Artikelsgewijs
Artikel 1
Onderdeel l en m: Onder afhandelen wordt ook verstaan het overdragen van de patiënt naar een andere zorgverlener (niet zijnde een interne overdracht).
Onderdeel t: In het kader van deze regeling worden onder instellingen voor medisch-specialistische zorg verstaan; (algemene en categorale) ziekenhuizen, universitaire medische centra, zelfstandige behandelcentra, epilepsie instellingen, instellingen voor revalidatie, radiotherapeutische centra, longrevalidatie-instellingen, dialysecentra en (huisartsen)laboratoria voor zover deze werkzaamheden verrichten ten behoeve van de in dit artikel genoemde instellingen.
Onderdeel w: VWS stelt voor de geriatrische revalidatiezorg een apart macrokader vast.
In sommige gevallen werkt een poortspecialist ook als ondersteunend specialist (bijvoorbeeld internist die (diagnostische) scopie uitvoert).
Onderdeel ss: Met de invoering van integrale tarieven per 1 januari 2015 is het declaratierecht van dbc-zorgproducten en overige zorgproducten voorbehouden aan twee soorten zorgaanbieders, te weten: instellingen en solisten. In de regels van de NZa worden instellingen en solisten samengevoegd onder de noemer, respectievelijk het verzamelbegrip, ‘zorgverlener’.
Artikel 3
In het kader van deze regeling worden onder instellingen voor medisch-specialistische zorg verstaan: (algemene en categorale) ziekenhuizen, universitaire medische centra, zelfstandige behandelcentra, epilepsie-inrichtingen, instellingen voor revalidatie, radiotherapeutische centra, longrevalidatie-instellingen, dialysecentra en (huisartsen)laboratoria.
Onder zorgaanbieders die mondzorg leveren zoals kaakchirurgen die bieden valt zowel een kaakchirurg-solist, alsmede een instelling die kaakchirurgie levert. De Minister van VWS heeft in de aanwijzing van 21 mei 2014, kenmerk 371987-120847-MC, aangegeven dat instellingen die kaakchirurgie leveren, vallen onder de reikwijdte van artikel 1.2, aanhef en onder nummer 1, van het Uitvoeringsbesluit WTZi en aldus worden beschouwd als instellingen voor medisch-specialistische zorg.
Artikel 5
Lid 2: Met ‘elk specialisme’ worden alle poortspecialismen bedoeld en de beroepsbeoefenaren die de poortfunctie uitvoeren.
Artikel 5a
Lid 1: Indien er bij een specialisme (bijvoorbeeld kindergeneeskunde) sprake is van één zorgvraag waarbij verschillende subspecialismen zijn betrokken, wordt er één zorgtraject geregistreerd.
De extra profieleisen gelden voor de subtrajecten van het parallelle zorgtraject en niet voor subtrajecten die binnen het eerst geopende zorgtraject vallen. Om te bepalen wat het subtraject van het parallelle zorgtraject is, is de openingsdatum van het zorgtraject bepalend en niet de openingsdatum van het subtraject.
zorgprofielklasse 1 staat voor een polikliniekbezoek/consult (op afstand), zorgprofielklasse 2 staat voor een dagverpleging/langdurige observatie en zorgprofielklasse 3 staat voor een verpleegdag.
Bij parallelliteit (binnen één specialisme) tijdens een klinische periode worden de verpleegdagen aan één subtraject gekoppeld. Verpleegdagen worden gekoppeld aan het subtraject van de beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert en verantwoordelijk is voor deze opname. Het verdelen van verpleegdagen is niet toegestaan. Indien er vanuit het medisch dossier aantoonbaar sprake is van overdracht van het klinische hoofdbehandelaarschap aan een ander poortspecialisme, worden de opvolgende verpleegdagen gekoppeld aan het subtraject van de ‘nieuwe’ hoofdbehandelaar.
Artikel 7
Lid 1: Het specialisme geriatrische revalidatiezorg beschikt niet over het zorgtype 13. Het icc valt voor dit specialisme onder zorgtype 11.
