Onderwerp: Bezoek-historie

Arbeidsomstandighedenbesluit
Publicatiedatum:01-02-2025Geldigheid:01-02-2025 t/m Versie:vergelijk
Vergelijk versie 20250201 met:
Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Besluit van 15 januari 1997, houdende regels in het belang van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid (Arbeidsomstandighedenbesluit)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Binnenlandse Zaken, Verkeer en Waterstaat, Justitie en de Staatssecretaris van Defensie van 12 juli 1996, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, nr. WBJA/W2/96/0407, gedaan mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 1, 2, 4, 5, 6, 10, 20, 23a, 24, 24a, 25, 26, 27, 28, 30, 31a, 35, 36, en 41 van de Arbeidsomstandighedenwet en de artikelen 5 en 8 van de Winkeltijdenwet;

Gezien het advies van de Sociaal-Economische Raad van 9 februari 1995, nr. 95/31 I en II;

De Raad van State gehoord (advies van 24 september 1996, no.W12.960298);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Binnenlandse Zaken, Verkeer en Waterstaat, Justitie en de Staatssecretaris van Defensie van 18 december 1996, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, nr. WBJA/W2/96/1537, uitgebracht mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1 Definities en toepassingsgebied

Afdeling 1 Definities

Artikel 1.1 Definities algemeen

  • 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder wet: Arbeidsomstandighedenwet.relaties0
  • 2. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
    • a.bouwplaats: elke tijdelijke of mobiele arbeidsplaats waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht, waarvan een niet-uitputtende lijst is opgenomen in bijlage I bij de richtlijn, bedoeld in artikel 2.23, onder a;relaties0
    • b.bouwwerk: een civieltechnisch werk of bouwwerk als bedoeld onder a;relaties0
    • c.opdrachtgever:relaties0
    • d.opdrachtgever-consument: de natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, voor wiens rekening een bouwwerk tot stand wordt gebracht;relaties0
    • e.ontwerpende partij: degene die zich jegens de opdrachtgever, bedoeld in onderdeel c, sub 1° of de opdrachtgever-consument verbonden heeft om in het bouwproces de ontwerpende functie te vervullen;relaties0
    • f.uitvoerende partij: degene die zich jegens de opdrachtgever, bedoeld in onderdeel c, sub 1° of de opdrachtgever-consument verbonden heeft om in het bouwproces de uitvoerende functie te vervullen.relaties0
    relaties0
  • 3. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
    • a.arbeidsplaats in de winningsindustrie: iedere arbeidsplaats die direkt of indirekt verband houdt met de winningsindustrie in dagbouw, de ondergrondse winningsindustrie of de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen, waaronder het opsporen en de winning van koolwaterstoffen;relaties0
    • b.delfstoffen: een natuurlijke concentratie of afzetting van ertsen, mineralen of substanties van organische oorsprong in of op de bodem, in vaste, vloeibare of gasvormige toestand, met inbegrip van op de bodem of onmiddellijk onder de oppervlakte daarvan aanwezige schelpen, grind, zand en klei;relaties0
    • c.winningsindustrie in dagbouw: elke industrie die:
      • 1°.delfstoffen wint in de open lucht;relaties0
      • 2°.prospectiewerkzaamheden verricht met het oog op de winning van delfstoffen in de open lucht, ofrelaties0
      • 3°.delfstoffen gereed maakt voor de verkoop, met uitzondering van werkzaamheden in verband met de verwerking van deze delfstoffen;relaties0
      relaties0
    • d.ondergrondse winningsindustrie: elke industrie die:
      • 1°.ondergronds delfstoffen wint anders dan door middel van boorgaten;relaties0
      • 2°.prospectiewerkzaamheden verricht met het oog op deze winning;relaties0
      • 3°.delfstoffen gereed maakt voor de verkoop, met uitzondering van werkzaamheden in verband met de verwerking van deze delfstoffen, ofrelaties0
      • 4°.stoffen opslaat als bedoeld in artikel 1, onder i, van de Mijnbouwwet.relaties0
      relaties0
    • e.winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen:elke industrie die:relaties0
    • f.winningsindustrie voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen: winningsindustrie als bedoeld in onderdeel e die koolwaterstoffen opspoort en wint;relaties0
    • g.mijnbouwinstallatie: een installatie als bedoeld in artikel 1, onder o, van de Mijnbouwwet. relaties0
    relaties0
  • 4. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
    • a.fysieke belasting: de door een werknemer in verband met de arbeid in te nemen werkhouding, uit te voeren bewegingen of uit te oefenen krachten, onder meer bestaande uit het tillen, neerzetten, duwen, trekken, dragen of op een andere wijze verplaatsen of ondersteunen van een of meer lasten;relaties0
    • b.persoonlijk beschermingsmiddel: iedere uitrusting die bestemd is om door de werknemer gedragen of vastgehouden te worden teneinde hem te beschermen tegen een of meer gevaren die zijn veiligheid of gezondheid op het werk kunnen bedreigen alsmede alle aanvullingen of accessoires die daartoe kunnen bijdragen met uitzondering van:
      • 1°.gewone en uniforme werkkleding die niet specifiek bedoeld is om de veiligheid en de gezondheid van de werknemer te beschermen;relaties0
      • 2°.sportuitrusting;relaties0
      • 3°.zelfverdedigings- of afschrikkingsmateriaal, enrelaties0
      • 4°.draagbare apparaten voor het opsporen en signaleren van gevaren en belastingsfactoren;relaties0
      relaties0
    • c.veiligheids- of gezondheidssignalering: een signalering die, toegepast op een bepaald object, een bepaalde activiteit of een bepaalde situatie door middel van een bord, een kleur, een lichtsignaal, een akoestisch signaal, een mondelinge mededeling of een hand- of armsein een aanwijzing of een voorschrift verstrekt met betrekking tot de veiligheid of gezondheid op het werk.relaties0
    relaties0
  • 5. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
    • a. EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEG 2008, L 353);relaties0
    • b. gevaarlijke stoffen: stoffen of mengsels waaraan werknemers bij de arbeid worden of kunnen worden blootgesteld die vanwege de eigenschappen van of de omstandigheden waaronder die stoffen of mengsels voorkomen gevaar voor de veiligheid of gezondheid kunnen opleveren;relaties0
    • c. mengsel: een mengsel of oplossing bestaande uit twee of meer stoffen.relaties0
    relaties0
  • 6. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
    • a.jeugdige werknemer: een werknemer jonger dan 18 jaar;relaties0
    • b.zwangere werknemer: de werknemer die zwanger is en de werkgever hiervan in kennis heeft gesteld;relaties0
    • c.werknemer tijdens de lactatie: de werknemer die haar kind borstvoeding geeft en haar werkgever hiervan in kennis heeft gesteld.relaties0
    relaties0
  • 7. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder certificerende instelling: een door Onze Minister krachtens artikel 20, tweede lid, van de wet aangewezen instelling die beslist over de afgifte van een certificaat als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet.relaties0
  • 8. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:relaties0
relaties0

