3. Begripsbepalingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
3.1 g
especialiseerde ggz
Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw), niet zijnde generalistische basis-ggz.
3.2 inventaris
Roerende medische en andere zaken die in en om het gebouw aanwezig zijn, zoals beschreven in de beleidsregel ‘Kapitaallasten bestaande zorgaanbieders’. Onder inventaris wordt ook computerapparatuur en –programmatuur begrepen. Vervoermiddelen zijn geen inventaris.
3.3 langdurige ggz
Gespecialiseerde ggz die geleverd wordt als zzp 3b t/m 7b, klinisch intensieve behandeling (kib) volwassenen en toeslag forensische zorg zonder strafrechtelijke titel.
3.4 normatieve huisvestingscomponent (nhc)
Productiegebonden normatieve vergoeding voor (vervangende) (nieuw) bouw en instandhouding. Deze vergoeding bestaat uit een geïndexeerde jaarlijkse bijdrage die voldoende is om, over de gehele levenscyclus van een nieuwbouw Zvw-voorziening, rente, afschrijvings- en instandhoudingsuitgaven te dekken. In de nhc is geen vergoeding opgenomen voor investeringen in inventaris.
3.5 normatieve inventariscomponent (nic)
Productiegebonden normatieve vergoeding voor investeringen in inventaris voor langdurige ggz. Deze normatieve vergoeding bestaat uit een jaarlijkse bijdrage die voldoende is om de rente en afschrijvingskosten van inventaris te dekken over de gehele levenscyclus van inventaris.
3.6 zorgaanbieder
De rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig geestelijke gezondheidszorg verleent.
7. Tariefsoort
7.1
De nhc en de nic is een maximumtarief, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onderdeel c, van de Wmg. Boven dit maximumtarief voor de nhc is geen bandbreedte, als bedoeld in de beleidsregel ‘Prestaties en tarieven gespecialiseerde ggz’, van toepassing.
7.2
Van het uitgangspunt van maximumtarieven voor de nhc en de nic zijn uitgezonderd zorgaanbieders op wie de overgangsregeling, zoals vastgelegd in de beleidsregel ‘ Invoering normatieve huisvestingscomponent (nhc) gespecialiseerde ggz’ en de beleidsregel ‘Invoering normatieve inventariscomponent (nic) langdurige gespecialiseerde ggz’, van toepassing is. Voor laatstgenoemde categorie zorgaanbieders is de nhc en de nic gedurende de overgangsperiode (1 januari 2013 tot en met 31 december 2017) een vast tarief, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onderdeel b, van de Wmg, als onderdeel van het met verzekeraars overeengekomen tarief voor verblijf.
7.3
Het nhc- en nic-tarief is een onlosmakelijke component van het gehele tarief voor verblijf. Een nhc- en nic-tarief kunnen derhalve niet afzonderlijk worden gedeclareerd.
TOELICHTING
Algemeen
Deze beleidsregel geeft inzicht in de opbouw en de hoogte van de normatieve huisvestingscomponent (nhc) en de normatieve inventariscomponent (nic) voor zorgaanbieders die gespecialiseerde ggz in combinatie met verblijf leveren. Door de overheveling van de langdurige ggz naar de Zvw heeft deze beleidsregel betrekking op zowel de nhc’s die in combinatie met dbc’s als nhc’s die in combinatie met zzp’s gedeclareerd kunnen worden.
Vergoeding voor kapitaallasten
In de dbc-productstructuur voor verblijf van de ggz is, sinds de invoering van de dbc’s in 2008, een procentuele opslag verwerkt voor de vergoeding van de kapitaallasten. Voor deze procentuele opslag is destijds gekozen in afwachting van een beter passende vergoeding voor kapitaallasten gekoppeld aan een verder doorontwikkelde productstructuur voor verblijf.
In 2011 is voor de langdurige ggz in de AWBZ een nhc ontwikkeld. Deze nhc vergoedt de kapitaallasten (rente en afschrijvingen of daaraan gelijkgesteld huur) ten behoeve van de zorgzwaartepakketten (zzp’s).
Met de aanwijzing van 12 juli 2011, kenmerk MC-U-3072372, aan de NZa heeft de minister van VWS bepaald dat de nhc voor de gehele ggz zal gelden.
Voor de gespecialiseerde langdurige ggz is de nhc ingevoerd per 1 januari 2012. Voor de gespecialiseerde ggz met een verblijfsduur korter dan een jaar is de nhc ingevoerd per 1 januari 2013.
