TOELICHTING
Wijziging ten opzichte van vorige beleidsregel
In de voorlopige kaderbrief Wlz 2018 van 6 juli 2017 (met kenmerk 1150543-165016-LZ) wordt door het ministerie van VWS vanaf 2017 een extra bedrag van structureel € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Het gaat hierbij om cliënten met een VV 4-profiel en hoger die zorg ontvangen en van wie die zorg bekostigd wordt via een zorgzwaartepakket (zzp) of een volledig pakket thuis (vpt).
Het extra beschikbaar gestelde bedrag is in deze beleidsregel verwerkt in de maximum beleidsregelwaarden zzp vv-4 tot en met zzp vv-10.
Inleiding
Vanaf 1 januari 2009 is in de intramurale zorg sprake van bekostiging door middel van zorgzwaartepakketten (zzp’s). De bekostigingswijze houdt in dat zorgaanbieders bekostigd worden op basis van de zorgzwaarte van de cliëntpopulatie. Het doel van de zzp’s is om cliënten met een verblijfsindicatie een pakket te geven dat past bij hun zorgzwaarte. Op deze manier kan ruimte worden geboden om in samenspraak met de cliënt keuzes te maken over de precieze invulling van de benodigde zorg en ondersteuning.
Deze beleidsregel bevat de prestatiebeschrijvingen en tarieven van de zzp’s alsmede de toeslagen die naast de zzp’s van toepassing zijn. Deze (zzp) prestaties zijn op twee cliëntgroepen van toepassen:
- De cliënten die op 31 december 2014 beschikken over een AWBZ zzp-indicatie.
- De cliënten die vanaf 2015 beschikken over een Wlz-indicatie in termen van alleen een zorgprofiel.
De prestatiebeschrijvingen die de NZa vaststelt, het onderste deel van een zzp waarin de functies, uren en verblijfskenmerken genoemd staan, sluiten op beide hierboven genoemde cliëntgroepen aan. Voor een cliënt met een Wlz-indicatie in termen van een profiel, is ook een zzp prestatie en tarief van toepassing. De prestatie en tariefstelling voor cliënten die in 2015 beschikken over een indicatie in termen van alleen een Wlz-zorgprofiel is gelijk aan de werkwijze zoals die wordt gehanteerd bij de zzp’s voor cliënten die beschikken over een Wlz–zzp indicatie.
In bijlage 1 is een lijst opgenomen waarin de nieuwe Wlz-zorgprofielen gekoppeld zijn aan de Wlz-zzp’s, omdat in deze beleidsregel nog gesproken wordt van financiering op basis van zzp’s. Deze bijlage maakt onlosmakelijk deel uit van deze beleidsregel.
Deze beleidsregel omvat met ingang van 2015 ook de afzonderlijke dagbestedingsprestaties en tarieven die tot en met 2014 onderdeel waren van de beleidsregel ‘Prestatiebeschrijving en tarieven dagbesteding en vervoer AWBZ’. Het betreft alleen de dagbestedingsprestaties voor cliënten die aanspraak hebben op dagbesteding op grond van de Wlz en verblijven in een instelling. De reikwijdte van deze beleidsregel is daarom vanaf 2015 aangepast.
Vanwege de budgetneutrale invoering van zzp-meerzorg voor de sectoren vv en ggz, zijn de beleidsregelwaarden van de basisprestaties in deze twee sectoren gekort met respectievelijk 0,45% en 3,64%. Het betreft de volgende prestaties: zzp 1vv t/m 10vv, vpt 1vv t/m 10vv en ggz-b 1 t/m7.
Toelichting per artikel
Artikel 5 Beleidsregelwaarden
Tot en met 2012 was sprake van beleidsregelwaarden met een bandbreedte. Met ingang van 2013 is sprake van maximale beleidsregelwaarden (maximum-tarieven). Dat betekent dat zorgaanbieders en zorgkantoren een tarief kunnen afspreken dat gelijk is aan of lager ligt dan de in deze beleidsregel genoemde waarden. Hier is geen ondergrens meer aan verbonden.
