Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (Medische) Vervolgopleidingen - BR/REG-17108
Publicatiedatum:27-07-2016Geldigheid:01-08-2016 t/m 31-07-2017Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Ingevolge artikel 57, eerste lid, onderdeel e, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid tot het vaststellen van een beschikbaarheidbijdrage als bedoeld in artikel 56a van de Wmg.

 

Op grond van artikel 56a, tweede lid, onder a, van de Wmg geeft de NZa op aanvraag toepassing aan artikel 56a, eerste tot en met zevende lid, van de Wmg.

 

Ingevolge artikel 59, onderdeel e, Wmg heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) per brieven van 17 september 2012 (kenmerk MC-U-3131142), 17 oktober 2013 (kenmerk 132010-106827-MC) en 6 juli 2016 (kenmerk 984591-152516-MC) ten behoeve van de vervolgopleidingen tot (medisch) specialist als bedoeld in artikel 3.1.1 van deze beleidsregel aanwijzingen op grond van artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven.

 

Ingevolge artikel 59, onderdeel e, Wmg heeft de Minister van VWS per brief van 28 juni 2013 (kenmerk 125996-105636-MC) ten behoeve van de ziekenhuisopleidingen als bedoeld in artikel 3.1.2 van deze beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven.

 

Ingevolge artikel 59, onderdeel e, Wmg heeft de Minister van VWS met brief van 30 juni 2015, kenmerk 776201-137544-MC, ten behoeve van de medische opleidingen tot sportarts, klinisch neuropsycholoog en arts voor verstandelijk gehandicapten een aanwijzing op grond van artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven.

 

Op de beschikbaarheidbijdrage zijn titel  4.2 (‘subsidies’) en 4.4 (‘bestuursrechtelijke geldschulden’) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG van toepassing. De beschikbaarheidbijdrage wordt beschikbaar gesteld uit het Zorgverzekeringsfonds (Zvf) en het Fonds langdurige zorg (Flz).

Artikel 1. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op het door een zorgaanbieder beschikbaar hebben van (medische) vervolgopleidingen als bedoeld in artikel 2 van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG, juncto onderdeel B, onder 1, sub a, b en c, van de bijlage.

Artikel 2. Doel van de beleidsregel

Deze beleidsregel beschrijft hoe zorgaanbieders in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage ter bekostiging van (medische) vervolgopleidingen en op welke wijze de NZa gebruik maakt van haar bevoegdheden om deze beschikbaarheidbijdrage toe te kennen. 

Artikel 3. Begripsbepalingen

Onderstaande begripsbepalingen zijn geldig voor alle opleidingen waarop deze beleidsregel van toepassing is. Wanneer een begripsbepaling alleen van toepassing is op de vervolgopleidingen tot (medisch) specialist is dit beschreven in artikel 3.9 tot en met 3.20 en voor de ziekenhuisopleidingen in artikel 3.21 tot en met 3.25.

3.1 (Medische) vervolgopleidingen

De (medische) vervolgopleidingen waarop deze beleidsregel van toepassing is, zijn te verdelen in twee categorieën:

  • Vervolgopleidingen tot (medisch) specialist;
  • Ziekenhuisopleidingen.

 

3.1.1 Vervolgopleidingen tot (medisch) specialist

De vervolgopleidingen tot (medisch) specialist zijn:

  1. De 28 erkende medisch specialismen, te weten: anesthesiologie, cardiologie, cardio-thoracale chirurgie, dermatologie en venerologie, heelkunde, interne geneeskunde, keel-neus-oorheelkunde, kindergeneeskunde, klinische genetica, klinische geriatrie, longziekten en tuberculose, maag-darm-leverziekten, medische microbiologie, neurochirurgie, neurologie, nucleaire geneeskunde1, obstetrie en gynaecologie, oogheelkunde, orthopedie, pathologie, plastische chirurgie, psychiatrie, radiologie, radiotherapie, reumatologie, revalidatiegeneeskunde, sportgeneeskunde en urologie;
  2. De technische zorgspecialismen, te weten: klinische chemie, klinische fysica en ziekenhuisfarmacie;
  3. De tandheelkundige specialismen, te weten: orthodontie en kaakchirurgie;
  4. Overige specialismen, te weten: sportarts, arts voor verstandelijk gehandicapten, SEH-arts, huisarts en specialist ouderengeneeskunde;
  5. Gezondheidszorgpsycholoog in een epilepsie-inrichting, revalidatiecentrum, de gehandicaptenzorg, de GGZ, de verpleeghuiszorg en de ziekenhuiszorg;
  6. Klinisch neuropsycholoog, klinisch psycholoog in de gehandicaptenzorg, de GGZ en de ziekenhuiszorg, psychotherapeut in de gehandicaptenzorg en de GGZ en verpleegkundig specialist in de GGZ.

 

3.1.2 Ziekenhuisopleidingen

De vervolgopleidingen tot gespecialiseerd verpleegkundige en medisch ondersteunend personeel zijn:

  1. Ziekenhuishygiënist, gipsverbandmeester en gespecialiseerd verpleegkundigen, te weten: IC-verpleegkundige, IC-neonatologieverpleegkundige, IC-kinderverpleegkundige, kinderverpleegkundige, dialyseverpleegkundige, oncologieverpleegkundige, SEH-verpleegkundige en obstetrie-verpleegkundige;
  2. Medisch ondersteunend personeel, te weten: operatieassistent, anesthesiemedewerker, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch laborant en klinisch perfusionist.

3.2 Opleidende zorgaanbieder

De zorgaanbieder die door een registratiecommissie, het College Zorg Opleidingen (CZO), de opleidingsinstellingen2, Registratiecommissie Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog (RSG) of de Stichting GGZ-VS3 is erkend voor het verzorgen van een (deel van een) (medische) vervolgopleiding.

3.3 Beschikbaarheidbijdrage

Bijdrage als bedoeld in artikel 56a Wmg.

3.4 Minister

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

3.5 FTE

Full time equivalent (voltijdse plaats). De berekening van de realisatie per (medische) beroepsbeoefenaar (in fte) vindt plaats op basis van de volgende formule:

 

“Aantal uren opleiding volgens de personeels-of salarisadministratie van de zorgaanbieder” gedeeld door uren reguliere werkweek overeenkomstig de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling.”


Het “aantal uren opleiding volgens de personeels-of salarisadministratie van de zorgaanbieder” mag maximaal het aantal toegekende uren van de (medische) beroepsbeoefenaar bedragen, zoals opgenomen in het opleidingsregister.

 

De collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling wordt gehanteerd van de opleidende zorgaanbieder waar de (medische) beroepsbeoefenaar zijn formeel dienstverband heeft.

 

Boventallige (medisch) specialisten in opleiding, zoals beschreven in artikel 3.11, komen niet in aanmerking voor een beschikbaarheidbijdrage en mogen derhalve niet in de berekening worden meegenomen.

 

Het aantal opgevoerde uren voor 1 persoon mag nooit leiden tot een realisatie hoger dan 1 fte.

3.6 Startmoment van de opleiding

Het startmoment van de opleiding is dat moment waarop de (medisch) specialist in opleiding met zijn opleiding begint.