De procentuele opslag voor kapitaallasten voor verblijf-dbc’s is daarom per 1 januari 2013 vervangen door de nhc, voor elk van de zeven prestaties voor verblijf.
Bij de bepaling van de investeringsbedragen van de nhc voor verblijf-dbc’s is uitgegaan van:
- de prestatie-eisen voor nieuwbouw AWBZ-voorzieningen, opgesteld en uitgegeven door het Bouwcollege, februari 2007;
- de Bouwkostennota, opgesteld en uitgegeven door het Bouwcollege, laatstelijk verschenen in 2008;
- de publicatie ‘Bouwkosten Zorgsector 2010’, opgesteld en uitgegeven door TNO;
- een notitie van TNO met als onderwerp ‘m² aftrek behandeling nhc ggzc’, januari 2014;
- de publicatie ‘Veldnorm insluiting’, opgesteld en uitgegeven door TNO.
Per verblijfscategorie van de dbc-productstructuur voor verblijf is bepaald welke investeringsbedragen benodigd zijn voor nieuwbouw van Zvw-voorzieningen.
De investeringsbedragen zijn gebaseerd op de gebouwbehoefte gekoppeld aan de zorgvraag die naar voren komt uit de prestatiebeschrijving van de productstructuur voor verblijf.
De investeringsbedragen zijn zo opgebouwd dat voor alle verblijfscategorieën hetzelfde basisinvesteringsniveau geldt ten behoeve van ‘verzwaarde bouw’ volgens de prestatie-eisen AWBZ.
Naast deze basis zijn er componenten aan het investeringsbedrag toegevoegd. Deze componenten hebben betrekking op extra investeringskosten voor aanpassing van het gebouw. Per component is een investeringsbedrag bepaald. De mate waarin het investeringsbedrag behorend bij een component wordt opgeteld bij het basis investeringsbedrag, is afhankelijk van de gemiddelde zorgvraag per verblijfscategorie. De gemiddelde zorgvraag is in overleg met branchepartijen en werkbezoeken op basis van de prestatie-beschrijvingen van de dbc-productstructuur ingevuld.
Tijdens dit traject heeft Centrum Zorg en Bouw (CZB), onderdeel van TNO, een adviesrol vervuld. Bij de invoering van de nhc is afgesproken om te onderzoeken of de oorspronkelijke normatieve aftrek voor behandelruimtes redelijk is. Deze aftrek is van belang omdat de nhc alleen betrekking heeft op de kosten van verblijf. Dit onderzoek is in 2014 afgerond en heeft geresulteerd in een wijziging van de aftrek en daardoor ook van de investeringsbedragen per 2015. Ook in dit traject heeft TNO een adviesrol vervuld.
Voor de investeringsbedragen per zzp is het rapport van CZB ´Investeringskosten per zorgzwaartepakket; Basis voor nhc in de Care 12 november 2009’ als basis genomen. In dit rapport wordt per zzp een investeringsbedrag berekend, dat nodig is voor de nieuwbouw van AWBZ-voorzieningen.
CZB heeft in een tweede rapport ‘Investeringskosten per zorgzwaartepakket; Basis voor nhc in de Care 2 augustus 2010’ een vertaling gemaakt waarin de beleidsvrijheid van CZB in het toekenningen van specifieke voorzieningen is meegenomen.
Een nieuwe normatieve systematiek biedt zorgaanbieders de mogelijkheid om zelf keuzes te maken voor specifieke voorzieningen.
Op basis van de beschikbare financiële middelen is hiervoor een algemene toeslag van 2% op de normatieve huisvestingscomponent beschikbaar gesteld, in de plaats van de diverse specifieke toeslagen die in het kader van het bouwregime mogelijk waren.
De beschikbare 2% is na overleg met de brancheorganisaties en VWS en na inhoudelijke toetsing door CZB op enkele punten niet generiek, maar specifiek toegedeeld aan de zzp's.
De investeringsbedragen uit de rapporten van CZB (van november 2009 en augustus 2010) zijn gebaseerd op de Bouwnota 2008 en zijn geïndexeerd naar het prijspeil van januari 2011 met een percentage van –/–1%. Dit laatste negatieve percentage is het gevolg van de positieve aanbestedingsresultaten in de periode 2008-2011.