De beschikbare middelen voor de zorginkoop 2017 worden door de NZa onder voorbehoud van politieke besluitvorming in het najaar van 2016 vastgesteld op basis van de procedure zoals beschreven in de Beleidsregel budgettair kader Wlz. Deze bedragen zijn gebaseerd op de kaderbrief Voorlopig Budgettair kader contracteerruimte. De beleidsregelwaarden in de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten zijn hiervan een afgeleide. De beleidsregelwaarden in deze beleidsregel zijn daarom voorlopig totdat in het najaar van 2016, na Prinsjesdag 2016, de inhoud van de aanwijzing ‘voorlopige contracteerruimte Wlz 2017’ bij de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft voorgehangen. Artikel 5.2 geeft een algemene beschrijving van de opbouw en de wijze van totstandkoming van de zzp–tarieven.
Op basis van artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel d, Wlz omvat zorg (zoals genoemd in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel c, Wlz) tevens enkele materiële kosten. Deze kosten worden genoemd in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel d, onder 3 t/m 6, Wlz en hebben betrekking op farmaceutische zorg, tandheelkundige zorg etc.
De tarieven zijn van toepassing op cliënten geïndiceerd voor of aangewezen op zorg op grond van de Wlz, die deze zorg realiseren bij een zorgaanbieder. Hierbij zijn de volgende situaties te onderscheiden:
- Cliënt is geïndiceerd in een zorgprofiel op grond van de Wlz en Wlz-uitvoerder en zorgaanbieder spreken de levering van het hierbij passende zzp af;
- Cliënt is geïndiceerd in een zorgprofiel op grond van de Wlz maar Wlz-uitvoerder en zorgaanbieder spreken een ander zzp af dan past bij het profiel omdat de zorgaanbieder de prestatie niet levert.
Indien in de beleidsregel wordt gesproken over ‘geïndiceerd voor’ of ‘aangewezen op’ zorg op grond van de Wlz dan worden beide bovengenoemde situaties bedoeld.
Artikel 5.4 Tarieven in- of exclusief behandeling
De bekostiging van een zorgaanbieder is afhankelijk van de toelating die de zorgaanbieder heeft op grond van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) én de indicatie van de cliënt. Indien een zorgaanbieder geen toelating heeft voor behandeling, wordt de component behandeling van een zzp niet op grond van de Wlz bekostigd. In de tarieven van de zorgzwaartepakketten (exclusief behandeling) is wel rekening gehouden met de bekostiging van behandelaars op de achtergrond.
Artikel 5.5 Tarieven afhankelijk van een specifieke toelating van de zorgaanbieder
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de prestaties die alleen mogen worden afgesproken indien de zorgaanbieder over een juiste toelating beschikt op grond van artikel 5 van de WTZi.
Artikel 5.6 Tarieven in– of exclusief dagbesteding
Deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders waar cliënten hun verblijf en woonzorg en - indien van toepassing - behandeling realiseren. Deze beleidsregel is tevens van toepassing op zorgaanbieders toegelaten voor begeleiding zodat het mogelijk is om de dagbesteding af te nemen bij een andere aanbieder dan waar de cliënt verblijft. Dit artikel maakt het onderscheid tussen de zzp’s waarbij de dagbesteding een onlosmakelijk integraal onderdeel is van het zzp en de zzp’s waarbij dit niet het geval is. Indien de dagbesteding geen onlosmakelijk onderdeel is dan kan op grond van deze beleidsregel de dagbesteding en de woonzorg worden afgesproken in de vorm van een integraal pakket maar ook in de vorm van afzonderlijke woonzorg- en dagbestedingsprestaties. Dit laatste faciliteert de mogelijkheid om geen dagbesteding te leveren aan cliënten die dit niet behoeven of de dagbesteding af te nemen bij een andere aanbieder dan de instelling waar de cliënt het verblijf of het vpt van ontvangt.
Met ingang van 2015 is het niet meer mogelijk om voor cliënten die zijn aangewezen op zzp-b prestaties inclusief dagbesteding de dagbestedingsprestaties afzonderlijk van de woonzorgprestaties af te spreken. Deze wijziging is ingevoerd zodat de voorwaarden die van toepassing zijn voor Wlz gelijk zijn aan die van de Zvw.
