indien een aanvraag voldoet aan de gestelde eisen als bedoeld in artikel 4.2 en als bedoeld in onderstaande zorgfunctie specifieke bepalingen, zal de NZa op grond van artikel 56a, lid 7 Wmg de zorgaanbieder belasten met een dienst van algemeen economisch belang of dienst van algemeen belang.
4.4 Ambtshalve toepassing artikel 56a
Op grond van artikel 56a lid 2, onder b, Wmg geeft de NZa ambtshalve toepassing aan artikel 56a leden 1 en 7 Wmg. Aan een zorgaanbieder die op grond van lid 7 wordt belast met een dienst van algemeen economisch belang of dienst van algemeen belang, kan de NZa een beschikbaarheidbijdrage als bedoeld in lid 1 verlenen.
4.5 Indexering
De bedragen in deze beleidsregel zijn op prijspeil 2017. Dit betekent dat in de onderstaande bedragen de voorlopige index 2017 is verwerkt.
Bovenstaande houdt voorts in dat bij de verlening van de beschikbaarheidbijdrage rekening wordt gehouden met de voorlopige indexen 2017. Bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage wordt rekening gehouden met de definitieve indexen 2017.
Artikel 5. Academische zorg
5.1 Beschrijving zorg
Academische zorg als bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 2, van de Bijlage.
5.2 Criteria verlening
Aanbieders van de in artikel 5.1 omschreven vorm van zorg kunnen in aanmerking komen voor de toekenning van een beschikbaarheidbijdrage academische zorg indien ze subsidie hebben ontvangen in 2011 op grond van de subsidieregeling van artikel 123a Zorgverzekeringswet en indien ze in voorgaande jaren een beschikbaarheidbijdrage hebben ontvangen voor deze vorm van zorg.
5.3 Wie komt er voor in aanmerking?
Op grond van artikel 56a, lid 7 Wmg zal de NZa de volgende instellingen belasten met een dienst van algemeen economisch belang:
Vrije Universiteit Medisch Centrum, Academisch Medisch Centrum Amsterdam, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Universitair Medisch Centrum Sint Radboud Nijmegen, Universitair Medisch Centrum Maastricht, Universitair Medisch Centrum Groningen, Leids Universitair Medisch Centrum en het Nederlands Kanker Instituut: het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis.
5.4 Hoogte beschikbaarheidbijdrage
In onderstaande tabel zijn de totaalbedragen per instelling opgenomen.
De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage sluit, conform de aanwijzing, aan bij de berekeningswijze en parameters zoals die van toepassing waren voor het jaar 2011.
De bedragen zijn op prijspeil 2017 (op basis van voorlopige index 2017), inclusief DHAZ middelen, inclusief een voorlopige parameter voor demografische groei van 1%. De NZa houdt in de bepaling van de beschikbaarheidbijdragen rekening met de kortingen zoals opgenomen in de toelichting bij de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid voor 2012 en 2014.
Het beleid met betrekking tot de DHAZ middelen is vastgelegd in ‘Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg universitaire medische centra’.
Artikel 6 Beëindiging oude beleidsregel
De ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage Cure –ambtshalve’, met kenmerk BR/CU-5142, die een geldigheidsduur had tot 1 januari 2017 is op laatstgenoemde datum van rechtswege komen te vervallen.
Artikel 7 Overgangsbepaling
De ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage Cure –ambtshalve’, met kenmerk BR/CU-5142, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.
Artikel 8 Inwerkingtreding en citeerregel
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2017 en vervalt met ingang van 1 januari 2018.
Ingevolge artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) zal van de vaststelling van deze beleidsregel mededeling worden gedaan in de Staatscourant.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage ambtshalve’.
Toelichting bij beleidsregel
Voor een aantal vormen van zorg is het niet of niet geheel mogelijk om de kosten voor de afzonderlijke prestaties rechtstreeks toe te rekenen naar of in rekening te brengen aan individuele zorgverzekeraars of verzekerden. Ook kan het voorkomen dat een dergelijke toerekening van de kosten naar tarieven marktverstorend werkt.
Indien deze vormen van zorg niet op een andere wijze worden bekostigd kan er onder voorwaarden een beschikbaarheidbijdrage worden toegekend. De minister heeft bij besluit2 de specifieke vormen van zorg aangewezen waarvan de beschikbaarheid geborgd dient te worden.
Het gaat om specifieke functies of kenmerken van de zorgverlening, zoals beschikbaarheid, specifieke deskundigheid of specifieke voorzieningen.
De meeste beschikbaarheidbijdragen worden op aanvraag door de NZa verstrekt. Zie hiervoor de ‘Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage op aanvraag’. De voorliggende beleidsregel ziet toe op de beschikbaarheidbijdrage die ambtshalve door de NZa wordt verstrekt.
Bij de invoering van deze beschikbaarheidbijdrage werd onderscheid gemaakt in de situatie per 2012 en vanaf 2013 en verder. Dit onderscheid is gemaakt om tot een zorgvuldige onderbouwing en afbakening van de beschikbaarheidbijdrage te kunnen komen. In 2012 werd volstaan met het verlenen van beschikbaarheidbijdragen ter hoogte van de budgetvergoedingen 2011. In feite wijzigde in 2012 alleen de wijze van financiering. Vanaf 2013 en verder worden de beschikbaarheidbijdragen per functie opnieuw onderbouwd. In deze beleidsregel worden die vormen van zorg geregeld die nog niet onderbouwd zijn.
In 2015 is in overleg met de Nederlandse Federatie van Universitair Medisch Centra NFU een eerste stap gezet om de activiteiten en de daarbij behorende kosten waarvoor de beschikbaarheidbijdrage voor academisch zorg wordt toegekend, nader te concretiseren. Dit proces startte in 2015, liep door in 2016 en zal ook in 2017 worden gecontinueerd.
Uitgangspunt voor de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage in 2017 vormt de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage in 2016.
In bijlage 1 is een toelichting op de berekening van de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage voor academische zorg opgenomen. Voor de kapitaallasten academische zorg is het beleid in een separate ‘Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg universitaire medische centra’ vastgelegd.
Algemeen proces
Het proces van verlenen en vaststellen van een beschikbaarheidbijdrage door de NZa geschiedt – kort samengevat - als volgt. De NZa zal aan het begin van het subsidiejaar een verleningsbeschikking afgeven. Na afloop van het subsidiejaar zal de NZa een vaststellingsbeschikking afgeven. De beschikbaarheidbijdrage zal worden bevoorschot. Uitbetaling geschiedt in 12 termijnen. Bij de vaststellingsbeschikking wordt de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage na afloop van het subsidiejaar definitief door de NZa vastgesteld. Voor uitbetaling van de door de NZa vastgestelde beschikbaarheidbijdrage dient de zorgaanbieder zich te wenden tot het Zorginstituut Nederland. Deze procedure staat uitgebreid beschreven in het Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa. Deze beleidsregel bevat daar waar nodig een aanvulling op de in het kader opgenomen procedure.