De Verdragsluitende Regeringen,
Verlangende uniforme beginselen en regels vast te stellen met betrekking tot de grenzen waartoe schepen op internationale reizen, gelet op de noodzaak van de beveiliging van mensenlevens en goederen op zee, mogen worden geladen;
Overwegende dat dit doel het best kan worden bereikt door het sluiten van een Verdrag;
Zijn overeengekomen als volgt:
Artikel
1
Algemene verplichting krachtens het Verdrag
1. De Verdragsluitende Regeringen verbinden zich uitvoering te geven aan de bepalingen van dit Verdrag en de daarbij behorende Bijlagen, die geacht worden een integrerend deel te vormen van dit Verdrag. Elke verwijzing naar dit Verdrag sluit in zich een gelijktijdige verwijzing naar de Bijlagen.
relaties0 2. De Verdragsluitende Regeringen verbinden zich alle maatregelen te nemen, die nodig kunnen zijn voor de tenuitvoerlegging van dit Verdrag.
relaties0
relaties0
Artikel
2
Begripsomschrijvingen
Bij de toepassing van dit Verdrag wordt, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:
1.„Voorschriften”: de Voorschriften opgenomen in de bijlagen behorende bij dit Verdrag.
relaties0
2.„Administratie”: de Regering van de Staat wiens vlag het schip voert.
relaties0
3.„Goedgekeurd”: goedgekeurd door de Administratie.
relaties0
4.„Internationale reis”: een zeereis van een land waarop dit Verdrag van toepassing is naar een haven, gelegen buiten dat land of omgekeerd. Te dien einde wordt elk gebied voor welks internationale betrekkingen een Verdragsluitende Regering verantwoordelijk is of waarover de Verenigde Naties als gezagsorgaan het beheer uitoefenen als een afzonderlijk land beschouwd.
relaties0
5.„Vissersvaartuig”: een schip gebruikt voor het vangen van vis, walvissen, zeehonden, walrussen of andere levende rijkdommen van de zee.
relaties0
6.„Nieuw schip”: een schip waarvan de kiel is gelegd, of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevindt, op of na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag voor iedere Verdragsluitende Regering.
relaties0
7.„Bestaand schip”: een schip dat geen nieuw schip is.
relaties0
8.„Lengte”: 96 procent van de totale lengte op een waterlijn op 85 percent van de kleinste holte naar de mal gemeten van de bovenzijde van de kiel of de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn, indien deze lengte groter is. Wanneer de voorstevencontour boven de lastlijn op 85 procent van de kleinste holte naar de mal concaaf van vorm is, moet worden aangenomen dat het voorlijk gelegen eindpunt van de lengte en de voorzijde van de voorsteven samenvallen met de verticale projectie van het meest achterlijk gelegen punt van de voorstevencontour (boven die lastlijn) op die lastlijn. Bij schepen welke met stuurlast ontworpen zijn, moet de waterlijn waarop deze lengte wordt gemeten, evenwijdig aan de ontwerplastlijn worden genomen.
relaties0
9.„Verjaardatum”: de dag en de maand van elk jaar overeenkomend met de datum van verstrijken van het desbetreffende certificaat.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
3
Algemene bepalingen
1. Na de datum waarop dit Verdrag in werking treedt, mag geen schip waarop dit Verdrag van toepassing is, zee kiezen om een internationale reis te ondernemen, tenzij het overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag is onderzocht, van merken voorzien, alsmede voorzien van een Internationaal Certificaat van Uitwatering of, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, van een Internationaal Certificaat van Vrijstelling betreffende de Uitwatering.
relaties0 2. Geen bepaling van dit Verdrag verbiedt een Administratie een groter vrijboord voor te schrijven dan het overeenkomstig Bijlage I bepaalde minimumvrijboord.
relaties0
relaties0
Artikel
4
Toepasselijkheid
1. Dit Verdrag is van toepassing op:
a.schepen die zijn geregistreerd in landen waarvan de Regering een Verdragsluitende Regering is;
relaties0
b.schepen die zijn geregistreerd in gebieden waarop dit Verdrag krachtens
artikel 32 eveneens van toepassing is;
relaties0
c.ongeregistreerde schepen die de vlag voeren van een Staat waarvan de Regering een Verdragsluitende Regering is.
relaties0
relaties0 2. Dit Verdrag is van toepassing op schepen die internationale reizen maken.
relaties0 3. Tenzij uitdrukkelijk anderszins bepaald, zijn de in
Bijlage I vervatte voorschriften van toepassing op nieuwe schepen.
relaties0 4. Bestaande schepen die niet geheel voldoen aan de in
Bijlage I vervatte Voorschriften of aan enig deel daarvan, dienen tenminste te voldoen aan de minder stringente overeenkomstige voorschriften die door de Administratie vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag werden toegepast op schepen die internationale reizen maken; in geen geval mag worden geëist dat het vrijboord van deze schepen wordt vergroot. Ten einde het voordeel te kunnen genieten van een geringer vrijboord dan hetwelk voorheen werd voorgeschreven, dienen bestaande schepen aan alle vereisten van dit Verdrag te voldoen.
relaties0 5. De in
Bijlage II vervatte Voorschriften zijn van toepassing op nieuwe en bestaande schepen waarop dit Verdrag van toepassing is.