3.7 Jaar t

Jaar t is het lopende subsidiejaar waarin de opleiding plaatsvindt en de beschikbaarheidbijdrage in voorschotten wordt uitgekeerd. 

3.8 Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa

Het Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa omschrijft de procedure die gehanteerd wordt ten aanzien van de verstrekking van de beschikbaarheidbijdrage door de NZa. Dit kader is ook van toepassing op de beschikbaarheidbijdrage voor de (medische) vervolgopleidingen. In enkele gevallen geldt een uitzondering op de uniforme procedure. Deze uitzondering staat in dat geval omschreven in deze beleidsregel.

 

Begripsbepalingen vervolgopleiding tot (medisch) specialist

Artikel 3.9 tot en met 3.20 beschrijven de begripsbepalingen waarvan de definities alleen van toepassing zijn op de vervolgopleidingen tot (medisch) specialist genoemd in artikel 3.1.1.

3.9 Instroomplaats

Opleidingsplaats voor (medisch) specialist in opleiding die:

  1. In het jaar t met een beschikte vervolgopleiding tot (medisch) specialist begint, of;
  2. Voorafgaand aan het jaar t met een niet- beschikte vervolgopleiding tot (medisch) specialist is begonnen en in jaar t op een beschikte instroomplaats de opleiding vervolgt. 

3.10 Doorstroomplaats

Opleidingsplaats voor (medisch) specialist in opleiding die:

  1. Voorafgaand aan het jaar t met een vervolgopleiding tot (medisch) specialist is begonnen op een beschikte instroomplaats, of;
  2. In het jaar t met een vervolgopleiding tot (medisch) specialist is begonnen op een beschikte instroomplaats en om inhoudelijke redenen in jaar t doorstroomt naar een andere instelling.

3.11 Boventallige (medisch) specialist in opleiding

Een boventallige (medische) specialist in opleiding is iemand die is ingestroomd voor eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder of voor rekening van derden. Met andere woorden, de zorgaanbieder kan voor deze (medisch) specialist in opleiding geen beschikbaarheidbijdrage ontvangen.

3.12 Registratiecommissies voor medische specialismen:

  1. Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG),
  2. Stichting Opleiding Klinisch Fysicus (OKF),
  3. Specialisten Registratiecommissie van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (SRC KNMP),
  4. Registratiecommissie van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC),
  5. Registratiecommissie Tandheelkundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (RTS KNMT),
  6. Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten (FGzPt),
  7. Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN).

3.13 Erkennende opleidingsinstituten voor medische specialismen

De opleidingsinstituten zijn instituten die erkenningen afgeven aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 3.1.1.

  1. De RGS.van het KNMG geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 3.1.1 onderdelen a en d.
  2. De OKF geeft erkenning af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 3.1.1 onderdeel b.
  3. De SRC van het KNMP geeft erkenningen af aan de opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 3.1.1 onderdeel b.
  4. De Registratiecommissie van de NVKC geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 3.1.1 onder lid b.
  5. De Registratiecommissie RTS geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 3.1.1 onderdeel c.

3.14 Erkennende opleidingsinstituten voor GGZ-opleidingen

  1. De opleidingsinstellingen, zoals toegelicht in artikel 3.2 zijn opleidingsinstituten voor de GGZ die erkenningen afgeven aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen van opleidingen als genoemd in artikel 3.1.1 onderdelen e en f, met uitzondering van de opleiding tot verpleegkundig specialist in de GGZ.
  2. De Registratiecommissie Specialismen Verpleegkunde (RSV) geeft erkenningen af aan opleidende zorgaanbieders voor het verzorgen van de opleiding tot verpleegkundig specialist in de GGZ.4

 

3.15 Werkgevers voor specifieke opleidingen

Voor enkele opleidingen geldt dat de (medisch) specialist in opleiding niet in dienst is van een opleidende zorgaanbieder, maar bij een stichting die verantwoordelijk is voor het gehele proces van de beschikbaarheidbijdrage en financiering van de opleiding. Deze worden in deze beleidsregel beschouwd als opleidende zorgaanbieder. Dit zijn:

  1. Stichting SBOH (SBOH). De SBOH is de werkgever van huisartsen in opleiding en specialisten ouderengeneeskunde in opleiding. Met ingang van 2016 wordt de SBOH werkgever van de artsen in opleiding tot arts voor verstandelijk gehandicapten die in 2016 starten met hun opleiding;
  2. Stichting Beroepsopleiding tot Sportarts (SBOS). De SBOS is de werkgever van sportartsen in opleiding.

3.16 Opleidingsoverzicht

Overzicht van de gerealiseerde opleidingsplaatsen per opleiding, per opleidende zorgaanbieder, uitgesplitst naar instroomplaatsen (medisch) specialist en doorstroomplaatsen (medisch) specialist, zoals dat blijkt uit het opleidingsregister van de voor de betreffende vervolgopleiding tot (medisch) specialist relevante registratiecommissie.

3.17 Gerealiseerde opleidingsplaats

Het aantal uren dat de medisch specialist in opleiding feitelijk heeft besteed aan zijn opleiding. Hierbij gaan wij uit van de berekening zoals genoemd in artikel 3.5.

3.18 Verdeelplan

  1. Overzicht van de verdeling van het maximaal aantal instroomplaatsen en bijbehorende fte voor de vervolgopleiding tot (medisch) specialist per specialisme per opleidende zorgaanbieder, zoals dat is opgesteld door de Minister.
  2. In het verdeelplan is ook het maximaal aantal doorstroomplaatsen in bijbehorende fte voor de vervolgopleiding tot (medisch) specialist per opleidende zorgaanbieder voor de opleidingen huisarts, specialist ouderengeneeskunde en arts verstandelijk gehandicapten t.b.v. SBOH vastgelegd.5

 

3.19 Opleidingen met een vooropleiding

  1. Voor de opleidingen longziekten en tuberculose, maag-, darm- en leverziekten, cardiologie, klinische geriatrie, reumatologie of nucleaire geneeskunde6 geldt dat de medisch beroepsbeoefenaar in opleiding tevens de vooropleiding interne geneeskunde dient te volgen.
  2. Om de opleidingen orthopedie, urologie, cardio-thoracale chirurgie en plastische chirurgie  te mogen volgen, geldt dat de medisch beroepsbeoefenaar in opleiding tevens de vooropleiding heelkunde dient te volgen.

3.20 Instroomjaar

Het kalenderjaar waarin de (medische) specialist in opleiding start met de opleiding.

 

Begripsbepalingen ziekenhuisopleidingen

In de artikelen 3.21 tot en met 3.25 zijn de begripsbepalingen beschreven waarvan de definities alleen van toepassing zijn op de ziekenhuisopleidingen genoemd in artikel 3.1.2.

3.21 Registratiecommissie voor ziekenhuisopleidingen:

College Zorg Opleidingen (CZO).

3.22 Erkennende opleidingsinstituten voor de ziekenhuisopleidingen

Het CZO geeft erkenningen af aan opleidende ziekenhuizen voor het verzorgen van ziekenhuisopleidingen als genoemd in artikel 3.1.2.  

3.23 Instroomplaats

Opleidingsplaats voor een natuurlijk persoon die voor de eerste keer aanvangt met een volledige ziekenhuisopleiding bij een opleidende zorgaanbieder. Dit betreft de opleidingen tot operatieassistent, anesthesiemedewerker, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch laborant en klinisch perfusionist. 