Artikel 5.7 Opslag kapitaallasten dagbesteding en inventaris dagbesteding
Voor zorgaanbieders die zijn toegelaten voor behandeling is het mogelijk om de kapitaallastencomponent voor de dagbesteding, middels de opslag kapitaallasten, af te spreken. De voorwaarde hierbij is dat de kapitaallasten niet op andere wijze worden vergoed.
In november 2009 is de beleidsregel aangepast voor cliënten die zijn aangewezen op een ggz-b pakket met dagbesteding en verblijven op een plaats niet toegelaten voor behandeling. De beleidsregel is verruimd met de mogelijkheid tot het in rekening brengen van de opslag kapitaallasten voor de dagbesteding. Hierdoor is het mogelijk dat zorgaanbieders die geen vergoeding voor kapitaallasten middels de nacalculatie krijgen hiervoor een component af kunnen spreken.
De kinderdagcentra en zorgaanbieders die zijn toegelaten voor behandeling vielen voor 2009 onder het bouwregime van de WTZi. Voor investeringen in deze voorzieningen was toestemming vereist van de Minister. Op basis van deze toestemming vond vervolgens nacalculatie plaats op de hiervoor in het budget opgenomen kapitaallasten.
Met afschaffing van het bouwregime is het nog steeds mogelijk voor bovengenoemde zorgaanbieders, de kapitaallasten door middel van de nacalculatie op te nemen in het budget.
Dit gebeurt op basis van de nieuwe regelgeving omtrent de kapitaallasten. Voor deze zorgaanbieders is het dus niet mogelijk de opslag voor kapitaallasten dagbesteding af te spreken.
De vanaf 1 januari 2012 geldende nhc’s kennen een modulaire opbouw. Zowel voor de zorgvormen behandeling als dagbesteding gelden gedifferentieerde nhc-componenten. Ook de (opslag) kapitaalslasten dagbesteding is vanaf 2013 opgenomen in het invoertraject integrale tarieven Wlz.
Gedurende het bestaande overgangstraject tot 2018 wordt overgegaan naar de nhc-vergoeding. In deze periode wordt de huidige vergoeding in de vorm van de opslag kapitaallasten geleidelijk afgebouwd. De energiekosten, onderhoudskosten en inventariskosten zijn geen onderdeel van de normatieve huisvesting component en vormen geen onderdeel van het invoertraject.
De energiekosten, onderhoudskosten en inventariskosten zijn geen onderdeel van de normatieve huisvesting component. Omdat de energie- en onderhoudskosten al zijn opgenomen in de zzp-vergoeding voor de materiële kosten is de opslag kapitaallasten nu alsnog hiervoor geschoond. De energie- en onderhoudskosten zijn vanaf 2013 niet meer opgenomen in de opslag.
De inventariskosten zijn uit de opslag kapitaallasten gehaald en apart gepresenteerd in artikel 10.7.2.3.
Artikel 5.8 Prestatie vervoer bij dagbesteding
Deze vergoeding is bedoeld voor het medisch noodzakelijk vervoer van en naar de locatie waar de dagbesteding wordt aangeboden. Het onderdeel vervoer heeft uitsluitend betrekking op cliëntenvervoer. Al het overige vervoer (bijvoorbeeld intern transport) valt buiten het bereik van deze prestatie.
De in deze beleidsregel opgenomen bepaling en bijbehorende tarieven met betrekking tot vervoer zijn gebaseerd op de Aanwijzing Contracteerruimte 2013 van 19 november 2012 en de daarop volgende Aanwijzing inzake vervoerskosten van 23 april 2013.
Voor het bepalen van de hoogte van de vervoerstarieven is ervan uitgegaan dat de aanbieders een efficiëntieslag maken door o.a. de organisatie van het vervoer, een betere bedrijfsvoering, maar ook door het anders invullen van de aanspraken.