Lid 2: Bij een klinische opname mogen wel meerdere specialismen één icc zorg/subtraject openen.
Artikel 9
Indien een poortspecialist in de rol van ondersteuner op verzoek van een specialisme van de eigen instelling een zorgactiviteit levert welke als overig zorgproduct is opgenomen in de tarieventabel, dan zijn de zorgactiviteiten enkel onderdeel van het zorgprofiel van het aanvragend specialisme en is er geen sprake van een overig zorgproduct. De zorgactiviteiten worden bij het zorgtraject van de aanvragende specialist vastgelegd.
Artikel 13
De genoemde zorgactiviteiten mogen op twee manieren gekoppeld worden aan het zorgtraject van de hoofdbehandelaar:
- via het openen van een zorgtraject met een subtraject met zorgtype 51 (een ondersteunend zorg/subtraject 51). Wanneer gekozen wordt voor registratie volgens deze optie, wordt een ondersteund zorg/subtraject 51 geopend, met een interne verwijzing naar het zorgtraject van de hoofdbehandelaar.
- via een alternatief koppelmechanisme die de zorgactiviteiten van de ondersteuners (achteraf) koppelt aan het zorgtraject van de hoofdbehandelaar.
Artikel 15
De ICD-10 code is alfanumeriek en opgebouwd uit drie tot vijf posities, exclusief leestekens zoals punt, slash, asterisk en plusteken (dagger). De ICD-10 code wordt op het diepste niveau geregistreerd.
Artikel 16
Lid 2: Het specialisme consultatieve psychiatrie beschikt niet over het zorgtype 21. Voor diagnose 19 Incongruentie genderidentiteit is een uitzondering op deze regel gemaakt. Bij deze diagnose kunnen zowel initiële als vervolgtrajecten voorkomen.
Lid 3: Als in de periode na afsluiten van het voorgaande subtraject binnen 120 dagen geen zorgactiviteiten zijn geregistreerd in het kader van de zorgvraag van het betreffende zorgtraject, hoeft dus geen vervolg subtraject te worden geopend.
Binnen een zorgtraject mogen tussen subtrajecten periodes van (een veelvoud van) 120 dagen bestaan waarbinnen geen zorgactiviteiten zijn geregistreerd.
Artikel 17
Lid 1: De ontslagdatum is de datum dat de laatste verpleegdag of ic-dag binnen het subtraject is geregistreerd, zonder dat aansluitend een afwezigheidsdag is geregistreerd. Het werkelijke ontslag (de dag dat de patiënt het ziekenhuis verlaat) kan op een latere datum plaatsvinden, bijvoorbeeld indien er sprake is van ‘verkeerde bed’.
Artikel 19
Het nummer achter de uitzonderingsregel correspondeert met de afsluitregelcode (zie bijlage 5).
Lid 1: Onder medicinale oncologische behandelingen vallen uitsluitend;
chemo-immunotherapie;
immunotherapie;
chemotherapie bij acute leukemie;
chemotherapie bij gemetastaseerde tumoren;
chemotherapie bij niet gemetastaseerde tumoren;
hormonale therapie bij gemetastaseerde tumoren;
hormonale therapie bij niet gemetastaseerde tumoren;
verstrekking radium-223 chloride per injectie bij prostaattumoren;
hematologische tumoren.
Lid 17 onderdeel b:
Gelet op de integraliteit van de producten voor orgaantransplantatietrajecten (exclusief hart-, long- en hartlongtransplantatie) geldt voor alle zorgactiviteiten dat deze slechts door één hoofdbehandelaar per instelling vastgelegd worden. Er worden per fase geen parallelle trajecten voor snijders en beschouwers geopend.
Voor de inhoudelijke invulling van deze zorgactiviteiten, wordt verwezen naar de protocollen/richtlijnen van de beroepsgroep.
Lid 17 onderdeel b subonderdeel 1:
Bij gecombineerde transplantaties wordt slechts één zorgtraject geopend.