3.24 Gediplomeerde

Natuurlijk persoon die blijkens een diploma van het CZO met goed gevolg een volledige ziekenhuisopleiding heeft voltooid bij een erkende opleidende zorgaanbieder.

3.25 Opleidingsopgave van de Minister

De NZa ontvangt van de Minister een opgave van:

a. De erkende zorgaanbieders waarbij is aangegeven welke zorgaanbieder welke ziekenhuisopleiding verzorgt;

b. Het gerealiseerde aantal ingestroomde en gediplomeerde personen in jaar t uitgesplitst naar opleiding en door het CZO erkende zorgaanbieder. 

Artikel 4. Algemeen

4.1

De NZa kan op aanvraag een beschikbaarheidbijdrage verstrekken voor het bekostigen van (medische) vervolgopleidingen. De opleidende zorgaanbieders moeten vóór 1 oktober van jaar t-1 de verlening bij de NZa aanvragen. Niet tijdige aanvragen voor verlening worden niet in behandeling genomen. Slechts in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb kan de NZa hiervan afwijken. De opleidende zorgaanbieders moeten vóór 1 juni van jaar t+1 de vaststelling van de definitieve beschikbaarheidbijdrage bij de NZa aanvragen.

 

4.2

De NZa verstrekt uitsluitend beschikbaarheidbijdragen aan opleidende zorgaanbieders die door een registratiecommissie als genoemd in artikel 3.12, de opleidingsinstituten als genoemd in artikel 3.13, of het CZO als genoemd in artikel 3.21, erkend zijn om een (medische) vervolgopleiding te verzorgen.

 

4.3

In aanvulling op de in het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ genoemde voorwaarden gelden de volgende voorwaarden, voorschriften en beperkingen ten aanzien van de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen:

  1. De opleidende zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het juist en tijdig laten registreren van de opleidingsgegevens van de (medische) specialist in opleiding bij de registratiecommissie, de opleidingsinstellingen als genoemd in artikel 3.2, of het CZO.
  2. Substitutie van toegewezen fte’s tussen soorten zorgopleidingen, alsmede substitutie van fte’s tussen de categorieën instroom en doorstroom is niet mogelijk. Het is wel mogelijk dat een boventallige doorstromer instroomt op een rechtmatige instroomplek. De betreffende (medisch) specialist in opleiding kan vervolgens na afloop van het jaar dat hij op een rechtmatige plek instroomt, subsidiabel doorstromen.
  3. Er wordt geen vergoeding verstrekt aan (medische) specialisten in opleiding die zijn ingestroomd voor eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder of voor rekening van derden. Er wordt ook geen vergoeding verstrekt voor deze (medische) specialisten in opleiding in latere jaren. Uitzondering op dit laatste vormt de (medische) beroepsbeoefenaar die later op een instroomplaats in het verdeelplan wordt toegewezen aan de opleidende zorgaanbieder .
  4. De beschikbaarheidbijdrage wordt, met inachtneming van het aantal beschikte opleidingsplaatsen per zorgopleiding,  alleen verstrekt aan de opleidende zorgaanbieder bij wie de (medisch) specialist in opleiding volgens de registratiecommissie geregistreerd staat.
  5. Niet-gerealiseerde instroom of doorstroom van beroepsbeoefenaren in opleiding kan niet worden doorgeschoven naar een volgend kalenderjaar.
  6. Bij de bepaling van het gerealiseerde aantal opleidingsplaatsen dient rekening te worden gehouden met het startmoment van de opleiding en met deeltijdarbeid, zoals vermeld in de (leer)-arbeidsovereenkomst.
  7. De opleidende zorgaanbieder doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de NZa wanneer een opleidingserkenning wordt ingetrokken of van andere omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot intrekking van de beschikbaarheidbijdrage. Daarbij worden relevante stukken overlegd.

 

4.4

De NZa beoordeelt de ontvangen aanvragen aan de in deze beleidsregel en het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ gestelde criteria.

 

4.5

De NZa stelt, indien voldaan wordt aan de criteria genoemd in deze beleidsregel en het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’, de beschikbaarheidbijdrage vast.

 

4.6

Conform het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ is iedere instelling die een aanvraag van meer dan € 125.000 doet, verplicht een assurance-rapport aan te leveren bij de aanvraag tot vaststelling. Het bedrag aan ziekenhuisopleidingen in de aanvraag tot vaststelling telt niet mee voor deze grens.
In de toelichting wordt deze eis verduidelijkt met een voorbeeld.
 

4.7

In aanvulling op artikel 5.2.5 van het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ zal de NZa door middel van een aselecte steekproef op basis van NZa-nummers een controle uitvoeren ten aanzien van een kwart van de opleidende zorgaanbieders aan welke een beschikbaarheidbijdrage is verleend tussen de € 25.000 en € 125.000. Voor deze opleidende zorgaanbieders geldt dat naast een door de Raad van Bestuur of andere bevoegde vertegenwoordiger ondertekend aanvraagformulier ook een accountantsproduct, conform het accountantsprotocol beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen, bij de aanvraag tot vaststelling moet worden gevoegd. De NZa informeert (uitsluitend) de opleidende zorgaanbieders die voor deze aanvullende verantwoording zijn geselecteerd. Dit doet de NZa schriftelijk vier maanden voordat de aanvraag tot vaststelling over het verleende jaar moet zijn ingediend. Voor deze zorgaanbieders geldt dat de aanvraag tot vaststelling incompleet is op het moment dat het accountantsproduct ontbreekt.

 

4.8

De beschikbaarheidbijdrage kan lager worden vastgesteld, indien:

  1. De aanvraag tot vaststelling niet of niet compleet is ingediend;
  2. De zorgaanbieder niet heeft voldaan aan de beschikbaarheidbijdrageverbonden verplichtingen zoals opgenomen in de verleningsbeschikking en deze beleidsregel;
  3. De zorgaanbieder onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening zou hebben geleid;
  4. De verlening van de beschikbaarheidbijdrage anderszins onjuist was en de zorgaanbieder dit wist of dit behoorde te weten.

4.9

De NZa kan ter controle van de aanvragen voor vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage gegevens van de desbetreffende registratiecommissie raadplegen.

Artikel 5. Berekening verlening beschikbaarheidbijdrage - vervolgopleiding tot (medisch) specialist

5.1

De NZa toetst het aangevraagde aantal instroomplaatsen (medisch) specialist aan het verdeelplan. In de beschikking op aanvraag voor het aantal instroomplaatsen (medisch) specialist per opleiding per opleidende zorgaanbieder kan het aantal instroomplaatsen (medisch) specialist uit het verdeelplan niet overschreden worden.

 

5.2

Bij het berekenen van de beschikbaarheidbijdrage worden de instroomplaatsen voor (medisch) specialisten van vooropleidingen en opleidingen met een vooropleiding niet meegenomen. Opleidingen met een vooropleiding worden achteraf gefinancierd, zie hiervoor art. 8.1 sub c.