relaties0
relaties0
Artikel
5
Uitzonderingen
1. Dit Verdrag is niet van toepassing op:
b.nieuwe schepen met een lengte van minder dan 24 m (79 voet);
relaties0
c.bestaande schepen met een bruto inhoud van minder dan 150 ton;
relaties0
d.pleziervaartuigen die niet voor handelsdoeleinden worden gebruikt;
relaties0
relaties0 2. Geen der bepalingen van dit Verdrag is van toepassing op schepen die uitsluitend varen op:
a.de Grote Meren van Noord-Amerika en de rivier de St. Laurens niet verder oostelijk dan de loxodroom getrokken van Cap des Rosiers naar West Point op het eiland Anticosti en aan de noordzijde van het eiland Anticosti tot de meridiaan van 63° Westerlengte;
relaties0
c.de Rio de la Plata en de rivieren Parana en Uruguay niet verder oostelijk dan tot de loxodroom getrokken van Punta Rasa (Cabo San Antonio) in Argentinië naar Punta del Este in Uruguay.
relaties0
relaties0
relaties0
Artikel
6
Vrijstellingen
1. Schepen die internationale reizen maken tussen naburige havens van twee of meer Staten kunnen door de Administratie worden vrijgesteld van de bepalingen van dit Verdrag zolang zij deze reizen blijven maken, indien de Regeringen van de Staten waarin deze havens zijn gelegen ervan overtuigd zijn dat de beschutte aard van de route of de omstandigheden waaronder reizen tussen zodanige havens plaatshebben, de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag het onredelijk of praktisch niet wel uitvoerbaar maken de bepalingen van dit Verdrag toe te passen op schepen die zodanige reizen ondernemen.
relaties0 2. De Administratie kan elk schip waarin nieuwe voorzieningen zijn opgenomen, vrijstellen van die bepalingen van dit Verdrag waarvan de toepassing het onderzoek inzake de verbetering van deze nieuwe voorzieningen en de invoering ervan op schepen die internationale reizen maken ernstig zou kunnen belemmeren. Ieder zodanig schip dient evenwel te voldoen aan veiligheidseisen die naar het oordeel van de Administratie voldoende zijn met het oog op de dienst waarvoor het schip is bestemd en die zodanig zijn dat zij de algemene veiligheid van het schip verzekeren en aanvaardbaar zijn voor de Regeringen van de Staten die door het schip worden bezocht.
relaties0 3. De Administratie die krachtens de leden 1 en 2 van dit artikel een vrijstelling toestaat, deelt aan de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (hierna te noemen de Organisatie) bijzonderheden omtrent deze vrijstelling en de beweegredenen daarvoor mede, welke inlichtingen door de Organisatie aan de Verdragsluitende Regeringen ter kennis worden gebracht.
relaties0 4. Een schip dat onder normale omstandigheden geen internationale reizen maakt, doch dat in bijzondere omstandigheden een enkele internationale reis dient te maken, kan door de Administratie van een of meer bepalingen van dit Verdrag worden vrijgesteld, mits het voldoet aan veiligheidseisen die naar het oordeel van die Administratie voldoende zijn voor de reis die door dat schip wordt ondernomen.
relaties0
relaties0
Artikel
7
Overmacht
1. Een schip dat op het ogenblik van het vertrek voor een reis niet is onderworpen aan de bepalingen van dit Verdrag, mag niet wegens afwijking van de voorgenomen reis tengevolge van slecht weer of enige andere vorm van overmacht aan deze bepalingen worden onderworpen.
relaties0 2. Bij toepassing van de bepalingen van dit Verdrag houdt de Administratie behoorlijk rekening met elke afwijking van de route, of elke vertraging door een schip ondervonden, tengevolge van slecht weer of enige andere vorm van overmacht.
relaties0
relaties0
Artikel
8
Gelijkwaardige voorzieningen
1. De Administratie kan toestaan dat een bepaald onderdeel, materiaal, instrument of toestel wordt aangebracht, of dat een bepaalde andere voorziening op een schip wordt getroffen, die niet door dit Verdrag wordt voorgeschreven, indien zij door beproeving daarvan of anderszins ervan overtuigd is dat zulk een onderdeel, materiaal, instrument of toestel of zulk een voorziening tenminste even doelmatig is als hetgeen is voorgeschreven door het Verdrag.
relaties0 2. De Administratie die hetzij een onderdeel, materiaal, instrument of toestel, hetzij een voorziening toestaat verschillend van hetgeen door dit Verdrag is voorgeschreven, doet aan de Organisatie gegevens daaromtrent, vergezeld van een verslag over uitgevoerde proefnemingen, toekomen voor kennisgeving aan de Verdragsluitende Regeringen.
relaties0
relaties0
Artikel
9
Goedkeuringen voor experimentele doeleinden
1. Geen der bepalingen van dit Verdrag verbiedt een Administratie ten aanzien van een schip waarop dit Verdrag van toepassing is, bijzondere voorzieningen voor experimentele doeleinden goed te keuren.
relaties0 2. Een Administratie die een zodanige voorziening goedkeurt deelt aan de Organisatie bijzonderheden daaromtrent mede voor kennisgeving aan de Verdragsluitende Regeringen.
relaties0
relaties0
Artikel
10
Reparaties, veranderingen en wijzigingen
1. Een schip dat reparaties, veranderingen of wijzigingen, alsmede de daarmede verband houdende aanpassingen, ondergaat, dient tenminste te blijven voldoen aan de eisen die voordien voor dat schip golden. Een bestaand schip dient in dat geval in de regel niet in geringere mate dan voordien te voldoen aan de eisen voor nieuwe schepen.