Lid 17 onderdeel b subonderdeel 2:
Fase 1:
Ten aanzien van de screening wordt onderscheid gemaakt tussen de initiële screening en de follow-up die plaatsvindt tijdens de wachtlijstperiode. Na ieder onderdeel wordt de beslissing genomen of de patiënt in aanmerking komt voor de volgende stap in de transplantatieprocedure. Bij een negatieve beslissing wordt het transplantatietraject beëindigd en wordt het lopende subtraject op de 120e dag na openen gesloten.
De initiële screening omvat het voorbereidende onderzoek bestaande uit de anamnese en de uit te voeren verschillende onderzoeken zoals vastgelegd in de protocollen/richtlijnen van de beroepsgroep.
Hieronder valt onder meer:
- Anamnese en medisch onderzoek.
- Beeldvormend onderzoek.
- Laboratorium onderzoek (bloed, urine, infecties).
- Serologie.
- Weefseltypering en antistoffen.
De initiële screening mag voor een deel plaatsvinden in de periferie; dit betreft het voorbereidende onderzoek waarna de ontvanger bij afwezigheid van absolute contra-indicaties wordt doorverwezen naar het transplantatiecentrum.
De follow-up beoordeling en besluitvorming bestaat uit een ‘rondje langs de velden’-bespreking van de patiënt in het MDO en besluitvorming of de patiënt transplantabel is. Bij positieve besluitvorming vindt de prioritering en aanmelding van de patiënt voor de wachtlijst plaats.
Onder de follow-up valt onder meer:
- (poli)klinische evaluatie onderzoeken.
- Beoordeling immunologische status.
- Rondje langs de velden.
- MDO.
- Patiënt-afhankelijke onderzoeken naar aanleiding van risicofactoren.
Fase 2:
De transplantatiefase omvat onder meer de volgende activiteiten:
- Voorbereiding operatie.
- Transplantatieoperatie.
- Postoperatieve klinische zorg.
- Opname ic/reguliere verpleegafdeling.
- MDO.
- Behandeling primaire complicaties (afstoting/infecties).
- Medicatie.
- Paramedische begeleiding (voeding, fysio, psychosociaal).
- Voorbereiding ontslag.
Fase 3:
In het eerste jaar na de transplantatie vindt de nazorg predominant plaats vanuit de transplantatiecentra. Dit betreft onder meer de volgende activiteiten:
- Voorkomen en behandelen complicaties ten gevolge van de transplantatie.
- Monitoring en behandeling dysfunctie van transplantatie.
- Controle immuun suppressie.
- Screening infectieuze aandoeningen en maligniteiten.
- Uitvoering specifieke controles waaronder biopten, virale diagnostiek, et cetera.
Daarnaast mogen in het 1e jaar na de transplantatie reguliere controles en behandeling plaatsvinden in de niet-transplantatiecentra. Hieronder valt onder meer:
- Regulatie diabetes mellitus.
- Behandeling hypertensie.
- Diagnostiek en behandeling banale infecties.
- Hyperlipidemie.
- Aandoeningen steun- en bewegingsapparaat.
- Cardiovasculair risicomanagement.
Lid 17 onderdeel b subonderdeel 3:
Wanneer een hertransplantatie plaatsvindt binnen een lopend subtraject (fase 2 of fase 3) wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de hertransplantatie plaatsvindt en wordt een nieuw operatief subtraject geopend.
Lid 17 onderdeel b subonderdeel 4:
Er is alleen sprake van een nieuwe screeningsfase (fase 1) indien de besluitvorming na de 1e initiële screening niet tot aanmelding voor de wachtlijst heeft geleid en na verloop van tijd een nieuwe initiële screening wordt uitgevoerd.