 

5.3

De NZa verleent op aanvraag een beschikbaarheidbijdrage voor doorstroomplaatsen (medisch) specialist op basis van de overzichten van de registratiecommissies. Uitzonderingen hierop zijn de opleiding tot huisarts, de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde en de opleiding tot arts verstandelijk gehandicapten. De NZa toetst voor deze vervolgopleidingen het aantal aangevraagde doorstroomplaatsen aan het verdeelplan. De aanvraag voor het aantal doorstroomplaatsen voor deze opleiding kan het aantal doorstroomplaatsen uit het verdeelplan niet overschrijden.

 

5.4

De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt berekend aan de hand van de door de Minister van VWS vastgestelde, aan de NZa meegedeelde vergoedingsbedragen voor de onderscheiden opleidingen. De NZa indexeert deze vergoedingsbedragen jaarlijks met de door VWS aangegeven percentages. Bij de berekening van de beschikbaarheidbijdrage wordt er rekening gehouden met de staffel, zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, van de Aanwijzing.7

 

Artikel 6. Berekening verlening beschikbaarheidbijdrage - ziekenhuisopleiding

6.1

De NZa toetst of de aanvragende zorgaanbieder in de opleidingsopgave van de Minister van jaar t-2 voorkomt.

 

6.2

De NZa verleent op aanvraag een beschikbaarheidbijdrage voor instroomplaatsen en gediplomeerden van ziekenhuisopleidingen, wanneer deze zijn opgenomen in de opleidingsopgave van de Minister van jaar t-2.

 

6.3

De verlening van de beschikbaarheidbijdrage voor de instroomplaatsen van de ziekenhuisopleidingen vindt eenmalig per (medische) beroepsbeoefenaar in opleiding plaats, voor aanvang van de opleiding.

 

6.4

De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt berekend aan de hand van de vergoedingsbedragen voor de ziekenhuisopleidingen die de NZa van de Minister heeft ontvangen. De NZa indexeert deze vergoedingsbedragen jaarlijks met de door VWS aangegeven percentages.  

Artikel 7. Bevoorschotting

7.1

De op grond van artikel 5 en 6 van onderhavige beleidsregel  verleende beschikbaarheidbijdrage wordt, in afwijking van het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’, voor 85% van de geheel toegekende beschikbaarheidbijdrage door middel van een bevoorschotting gefinancierd aan de opleidende zorgaanbieder.

 

7.2

De bevoorschotting vindt, in afwijking van het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’, in maandelijkse termijnen als volgt plaats: januari 8%, februari 8%, maart 8%, april 7%, mei 16%, juni 7%, juli 8%, augustus 8%, september 7%, oktober 8% van het voor het desbetreffende jaar verleende beschikbaarheidbijdrage. In de maanden november en december vindt geen bevoorschotting plaats.

 

7.3

De feitelijke betaling van de voorschotten gebeurt door het Zorginstituut Nederland (ZiNL).

Artikel 8. Berekening vaststelling beschikbaarheidbijdrage - vervolgopleiding tot (medisch) specialist

8.1

De hoogte van de fte’s voor de vervolgopleiding tot (medisch) specialist wordt vastgesteld, waarbij:

a. het aantal instroomplaatsen en/of fte (medisch) specialist per specialisme per opleidende zorgaanbieder niet hoger vastgesteld kan worden dan het aantal instroomplaatsen en/of fte (medisch) specialist dat voor die zorgaanbieder in het verdeelplan is vastgelegd. Indien blijkt dat bij één of meerdere opleidingen het aantal ingevulde plaatsen en/of fte hoger is dan het verdeelplan, dan zal de NZa het aantal fte en/of personen instroom neerwaarts bijstellen tot het maximum van het verdeelplan, tenzij er sprake is van:

  • een (medisch) specialist in vooropleiding die in het instroomjaar niet de opleiding volgt bij de opleidende zorgaanbieder waaraan de instroomplaats (medisch) specialist is toegewezen. De instroomplaatsen van opleidingen met een vooropleiding zijn in het verdeelplan toegewezen aan de eindopleider.
  • vervanging van een (medisch) specialist in opleiding binnen een instroomjaar, waardoor het totaal aantal personen het verdeelplan kan overschrijden. Het aantal fte mag in dit geval niet hoger uitvallen dan het verdeelplan.
  • een opleiding Radiotherapie of Nucleaire geneeskunde8 waarbij de (medisch) specialist in opleiding in het instroomjaar bij twee verschillende instellingen opleiding volgt. Alleen bij deze twee opleidingen is dit toegestaan.

 

b. het aantal instroomplaatsen (medisch) specialist én het aantal doorstroomplaatsen zoals opgenomen in het verdeelplan per opleiding, per opleidende zorgaanbieder niet hoger vastgesteld kan worden dan het aantal opleidingsplaatsen dat voor die zorgaanbieder in het verdeelplan is vastgelegd. Indien blijkt dat bij één of meerdere opleidingen het aantal ingevulde plaatsen en/of fte hoger is dan het verdeelplan, dan zal de NZa het aantal fte en personen instroom en/of doorstroom neerwaarts bijstellen tot het maximum van het verdeelplan, tenzij er sprake is van onderstaande uitzonderingen. Alle genoemde uitzonderingen moeten aan de hand van de hieronder nader gespecificeerde documenten bij de aanvraag worden aangetoond. De uitzonderingen zijn:

  • het intrekken van een opleidingserkenning bij een opleidende zorgaanbieder, waardoor een andere opleidende zorgaanbieder een of meer opleidingsplaatsen boven het verdeelplan krijgt toegewezen. Hiervoor dient een besluit van de registratiecommissie c.q. de opleidingsinstellingen als genoemd in artikel 3.2 ten grondslag te liggen.
  • het herstellen van ingetrokken opleidingserkenning waarbij de oorspronkelijke zorgaanbieder voor de teruggeplaatste (medisch) specialist(en) kan afwijken van het verdeelplan. Hieraan dient een besluit van de registratiecommissie c.q. de opleidingsinstellingen als genoemd in artikel 3.2 ten grondslag te liggen.
  • faillissement van een opleidende zorgaanbieder, waardoor een andere opleidende zorgaanbieder een of meer opleidingsplaatsen boven het verdeelplan krijgt toegewezen. Hiervoor is goedkeuring nodig van het nieuwe opleidingsschema vanuit de registratiecommissie c.q. de opleidingsinstellingen als genoemd in artikel 3.2.
  • fusie van twee of meerdere opleidende zorgaanbieders waardoor één zorgaanbieder of de opvolgende rechtspersoon de opleidingsplaatsen krijgt toegewezen. Het totaal aantal plaatsen van de gefuseerde zorgaanbieders kan niet hoger zijn dan het aantal plaatsen van de afzonderlijke zorgaanbieders voor de fusie.
  • overplaatsing van de (medisch) specialist in opleiding naar aanleiding van een uitspraak van een geschillencommissie of een centrale opleidingscommissie vanuit een opleidende zorgaanbieder naar de andere opleidende zorgaanbieder.
  • verlenging van de duur van de opleiding van de (medisch) specialist in opleiding vanwege opleidingsinhoudelijke redenen. Hier dient een besluit van de registratiecommissie de opleidingsinstellingen als genoemd in artikel 3.2 aan ten grondslag te liggen waaruit blijkt dat de duur van de opleiding wordt verlengd.