relaties0 2. Reparaties, veranderingen en wijzigingen van grote omvang, alsmede de daarmede verband houdende aanpassingen, dienen te voldoen aan de eisen voor een nieuw schip voor zover de Administratie zulks redelijk en praktisch uitvoerbaar acht.
relaties0
relaties0
Artikel
11
Vaarzones en vaargebieden
1. Een schip waarop dit Verdrag van toepassing is moet voldoen aan de voorschriften die op dat schip in de vaarzones en vaargebieden omschreven in
Bijlage II van toepassing zijn.
relaties0 2. Een haven liggende op de grens tussen twee vaarzones of vaargebieden wordt beschouwd als te liggen binnen de vaarzone of het vaargebied vanwaar het schip komt of waarheen het vertrekt.
relaties0
relaties0
Artikel
12
Onderdompeling
1. Behoudens in de gevallen voorzien in de leden 2 en 3 van dit artikel, mogen de van toepassing zijnde uitwateringslijnen aan de zijden van het schip overeenkomende met het jaargetij en de vaarzone of het vaargebied waarin het schip zich bevindt op geen enkel tijdstip wanneer het schip uitvaart, tijdens de reis of bij aankomst zijn ondergedompeld.
relaties0 2. Wanneer een schip zich bevindt in zoetwater waarvan het soortelijk gewicht gelijk is aan één, mag de van toepassing zijnde uitwateringslijn zijn ondergedompeld tot op een diepte die overeenkomt met de correctie voor zoetwater aangegeven in het Internationale Certificaat van Uitwatering. Wanneer het soortelijk gewicht niet gelijk is aan één wordt een correctie toegepast evenredig aan het verschil tussen 1,025 en het werkelijk soortelijk gewicht.
relaties0 3. Wanneer een schip een haven verlaat, die aan een rivier of aan binnenwateren is gelegen, is het toegestaan zoveel dieper af te laden als overeenkomt met het gewicht van de brandstof en van alle andere stoffen verbruikt tussen de plaats van afvaart en de zee.
relaties0
relaties0
Artikel
13
Onderzoeken en het aanbrengen van merken
Het onderzoek en de inspectie van schepen en het aanbrengen van merken daarop worden met het oog op de tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit Verdrag en het verlenen van vrijstelling daarvan, verricht door ambtenaren van de Administratie. De Administratie kan evenwel onderzoeken en het aanbrengen van merken opdragen, hetzij aan speciaal voor dit doel benoemde toezicht houdende ambtenaren, hetzij aan door haar erkende organisaties. In elk geval waarborgt de betrokken Administratie zonder voorbehoud de volledigheid en de doeltreffendheid van onderzoeken en het aanbrengen van merken.
relaties0relaties0
Artikel
14
Eerste onderzoek, hernieuwde onderzoeken en jaarlijkse onderzoeken
1. Een schip wordt onderworpen aan de onderzoeken als hieronder aangegeven:
a)Een eerste onderzoek vóór het schip in dienst wordt gesteld, hetwelk dient in te houden een volledige inspectie van zijn constructie en uitrusting voor zover hieraan door dit Verdrag eisen worden gesteld. Het onderzoek dient zodanig te zijn dat wordt gewaarborgd dat de inrichting, het materiaal en de verbanddelen ten volle voldoen aan de eisen van dit Verdrag.
relaties0
b)Een hernieuwd onderzoek dat wordt verricht met inachtneming van door de Administratie vast te stellen tussenpozen, die niet langer mogen zijn dan vijf jaar, behalve wanneer
artikel 19, tweede, vijfde, zesde en zevende lid van toepassing zijn, dat zodanig dient te zijn dat wordt gewaarborgd dat de constructie, de uitrusting, de inrichting, het materiaal en de verbanddelen ten volle voldoen aan de eisen van dit Verdrag.
relaties0
c)Een jaarlijks onderzoek binnen 3 maanden voor of na de verjaardatum van het certificaat, ten einde vast te stellen dat
(i)geen veranderingen in de romp of in de bovenbouw zijn aangebracht, die van invloed zijn op de berekeningen tot vaststelling van de plaats van de uitwateringslijn;
relaties0
(ii)de onderdelen en middelen voor de bescherming van openingen, de verschansing of het relingwerk, de waterloospoorten en de toegangen tot de verblijven van de bemanning in deugdelijke staat zijn gehouden;
relaties0
(iii)de diepgangsmerken juist en op onwisbare wijze zijn aangebracht;
relaties0
relaties0
relaties0 2. De jaarlijkse onderzoeken bedoeld in het eerste lid, letter (c) van dit artikel worden aangetekend op de rugzijde van het Internationale Certificaat van Uitwatering of van het Internationale Certificaat van Vrijstelling betreffende de Uitwatering dat wordt afgegeven ten behoeve van een schip dat vrijstelling geniet krachtens artikel 6, tweede lid van dit Verdrag.
relaties0
relaties0
Artikel
15
Handhaving van de toestand na het onderzoek
Nadat een onderzoek van het schip krachtens artikel 14 is voltooid, mogen in de constructie, de uitrusting, de inrichting, het materiaal of de verbanddelen waarop het onderzoek betrekking heeft, geen veranderingen worden aangebracht dan na goedkeuring door de Administratie.
relaties0relaties0
Artikel
16
Afgifte van certificaten
1. Ten behoeve van ieder schip dat is onderzocht en waarop een merk is aangebracht overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag wordt een Internationaal Certificaat van Uitwatering afgegeven.