Lid 17 onderdeel b subonderdeel 5
De transplantatie-gerelateerde zorgvragen betrekking hebbende op vroege complicaties (tijdens de looptijd van het operatieve fase 2 subtraject of binnen het eerst geopende nazorg traject van 120 dagen) maken onder meer onderdeel uit van het transplantatiezorgtraject:
- intercollegiale consultatie en medebehandeling door andere specialismen;
- (kleine) Ingrepen ter voorbereiding van de transplantatie zoals een vasculaire ingreep;
- behandeling van vroege chirurgische complicaties waaronder trombose, obstructie, wondinfectie, littekenbreuk, urineweginfectie, e.d.;
- behandeling van vroege medisch complicaties waaronder afstoting en infecties, primaire non-functie, geneesmiddelen toxiciteit e.d.;
- Second look;
- re-laparotomie voor bijvoorbeeld nabloeding, spoelen buik, verwijderen gazen, arteriële of portale thrombose;
- transplantectomie; maakt deel uit van het lopende subtraject. Als het een transplantectomie van een gecombineerde orgaantransplantatie betreft, wordt de diagnose van het nazorgtraject aangepast aan het nog resterende getransplanteerde orgaan;
- ureterreconstructie;
- vasculaire reconstructie;
- gefaseerd sluiten.
De late complicaties/effecten en/of niet transplantatie-gerelateerd; na het eerste nazorgtraject van 120 dagen vallen buiten het transplantatiezorgtraject:
- Zorgvragen die niet transplantatie-gerelateerd zijn zoals opportunistische infecties, cardiovasculaire events;
- Comorbiditeiten zoals diabetes, hypertensie, hepatitis C;
- Behandeling van osteoporose en andere nadelige effecten veroorzaakt door medicijngebruik in het nazorgtraject;
- Late gevolgen van het transplantatietraject zoals het ontstaan van maligniteiten.
Voor de dialyse geldt dat chronische dialyse voorafgaand aan een transplantatie via de gebruikelijke manier in een apart zorgtraject geregistreerd wordt. Acute dialyse tijdens de operatieve fase maakt onderdeel uit van het subtraject waarbinnen de transplantatie plaatsvindt. Als de dialyse tijdens de ic-periode plaatsvindt, wordt dit gedeclareerd via een add-on ic.
Zorg gedurende de wachtlijstperiode binnen een niet-transplantatiecentrum valt onder het ‘in conditie houden van de patiënt’ dat onderdeel is van het lopende zorgtraject gericht op de behandeling van de onderliggende ziekte (bijvoorbeeld: zorgtraject dialysezorg, zorgtraject levercirrose, et cetera); dit valt dus niet onder de transplantatiezorg.
Lid 17 onderdeel c en d: Het plaatsen van een lange termijn steunhart wordt beschouwd als een (voortraject) orgaantransplantatie. Dus ook bij het vervangen van een steunhart gelden deze sluitregels.
Artikel 23
Lid 2: Alle zorg die zorgverleners leveren wordt vastgelegd in zorgactiviteiten. In de meeste gevallen leidt een combinatie van verschillende zorgactiviteiten over een bepaalde periode tot een declarabel product (een dbc-zorgproduct). Er zijn echter ook zorgactiviteiten die op zichzelf tot een declarabel product leiden, dit zijn overige zorgproducten. De omschrijvingen van zorgactiviteiten die gedeclareerd worden middels dbc-zorgproducten gelden dus ook voor overige zorgproducten en andersom. Het zijn immers dezelfde zorgactiviteiten. Wel kunnen de registratie- en declaratiebepalingen van dbc-zorgproducten en overige zorgproducten verschillen. Dit staat echter los van de omschrijving van een zorgactiviteit.
Lid 5: Om overloopproblematiek te voorkomen worden zorgactiviteiten die niet vertaald kunnen worden naar nieuwe zorgactiviteiten niet per 1 januari van jaar t beëindigd, maar 120 dagen ná ingang van hun opvolgers. In deze periode bestaat overlap tussen de geldigheid van oude en nieuwe zorgactiviteiten. De openingsdatum van de subtrajecten is bepalend voor de zorgactiviteit die geregistreerd wordt. De oude zorgactiviteiten worden tijdens deze periode in trajecten met een openingsdatum in het oude jaar geregistreerd. De nieuwe zorgactiviteiten worden gebruikt voor trajecten die in het nieuwe jaar zijn geopend.
