Uitgangspunt voor de vaststelling zijn het Uniform kader en de beleidsregel. Hiervoor geldt dat het aantal ingevulde personen en fte moeten voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4 en artikel 8 van de beleidsregel. Voor begripsbepalingen wordt verwezen naar artikel 1 van de beleidsregel. De accountant toetst de juistheid van het aantal ingevulde personen en fte inclusief de specifieke eisen die in artikel 4 en artikel 8 van de beleidsregel zijn opgenomen. In het bijzonder wordt hierbij aandacht gevraagd voor:
Hieronder staan de belangrijkste aandachtspunten ten aanzien van deze specifieke eisen vermeld. Op enkele punten wordt afgeweken van de beleidsregel. Waar dat van toepassing is, wordt dat expliciet vermeld.
3.2.1 Algemeen
a. De verantwoorde personen en fte moeten bij de juiste opleiding en in de juiste kolom worden verantwoord. Het betreft de kolommen realisatie instroom (in personen), realisatie instroom (in fte), doorstroom (in personen) en realisatie doorstroom (in fte).
b. De berekening van de realisatie per (medische) beroepsbeoefenaar in fte vindt als volgt plaats:
“Aantal uren opleiding volgens de personeels- of salarisadministratie van de zorgaanbieder” gedeeld door “uren reguliere werkweek overeenkomstig de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling”.
De accountant hoeft niet vast te stellen dat het aantal toegekende uren van de (medische) beroepsbeoefenaar aansluit met het aantal fte dat is opgenomen in het opleidingsregister.
Een rekenvoorbeeld:
Jantine is 1 september 2017 gestart met haar opleiding tot klinisch psycholoog. Ze heeft in 2017 voor 4 maanden opleiding gevolgd, dat staat gelijk aan 0,33 jaar. Ze is voor 32 uur per week in dienst, maar wordt 27 uur per week opgeleid (dit is het maximum conform het opleidingsregister). Uit de geldende cao blijkt dat een full time plaats 36 uur omvat. Het aantal fte dat voor Jantine in de aanvraag ingevuld mag worden is dan:
0,33 * 27 / 36 = 0,25 fte
Nog een rekenvoorbeeld:
Pieter is in een jaar fulltime in opleiding tot cardioloog in een UMC. Pieter is daar in dienst. Voor de fte bepaling in een UMC wordt een werkweek van 36 uur voor een AIOS gehanteerd. De tweede helft van het jaar (dat staat gelijk aan 0,5 jaar) doet Pieter zijn opleiding in een algemeen ziekenhuis, waar de cao een werkweek voor een AIOS van 38 uur omvat. De cao van het ziekenhuis waar Pieter in dienst is (het UMC met een 36- urige werkweek) blijft gedurende zijn opleidingsjaar leidend voor de fte berekening. De berekening voor het hele jaar is als volgt:
0,5 * 36/36 = 0,5 fte voor het eerste half jaar
0,5 * 36/36 = 0,5 fte voor het tweede half jaar
Totaal voor het jaar = 1 fte
Nog een rekenvoorbeeld:
Hans is in een jaar fulltime in opleiding tot cardioloog in een algemeen ziekenhuis. Hans is daar in dienst. Voor de fte bepaling in een algemeen ziekenhuis wordt een werkweek van 38 uur voor een AIOS gehanteerd.. De tweede helft van het jaar (dat staat gelijk aan 0,5 jaar) zet Hans zijn opleiding voort in een UMC, waar de cao een werkweek van 36 uur voor een AIOS omvat. De cao van het ziekenhuis waar Hans in dienst is, is leidend voor de fte berekening. De berekening voor het hele jaar is als volgt:
0,5 * 38/38 = 0,5 fte voor het eerste half jaar
0,5 * 38/38 = 0,5 fte voor het tweede half jaar
Totaal voor het jaar = 1 fte
c. De realisatie is het aantal uren dat de (medische) beroepsbeoefenaar in het jaar 2017 feitelijk aan opleiding heeft gevolgd volgens de administratie van de opleidende zorgaanbieder, uitgedrukt in fte. Deze feitelijke realisatie wordt bepaald tot een maximum overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling van de opleidende zorgaanbieder waar de (medische) beroepsbeoefenaar zijn formeel dienstverband heeft.