Bij de berekeningen van de nhc voor de langdurige ggz is uitgegaan van de in de bouwnormen 2008 opgenomen vierkante meters per cliënttype. De uitkomsten daarvan zijn gekoppeld aan het totale aantal cliënten per zorgzwaartepakket dat in het voorjaar van 2009 bekend was en in de onderscheiden sectoren intramurale zorg ontving. Tot slot is dit afgezet tegen de premisse dat alle gebouwen in de intramurale langdurige zorg op enig moment ten minste moeten kunnen beschikken over het bij de bouwnormen 2008 horende aantal vierkante meters per zzp. De maximale prijs voor het maximale aantal cliënten/zorgzwaartepakketten is vervolgens afgezet tegen 5% rente en prijspeil 2011, waarin de conjuncturele aanbestedingsresultaten tot en met het derde kwartaal van 2010 zijn betrokken. In het macrobedrag dat daaruit voortvloeit, is verdisconteerd dat alle gebouwen in de langdurige zorg qua vierkante meters op het niveau zijn gebracht van de voor de integrale tarieven als basis genomen vierkante meters volgens de bouwnormen 2008. Dit bedrag vormt voor de NZa de maximale ruimte waarbinnen tarieven kunnen worden berekend.
Ook voor inventaris van langdurige ggz is een prestatie afhankelijke norm ontwikkeld. Deze norm is gebaseerd op een onderzoek van CZB. In het rapport ‘Herijking inventariskosten AWBZ’ van 23 april 2012, heeft CZB een onderzoek gedaan naar de inventarisbehoefte binnen de AWBZ. In dit rapport is de jaarlijkse behoefte aan inventarisbudget opgenomen. Per cluster zzp’s is een inventarisbudget bepaald.
Vergoeding voor inventarislasten (normatieve inventariscomponent (nic))
Ook voor inventaris is een prestatie afhankelijke norm ontwikkeld. Deze norm is gebaseerd op een onderzoek van CZB. In het rapport ‘Herijking inventariskosten AWBZ’ van 23 april 2012, heeft CZB een onderzoek gedaan naar de inventarisbehoefte binnen de AWBZ. In dit rapport is de jaarlijkse behoefte aan inventarisbudget opgenomen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Deze beleidsregel is, anders dan de beleidsregel ‘Invoering normatieve huisvestingscomponent (nhc) gespecialiseerde ggz en invoering normatieve inventariscomponent (nic) langdurige ggz’, van toepassing op alle zorgaanbieders die gespecialiseerde ggz in combinatie met de functie verblijf leveren. Vrijgevestigde zorgaanbieders vallen niet onder de reikwijdte van deze beleidsregel, omdat verblijf geen onderdeel uitmaakt van hun zorgverlening.
Artikel 5
De bezettingspercentages voor de verblijfscategorieën t/m G zijn gebaseerd op gegevens die beschikbaar zijn gekomen in het kostprijsonderzoek voor de productstructuur voor verblijf 2012 en gegevens uit het kostprijsonderzoek voor de dbc-tarieven voor 2014.
De bezettingspercentages van de zzp’s en kib volwassenen zijn gebaseerd op de aan- en afwezigheid.
Artikel 6
Voor de zzp’s en kib volwassenen is een nic van toepassing. De kosten inventaris van deze prestaties kennen vanaf 2014 een nieuwe norm. Voor de dbc’s is een nic niet van toepassing. De kosten van inventaris voor dbc’s zijn onderdeel van het dbc-tarief.
Artikel 8
De investeringsbedragen en de tarieven voor de nhc van de beveiligde setting en voor de nhc van kib volwassenen en de forensische zorg zonder strafrechtelijke titel zijn ontleend aan de forensische zorg. Voor een specificatie van de investeringsbedragen voor de beveiligde setting wordt verwezen naar de tarieven voor de forensische zorg (zie beleidsregel ‘Tarieven normatieve huisvestingscomponent forensische zorg’).
Voor de nhc van kib volwassenen geldt de nhc voor beveiligingsniveau 3.
De toeslag forensische zorg zonder strafrechtelijke titel betreft een aanvulling tot maximaal de nhc van beveiligingsniveau 3. De toeslag is gebaseerd op de nhc van beveiligingsniveau 3 minus het gewogen gemiddelde van 75% nhc 5ggz-B en 25% nhc 7ggz-B. Om in aanmerking te komen voor deze toeslag moet sprake zijn van een toeslag forensische zorg ingevolge de beleidsregel ‘Prestaties en tarieven gespecialiseerde ggz’.