Artikel 1.2 Definities scheepvaart

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

relaties0relaties0

Artikel 1.3 Definities onderwijs

relaties0

Artikel 1.4 Definities justitiële inrichtingen

  • 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
    • a.justitieel personeel:
      • 1°.degenen, die krachtens publiekrechtelijke aanstelling in burgerlijke openbare dienst jegens het Rijk gehouden zijn tot het verrichten van arbeid in justitiële inrichtingen;relaties0
      • 2°.degenen die onder gezag van het Rijk arbeid in een justitiële inrichting verrichten, met uitzondering van gedetineerden, verpleegden en jeugdigen;relaties0
      relaties0
    • b.gedetineerden, verpleegden en jeugdigen: degenen, die krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking of door het openbaar gezag rechtens van hun vrijheid zijn beroofd en verblijven in een justitiële inrichting met uitzondering van de in het Militair Penitentiair Centrum Stroe gedetineerde militairen;relaties0
    • c.justitiële inrichting: een gevangenis of huis van bewaring als bedoeld in de Penitentiaire beginselenwet, een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of een inrichting als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. relaties0
    relaties0
  • 2. Onder justitiële inrichting wordt mede verstaan: het vervoer van gedetineerden, verpleegden en jeugdigen van en naar de justitiële inrichting alsmede alle andere arbeid die justitieel personeel verricht met gedetineerden, verpleegden en jeugdigen buiten de justitiële inrichting. relaties0
relaties0