Artikel 6 Prestatiebeschrijvingen basisprestaties
Artikel 6.1 Prestatiebeschrijvingen zorgzwaartepakketten
De Staatssecretaris van VWS stelt de zorgprofielen voor 2017 vast. De prestatiebeschrijvingen van de zzp’s zijn opgenomen als bijlage bij de beleidsregel.
De wijze waarop het uurbedrag per zorgvorm is berekend, is vastgelegd in hoofdstuk 3 van het rapport ‘Indicatieve prijzen zorgzwaartepakketten’ (juni 2007, NZa) en het jaarlijkse Overzicht uren en prijzen.
Artikel 6.2 Prestatiebeschrijvingen basisprestaties
Artikel 6.2.1 Mutatiedag v&v
Binnen de sector v&v kunnen er mutatiedagen bij overlijden of verhuizen van een cliënt worden gedeclareerd. Voor de bekostiging van de dagen leegstand kan tussen zorgkantoor en zorgaanbieder de prestatie mutatiedag worden afgesproken. Het werkelijke aantal mutatiedagen, met een maximum van 13 dagen, kan als mutatiedag opgenomen worden.
Artikel 6.2.2 Spoedzorg
De prestatie crisisopvang/spoedzorg maakt het mogelijk te voorzien in zorg met een spoedeisend karakter. Deze prestatie geldt zowel voor de dagen dat er een cliënt aanwezig is op een bed, als op de dagen waarop het bed niet bezet is, maar wel beschikbaar. In de praktijk betekent dit:
- Wlz-uitvoerders en zorgaanbieders maken in het budgetformulier productieafspraken over de hoeveelheid crisisdagen en het bijbehorende tarief.
- De zorgaanbieder moet de werkelijk geleverde spoedzorgdagen (het bed is bezet) declareren tegen het tarief crisisdag. Men declareert op cliëntniveau de dagen dat het bed bezet was. De beschikbaarheidscomponent ofwel dagen dat het bed niet bezet was worden op prestatieniveau, zonder cliëntkenmerk (naam, Burgerservicenummer etc.), gedeclareerd.
- Wlz-uitvoerders en zorgaanbieders vermelden bij de nacalculatie (op de productie) het aantal gerealiseerde dagen uitgesplitst naar dagen waarop het crisisbed bezet of leeg was.
Crisisopvang/spoedzorg kan worden afgesproken bij de productieafspraken en bij de herschikking. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om te sturen op de behoefte aan het aantal crisisbedden.
Artikel 6.2.3. Verblijfscomponent niet-geïndiceerde partner
Indien een verzekerde aanspraak heeft op verblijf ten laste van de Wlz, maar niet is geïndiceerd voor zorg zoals de niet-geïndiceerde partner, kan bij verblijf bij een intramurale zorgaanbieder de prestatie verblijfscomponent worden afgesproken. Deze component omvat ondermeer de huishoudelijke verzorging, het keukenpersoneel, de facilitaire dienst, de dagelijkse welzijnsactiviteiten en de voeding- en hotelmatige kosten. Deze component kan alleen worden afgesproken voor de niet-geïndiceerde partner in een instelling.
Een niet-geïndiceerde partner is een partner van een geïndiceerde verzekerde met een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, die tegelijkertijd met de geïndiceerde partner kan worden opgenomen bij een zorgaanbieder.
Artikel 6.2.4 Klinisch intensieve behandeling (kib)
De prestatie is alleen van toepassing op cliënten die zijn aangewezen op een ggz b zzp. De beleidsregels WTZi (van het Ministerie van VWS) zijn in oktober 2009 aangepast. In de nieuwe beleidsregels WTZi is aangegeven dat voorzieningen voor chronische zorg in een kib setting in ontwikkeling zijn en dat hiervoor dezelfde beperkingen gelden als voor de kortdurende kib zorg. Daarom is met ingang van 2011 de beperking dat de toeslag niet langer dan twee jaar in rekening kan worden gebracht niet meer van toepassing.