relaties0 2. Ten behoeve van ieder schip waaraan vrijstelling is verleend krachtens
lid 2 of lid 4 van artikel 6 wordt een Internationaal Certificaat van Vrijstelling betreffende de Uitwatering afgegeven.
relaties0 3. Deze certificaten worden afgegeven door de Administratie of een door haar behoorlijk gemachtigde persoon of organisatie. In ieder geval aanvaardt de Administratie de volle verantwoordelijkheid voor het certificaat.
relaties0
relaties0
Artikel
17
Afgifte van of aantekeningen op certificaten door een andere Regering
1. Een Verdragsluitende Regering kan op verzoek van een andere Verdragsluitende Regering maatregelen nemen dat een schip wordt onderzocht en, indien zij ervan overtuigd is dat aan de bepalingen van dit Verdrag wordt voldaan, geeft zij overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag ten behoeve van het schip een Internationaal Certificaat van Uitwatering af, of verleent machtiging tot deze afgifte, dan wel plaatst een aantekening op de rugzijde van het certificaat van het schip of verleent machtiging tot het plaatsen van een aantekening op de rugzijde.
relaties0 2. Een afschrift van het certificaat, een afschrift van het verslag van het onderzoek gebruikt voor de berekening van het vrijboord, alsmede een afschrift van de berekeningen dienen zo spoedig mogelijk aan de verzoekende Regering te worden toegezonden.
relaties0 3. Een op deze wijze afgegeven certificaat dient een verklaring te bevatten inhoudende dat het is afgegeven op verzoek van de Regering van de Staat wiens vlag het schip voert of zal gaan voeren; dit certificaat bezit dezelfde rechtskracht en geniet dezelfde erkenning als een krachtens
artikel 16 afgegeven certificaat.
relaties0 4. Ten behoeve van een schip dat de vlag voert van een Staat waarvan de Regering geen Verdragsluitende Regering is mag geen Internationaal Certificaat van Uitwatering worden afgegeven.
relaties0
relaties0
Artikel
18
Vorm van het certificaat
De certificaten worden opgemaakt in de vorm overeenkomstig de modellen opgenomen in Bijlage III bij dit Verdrag. Indien de gebruikte taal noch Engels noch Frans is, dient een vertaling in een van deze twee talen te worden bijgevoegd.
relaties0relaties0
Artikel
19
Looptijd en geldigheid der certificaten
1. Een Internationaal Certificaat van Uitwatering wordt afgegeven voor een door de Administratie vast te stellen tijdvak dat niet langer mag zijn dan vijf jaar.
relaties0 2.
a)Niettegenstaande het bepaalde in het eerste lid is, wanneer het hernieuwde onderzoek wordt voltooid binnen 3 maanden voor de vervaldatum van het bestaande certificaat, het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek tot een datum uiterlijk vijfjaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat.
relaties0
b)Wanneer het hernieuwde onderzoek is voltooid na de vervaldatum van het bestaande certificaat is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek tot een datum uiterlijk vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat.
relaties0
c)Wanneer het hernieuwde onderzoek wordt voltooid meer dan drie maanden voor de vervaldatum van het bestaande certificaat is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek.
relaties0
relaties0 3. Indien een certificaat wordt afgegeven voor een tijdvak korter dan vijf jaar kan de Administratie de geldigheidsduur van een certificaat tot na de vervaldatum verlengen tot het in het eerste lid aangegeven maximum tijdvak, mits de in
artikel 14 bedoelde jaarlijkse onderzoeken die van toepassing zijn wanneer een certificaat wordt afgegeven voor een tijdvak van 5 jaar naar behoren worden verricht.
relaties0 4. Indien na het in
artikel 4, eerste lid, letter b bedoelde hernieuwde onderzoek geen nieuw certificaat ten behoeve van het schip kan worden afgegeven vóór de vervaldatum van het bestaande certificaat, kan de persoon of de organisatie die het onderzoek verricht de geldigheidsduur van het bestaande certificaat verlengen voor een tijdvak van ten hoogste 5 maanden. Deze verlenging wordt aangetekend op de rugzijde van het certificaat en wordt slechts verleend indien er geen veranderingen hebben plaats gehad in de constructie, de uitrusting, de inrichting, het materiaal of de verbanddelen die van invloed zijn op het vrijboord van het schip.
relaties0 5. Indien een schip zich op het tijdstip waarop een certificaat zijn geldigheid verliest niet in een haven bevindt waar het moet worden onderzocht, kan de Administratie de geldigheidsduur van het certificaat verlengen, maar deze verlenging wordt uitsluitend verleend om het schip in staat te stellen zijn reis naar de haven waar het moet worden onderzocht te voltooien en dan uitsluitend in gevallen waarin het juist en redelijk voorkomt zulks te doen. Een certificaat mag niet worden verlengd voor een tijdvak langer dan 3 maanden en een schip ten behoeve waarvan een verlenging is verleend, is bij zijn aankomst in de haven waar het moet worden onderzocht, niet gerechtigd uit hoofde van een zodanige verlenging die haven te verlaten zonder een nieuw certificaat. Wanneer het hernieuwde onderzoek is voltooid, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk 5 jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat voordat de verlenging werd verleend.