Artikel 1.5 Definities defensie

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.militair personeel:relaties0
  • b.burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie:
    • 1°.degenen die krachtens publiekrechtelijke aanstelling in burgerlijke openbare dienst jegens het Rijk, vertegenwoordigd door Onze Minister van Defensie, gehouden zijn tot het verrichten van arbeid, behalve indien betrokkenen aan een derde ter beschikking worden gesteld voor het verrichten van arbeid, welke die derde gewoonlijk doet verrichten;relaties0
    • 2°.degenen die onder gezag van het Rijk, vertegenwoordigd door Onze Minister van Defensie, arbeid verrichten;relaties0
    relaties0
  • c.defensiepersoneel: militair personeel en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie;relaties0
  • d.oefening: iedere door defensiepersoneel onder oorlogsnabootsende omstandigheden in praktijk brengen van theoretisch onderwezen bekwaamheden teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van oorlogstaken te verwerven, op te voeren of te onderhouden;relaties0
  • e.militair vaartuig: een Nederlands oorlogsschip, marinehulpschip of een ander schip dat in gebruik is voor de uitvoering van de militaire taak;relaties0
  • f.militair luchtvaartuig: een luchtvaartuig in beheer bij het Ministerie van Defensie;relaties0
  • g.bemand wapensysteem: ieder al dan niet voortbewogen wapensysteem, dat tijdens het gebruik wordt bemand of bediend met uitzondering van een licht persoonlijk wapen;relaties0
  • h.eenheid met gereedstelling: eenheid die, daartoe aangewezen, ingezet is dan wel gereed is of zich gereed moet houden voor inzet in krijgsmachtverband.relaties0
relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 1A Certificatie