 

c. Het aantal instroomplaatsen (medisch) specialist voor de (opleidingen met een) vooropleiding wordt vastgesteld op basis van de aanvraag tot vaststelling.

d. Het aantal doorstroomplaatsen (medisch) specialist niet hoger kan worden vastgesteld dan het aantal doorstroomplaatsen (medisch) specialist zoals vermeld in het verdeelplan voor de opleidingen zoals genoemd in artikel 3.18 onderdeel b. Indien het aantal doorstroomplaatsen (medisch) specialist hoger uitvalt dan vastgesteld in het verdeelplan, dient dit expliciet te worden toegelicht in het aanvraagformulier. Het totaal aan doorstroomplaatsen (medisch) specialist kan voor deze opleidingen hoger vastgesteld worden wanneer er sprake is van een van de in artikel 8.1 onderdeel b genoemde situaties.

e. Een medisch beroepsbeoefenaar in opleiding9 kan een deel van de opleiding buiten Nederland volgen, mits er vooraf toestemming is van de registratiecommissie. Voorwaarden zijn:

  • Dat het dienstverband en/of de arbeidsovereenkomst tussen de opleidende zorgaanbieder en de medisch beroepsbeoefenaar in opleiding moet voortduren;
  • De opleiding buiten Nederland is vastgelegd in het opleidingsschema;
  • De opleiding buiten Nederland mag niet leiden tot verlenging van de duur van de opleiding.

 

8.2

De beschikbaarheidbijdrage kan naast de in artikel 4.8 genoemde omstandigheden lager worden vastgesteld, indien:

a. een (medische) beroepsbeoefenaar in opleiding met een doorstroomplaats stopt met de opleiding. Dit wordt aangemerkt als uitval, ongeacht de reden hiervan. De (medische) beroepsbeoefenaar mag niet worden vervangen. Uitzonderingen hierop zijn:

  • de opleiding tot huisarts in het geval van zwangerschaps- en bevallingsverlof. Deze tijd mag blijven meetellen bij het gerealiseerde aantal fte.
  • uitval als gevolg van langdurige ziekte. Deze mag wel meetellen bij het gerealiseerde aantal fte indien de zorgaanbieder een loonbetalingsverplichting heeft.
  • wanneer er sprake is van onderbreking gedurende een geschil. De periode van onderbreking telt mee bij het gerealiseerde aantal fte indien de zorgaanbieder een loonbetalingsverplichting heeft.

 

b. de (medische) beroepsbeoefenaren in opleiding tijd besteden aan activiteiten die buiten de opleidingen vallen, zoals het verrichten van onderzoek.

c. de (medische) beroepsbeoefenaar uit hoofde van vrijstellingen door eerder gevolgde opleidingen onderdelen van de opleiding niet behoeft te volgen.

d. een opleiding in eigen tijd wordt gevolgd

e. (medische) specialisten zijn ingestroomd voor eigen rekening, voor rekening van opleidende aanbieder of voor rekening van derden, indien deze niet later op een instroomplaats in het verdeelplan van de zorgaanbieder wordt toegewezen.

 

8.3

De NZa houdt er bij de vaststelling van de definitieve beschikbaarheidbijdrage van de opleidingen tot (medisch) specialist rekening mee dat:

  • opleidingen niet altijd per 1 januari van het jaar beginnen;
  • gedurende het jaar (medische) specialisten in opleiding die een doorstroomplaats (medisch) specialist bezetten, kunnen wisselen van opleidende zorgaanbieder, conform de regelgeving van de registratiecommissies. De wijzigingen worden na afloop door de NZa verwerkt bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage. Mutaties kunnen alleen plaatsvinden bij doorstroomplaatsen (medisch) specialist, met uitzondering van de situatie in artikel 3.10 onderdeel b. Bij opleidingen genoemd in artikel 3.18 onderdeel b kunnen geen mutaties plaatsvinden (met uitzondering van de mutaties genoemd in artikel 8.1 onderdeel a);
  • tussen instroomplaatsen (medisch) specialist en doorstroomplaatsen (medisch) specialist geen uitruil kan plaatsvinden;
  • de opleidende zorgaanbieder een aanvraag indient voor vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage van de instroomplaatsen (medisch) specialist van vooropleidingen. De NZa heeft geen beschikking afgegeven voor de verlening van de beschikbaarheidbijdrage van de opleidingen met een vooropleiding. Daarom vindt de bekostiging van deze opleidingen volledig achteraf plaats;
  • een instroomplaats (medisch) specialist met een opleiding met een vooropleiding in het verdeelplan wordt toegewezen aan de opleidende zorgaanbieder waar de eindopleiding wordt gevolgd.

 

8.4

De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt vastgesteld, waarbij:

  • het aantal fte per opleiding wordt bepaald, rekening houdend met de criteria van de artikelen 8.1 tot en met 8.3;
  • de vergoedingsbedragen, zoals vastgesteld door de Minister en geïndexeerd door de NZa, worden bepaald per onderscheiden opleiding. Bij de berekening van de vergoedingsbedragen wordt er rekening gehouden met de staffel, zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, van de Aanwijzing10;
  • het aantal gerealiseerde fte per opleiding, zoals door de NZa vastgesteld op de wijze zoals beschreven in deze beleidsregel, vermenigvuldigd wordt met de corresponderende vergoedingsbedragen;
  • de vastgestelde beschikbaarheidbijdrage wordt verrekend met de bevoorschotting. Bij een positief verschil - wanneer de definitieve beschikbaarheidbijdrage hoger uitvalt dan de bevoorschotting - bepaalt de NZa in de vaststellingsbeschikking dat het openstaande bedrag door het Zorginstituut Nederland wordt voldaan aan de opleidende zorgaanbieder. Bij een negatief verschil – wanneer de definitieve beschikbaarheidbijdrage lager uitvalt dan de bevoorschotting – bepaalt de NZa dat de opleidende zorgaanbieder het te betalen bedrag dient te voldoen aan het Zorginstituut.

Artikel 9. Berekening vaststelling beschikbaarheidbijdrage - ziekenhuisopleiding

9.1

De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage voor de ziekenhuisopleidingen wordt vastgesteld op basis van de vergoeding zoals vastgesteld door de Minister, en geïndexeerd door de NZa, vermenigvuldigd met het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen, waarbij:

a. Het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen uitgedrukt wordt in het aantal gediplomeerden en het aantal instroom in de ziekenhuisopleidingen;

b. Het aantal instroom in de ziekenhuisopleidingen niet hoger vastgesteld kan worden dan het aantal instroom vastgesteld in de opleidingsopgave van de Minister over jaar t;

c. De instromer voor de eerste keer aanvangt met een ziekenhuisopleiding;

d. Het aantal gediplomeerden niet hoger kan zijn dan het aantal gediplomeerden dat in de opgave van de Minister is genoemd over jaar t;

e. De opleidende zorgaanbieder een erkenning heeft van het CZO voor opleidingen waarvoor de beschikbaarheidbijdrage is aangevraagd.

Artikel 10. Intrekking oude beleidsregel

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (Medische) Vervolgopleidingen’, met kenmerk AL/BR-0047 ingetrokken.

Artikel 11. Overgangsbepaling

De ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (Medische) Vervolgopleidingen’, met kenmerk AL/BR-0047, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeerregel

12.1

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 augustus 2016. Indien de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wmg wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 juli 2016, treedt de beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de mededeling wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 augustus 2016.
 