relaties0 6. Een certificaat afgegeven ten behoeve van een schip dat korte reizen maakt en dat niet is verlengd ingevolge de voorgaande bepalingen van dit artikel kan door de Administratie worden verlengd met een tijdvak van uitstel van ten hoogste één maand na de op het certificaat vermelde vervaldatum. Wanneer het hernieuwde onderzoek is voltooid, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk 5 jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat voordat de verlenging werd verleend.
relaties0 7. In bijzondere omstandigheden, zoals bepaald door de Administratie, behoeft een nieuw certificaat niet te worden gedateerd te rekenen van de vervaldatum van het bestaande certificaat zoals voorgeschreven in het eerste, vijfde en zesde lid. In deze bijzondere omstandigheden is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijf jaar na de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek.
relaties0 8. Indien een jaarlijks onderzoek is voltooid vóór het in
artikel 14 aangegeven tijdvak:
a)wordt de verjaardatum op het certificaat door een aantekening op de rugzijde gewijzigd in een datum ten hoogste 3 maanden na de datum waarop het onderzoek was voltooid;
relaties0
b)wordt het in
artikel 14 voorgeschreven volgende jaarlijkse onderzoek voltooid met de in dat artikel voorgeschreven tussenpozen met inachtneming van de nieuwe verjaardatum;
relaties0
c)kan de vervaldatum onveranderd blijven mits er een of meer jaarlijkse onderzoeken zijn verricht zodat de maximumtussenpozen tussen de in
artikel 14 voorgeschreven onderzoeken niet worden overschreden.
relaties0
relaties0 9. Een Internationaal Certificaat van Uitwatering verliest zijn geldigheid indien zich een der volgende omstandigheden voordoet:
a)de romp of de bovenbouw van het schip hebben ingrijpende veranderingen ondergaan van die aard dat de vaststelling van een groter vrijboord noodzakelijk is;
relaties0
d)de sterkte van de constructie van het schip is zoveel geringer geworden dat het onveilig is.
relaties0
relaties0 10.
a)De geldigheidsduur van een Internationaal Certificaat van Vrijstelling betreffende de Uitwatering afgegeven door een Administratie ten behoeve van een schip dat vrijstelling geniet krachtens
artikel 6, tweede lid, mag niet meer dan vijf jaar bedragen. Een dergelijk certificaat is onderworpen aan de procedures betreffende verlenging, endossering, tijdelijke verlenging en intrekking van dezelfde aard als die waarin krachtens dit artikel wordt voorzien ten aanzien van een Internationaal Certificaat van Uitwatering.
relaties0
b)De geldigheidsduur van een Internationaal Certificaat van Vrijstelling betreffende de Uitwatering dat is afgegeven ten behoeve van een schip dat vrijstelling geniet krachtens
artikel 6, vierde lid is beperkt tot de reis waarvoor het is afgegeven.
relaties0
relaties0 11. Een door de Administratie ten behoeve van een schip afgegeven certificaat houdt op geldig te zijn bij overdracht van zulk een schip onder de vlag van een andere Staat.
relaties0
relaties0
Artikel
20
Erkenning van certificaten
De onder gezag van een Verdragsluitende Regering overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag afgegeven certificaten worden door de andere Verdragsluitende Regeringen erkend en voor alle doelstellingen waarop dit Verdrag betrekking heeft, beschouwd als dezelfde rechtskracht te bezitten als door hen afgegeven certificaten.
relaties0relaties0
Artikel
21
Toezicht
1. Schepen in het bezit van een certificaat afgegeven krachtens
artikel 16 of
artikel 17 zijn, wanneer zij zich in havens van andere Verdragsluitende Regeringen bevinden, onderworpen aan het toezicht door daartoe door deze Regeringen behoorlijk gemachtigde ambtenaren. De Verdragsluitende Regeringen zien erop toe dat een dergelijk toezicht voor zover redelijk en praktisch uitvoerbaar is wordt uitgeoefend ten einde vast te stellen dat zich aan boord een krachtens dit Verdrag geldig certificaat bevindt. Indien zich aan boord van het schip een geldig Internationaal Certificaat van Uitwatering bevindt, heeft dit toezicht slechts tot doel vast te stellen dat:
a.de belading van het schip de door het certificaat toegestane grenzen niet overschrijdt;
relaties0
b.de plaats van de uitwateringslijn overeenkomt met hetgeen daaromtrent op het certificaat is aangegeven;
relaties0
c.het schip ten aanzien van de onder
a en
b van het
negende lid van artikel 19 vermelde delen niet zodanige ingrijpende veranderingen heeft ondergaan dat het kennelijk ongeschikt is om zonder gevaar voor mensenlevens zee te kiezen.
relaties0
Indien zich aan boord een geldig Internationaal Certificaat van Vrijstelling betreffende de Uitwatering bevindt, heeft dit toezicht slechts tot doel vast te stellen dat aan de in dat certificaat gestelde voorwaarden wordt voldaan.
relaties0 2. Indien een dergelijk toezicht wordt uitgeoefend krachtens lid 1
c van dit artikel, wordt het slechts uitgeoefend voor zover noodzakelijk is om te verzekeren dat het schip niet uitvaart totdat het zonder gevaar voor passagiers en bemanning zee kan kiezen.
relaties0 3. Indien het in dit artikel bedoelde toezicht aanleiding geeft tot het nemen van maatregelen van welke aard ook, stelt de ambtenaar die het toezicht uitoefent de consul of de diplomatieke vertegenwoordiger van de Staat wiens vlag het schip voert onmiddellijk schriftelijk in kennis van een dergelijke beslissing en van alle omstandigheden waarin maatregelen noodzakelijk werden geacht.