§ 1 Aanwijzing certificerende instelling op verzoek

Artikel 1.5a Definities

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.accreditatie: een verklaring van de Raad voor Accreditatie dat een certificerende instelling voldoet aan de eisen die zijn bepaald door geharmoniseerde normen, de criteria, bedoeld in de artikelen 1.5b, eerste tot en met derde lid, en 1.5c en aanvullende voor een specifiek werkveld geldende eisen die bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld;relaties0
  • b.geharmoniseerde normen: normen die door de Europese Commissie zijn aangewezen als de enige normen die door de Raad voor Accreditatie kunnen worden gebruikt voor het accrediteren van certificerende instellingen;relaties0
  • c.certificatieschema: het stelsel van regels, procedures en beheersaspecten voor het uitvoeren van de certificatie van personen, processen of systemen waarvoor dezelfde specifieke eisen van toepassing zijn; enrelaties0
  • d.Raad voor Accreditatie: de Stichting Raad voor Accreditatie, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.relaties0
relaties0relaties0
Artikel 1.5b Criteria voor aanwijzing van certificerende instellingen
  • 1. Als certificerende instelling kan worden aangewezen de instelling die voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • a.zij heeft rechtspersoonlijkheid;relaties0
    • b.zij is onafhankelijk van de door haar te beoordelen personen, processen of systemen;relaties0
    • c.zij, haar hoogste leidinggevenden en haar medewerkers die de certificatietaken verrichten, oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot de certificatietaken waarvoor zij is aangewezen, kunnen schaden;relaties0
    • d.zij zorgt ervoor dat de activiteiten van haar dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van haar certificatieactiviteiten;relaties0
    • e.zij en haar medewerkers voeren de certificatieactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste vakbekwaamheid op het specifieke werkveld en zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun certificatieactiviteiten kunnen beïnvloeden;relaties0
    • f. [Red: vervallen;] relaties0
    • g.haar voor de uitvoering van de certificatieactiviteiten verantwoordelijke medewerkers beschikken over:
      • 1°.een gedegen vakinhoudelijke opleiding die alle relevante certificatieactiviteiten omvat waarvoor zij is aangewezen;relaties0
      • 2°.voldoende kennis van de eisen inzake de certificatiebeoordelingen die zij verrichten en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;relaties0
      • 3°.voldoende kennis over en inzicht in de toepasselijke geharmoniseerde normen, de relevante communautaire wet- en regelgeving en de nationale wet- en regelgeving; enrelaties0
      • 4°.de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht;relaties0
      relaties0
    • h.de onpartijdigheid van de certificerende instellingen, hun hoogste leidinggevenden en hun beoordelingspersoneel wordt gewaarborgd;relaties0
    • i.de beloning van haar hoogste leidinggevenden en haar beoordelingspersoneel hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten ervan;relaties0
    • j.zij sluit een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af;relaties0
    • k.haar medewerkers zijn gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan zij kennisnemen bij de uit hoofde van de bij of krachtens dit besluit verrichte certificatietaken, behalve ten opzichte van de bevoegde autoriteiten;relaties0
    • l.zij beschikt over een registratiesysteem waarin de gegevens die samenhangen met en die betrekking hebben op het verrichten van de certificatietaken waarvoor zij aangewezen wil worden, naar behoren worden vastgelegd;relaties0
    • m.zij heeft een schemabeheerder voor het ontwikkelen en zo nodig wijzigen van een certificatieschema dat onverkort door haar wordt gebruikt. Deze schemabeheerder draagt zorg voor een evenwichtige afweging van de belangen van alle belanghebbende partijen; enrelaties0
    • n.zij draagt er zorg voor dat een vastgesteld schema in de Staatscourant wordt gepubliceerd indien het schema niet door Onze Minister daarin wordt gepubliceerd.relaties0
    relaties0
  • 2. Indien er meer certificerende instellingen zijn aangewezen voor hetzelfde werkveld:
    • a.nemen zij deel aan het door hen gezamenlijk te organiseren overleg om te komen tot het geharmoniseerd verrichten van de certificatietaken waarvoor zij zijn aangewezen;relaties0
    • b.wijzen zij een gezamenlijke schemabeheerder aan voor het opstellen en zo nodig wijzigen van een gezamenlijk certificatieschema, dat onverkort door hen wordt gebruikt;relaties0
    • c.hanteren zij de in het overleg genomen beslissingen en opgestelde documenten als algemene richtsnoeren; enrelaties0
    • d.zorgen zij ervoor dat hun medewerkers die de certificatietaken verrichten, op de hoogte zijn van de activiteiten, administratieve beslissingen en opgestelde documenten van het overleg.relaties0
    relaties0
  • 3. Certificerende instellingen informeren Onze Minister:
    • a.over hun schemabeheerder, het certificatieschema en wijzigingen daarin en de wijze waarop het certificatieschema toegankelijk wordt gemaakt wanneer het niet door Onze Minister wordt gepubliceerd in de Staatscourant;relaties0
    • b.over omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van of de voorwaarden voor hun aanwijzing; enrelaties0
    • c.op verzoek, over de binnen de werkingssfeer van hun aanwijzing verrichte certificatieactiviteiten en andere activiteiten waaronder uitbesteding.relaties0
    relaties0
  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen, zo nodig uitgesplitst naar werkveld, nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met derde lid.relaties0
relaties0
Artikel 1.5c Uitbesteden taken
  • 1. Indien een certificerende instelling certificatietaken uitbesteedt aan een onderaannemer of door een dochteronderneming laat uitvoeren, informeert zij Onze Minister hierover.relaties0
  • 2. Een certificerende instelling neemt de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de certificatietaken die worden verricht door een onderaannemer of dochteronderneming.relaties0
  • 3. Een certificerende instelling houdt alle relevante documenten betreffende de beoordeling van de kwalificaties van een onderaannemer of dochteronderneming en betreffende de door een onderaannemer of dochteronderneming uit hoofde van dit besluit verrichte certificatietaken ter beschikking van Onze Minister.relaties0
relaties0
Artikel 1.5d Aanwijzing
  • 1. De instelling, bedoeld in artikel 1.5b, eerste lid, dient de aanvraag tot aanwijzing in bij Onze Minister.relaties0
  • 2. De instelling toont door middel van een accreditatie aan dat zij voldoet aan de criteria, bedoeld in de artikelen 1.5b en 1.5c.relaties0
  • 3. In afwijking van het tweede lid kan voor een bij ministeriële regeling aan te wijzen werkveld tijdelijk worden bepaald dat geen accreditatie wordt vereist om aan te tonen dat de instelling voldoet aan de criteria, genoemd in het tweede lid.relaties0
  • 4. De kosten van de beoordeling of een instelling kan worden aangewezen in de gevallen, bedoeld in het derde lid, zijn voor rekening van de aanvragende instelling.relaties0
  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen, zo nodig uitgesplitst naar werkveld, nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met vierde lid.relaties0
relaties0
Artikel 1.5e Weigering, schorsing, wijziging of intrekking van een aanwijzing
  • 1. Een aanwijzing als certificerende instelling wordt geweigerd indien de aanvrager niet heeft voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1.5b en 1.5c.relaties0
  • 2. Een aanwijzing van een certificerende instelling kan worden geschorst, ten nadele van de certificerende instelling worden gewijzigd of worden ingetrokken:
    • a.op grond van door de certificerende instelling verstrekte onjuiste inlichtingen over feiten of omstandigheden, mits de onjuistheid daarvan aan haar bekend was of kon zijn;relaties0
    • b.indien een certificerende instelling niet meer voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1.5b en 1.5c;relaties0
    • c.indien een certificerende instelling haar wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt of de taken waarvoor zij is aangewezen, niet meer naar behoren uitvoert; ofrelaties0
    • d.indien de accreditatie van de certificerende instelling is ingetrokken.relaties0
    relaties0
relaties0
Artikel 1.5ea Controle