Artikel 6.2.6 Logeren
De tarieven voor de logeerpretaties zijn o.a gebaseerd op het onderzoek Logeren in de AWBZ. Uit het onderzoek blijkt dat gemiddeld meer zorg bij logeren wordt geboden dan bij langdurig verblijf. Deze meer zorg is verdisconteerd in de onderzochte kostprijzen en daarmee ook in de tarieven. De toeslagen die wel in combinatie met een zzp in rekening kunnen worden gebracht zijn daarom niet van toepassing op logeren. De tarieven houden ook rekening met een lager bezettingspercentage dan de tarieven die worden toepast bij langdurig verblijf.
De definitie van een dag logeeropvang zoals gespecificeerd in artikel 4.3 verschilt van de zzp’s. De dag van opname kan alleen worden gedeclareerd indien de opname voor 20.00 uur heeft plaatsgevonden. De (kalender)dag van ontslag mag altijd in rekening worden gebracht ongeacht of het ontslag om 9.00 uur was of om 21.00 uur. De NZa heeft het tijdstip van ontslag niet gepreciseerd omdat dan ook een tijdregistratie moet plaatsvinden door aanbieders.
Artikel 7 Prestatiebeschrijvingen toeslagen
Artikel 7.1 Toeslag Huntington
Met ingang van 2011 is de toeslag Huntington geïntroduceerd. De toeslag is gebaseerd op het rapport Onderbouwing meerkosten Huntington, mei 2010.
Artikel 7.2 Toeslag cerebrovasculair accident (cva)
Deze toeslag kan door zorgkantoor en zorgaanbieder worden overeengekomen voor cliënten met de diagnose cva. Voor de cliënten wordt een opslag op het tarief van het pakket zzp vv-9b voor de verpleging en verzorging toegepast. In aansluiting op de huidige werkwijze is deze toeslag van toepassing gedurende de eerste 8 weken van de revalidatiezorg voor deze specifieke doelgroep. Er is geen specifieke toelating door de toelatende instantie (VWS, Cibg) nodig om deze toeslag af te kunnen spreken
Artikel 7.3 Toeslag invasieve beademing (ib)
In 2010 was sprake van een tijdelijke toeslag die was gebaseerd op de toeslagen en prestaties voor ademhaling die tot en met 2009 golden. Een onderzoek is uitgevoerd om een goede bekostiging voor ademhalingsondersteuning te ontwikkelen. Per 2011 is een nieuwe toeslag voor tracheostomale beademing ingevoerd. Deze toeslag is gebaseerd op het rapport Chronische ademhalingsondersteuning in de zzp-systematiek, mei 2010. Per 2016 is de voorwaarde toegevoegd dat voldaan moet zijn aan de voorwaarden van de veldnorm chronische beademing.
Artikel 7.4 Toeslag non-invasieve beademing
Uit onderzoek van HHM (2011) blijkt dat de basis zzp-bekostiging voor cliënten met non-invasieve ademhalingsondersteuning gemiddeld niet voldoende is om de juiste zorg te leveren. Om dit gat in de bekostiging op te lossen is vanaf 2012 deze toeslag geïntroduceerd. De toeslag is gebaseerd op het onderzoek Chronische ademhalingsondersteuning in de zzp-systematiek ‘Doelgroep non-invasief’ van onderzoeksbureau HHM. Per 2016 is de voorwaarde toegevoegd dat voldaan moet zijn aan de voorwaarden van de veldnorm chronische beademing.
Artikel 7.5 Toeslag multifunctioneel centrum (mfc)
De toeslag mfc is gekoppeld aan een specifieke toelating die door de toelatende instantie is afgegeven. Deze toeslag kan daarom slechts door de Wlz-uitvoerder en zorgaanbieder worden afgesproken indien er ook een toelating aan ten grondslag ligt. Met betrekking tot de maximale duur dat de toeslag van toepassing is, liet de prestatiebeschrijving 2010 een grote wijziging zien ten opzichte van 2009. De maximale duur was aangepast aan de huidige praktijk. Naar de grote verschillen in de huidige praktijk is in 2009 een onderzoek gestart. Per 2011 is het doel van de zorg en de duur dat de toeslag in rekening kan worden gebracht aangescherpt naar de huidige maatstaven van verantwoorde zorgverlening.