Artikel 24
Lid 1: Op het moment dat voor meerdere zorgvragen meerdere beroepsbeoefenaren vanuit verschillende specialismen hoofdbehandelaar zijn en tegelijkertijd een polikliniekbezoek hebben met de patiënt, dan is het toegestaan om voor deze verschillende beroepsbeoefenaren een polikliniekbezoek te registreren.
Lid 3: Na ontslag uit de kliniek worden, in geval van een poliklinisch vervolgtraject, herhaalpolikliniekbezoeken (190008 en 190013) geregistreerd.
Lid 6: Er is sprake van een verblijf indien is voldaan aan de definitie van een verpleegdag.
Lid 13: Indien meerdere beroepsbeoefenaren van een specialisme deelnemen aan het multidisciplinair overleg telt dit als één AGB-specialisme en wordt de zorgactiviteit dus slechts door één beroepsbeoefenaar per specialisme per multidisciplinair overleg worden vastgelegd.
Lid 16: Indien meerdere beroepsbeoefenaren van een specialisme deelnemen aan het multidisciplinair consult telt dit als één AGB-specialisme en wordt de zorgactiviteit dus slechts door één beroepsbeoefenaar per specialisme per multidisciplinair consult vastgelegd.
Lid 20: Van medebehandeling van een patiënt die klinisch is opgenomen op de PAAZ of PUK afdeling is geen sprake indien een medisch specialist (of arts assistent) die de poortfunctie uitvoert een patiënt behandelt in het kader van een zorgvraag voor ggz.
Lid 25: Onder ‘in het algemeen voorzienbaar’ wordt verstaan: dagbehandeling bij electieve zorg (vooraf ingepland).
Lid 28: Onder een voor verpleging ingerichte afdeling valt onder andere high/medium care. De polikliniek en spoedeisende hulp vallen hier niet onder.
Er is sprake van een overnachting als de patiënt opgenomen wordt vóór 0.00 uur en ontslag plaatsvindt ná 7.00 uur op de daaropvolgende kalenderdag. In tabel 2 zijn diverse situaties opgenomen die helderheid verschaffen over wat er geregistreerd wordt (ervan uitgaande dat aan alle overige voorwaarden uit de definitie wordt voldaan).
Lid 33: Voor de vastlegging van de specifieke activiteiten van de verpleging in de revalidatiezorg zijn specialistische verpleegkundige zorgactiviteiten beschikbaar. Klinisch verpleegkundigen mogen met uitzondering van deze specifieke zorgactiviteiten geen tijd registreren; deze tijd is standaard verdisconteerd in de verpleegdagen. Deze zorgactiviteiten betreffen direct patiëntgebonden tijd en geen indirect patiëntgebonden tijd. Het is niet toegestaan om directe tijd vast te leggen indien er geen direct contact is zoals bij een patiënt die zelfstandig traint zonder toezicht of bij een no-show.
Lid 34: Als voorbeeld van de afrondingsregel wordt een tijdsbesteding van 6 of 7 minuten geregistreerd als 5 minuten en een tijdsbesteding van 8 of 9 minuten geregistreerd als 10 minuten.
Lid 43: Indien sprake is van een afgebroken transplantatieoperatie waarbij de patiënt is opgenomen voor de transplantatieoperatie, de OK is voorbereid maar de geplande transplantatie op het laatste moment geen doorgang vindt dan wordt dit vastgelegd onder de operatieve fase. Echter als de patiënt wel is opgenomen maar de OK tijdig is gecanceld dan wordt dit niet als operatieve fase vastgelegd en valt dit nog onder de screening.
Lid 60: Onder ‘thuissituatie’ wordt verstaan een locatie buiten de muren van het ziekenhuis. Dat kan bijvoorbeeld een woonhuis zijn, of een zorginstelling die zorg verleent waarop aanspraak
bestaat ingevolge artikel 3.1.1 Wlz. Maar een thuissituatie kan ook een werklocatie, of sportlocatie zijn.