12.2

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (Medische) Vervolgopleidingen’.

Toelichting

Algemeen

Om zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet Langdurige Zorg (Wlz)11 beschikbaar te hebben, zijn (medische) vervolgopleidingen noodzakelijk. In het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG (een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 56a van de Wmg) zijn daarom de (medische) vervolgopleidingen aangewezen die in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage (artikel 2 van het Besluit en onderdeel B, onder 1, van de bijlage bij het Besluit).

 

Het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ geldt als algemene beleidsregel voor meerdere beschikbaarheidbijdragen die de NZa verstrekt, waaronder de beschikbaarheidbijdrage voor (medische) vervolgopleidingen. Dit betekent dat de NZa in beginsel haar beleid uitvoert conform dit uniform kader, tenzij de onderhavige beleidsregel iets anders voorschrijft.  

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op alle erkende opleidende zorgaanbieders die de (medische) vervolgopleidingen verzorgen. Sinds het kalenderjaar 2014 is deze beleidsregel ook van toepassing op zorgaanbieders die de ziekenhuisopleidingen verzorgen.

 

Artikel 3.5 FTE

De realisatie mag alleen worden opgegeven voor (medisch) specialisten in opleiding.

 

Alleen de uren in opleiding vallen onder de beschikbaarheidbijdrage. Stel dat een arts in opleiding meer uren werkt dan hij/zij in opleiding is, bijvoorbeeld bij een parttime opleiding maar met een volledige deelname in het dienstenrooster, dan tellen deze extra uren naast de parttime-opleidingsuren niet mee in het gerealiseerde aantal fte.

 

De collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling wordt gehanteerd van de opleidende zorgaanbieder waar de (medische) beroepsbeoefenaar zijn formeel dienstverband heeft. Bijvoorbeeld: wanneer een (medisch) specialist in opleiding vanuit een universitair medisch centrum (UMC) voor een bepaalde periode wordt gedetacheerd naar een algemeen ziekenhuis, dan blijft voor de berekening van het gerealiseerde aantal fte de cao van het UMC van toepassing. Alleen in het geval er sprake is van een formele indiensttreding bij het algemene ziekenhuis, in dit voorbeeld, zal het algemeen ziekenhuis voor dat gedeelte de aanvraag indienen en moet de cao van het algemene ziekenhuis worden toegepast.

 

Een persoon mag maximaal als 1 fte worden opgevoerd. Bijvoorbeeld: een detachering tussen twee aanbieders met verschillende cao’s kan niet leiden tot een realisatie die hoger is dan 1 fte.

 

 

 

Artikel 3.8 Uniform kaderbeschikbaarheidbijdrage NZa

Het uniform kader is van toepassing vanaf het moment dat de verleningsprocedure voor 2016 aanvangt en vanaf het moment dat de vaststelling 2015 aanvangt. En voor alle procedures hierop volgend.

 

Artikel 3.9 Instroomplaats

Met de term ‘beschikt’ bedoelen wij een opleidingsplaats waarvoor een beschikbaarheidbijdrage wordt ontvangen.

 

Artikel 3.10 Doorstroomplaats

Wanneer een (medisch) specialist in opleiding om inhoudelijke redenen doorstroomt naar een andere instelling, wordt dit vastgelegd bij de verantwoordelijke registratiecommissie.

 

Artikel 3.19 Opleidingen met vooropleiding

Door middel van onderstaand voorbeeld wordt de vooropleiding uitgelegd:

De afdeling ‘Maag-Darm-Leverziekten’ (MDL) verzorgt de opleiding tot MDL-arts. De opleiding tot MDL-arts duurt zes jaar en bestaat uit twee jaar (voor)opleiding interne geneeskunde en vier jaar (eind)opleiding MDL. Dit betekent dat de medisch beroepsbeoefenaar in opleiding niet de volledige opleiding interne geneeskunde dient af te ronden, maar twee jaar van deze opleiding volgt.

 

De vooropleiding hoeft niet per definitie voorafgaand aan de 'eindopleiding' te worden gevolgd.

 

Artikel 4 Algemeen

Alleen erkende opleidende zorgaanbieders kunnen in aanmerking komen voor een beschikbaarheidbijdrage. Een opleidende zorgaanbieder ontvangt van een registratiecommissie een erkenning om een vervolgopleiding tot (medisch) specialist te mogen verzorgen. Het college van de betreffende registratiecommissie stelt eisen aan een opleiding en de betreffende registratiecommissie controleert opleidende zorgaanbieders of ze zich hieraan houden. Bij de opleidingen in de GGZ genoemd in artikel 3.1.1 onder e en f worden de erkenningen verstrekt door de Registratiecommissie Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog (RSG) of door de opleidingsinstellingen als genoemd in artikel 3.2. Bij de ziekenhuisopleidingen ontvangen opleidende zorgaanbieders een erkenning van het CZO.

 

De opleidende zorgaanbieder dient een aanvraag in bij de NZa om aanspraak te maken op een beschikbaarheidbijdrage. Zoals vermeld in het Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa dient de NZa de aanvragen voor de verlening te hebben ontvangen vóór 1 oktober van jaar t-1 middels het daarvoor geldende aanvraagformulier. Niet tijdige aanvragen voor verlening worden niet in behandeling genomen. Slechts in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb kan de NZa hiervan afwijken. Hiermee wordt bedoeld dat de NZa zal toetsen of de gevolgen voor de zorginstelling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De aanvraag van de vaststelling moet de NZa ontvangen vóór 1 juni van jaar t+1.

 

De NZa streeft er naar om de aanvraagformulieren uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de deadline te publiceren. De aanvrager dient dit formulier nauwkeurig en compleet in te vullen. Het is daarbij belangrijk dat de aanvrager de toelichting zorgvuldig leest, zodat de NZa een complete aanvraag ontvangt. De aanvrager gebruikt één formulier voor alle (medische) vervolgopleidingen (dus zowel voor de opleidingen tot medisch beroepsbeoefenaar als de ziekenhuisopleidingen) waarvoor zij een beschikbaarheidbijdrage aanvraagt.

 

Indien de NZa een beschikbaarheidbijdrage verleent, kan de opleidende zorgaanbieder met de verleningsbeschikking een beschikbaarheidbijdrage in rekening brengen op grond van artikel 56a Wmg door middel van het formulier ‘Opgave Bankrekeningnummer beschikbaarheidbijdrage’ van het Zorginstituut Nederland.

 

Wanneer de NZa de aanvraag tot verlening van een opleidende zorgaanbieder op of na 1 oktober van jaar t-1 heeft ontvangen, zal de aanvraag, zonder inhoudelijke beoordeling, niet in behandeling worden genomen. De opleidende zorgaanbieder verliest hiermee dus ook de mogelijkheid om voorschotten te ontvangen.

 

Van belang is dat de aanvraag voor de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage tijdig en compleet wordt ingediend. De aanvraag is compleet indien het formulier volledig is ingevuld. De verklaring is rechtsgeldig wanneer het is ondertekend door de Raad van Bestuur of bevoegde vertegenwoordiger. De procedure voor de volledige indiening staat beschreven in het Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa.