Artikel 7.6 Toeslag observatie
Met betrekking tot de maximale duur dat de toeslag van toepassing is, liet de prestatiebeschrijving 2010 een grote wijziging zien ten opzichte van 2009. De maximale duur was verwijderd. Naar de verschillende wijze waarop in de huidige praktijk observatie wordt toegepast is in 2009 een onderzoek gestart. Per 2011 is het doel van de zorg en de duur dat de toeslag in rekening kan worden gebracht aangescherpt naar de huidige maatstaven van verantwoorde zorgverlening. Bij de introductie van de Toeslag Observatie is als voorwaarde gesteld dat de cliënt niet ouder mag zijn dan achttien jaar om voor deze toeslag in aanmerking te komen. Vanaf 2012 is deze voorwaarde komen te vervallen.
Vanaf 2013 is de set zzp’s waarvoor deze toeslag van toepassing is aangescherpt. De lagere zzp’s (vg-1, vg-2, vg-3, vg-4, lvg-1, lvg-2) zijn komen te vervallen. In de praktijk blijkt dat de cliëntprofielen van de cliënten die in aanmerking komen voor deze lagere zzp 's minder complex zijn en er nauwelijks sprake is van comorbiditeit (een verwevenheid van problemen). Wanneer er vragen zijn ten aanzien van cliënten met deze zzp 's is enkelvoudige, kortdurende diagnostiek en observatie (vaak door één discipline) voldoende.
Artikelen 7.7 – 7.9 Toeslagen gespecialiseerde epilepsiezorg
In 2009 en 2010 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar epilepsiezorg. Op basis van het rapport Gespecialiseerde epilepsiezorg in de zzp/systematiek, mei 2010 zijn drie toeslagen ontwikkeld die met ingang van 2011 zijn ingevoerd.
Artikel 7.10 Toeslag niet-strafrechtelijke forensische psychiatrie (nsfp)
Een forensisch psychiatrische kliniek (fpk) is een gespecialiseerde gesloten voorziening voor geestelijke gezondheidszorg met een (in oorsprong) uitsluitend klinisch aanbod voor personen met een behoefte aan zorg en behandeling in strafrechtelijk kader. Voor cliënten in een fpk is strenge beveiliging en een hoge tot zeer hoge behandelintensiteit noodzakelijk. Voor de cliënten in zorg in de fpk’s zijn de huidige zzp’s niet toereikend. Om dit gat in de bekostiging te dichten is met ingang van 2012 de toeslag nsfp geïntroduceerd. De toeslag is bedoeld voor de bekostiging van zorg die wordt geboden door een instelling die door Justitie (DJI) gecontracteerd is als fpk.
Artikelen 7.11 – 7.13 Toeslagen woonzorg gehandicaptenzorg
In 2009 en 2010 heeft onderzoek plaatsgevonden naar de zorg voor volwassenen en kinderen in de ghz. Op basis van het rapport Kinderen en jeugdigen in de zzp systematiek (gz) mei 2009 is een toeslag voor kinderen ontwikkeld die met ingang van 2011 is ingevoerd.
De toeslag wordt gebruikt om de gebruikelijke zorg te bekostigen die elk kind behoeft, omdat een kind bijvoorbeeld nog niet zelf zich kan aankleden, wassen et cetera. Het betreft die activiteiten die ouders normaliter uitvoeren gedurende de opvoeding van het kind. De zorg noodzakelijk als gevolg van de beperkingen van het kind wordt bekostigd op basis van zzp’s. De toeslag is gedifferentieerd naar drie leeftijdscategorieën.
Artikel 7.14 Toeslag dagbesteding gehandicaptenzorg kind
In het rapport ‘Elke dag goed besteed’ heeft de NZa een aparte kindtoeslag voorgesteld. De dagbesteding voor kinderen bevat een opvoedings- en ontwikkelingselement dat een speciale toeslag en een hoger tarief rechtvaardigt. Om pragmatische reden is afgezien van de introductie van per subsector verschillende kindtoeslagen. Gekozen is voor één kindtoeslag met modulaire opbouw die voor alle sectoren in de gehandicaptenzorg hetzelfde is.