Lid 73: Waar in de regelgeving wordt gesproken over een ‘SKION-centrum’ wordt gedoeld op een centrum dat een SKION stratificatie heeft ontvangen voor een specifieke patiënt.
Artikel 26
Lid 2 onderdeel d: IC-dag type 1 en 2 verwijzen naar de verschillende rollen en verantwoordelijkheden van ic-locaties binnen een regionaal ic-netwerk, zoals beschreven in de Kwaliteitsstandaard Organisatie van Intensive Care van 2016. Type 1 verwijst naar de kleine ic-locaties, die samenwerken met de grote ic-locaties. Type 2 verwijst naar de grote ic-locaties, die binnen het netwerk hun uitgebreide ervaring, kennis en expertise van de ziekenhuisinstelling delen met andere ic's.
Lid 4 onderdeel b: De prestatie ‘Verkeerde bed’ wordt ten laste van de Wlz gebracht. De prestatieomschrijving en het tarief sluiten dan ook aan bij de regels voor de Wlz.
Artikel 27
lid 1 sub b: Periodieke huisbezoeken (079986) betreffen in de regel huisbezoeken in het kader van de begeleiding van een antistollingsbehandeling. Incidentele huisbezoeken (079987) vinden in de regel plaats op verzoek van de huisarts.
Artikel 29
Lid 9: De prestaties 190288 en 190289 betreffen alleen de zorg die onder de aanspraak van de Zvw valt. Verzekerden met een indicatie voor zorg op basis van de Wlz, zullen ook verpleging en verzorging ontvangen vanuit de Wlz. Slechts indien de verpleging bij Wlz cliënten onder directe aansturing van de medisch specialist plaatsvindt, valt deze binnen de aanspraak van de Zvw. Onder directe aansturing wordt verstaan dat de medisch specialist direct opdracht geeft voor de verpleegkundige handelingen, daarvoor aanwijzingen geeft, waarbij het toezicht en de mogelijkheid tot tussenkomst door de medisch specialist voldoende is geregeld.
Artikel 30
Lid 1: De afleiding vindt plaats op basis van de beslisbomen, -tabellen, en –afsluitregels die gelden op het moment van opening van het subtraject.
Lid 2 onderdeel a: Onder input wordt de data verstaan die aan een grouper wordt aangeboden, zoals een subtraject en zorgactiviteiten.
Lid 2 onderdeel e: er wordt uitsluitend meta-informatie bewaard.
Artikel 31
Lid 2: Instellingen die kaakchirurgie leveren vallen volgens de aanwijzing integrale tarieven onder instellingen voor medisch-specialistische zorg.
Lid 6: In het rapport ‘Beoordeling en verantwoording DBC pakket 2016 v20150701’ is meer informatie te vinden over wie verantwoordelijk is voor de bekostiging van geneesmiddelen die worden geleverd in een instelling voor (geriatrische) revalidatiezorg, maar bij een andere indicatie behoren dan waarvoor de patiënt in de revalidatie instelling is opgenomen.
Lid 6 onderdeel d: Op grond van dit artikel mag een buiten Nederland geregistreerd geneesmiddel worden gedeclareerd met het ZI nummer van het Nederlandse product. Dit is een noodoplossing voor onverwachte, niet planbare situaties. Vanzelfsprekend registreert de zorgaanbieder in het medisch dossier het geneesmiddel dat daadwerkelijk aan de patiënt is verstrekt/toegediend.
Artikel 32
De invoering van integrale tarieven per 2015 heeft geleid tot aanpassing van de tot dan toe geldende definitie van ‘onderlinge dienstverlening’. De reikwijdte van het begrip onderlinge dienstverlener is ruimer geworden, onder andere omdat het tot 1 januari 2015 bestaande zelfstandig declaratierecht van de vrijgevestigd medisch specialist niet meer bestaat. Zorg geleverd door een vrijgevestigd medisch specialist ten behoeve van een zorgverlener valt per 2015 onder de definitie van onderlinge dienstverlening. Voor onderlinge dienstverlening is één algemene prestatie (genaamd: ‘onderlinge dienstverlening’) vastgesteld met een vrij tarief. Dit houdt in dat hiermee alle denkbare (deel)prestaties respectievelijk activiteiten in rekening mogen worden gebracht die in het kader van onderlinge dienstverlening tussen zorgaanbieders (instellingen, natuurlijke personen, rechtspersonen, solisten, et cetera) plaatsvinden. Hiermee wordt het voor zorgaanbieders mogelijk om zelf te kiezen voor een vorm van vergoeding voor over en weer verleende diensten en geleverde prestaties.