 

Vanwege het grote belang van tijdig indienen, kan de NZa een kortingsmethodiek hanteren indien de aanvraag voor vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage niet tijdig en/of compleet wordt ingediend. De kortingsmethodiek staat beschreven in het Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa.

 

Een aanvraag mag alleen worden ingediend door de opleidende zorgaanbieder bij wie de (medisch) specialist in opleiding geregistreerd staat volgens de registratiecommissie.

 

Nadat de NZa een aanvraag heeft ontvangen van een erkende opleidende zorgaanbieder, geeft de NZa na beoordeling van de aanvraag, beschikkingen af. De NZa geeft afzonderlijke beschikkingen af voor opleidingen die bekostigd worden uit het Zvf (vanuit de ZVW gefinancierde opleidingen) en het Flz (vanuit de WLz gefinancierde opleidingen)12. Een opleidende zorgaanbieder ontvangt maximaal twee verlenings- en vaststellingsbeschikkingen. De beschikbaarheidbijdrage wordt per kalenderjaar verstrekt.

 

De artsen in opleiding tot arts verstandelijk gehandicapten die met ingang van 1 januari 2016 aanvangen met de opleiding, worden bekostigd uit het Zvf. Artsen die vóór 2016 zijn gestart met de opleiding tot arts verstandelijk gehandicapten worden bekostigd uit het FLZ. De opleidingen voor specialist ouderengeneeskunde, gezondheidszorgpsycholoog voor gehandicaptenzorg en verpleeghuis, klinisch psycholoog gehandicaptenzorg en psychotherapeut gehandicaptenzorg worden bekostigd uit het Flz. De andere in het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG genoemde opleidingen worden bekostigd uit het Zvf.

 

Met de verleningsbeschikking ontvangt de opleidende zorgaanbieder een voorlopige aanspraak op de beschikbaarheidbijdrage voor het verzorgen van de (medische) vervolgopleidingen. De Minister informeert de NZa jaarlijks over de hoogte van de vergoeding per opleidingsplaats. Zodra de vergoedingen bekend zijn, publiceert de NZa de hoogte van de vergoedingen per opleiding op de website www.nza.nl.

 

Het is mogelijk om een boventallige doorstromer een instroomplaats toe te wijzen. Vanaf het moment dat de boventallige doorstromer is toegewezen aan een rechtmatige instroomplaats, kan deze persoon na afloop van dat jaar subsidiabel doorstromen. Dit moet bij de desbetreffende registratiecommissie kenbaar gemaakt worden.

 

Indien een instelling een aanvraag tot vaststelling doet voor een beschikbaarheidbijdrage voor zowel een vervolgopleiding tot medisch specialist, als een ziekenhuisopleiding, telt de aanvraag voor de ziekenhuisopleiding niet mee voor de grens van € 125.000.  Vanaf deze grens moet er een assurance-rapport worden aangeleverd. Zie het volgende voorbeeld met fictieve bedragen:

  1. Instelling A vraagt alleen een beschikbaarheidbijdrage aan voor de opleiding cardiologie voor € 150.000. Instelling A hoeft geen assurance-rapport aan te leveren.
  2. Instelling C vraagt een beschikbaarheidbijdrage aan voor de ziekenhuisopleiding SEH-verpleegkundige voor € 300.000.  Instelling C hoeft geen assurance-rapport aan te leveren.
  3. Instelling B vraagt een beschikbaarheidbijdrage aan voor de opleiding cardiologie voor € 100.000 en voor de ziekenhuisopleiding SEH-verpleegkundige een bedrag van € 200.000. De totale aanvraag is € 300.000.
    Instelling B hoeft dus geen assurance-rapport aan te leveren, omdat ziekenhuisopleidingen niet meetellen voor de eis een assurance-rapport aan te leveren vanaf € 125.000.

 

Voor beschikbaarheidbijdragen met een verleend bedrag tussen de € 25.000 en € 125.000 moeten zorgaanbieders zich verantwoorden met een door de Raad van Bestuur of andere bevoegde vertegenwoordiger ondertekend aanvraagformulier voor vaststelling. De NZa controleert deze aanvragen steekproefsgewijs. Door een aselecte steekproef wordt hiervoor een kwart van de zorgaanbieders geselecteerd. Deze geselecteerde aanvragers dienen een accountantsproduct aan te leveren (conform het accountantsprotocol beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen), bij het ondertekende aanvraagformulier.

 

Indien een geselecteerde aanvrager geen accountantsproduct indient wordt een aanvraag tot vaststelling als incompleet gezien door de NZa. Deze regeling geldt met ingang van  het subsidiejaar 2017. Voor het subsidiejaar 2016 geldt dat er bij elke aanvrager met een verleend bedrag tussen de € 25.000 en € 125.000 wordt gecontroleerd met behulp van registratiecommissieoverzichten. In het geval van afwijkingen neemt de NZa contact op met de aanvrager en kan een accountantsproduct opvragen.

 

Artikel 5 Berekening verlening beschikbaarheidbijdrage - vervolgopleiding tot (medisch) specialist

Voor de vervolgopleiding tot (medisch) specialist beoordeelt de NZa de aanvraag als volgt:

 

Bekostiging van instroomplaatsen (medisch) specialist

De Minister legt jaarlijks het maximum aantal instroomplaatsen (in personen en fte) voor opleidingen tot (medisch) specialist per specialisme per opleidende zorgaanbieder vast in het verdeelplan. Na bekendmaking van het verdeelplan, dienen opleidende zorgaanbieders een aanvraag in bij de NZa voor een voorlopige verlening van de beschikbaarheidbijdrage voor instroomplaatsen (medisch) specialist.

De NZa toetst de individuele aanvragen aan het verdeelplan. Wanneer de aanvraag het maximum aantal opleidingsplaatsen (medisch) specialist per opleiding van de opleidende zorgaanbieder in het verdeelplan overschrijdt, zal de NZa deze overschrijding afwijzen. Uitzondering hierop vormen de (opleidingen met een) vooropleidingen.  

 

Bekostiging van instroomplaatsen van opleidingen met een vooropleiding

Bij het berekenen van de beschikbaarheidbijdrage worden de instroomplaatsen voor (medisch) specialisten van opleidingen met een vooropleiding niet meegenomen, omdat van tevoren niet duidelijk is waar de vooropleiding precies wordt gevolgd. Dit betekent dat de instroomplaatsen (medisch) specialist van de opleidingen met een vooropleiding niet worden bevoorschot gedurende het jaar. De realisatie van deze instroomplaatsen berekent en verrekent de NZa bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage na afloop van het jaar waarin de vooropleiding is verzorgd. De opleidende zorgaanbieder dient hiervoor bij de NZa een aanvraag tot vaststelling in. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 8.

 

Bekostiging van doorstroomplaatsen

De Minister legt voor een aantal opleidingen in het verdeelplan het aantal doorstroomplaatsen (medisch) specialist per opleiding per zorgaanbieder vast. De NZa toetst de aanvraag voor deze doorstroomplaatsen (medisch) specialist ook aan het verdeelplan. Voor de doorstroomplaatsen (medisch) specialist van opleidingen die niet opgenomen zijn in het verdeelplan, toetst de NZa niet aan het verdeelplan.