d. Bij de berekening van het aantal fte worden boventallige (medisch) specialisten in opleiding als niet subsidiabel aangemerkt en derhalve niet meegenomen in de aanvraag. Een boventallige (medisch) specialist in opleiding is iemand die is ingestroomd voor eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder of voor rekening van derden. Deze (medisch) specialist in opleiding is niet subsidiabel en de zorgaanbieder kan voor deze (medisch) specialist in opleiding geen beschikbaarheidbijdrage ontvangen.
e. De accountant stelt vast dat in de verantwoording alleen personen zijn opgenomen die als subsidiabel zijn opgenomen in het opleidingsregister als bedoeld in artikel 4.2a van de beleidsregel. Niet-subsidiabele personen mogen niet opgenomen zijn in de verantwoording. Hierbij hoeft geen aansluiting te worden gemaakt met de berekening van het aantal fte in het opleidingsregister. Op grond van artikel 4.2a van de beleidsregel is de opleidende zorgaanbieder verantwoordelijk voor het juist en tijdig laten registreren van de opleidingsgegevens van de (medisch) specialist in opleiding bij de registratiecommissie en de opleidingsinstellingen als genoemd in artikel 1.2 van de beleidsregel. Indien sprake is van afwijkingen in het aantal subsidiabele personen dient de opleidende zorgaanbieder een toelichting bij het formulier op te nemen. De accountant dient deze toelichting te betrekken bij zijn onderzoek.
De subsidiabiliteit van de opleideling op basis van de gegevens van het opleidingsregister dient op basis van de volgende uitgangspunten te worden vastgesteld:
De subsidiabiliteit van de opleideling in het opleidingsregister
Registratiecommissie
|
Hoe wordt in het opleidingsregister inzichtelijk of een opleideling op een subsidiabele plek wordt opgeleid?
|
Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)
|
Indien bij de opleideling niet de toelichting “boventallig” of “gefinancierd buiten het opleidingsfonds” of “AIOS Defensie” is opgenomen in de kolom ‘bijzonderheid’ van de registratie, is er sprake van een subsidiabele plaats.
|
Stichting Opleiding Klinisch Fysicus (OKF)
|
Alle in de registratie opgenomen opleidelingen hebben betrekking op subsidiabele personen. Niet subsidiabele personen zijn niet in de registratie opgenomen.
|
Specialisten Registratiecommissie van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (SRC KNMP)
|
Indien geen toelichting met “boventallig” in de registratie van de opleideling is opgenomen, is sprake van een subsidiabele plaats.
|
Registratiecommissie van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC)
|
Alle in de registratie opgenomen opleidelingen hebben betrekking op subsidiabele personen. Niet subsidiabele personen zijn niet in de registratie opgenomen.
|
Registratiecommissie Tandheelkundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (RTS KNMT)
|
Indien van de opleideling niet de toelichting “boventallig” of “gefinancierd buiten het opleidingsfonds” of “AIOS Defensie” is opgenomen in de kolom ‘bijzonderheid’ van de registratie, is er sprake van een subsidiabele plaats.
|
Commissie Registratie en Toezicht (CRT) van de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten (FGzPt)
|
In het register is bij de opleideling specifiek vermeld of sprake is van een subsidiabele of niet-subsidiabele plaats.
|
Registratiecommissie Specialismen Verpleegkunde (RSV) Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)
|
Alle in de registratie opgenomen opleidelingen hebben betrekking op subsidiabele personen. Niet subsidiabele personen zijn niet in de registratie opgenomen.
|
De betrouwbaarheid van het opleidingenregister valt buiten de reikwijdte van het onderzoek van de accountant.
f. Eén persoon mag maximaal met 1 fte worden ingevuld op het formulier.
3.2.2 Aanvullende voorwaarden
De accountant dient vast te stellen of de opleidende zorgaanbieder de volgende aanvullende voorwaarden overeenkomstig de beleidsregel in acht heeft genomen bij het opstellen van het formulier:
a. De beschikbaarheidbijdrage kan, naast de in artikel 4.7 van de beleidsregel genoemde omstandigheden, lager worden vastgesteld door de NZa. Op het moment dat een (medisch) beroepsoefenaar in opleiding door één van de onderstaande redenen (tijdelijk) de opleiding niet volgt dan wel wordt uitgeschreven, kan het recht op een bijdrage (naar rato) vervallen voor:
- De tijd die (medische) beroepsbeoefenaren in opleiding besteden aan activiteiten die buiten de opleiding vallen, zoals het verrichten van onderzoek welke niet als opleiding in de administratie van de zorgaanbieder is opgenomen.