relaties0
relaties0
Artikel
22
Voorrechten
De voorrechten van dit Verdrag kunnen slechts worden ingeroepen ten behoeve van een schip, indien het in het bezit is van een geldig certificaat, afgegeven krachtens dit Verdrag.
relaties0relaties0
Artikel
23
Ongevallen
1. Iedere Administratie verbindt zich tot het instellen van een onderzoek naar ieder ongeval dat schepen waarvoor zij verantwoordelijk is en waarop de bepalingen van dit Verdrag van toepassing zijn, overkomt, wanneer zij van oordeel is dat een dergelijk onderzoek kan bijdragen tot vaststelling van wenselijk geachte wijzigingen van het Verdrag.
relaties0 2. Iedere Verdragsluitende Regering verbindt zich tot het verstrekken van de ter zake dienende inlichtingen aan de Organisatie betreffende de resultaten van een dergelijk onderzoek. Verslagen of aanbevelingen van de Organisatie die op zodanige inlichtingen zijn gebaseerd mogen niet de identiteit of de nationaliteit van de betrokken schepen onthullen, noch op enigerlei wijze verantwoordelijkheid van een schip of persoon vaststellen of doen vermoeden.
relaties0
relaties0
Artikel
24
Vorige verdragen en overeenkomsten
1. Alle andere verdragen, overeenkomsten en regelingen die betrekking hebben op de uitwatering van schepen welke op dit ogenblik gelden tussen Regeringen die partij zijn bij dit Verdrag blijven gedurende de tijd waarvoor zij zijn gesloten geheel en volledig van kracht ten aanzien van:
a.schepen waarop dit Verdrag niet van toepassing is;
relaties0
b.schepen waarop dit Verdrag van toepassing is, ten aanzien van aangelegenheden waarin het niet uitdrukkelijk voorziet.
relaties0
relaties0 2. Voor zover deze verdragen, overeenkomsten of regelingen echter in strijd zijn met de bepalingen van dit Verdrag, hebben de bepalingen van dit Verdrag voorrang.
relaties0
relaties0
Artikel
25
Bijzondere regels voortvloeiende uit een overeenkomst
Wanneer in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag bij overeenkomst bijzondere regels tussen alle of enige Verdragsluitende Regeringen worden vastgesteld, worden deze regels aan de Organisatie medegedeeld voor kennisgeving aan alle Verdragsluitende Regeringen.
relaties0relaties0
Artikel
26
Verstrekking van inlichtingen
1. De Verdragsluitende Regeringen verbinden zich aan de Organisatie mede te delen en bij haar neder te leggen:
a.een voldoende aantal exemplaren van krachtens de bepalingen van dit Verdrag afgegeven certificaten voor kennisgeving aan de Verdragsluitende Regeringen;
relaties0
b.de tekst van de wetten, besluiten, beschikkingen, voorschriften en andere akten die terzake van de verschillende aangelegenheden die binnen de werkingssfeer van dit Verdrag vallen bekend zijn gemaakt;
relaties0
c.een lijst van niet-gouvernementele organisaties die gemachtigd zijn namens hen op te treden in aangelegenheden betreffende de uitwatering, voor kennisgeving aan de Verdragsluitende Regeringen.
relaties0
relaties0 2. Iedere Verdragsluitende Regering verbindt zich haar sterktemaatstaven aan iedere andere Verdragsluitende Regering op verzoek mede te delen.
relaties0
relaties0
Artikel
27
Ondertekening, aanvaarding en toetreding
1. Dit Verdrag staat, te rekenen van 5 april 1966, gedurende drie maanden open voor ondertekening en blijft daarna openstaan voor toetreding. Regeringen van Staten die lid zijn van de Verenigde Naties, van een gespecialiseerde organisatie of van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie of partij zijn bij het Statuut van het Internationale Gerechtshof kunnen partij worden bij dit Verdrag door:
a.ondertekening zonder voorbehoud van aanvaarding;
relaties0
b.ondertekening onder voorbehoud van aanvaarding, gevolgd door aanvaarding; of
relaties0
relaties0 2. Aanvaarding of toetreding geschiedt door middel van nederlegging van een akte van aanvaarding of toetreding bij de Organisatie, die alle Regeringen die dit Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden, kennis geeft van iedere nieuwe aanvaarding of toetreding, alsmede van de datum van nederlegging daarvan.
relaties0
relaties0
Artikel
28
Inwerkingtreding
1. Dit Verdrag treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop ten minste vijftien Regeringen van Staten, waarvan zeven met elk ten minste één miljoen bruto registerton aan scheepsruimte, het hebben ondertekend zonder voorbehoud van aanvaarding of overeenkomstig
artikel 27 akten van aanvaarding of toetreding hebben nedergelegd. De Organisatie stelt alle Regeringen die dit Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden in kennis van de datum van inwerkingtreding.
relaties0 2. Voor Regeringen die een akte van aanvaarding van of toetreding tot dit Verdrag hebben nedergelegd gedurende het in lid 1 van dit artikel bedoelde tijdvak van twaalf maanden, wordt de aanvaarding of toetreding van kracht bij de inwerkingtreding van dit Verdrag, dan wel drie maanden na de datum van de nederlegging van de akte van aanvaarding of toetreding, al naar gelang welk tijdstip het laatst valt.
relaties0 3. Voor Regeringen die een akte van aanvaarding van of toetreding tot dit Verdrag hebben nedergelegd na de datum van inwerkingtreding, treedt dit Verdrag in werking drie maanden na de datum van nederlegging van een zodanige akte.