Tijdens de looptijd van de aanwijzing stelt Onze Minister vast of de certificerende instelling:

  • a.nog voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1.5b en 1.5c; enrelaties0
  • b.haar wettelijke verplichtingen naar behoren nakomt en de taken waarvoor zij is aangewezen, naar behoren uitvoert.relaties0
relaties0relaties0
Artikel 1.5eb Verstrekking van inlichtingen en beëindiging van werkzaamheden
  • 1. De aangewezen certificerende instelling stelt jaarlijks voor 1 maart een verslag op van de door haar in verband met haar taak verrichte werkzaamheden, de rechtmatigheid en doeltreffendheid van haar werkzaamheden en werkwijze in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt Onze Minister toegezonden. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen die in het verslag worden behandeld.relaties0
  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen, zo nodig uitgesplitst naar werkveld, nadere regels worden gesteld betreffende het kosteloos aan elkaar verstrekken en van elkaar ontvangen van gegevens en inlichtingen die door Onze Minister, de toezichthouder, de Raad voor Accreditatie, een certificerende instelling of een ander bestuursorgaan zijn verkregen door de uitvoering of het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet en welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke taken.relaties0
  • 3. Een certificerende instelling die haar taken waarvoor zij is aangewezen beëindigt of waarvan de aanwijzing door Onze Minister wordt ingetrokken, draagt tijdig voorafgaand aan de beëindiging van de werkzaamheden respectievelijk de datum, waarop de aanwijzing eindigt, haar dossiers over aan een andere certificerende instelling waarmee haar certificaathouders een overeenkomst zijn aangegaan. Indien er geen andere certificerende instelling is, draagt de certificerende instelling de dossiers tijdig over aan Onze Minister.relaties0
relaties0
relaties0