Artikel 33
lid 14: De looptijd van het behandelprotocol voor hemato-oncologie middel en zwaar is twee jaar en voor de overige SKION behandelingen één jaar.
Artikel 34a
Lid 10: Als een zorgverlener een geneesmiddel toepast dat niet als add-ongeneesmiddel of ozp-stollingsfactor is opgenomen in de G-standaard, dan declareert de zorgverlener het geneesmiddel als onderdeel van een dbc-zorgproduct.
Lid 11: De toeslag in verband met chronische beademing betreft een vergoeding voor de extra middelen en de aanwezigheid van extra daartoe specifiek geschoold personeel, noodzakelijk voor het opvangen van calamiteiten die zich tijdens en als gevolg van de chronische beademing kunnen voordoen. Daarnaast bevat de toeslag een vergoeding voor de materiele kosten (toegediende zuurstof) voor de chronische beademing.
De toeslag is van toepassing voor iedere dag dat de patiënt gebruik maakt van beademing (dus ook gedeeltelijk gebruik: enkele uren per dag). Wanneer er sprake is van afbouw van beademing tot volledig stoppen van beademing, is de toeslag van toepassing voor de dagen dat er (gedeeltelijk) gebruik is gemaakt van beademing.
Artikel 34c
Van klinische fysiotherapie is sprake als een patiënt fysiotherapie ontvangt tijdens een klinische opname.
Aangezien de tarieven van de dbc-zorgproducten zijn opgeschoond voor poliklinische fysiotherapie, wordt poliklinische fysiotherapie, ook wanneer deze niet op verzoek van de eerste lijn wordt uitgevoerd, naast de dbc-zorgproducten gedeclareerd.
Artikel 34d
Lid 5: Met het afronden van het dichtstbijzijnde veelvoud van vijf minuten wordt bedoeld dat bijvoorbeeld voor dertien minuten zorg geleverd, vijftien minuten worden gedeclareerd en voor zes uur en twaalf minuten zorg geleverd, zes uur en tien minuten wordt gedeclareerd.
Artikel 36
Lid 1 onder m punt 7: Er is geen nieuwe verwijzing van een eerstelijnszorgaanbieder nodig op het moment dat het in het kader van de behandeling van de patiënt noodzakelijk is om de patiënt structureel terug te laten komen bij het specialisme. De patiënt is dus nog niet uitbehandeld bij het specialisme.
Lid 1 onder m punt 8: Dit type verwijzer wordt ook gebruikt voor een verwijzer uit het buitenland die geen AGB-code heeft en bij verwijzing door het RIVM voor een vervolgonderzoek naar aanleiding van het bevolkingsonderzoek darmkanker.
Lid 1 onder r: Over het vermelden van de uitvoerder bij de zorgactiviteit kunnen in het kader van taakherschikking lokale afspraken worden gemaakt. Voor een selectie van de zorgaanbieders geldt vanaf 1 januari 2016 een verplichting om de AGB-code te registreren bij declaratie. Hierbij wordt de volledige AGB-code van de zorgverlener geregistreerd (8 posities, zoals uitgegeven door Vektis).
Artikel 37
Lid 1 onderdeel d: De gebruikte eenheid is niet per definitie gelijk aan de verpakkingseenheid (bijvoorbeeld wanneer een verpakking voor meerdere patiënten gebruikt wordt; pooling).
lid 1 onderdeel f: Bij de declaratie van een (doorgeleverde) bereiding die bestaat uit een deel van een add-ongeneesmiddel, wordt het ZI-nummer van het bronproduct (add-ongeneesmiddel) op de declaratie vermeld. Dit geldt ook als er een aparte ZI-code bestaat voor de (doorgeleverde) bereiding.