Artikel 7.15 Toeslag dagbesteding gehandicaptenzorg kind vg5/vg8 midden emg
Voor kinderen met een ernstige meervoudige beperking is per 2010 een afzonderlijke toeslag van toepassing.
Artikel 7.16 Toeslag gespecialiseerde behandelzorg
De toeslag gespecialiseerde behandelzorg is bedoeld voor cliënten met een verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische aandoeningen. Deze cliënten verblijven in een vg-instelling. De toeslag maakt het mogelijk tijdelijke zorg op het snijvlak van vg-ggz te bekostigen. Deze zorg wordt afgesproken, geleverd en gedeclareerd door een zorgaanbieder met erkende deskundigheid op het gebied van specialistische en multidisciplinaire behandeling die qua zwaarte vergelijkbaar is met sglvg. Dit zijn bijvoorbeeld de specifieke sglvg-behandelzorgaanbieders of andere aanbieders met een expertisecentrum op dit gebied.
Uitgesloten moet zijn dat een ander passend zzp voor handen is en/of dat de Meerzorg een oplossing biedt, alvorens de toeslag gespecialiseerde behandelzorg ingezet wordt.
Artikel 7.17 Toeslagen woonzorg jong volwassenen ggz
In 2011 heeft onderzoek plaatsgevonden naar de zorg voor volwassenen en kinderen in de ggz. Op basis van het rapport Kinderen en jeugdigen in de zzp systematiek (ggz) en aanvullend onderzoek is een toeslag voor jong volwassenen ontwikkeld. De toeslag wordt met ingang van 2017 ingevoerd. Uit de gegevens bleek dat jong volwassenen substantieel meer zorg en behandeling ontvingen. Bij de doelgroep is de ontwikkeling tot een volwassen persoon vaak verstoord. Daarom ligt er een sterke nadruk op het aanleren van vaardigheden ten behoeve van en (meer) zelfstandig leven.
Artikel 8 Middelen waardigheid en trots
De middelen waardigheid en trots zijn in deze beleidsregel opgenomen als opslag voor zzp vv4 t/m vv10. Het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder toetst het plan voor waardigheid en trots alleen op instemming van de CCR, de OR en indien aanwezig de VAR. Het betreft geen inhoudelijke toets.
De opslag is direct gekoppeld aan het aantal zzp’s op basis van de budgetronde, herschikkingsronde en nacalculatie. Als bij de nacalculatie sprake is van overproductie, dan wordt slechts de opslag vergoed van de gehonoreerde overproductie. De regels rondom overproductie zijn vermeld in de beleidregel ‘Nacalculatie 2017’.
Artikel 9 Kwaliteitsimpuls verpleeghuizen
Deze vergoeding is bedoeld om de kwaliteit van verpleeghuizen en daarmee de situatie voor cliënten en zorgmedewerkers aantoonbaar te verbeteren. De middelen zijn beschikbaar gesteld voor verpleeghuizen waar sprake is van kwaliteitsproblemen. De zorgkantoren hebben hierin de coördinerende rol en nemen de besluiten. De aanbieder is verantwoordelijk voor het voorstel aan maatregelen dat zij bij het zorgkantoor/Wlz-uitvoerder indient.
Voor het bepalen van de hoogte van de middelen per zorginstelling besluiten de zorgkantoren/Wlz-uitvoerders op basis van de procedure welke locaties een deel van de beschikbare middelen toegekend krijgen en dienen een tweezijdig verzoek bij de NZa in voor het vaststellen van een tarief behorend bij de presatiebeschrijving. Er is sprake van een prestatie tegen vergoeding. De NZa toetst de verzoeken aan de hand van de beleidsregel en geformuleerde prestaties voor toekenning van de middelen en zendt het besluit toe. Het zal uiteindelijk volledig transparant zijn welke zorgaanbieders gebruik maken van de kwaliteitsimpuls. De inzet van de middelen wordt geëvalueerd in het kwaliteitsverslag en –plan dat locaties opstellen.