- De tijd die moet worden toegerekend aan onderdelen van de opleiding die de (medische) beroepsbeoefenaar uit hoofde van vrijstellingen door eerder gevolgde opleidingen niet behoeft te volgen.
- (Medische) beroepsbeoefenaars in opleiding die zijn ingestroomd voor eigen rekening, voor rekening van de opleidende zorgaanbieder of voor rekening van derden (de zogenaamde boventallige opleidelingen). Er wordt ook geen vergoeding verstrekt voor deze (medische) beroepsbeoefenaars in opleiding in latere jaren. Uitzondering op dit laatste vormt de (medische) beroepsbeoefenaar waarvoor later een instroomplaats in het verdeelplan van de opleidende zorgaanbieder is toegewezen.
- De periode dat een (medische) beroepsbeoefenaar in opleiding met een doorstroomplaats stopt met de opleiding. Dit wordt aangemerkt als uitval. De (medische) beroepsbeoefenaar mag niet worden vervangen. Uitzonderingen hierop zijn:
- - De opleiding tot huisarts in het geval van zwangerschaps- en bevallingsverlof. Deze tijd mag blijven meetellen bij het gerealiseerde aantal fte.
- - Uitval als gevolg van langdurige ziekte. Deze mag wel meetellen bij het gerealiseerde aantal fte indien de opleidende zorgaanbieder een loonbetalingsverplichting heeft.
- - Wanneer er sprake is van onderbreking gedurende een geschil. De periode van onderbreking telt mee bij het gerealiseerde aantal fte indien de zorgaanbieder een loonbetalingsverplichting heeft.
De hierboven genoemde drie uitzonderingen gelden ook bij instroomplaatsen. Deze periodes tellen wel mee bij het aantal gerealiseerde fte.
b. Een medisch beroepsbeoefenaar in opleiding (met uitzondering van de gz-opleidingen) kan een deel van de opleiding buiten Nederland volgen, mits er vooraf toestemming is van de registratiecommissie en wordt voldaan aan de voorwaarden in artikel 8.1, lid e van de beleidsregel.
c. Substitutie van toegewezen fte’s tussen soorten zorgopleidingen alsmede substitutie van fte’s tussen de categorieën instroom en doorstroom is niet mogelijk.Het is wel mogelijk dat een boventallige doorstromer instroomt op een rechtmatige instroomplek. De betreffende (medisch) specialist in opleiding kan vervolgens na afloop van het jaar dat hij op een rechtmatige plek instroomt, subsidiabel doorstromen.
d. Het is mogelijk dat een (medisch) specialist in opleiding om inhoudelijke redenen binnen zijn instroomjaar een doorstromer wordt, overeenkomstig artikel 1.10 b van de beleidsregel. Wanneer dit gepaard gaat met een overstap naar een andere opleidende zorgaanbieder, kan de opleidende zorgaanbieder die opgenomen is in het verdeelplan niet het volledige aan hem toegewezen aantal instroom fte claimen.
e. Op grond van artikel 8.1d van de beleidsregel dient de opleidende zorgaanbieder een toelichting bij het formulier op te nemen indien het aantal verantwoorde doorstroomplaatsen (medisch) specialist hoger uitvalt dan vastgesteld in het verdeelplan voor de opleidingen huisarts, specialist ouderengeneeskunde en arts verstandelijk gehandicapten t.b.v. SBOH en de opleiding sportarts t.b.v. de SBOS.
f. Indien een (medisch) specialist in opleiding in dienst is bij het ministerie van Defensie, wordt het salaris van deze (medisch) specialist in opleiding door het ministerie van Defensie betaald. Op het aanvraagformulier moet in een bijlage per (medisch) specialist in opleiding aangegeven worden wat het salaris is dat door het ministerie van Defensie is uitbetaald en voor hoeveel fte deze persoon is opgeleid in het betreffende jaar. De accountant controleert of de salarisopgave aansluit op het salaris volgens de salarisadministratie en bijgevoegd is.