Lid 1 onderdeel m: Met ingang van 1 januari 2017 is de indicatie geen onderdeel meer van een add-ongeneesmiddel/ozp-stollingsfactor prestatie. Dit betekent dat deze geneesmiddelen, ongeacht de indicatie, als add-on/ozp-stollingsfactor gedeclareerd moeten worden. Tegelijkertijd is de zorgaanbieder verplicht de indicatie, waarvoor het add-ongeneesmiddel/de ozp-stollingsfactor wordt ingezet, te vermelden op de factuur aan de zorgverzekeraar.
Onder ‘indicatie’ wordt verstaan:
- een on-label indicatie zoals opgenomen in de G-standaard, of
- een off-label indicatie zoals opgenomen in de G-standaard.
Onder ‘on-label’ wordt in deze beleidsregel verstaan: een indicatie waarvoor de Nederlandse of Europese registratieautoriteit een handelsvergunning heeft afgegeven (‘geregistreerde indicatie’), zoals opgenomen in de registratietekst (bijlage 1 Samenvatting van de productkenmerken van de EPAR, artikel 4.1 ‘Therapeutische indicaties’) behorend bij het te declareren geneesmiddel of, indien er meerdere producten zijn met dezelfde werkzame stof, behorend bij een ander dan het te declareren geneesmiddel met dezelfde werkzame stof. Het voorgaande betekent dat de zorgaanbieder een indicatie zoals opgenomen in de SmPC tekst van geneesmiddel 1 vermeldt op de factuur bij de declaratie van geneesmiddel 2, indien dit de indicatie is waarvoor het geneesmiddel 2 aan de patiënt is verstrekt.
Het is de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders om een nog niet in de G-standaard opgenomen off-label indicatie aan te melden als off-label indicatie bij het CIBG. De coördinatie hiervan verloopt via de Federatie van Medisch Specialisten (FMS).
lid 3: Indien een patiënt en een zorgaanbieder gezamenlijk een privacyverklaring als bedoeld in bijlage 9 van deze regeling hebben ondertekend, ontslaat dit de zorgaanbieder niet van de verplichting de betreffende zorgactiviteit(en) of indicatie(s), tezamen met een kopie van de ondertekende privacyverklaring, in zijn informatiesysteem vast te leggen (te registreren). Deze registratieverplichting geldt voor een periode van ten minste vijf jaar. De zorgaanbieder is gedurende deze periode verplicht de privacyverklaring op eerste verzoek van de zorgverzekeraar in diens bezit te stellen. Inzage door de zorgverzekeraar in de geregistreerde zorgactiviteit(en) en/of indicatie(s) bij aanwezigheid van een geldige privacyverklaring is slechts voorbehouden aan een medisch adviseur, dan wel een persoon die onder directe verantwoordelijkheid van die medisch adviseur handelt.
Artikel 38
Lid 3: De onderdelen die in deze bepalingen worden genoemd vormen de onderdelen zoals opgenomen in het sjabloon. Zorgverleners mogen het sjabloon letterlijk overnemen maar zijn daartoe niet verplicht. Het gaat erom dat de prijslijst de in het sjabloon genoemde onderdelen op een transparante wijze weergeeft.
Lid 4: De verplichting om per 15 november van jaar t ook de standaard prijslijst voor jaar t+1 bekend te maken, heeft als doel om consumenten in staat te stellen deze informatie mee te laten wegen in hun keuze voor een bepaalde zorgverzekeraar voor jaar t+1.
Artikel 39
Onder wijzigingen in de bedrijfsvoering vallen onder andere wijzigingen in NAW-gegevens, KvK-inschrijving, et cetera. Onder wijzigingen in de organisatiestructuur vallen onder andere samengaan/fusie met andere solist of instelling, beëindiging van de bedrijfsactiviteiten, faillissement, et cetera.