Artikel 10 Aan- en afwezigheid
Zorgaanbieders declareren de prestaties voor zover deze daadwerkelijk - rekening houdend met een zekere bandbreedte in de uren- zijn geleverd. De uitzonderingen hierop zijn in dit onderdeel opgenomen.Het is niet toegestaan om de toeslagen als bedoeld in artikel 7 tijdens afwezigheid te declareren.
Met ingang van 2017 zijn de aan en afwezigheidsregels gewijzigd. De basisprestaties mogen ook in rekening worden gebracht wanneer de cliënt voor een van de situaties zoals genoemd in artikel 10.2 onder a tijdelijk verblijft op een andere locatie van de zorgaanbieder binnen dezelfde rechtspersoon.
Artikel 11.8 Opslag waardigheid en trots zzp vv4 t/m vv10
De opslagen waardigheid en trots zijn berekend op basis van de beschikbare middelen voor de Opslagen waardigheid en trots (in 2017: € 130 miljoen) en de afgesproken aantallen zzp/vpt vv4 t/m 10 van de herschikking 2015. Het opslagpercentage voor 2017 bedraagt 1,69%.
Bovenvermeld opslagpercentage is als volgt berekend:
- De aantallen van de desbetreffende zzp’s en vpt’s (herschikking 2015) worden vermenigvuldigd met de maximale beleidsregelwaarden 2017 van de desbetreffende zzp’s en vpt’s. Op deze manier ontstaat een financieel totaalbedrag voor deze zzp’s en vpt’s.
- Het totale kader voor de Opslagen waardigheid en trots (€ 130 miljoen) wordt vervolgens gedeeld door dit financieel totaalbedrag van de desbetreffende zzp’s en vpt’s.
Voorbeeldberekening van een opslag:
De maximale beleidsregelwaarde voor zzp vv4 exclusief behandeling is € 118,71. Het generieke opslagpercentage voor 2016 bedraagt 1,69%. De opslag waardigheid en trots zzp vv4 exclusief behandeling bedraagt € 2,01 (1,69% x € 118,71).
Artikel 12 Overgangsregeling ketenafspraak ggz-b clienten
Cliënten met een zzp b indicatie (op 31 december 2014) die verblijven in een woonvoorziening die niet is toegelaten voor behandeling en zorg op basis van een zzp c geleverd krijgen, kunnen in 2015, 2016 en 2017 dezelfde zorg afnemen welke gedeclareerd wordt als een zzp b waarvoor een zzp c tarief wordt afgesproken. Deze afspraak is vastgeled in de brief van VWS ‘Ketenafspraak bekostiging groep ggz-b cliënten in beschermd wonen’ enen de brief ‘Ketenafspraken bekostiging groep ggz-b cliënten in Beschermd Wonen’ van 23 oktober 2015 (kenmerk 143240).
De zzp c zorg is per 2015 overgeheveld van de AWBZ naar de Wmo en wordt uitgevoerd door de gemeente. Doordat er op basis van indicaties is overgeheveld, zijn de middelen voor de groep met een zzp b indicatie die een zzp c afneemt niet overgeheveld naar de gemeente. Om de continuïteit van zorg te borgen, komt voor 2015, 2016 en 2017 de zorg nog ten laste van de Wlz door de zorg af te spreken op een zzp b prestatie met zzp c tarief. Zorgaanbieders die voor deze cliënten in de Wlz afspraken willen maken, zullen dit apart moeten aangeven bij de productieafspraak 2017. Voor 2018 zal moeten worden bezien of deze cliënten overgeheveld moeten worden naar de Wmo. Indien de zorgvraag van de cliënt verblijf met begeleiding is (zzp c) dan worden de middelen overgeheveld naar de Wmo. Indien blijkt dat de zorgvraag verblijf met behandeling is (zzp b) dan zal de feitelijke zorglevering aan de cliënt moeten overeenkomen met de zorgvraag. Indien de zorgaanbieder niet in staat is om tegemoet te komen aan de zorgvraag van de cliënt en waarvoor deze cliënt geïndiceerd is, zal het zorgkantoor vanaf 2018 ervoor moeten zorgdragen dat de cliënt op zodanige wijze zorg ontvangt dat recht wordt gedaan aan zijn zorgbehoefte.