relaties0 4. Na de datum waarop alle maatregelen die nodig zijn om een wijziging van dit Verdrag in werking te doen treden voltooid zijn of na de datum waarop alle noodzakelijke aanvaardingen geacht worden te hebben plaatsgevonden krachtens
lid 2 b van artikel 29 in geval van wijziging door middel van eenstemmige aanvaarding, wordt elke akte van aanvaarding of toetreding die wordt nedergelegd geacht te gelden voor het gewijzigde Verdrag.
relaties0
relaties0
Artikel
29
Wijzigingen
1. Dit Verdrag kan op voorstel van een Verdragsluitende Regering gewijzigd worden door middel van de in dit artikel aangegeven procedures.
relaties0 2. Wijziging bij eenstemmige aanvaarding
a.Op verzoek van een Verdragsluitende Regering wordt iedere door haar voorgestelde wijziging van dit Verdrag door de Organisatie aan alle Verdragsluitende Regeringen ter bestudering medegedeeld met het oog op eenstemmige aanvaarding.
relaties0
b.Een dergelijke wijziging treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop zij door alle Verdragsluitende Regeringen is aanvaard, tenzij over een eerdere datum overeenstemming is bereikt. Een Verdragsluitende Regering die haar aanvaarding of verwerping van de wijziging niet binnen drie jaar nadat deze wijziging haar voor het eerst door de Organisatie is medegedeeld ter kennis van laatstgenoemde brengt wordt geacht de wijziging te hebben aanvaard.
relaties0
c.Elke voorgestelde wijziging wordt geacht te zijn verworpen indien zij niet wordt aanvaard krachtens het bepaalde in
b van dit lid binnen drie jaar nadat zij voor het eerst door de Organisatie aan alle Verdragsluitende Regeringen is medegedeeld.
relaties0
relaties0 3. Wijziging na bestudering in de Organisatie
a.Op verzoek van een Verdragsluitende Regering wordt iedere door haar voorgestelde wijziging van dit Verdrag door de Organisatie bestudeerd. Indien zij wordt goedgekeurd door een meerderheid van twee derde der aanwezige hun stem uitbrengende leden van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Organisatie, wordt een zodanige wijziging aan alle leden van de Organisatie en aan alle Verdragsluitende Regeringen medegedeeld tenminste zes maanden voordat zij wordt bestudeerd door de Algemene Vergadering van de Organisatie.
relaties0
b.Indien zij wordt goedgekeurd door een meerderheid van twee derde der aanwezige hun stem uitbrengende leden van de Algemene Vergadering, wordt een zodanige wijziging door de Organisatie aan alle Verdragsluitende Regeringen medegedeeld ter fine van aanvaarding.
relaties0
c.Een zodanige wijziging treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop zij door twee derde van de Verdragsluitende Regeringen is aanvaard. De wijziging treedt in werking ten aanzien van alle Verdragsluitende Regeringen, behalve die Regeringen welke voordat zij in werking treedt een verklaring afleggen dat zij de wijziging niet aanvaarden.
relaties0
d.De Algemene Vergadering kan, met twee derde meerderheid van de aanwezige hun stem uitbrengende leden, waaronder begrepen twee derde van de in de Maritieme Veiligheidscommissie vertegenwoordigde Regeringen die in de Algemene Vergadering aanwezig zijn en daar hun stem uitbrengen, ten tijde van de goedkeuring van een wijziging voorstellen dat wordt besloten dat deze van zodanig belang is dat iedere Verdragsluitende Regering die een verklaring aflegt krachtens
c en de wijziging niet aanvaardt binnen een tijdvak van twaalf maanden nadat zij in werking is getreden, ophoudt partij te zijn bij dit Verdrag na het verstrijken van dat tijdvak. Dit besluit is onderworpen aan de voorafgaande aanvaarding door twee derde der Verdragsluitende Regeringen die bij dit Verdrag partij zijn.
relaties0
e.Geen der bepalingen van dit lid verbiedt dat de Verdragsluitende Regering die het eerst krachtens dit lid het initiatief nam ter zake van een wijziging van dit Verdrag te eniger tijd andere maatregelen die zij gewenst acht, neemt overeenkomstig lid 2 of lid 4 van dit artikel.
relaties0
relaties0 4. Wijziging door een conferentie
a.Op verzoek van een Verdragsluitende Regering, waarmede door tenminste een derde van de Verdragsluitende Regeringen wordt ingestemd, wordt door de Organisatie een conferentie van Regeringen bijeengeroepen ten einde wijzigingen van dit Verdrag te bestuderen.
relaties0
b.Iedere wijziging door een zodanige conferentie, goedgekeurd door een meerderheid van twee derde der aanwezige hun stem uitbrengende leden, wordt door de Organisatie aan alle Verdragsluitende Regeringen medegedeeld ter fine van aanvaarding.
relaties0
c.Een zodanige wijziging treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop zij door twee derde van de Verdragsluitende Regeringen is aanvaard. De wijziging treedt in werking ten aanzien van alle Verdragsluitende Regeringen, behalve die Regeringen welke voordat zij in werking treedt een verklaring afleggen dat zij de wijziging niet aanvaarden.