 

Indexering vergoedingsbedragen

Voor indexering wordt een verhouding aangehouden van 70% van de index voor de personele kosten en 30% van de index voor de materiële kosten. Alleen voor de opleiding tot huisarts wordt een afwijkende verhouding gehanteerd van 97% van de index voor personele kosten en 3% voor de materiële kosten.

 

De index voor de personele kosten is gebaseerd op het percentage dat de overheid vaststelt: de Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA). Het Centraal Planbureau berekent het percentage op basis van de CAO's en loonkostenontwikkeling in de markt.

 

De index voor de materiële kosten is gebaseerd op het prijsindexcijfer particuliere consumptie uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau.

 

De vergoedingsbedragen worden afgerond op een veelvoud van 100 euro.

 

Artikel 6 Berekening verlening beschikbaarheidbijdrage - ziekenhuisopleidingen

De NZa ontvangt van de Minister een overzicht met opleidingsgegevens, afkomstig van het CZO, waarin per opleidende zorgaanbieder staat aangegeven voor welke opleidingen zij in aanmerking komen voor een beschikbaarheidbijdrage. De opleidende zorgaanbieder dient een aanvraag in voor de ziekenhuisopleidingen. Dit gebeurt in hetzelfde aanvraagformulier als voor (medische) vervolgopleidingen. Met de beschikking ontvangt de opleidende zorgaanbieder een voorlopige verlening van de beschikbaarheidbijdrage voor het bekostigen van de instroom en gediplomeerden.

 

Zie de toelichting op artikel 5 voor de wijze van het indexeren van de vergoedingsbedragen.

 

Artikel 7 Bevoorschotting

Opleidende zorgaanbieders worden gedurende het jaar tot 85% bevoorschot. Hiervoor is gekozen zodat het merendeel van de opleidende zorgaanbieders na afloop van het jaar zo min mogelijk hoeven terug te betalen. Tevens heeft de NZa de voorkeur voor uniformiteit in de bekostiging van (medische) vervolgopleidingen, wat de reden is geweest om voor één bevoorschottingsregeling te kiezen.

 

Om betaling van de voorschotten te realiseren, moeten opleidende zorgaanbieders, conform artikel 56 lid a van de Wmg, zelf een aanvraag indienen bij ZiNL. ZiNL is de beheerder van het Zvf en het Flz en is daarmee verantwoordelijk voor het verzorgen van de betalingen.

 

Artikel 8 Berekening vaststelling beschikbaarheidbijdrage - vervolgopleiding tot (medisch) specialist

De NZa houdt bij de vaststelling van de definitieve beschikbaarheidbijdrage van de opleidingen tot (medisch) specialist rekening met het verdeelplan, waarbij;

  • opleidingen niet altijd per 1 januari van het jaar beginnen; (medische) specialisten in opleiding kunnen ook gedurende het jaar met de opleiding starten. Daarnaast kan het voorkomen dat de opleidende zorgaanbieder minder instroomplaatsen (medisch) specialist heeft gerealiseerd dan voorafgaand van het jaar is aangevraagd;
  • gedurende het jaar (medische) specialisten in opleiding die een doorstroomplaats (medisch) specialist bezetten, kunnen wisselen van opleidende zorgaanbieder, conform de regelgeving van de registratiecommissies. Deze wijzigingen moeten vooraf worden doorgegeven aan de registratiecommissies. De wijzigingen worden na afloop door de NZa verwerkt bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage. Mutaties kunnen alleen plaatsvinden bij doorstroomplaatsen (medisch) specialist en instroomplaatsen medisch beroepsbeoefenaar op (opleidingen met) vooropleidingen en instroomplaatsen medische specialist op de opleiding Radiotherapie en Nucleaire Geneeskunde13. Bij opleidingen genoemd in artikel 3.18 lid b kunnen geen mutaties plaatsvinden bij zowel instroom als doorstroomplaatsen (met uitzondering van de mutaties genoemd in artikel 8.1 lid a);
  • tussen toegewezen instroomplaatsen (medisch) specialist en doorstroomplaatsen (medisch) specialist geen uitruil kan plaatsvinden;
  • de opleidende zorgaanbieder een aanvraag indient voor vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage van de instroomplaatsen (medisch) specialist van vooropleidingen. De NZa heeft geen beschikking afgegeven voor de verlening van de beschikbaarheidbijdrage van de opleidingen met een vooropleiding. Daarom vindt de bekostiging van deze opleidingen volledig achteraf plaats.
  • een instroomplaats (medisch) specialist met een opleiding met een vooropleiding wordt in het verdeelplan toegewezen aan de opleidende zorgaanbieder waar de eindopleiding wordt gevolgd. Bij enkele (medische) vervolgopleidingen is het toegestaan dat een (medisch) beroepsbeoefenaar in opleiding met de eindopleiding begint en op een later moment start met de vooropleiding. Als uit het opleidingsschema van de (medisch) beroepsbeoefenaar in opleiding blijkt dat hij/zij begint met de eindopleiding, dan kan de beschikbaarheidbijdrage alleen worden verstrekt aan de opleidende zorgaanbieder die de instroomplaats (medisch) specialist toegewezen heeft gekregen.

 

Verder bevat dit artikel een opsomming van uitzonderlijke situaties waarin afgeweken kan worden van het verdeelplan.

 

Bij een vervanging in het instroomjaar kan bij de vaststelling het aantal fte niet hoger zijn dan in het verdeelplan staat. Alleen het aantal personen kan hoger zijn dan het verdeelplan.

Dit is toegestaan, mits aangetoond kanworden dat er sprake is van vervanging in het instroomjaar.

 

Artikel 9 Berekening vaststelling beschikbaarheidbijdrage - ziekenhuisopleiding

De vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor ziekenhuisopleidingen kent hetzelfde proces als de vaststelling voor de beschikbaarheidbijdrage voor de vervolgopleiding tot (medisch) specialist. De NZa houdt bij de definitieve vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor ziekenhuisopleidingen rekening met de opleidingsopgave van de Minister die gebaseerd is op de registratie van het CZO. Er wordt per (medische) beroepsbeoefenaar in opleiding één keer een vergoeding verstrekt voor de aanvang van een ziekenhuisopleiding. (Medische) beroepsbeoefenaren in opleiding die een zorgopleiding afbreken en later opnieuw beginnen of (medische) beroepsbeoefenaren in opleiding die de ziekenhuisopleiding bij een andere zorgaanbieder voortzetten, tellen niet voor een tweede keer mee voor een vergoeding vanuit de beschikbaarheidbijdrage. Dat geldt ook als de (medische) beroepsbeoefenaar in opleiding verandert van ziekenhuisopleiding.

 

Wanneer een opleidende zorgaanbieder een beschikbaarheidbijdrage voor een opleidingsplaats ontvangt dient een erkenning door het CZO voor deze opleiding aanwezig te zijn. Dit betekent voor de bekostiging van opleidingsplaatsen dat op het moment dat het diploma behaald wordt, een erkenning aanwezig is voor betreffende opleiding. Bij de opleidingen tot operatieassistent, anesthesiemedewerker, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch laborant en klinisch perfusionist dient de erkenning aanwezig te zijn wanneer wordt gestart met de opleiding.

Inhoudsopgave

Alles dichtklappenAlles openklappen
Naar boven