relaties0
d.Een krachtens
a bijeengeroepen conferentie kan, met twee derde meerderheid van de aanwezige hun stem uitbrengende leden, ten tijde van de goedkeuring van een wijziging besluiten dat deze van zodanig belang is dat iedere Verdragsluitende Regering die een verklaring aflegt krachtens een de wijziging niet aanvaardt binnen een tijdvak van twaalf maanden nadat zij in werking is getreden, ophoudt partij te zijn bij dit Verdrag na het verstrijken van dat tijdvak.
relaties0
relaties0 5. Iedere wijziging van dit Verdrag die krachtens dit artikel tot stand komt, die betrekking heeft op de constructie van een schip, is slechts van toepassing op schepen waarvan de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevindt op of na de datum waarop de wijziging in werking treedt.
relaties0 6. De Organisatie stelt alle Verdragsluitende Regeringen in kennis van alle wijzigingen die krachtens dit artikel in werking treden, alsmede van. de datum waarop elk van deze wijzigingen in werking treedt.
relaties0 7. Elke aanvaarding of verklaring krachtens dit artikel geschiedt door middel van schriftelijke mededeling aan de Organisatie, die alle Verdragsluitende Regeringen in kennis stelt van de ontvangst van de aanvaarding of de verklaring.
relaties0
relaties0
Artikel
30
Opzegging
1. Dit Verdrag kan te allen tijde door elke Verdragsluitende Regering worden opgezegd na afloop van een tijdvak van vijf jaar, te rekenen van de datum waarop dit Verdrag voor die Regering in werking treedt.
relaties0 2. Opzegging geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving gericht tot de Organisatie, die alle andere Verdragsluitende Regeringen van de ontvangst van een zodanige kennisgeving en van de datum van ontvangst daarvan op de hoogte stelt.
relaties0 3. De opzegging wordt van kracht een jaar na ontvangst door de Organisatie van de kennisgeving of na een langere daarin vastgestelde periode.
relaties0
relaties0
Artikel
31
Schorsing
1. In geval van vijandelijkheden of andere buitengewone omstandigheden die van invloed zijn op de vitale belangen van een Staat, waarvan de Regering een Verdragsluitende Regering is, kan die Regering de werking van het gehele Verdrag of van een deel daarvan schorsen. De Regering die van deze bevoegdheid gebruik maakt stelt de Organisatie onverwijld van een zodanige schorsing op de hoogte.
relaties0 2. Een zodanige schorsing ontneemt andere Verdragsluitende Regeringen niet het recht krachtens dit Verdrag toezicht uit te oefenen op schepen van de Regering die van de bevoegdheid tot schorsing gebruik maakt wanneer deze schepen zich in hun havens bevinden.
relaties0 3. De Regering die tot schorsing heeft besloten kan deze te allen tijde beëindigen en stelt de Organisatie onverwijld van een zodanige beëindiging in kennis.
relaties0 4. De Organisatie stelt alle Verdragsluitende Regeringen in kennis van elke schorsing of beëindiging van schorsing krachtens dit artikel.
relaties0
relaties0
Artikel
32
Afhankelijke gebieden
1.
a.De Verenigde Naties, in die gevallen waarin deze organisatie het gezagsorgaan is dat het beheer over een gebied uitoefent, of Verdragsluitende Regeringen die verantwoordelijk zijn voor de internationale betrekkingen van een gebied, dienen zo spoedig mogelijk overleg te plegen met een zodanig gebied ten einde te bewerkstelligen dat dit Verdrag op dat gebied van toepassing wordt, en kunnen de Organisatie te allen tijde schriftelijk mededelen dat dit Verdrag ook op dat gebied van toepassing zal zijn.
relaties0
b.Te rekenen van de datum van ontvangst van deze kennisgeving of van een andere in deze kennisgeving vastgestelde datum is dit Verdrag van toepassing op het daarin genoemde gebied.
relaties0
relaties0 2.
a.De Verenigde Naties of Verdragsluitende Regeringen die een verklaring krachtens lid 1
a van dit artikel hebben afgelegd kunnen te allen tijde na het verstrijken van een tijdvak van vijf jaar te rekenen van de datum waarop dit Verdrag aldus op een gebied van toepassing wordt, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Organisatie verklaren dat dit Verdrag ophoudt van toepassing te zijn op het in de kennisgeving genoemde gebied.
relaties0
b.Dit Verdrag houdt op van toepassing te zijn op het in de kennisgeving genoemde gebied een jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Organisatie of na een langere in de kennisgeving vastgestelde periode.
relaties0
relaties0 3. De Organisatie stelt alle Verdragsluitende Regeringen op de hoogte van het van toepassing worden van dit Verdrag op enigerlei gebied krachtens lid 1 van dit artikel, alsmede van de beëindiging van een zodanige toepasselijkheid krachtens de bepalingen van lid 2, waarbij in ieder afzonderlijk geval melding dient te worden gemaakt van de datum waarop dit Verdrag aldus van toepassing is geworden of van de datum waarop de toepasselijkheid is beëindigd.
relaties0
relaties0
Artikel
33
Registratie
1. Dit Verdrag wordt nedergelegd bij de Organisatie en de Secretaris-Generaal van de Organisatie doet hiervan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften toekomen aan alle ondertekenende Regeringen en alle Regeringen die tot dit Verdrag toetreden.
relaties0
relaties0
Artikel
34
Talen
Dit Verdrag is, in een enkel exemplaar, opgesteld in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek. Officiële vertalingen in de Russische en de Spaanse taal worden vastgesteld en nedergelegd bij het ondertekende origineel.
relaties0relaties0