§ 2 Algemene bepalingen inzake certificaten

Artikel 1.5f Verzoek tot afgifte van een certificaat
  • 1. Een certificaat als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet, wordt door Onze Minister of, indien Onze Minister een certificerende instelling heeft aangewezen, deze instelling, op verzoek afgegeven indien is voldaan aan de bij of krachtens dit besluit met betrekking tot het certificaat gestelde eisen.relaties0
  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen, zo nodig uitgesplitst naar werkveld, nadere regels worden gesteld met betrekking tot het afgeven van een certificaat als bedoeld in het eerste lid en de eisen waaraan voldaan moet worden om het certificaat te behouden.relaties0
  • 3. De kosten van het afgeven van een certificaat zijn voor rekening van de verzoeker tot afgifte van het certificaat.relaties0
relaties0
Artikel 1.5g De weigering, schorsing, wijziging of intrekking van een certificaat
  • 1. De afgifte van een certificaat wordt geweigerd indien:
    • a.de verzoeker niet heeft voldaan aan de bij of krachtens dit besluit met betrekking tot het certificaat gestelde eisen; ofrelaties0
    • b.ten hoogste twaalf maanden voorafgaand aan de datum van het verzoek tot afgifte van het certificaat, sprake was van een weigering tot het afgeven van eenzelfde certificaat dan wel van een intrekking van eenzelfde certificaat en de weigering of intrekking is geschied op grond van aan de verzoeker toe te rekenen feiten of omstandigheden.relaties0
    relaties0
  • 2. Het verzoek wordt in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder b, eerst in behandeling genomen nadat twaalf maanden, te rekenen vanaf de dag na de datum van de weigering respectievelijk van de intrekking, zijn verstreken.relaties0
  • 3. Een certificaat kan worden geschorst, ten nadele van de certificaathouder worden gewijzigd of ingetrokken:
    • a.op grond van feiten of omstandigheden waarvan Onze Minister of, indien Onze Minister een certificerende instelling heeft aangewezen, deze instelling, bij de afgifte van het certificaat redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan hij respectievelijk zij het certificaat niet of alleen met beperkingen of voorschriften, bedoeld in artikel 20, vierde lid, van de wet, zou hebben gegeven;relaties0
    • b.op grond van door de certificaathouder verstrekte onjuiste inlichtingen over feiten en omstandigheden, mits de onjuistheid daarvan aan de certificaathouder bekend was of kon zijn;relaties0
    • c.indien de certificaathouder niet meer voldoet aan de bij of krachtens dit besluit met betrekking tot het certificaat gestelde eisen of zijn wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt; ofrelaties0
    • d.indien de certificaathouder met zijn werkzaamheden, voor zover die door het certificaat worden gereguleerd, of door de wijze waarop hij de werkzaamheden verricht, ernstig gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken voor personen.relaties0
    relaties0
relaties0
Artikel 1.5h Buitenlandse getuigschriften en kwalificaties van vakbekwaamheid

Onze Minister of, indien Onze Minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, verstrekt op aanvraag een certificaat van vakbekwaamheid aan een persoon die een migrerende beroepsbeoefenaar is als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, indien op grond van die wet is aangetoond dat deze persoon over gelijkwaardige kwalificaties beschikt als de houder van een krachtens dit besluit verstrekt certificaat van vakbekwaamheid. De artikelen 1.5f en 1.5g zijn van overeenkomstige toepassing.

relaties0relaties0
Artikel 1.5ha Taaleis bij gereglementeerde beroepen
  • 1. De persoon die arbeid verricht in een bij of krachtens dit besluit gereglementeerd beroep beheerst de Nederlandse taal op het niveau dat, gegeven de concrete omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht nodig is om de werkzaamheden op een verantwoorde wijze uit te oefenen en hij:
    • a.voorschriften en aanwijzingen op bij of krachtens dit besluit vereiste etiketten van stoffen, arbeidsmiddelen of persoonlijke beschermingsmiddelen kan begrijpen en uitvoeren;relaties0
    • b.de bij of krachtens dit besluit gestelde regels en gegeven werkinstructies en aanwijzingen voor de toepassing van en de omgang met stoffen, arbeidsmiddelen of persoonlijke beschermingsmiddelen kan begrijpen en uitvoeren; enrelaties0
    • c.in verband met de veiligheid en gezondheid van werknemers en andere personen, die werknemers en personen kan begrijpen en door hen kan worden begrepen.relaties0
    relaties0
  • 2. Aan de in eerste lid genoemde eis inzake taalbeheersing wordt tevens voldaan wanneer duidelijk is dat de persoon die arbeid verricht in een bij of krachtens dit besluit gereglementeerd beroep en de andere werknemers en personen die bij zijn arbeid zijn betrokken, onderling kunnen communiceren in een andere voor hen begrijpelijke gemeenschappelijke taal op een zodanige wijze dat de werkzaamheden op een verantwoorde wijze kunnen worden uitgeoefend waardoor aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, wordt voldaan.relaties0
relaties0
Artikel 1.5i Periodieke controle van de certificaathouder [Vervallen per 15-12-2018]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 1B Registratie

Artikel 1.5j Algemeen

  • 1. Onze Minister draagt zorg voor de inrichting van de volgende registers:
    • a.het Register veilig werken met explosieve stoffen;relaties0
    • b. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;] relaties0
    • c. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;] relaties0
    • d.het Register civiele duikarbeid;relaties0
    • e.het Register duikarbeid brandweer en politie;relaties0
    • f.het Register kraanmachinisten.relaties0
    relaties0
  • 2. De registers hebben de vorm van een elektronische databank.relaties0
  • 3. Onze Minister verwerkt in de registers de gegevens van personen die voldoen aan de eisen die bij of krachtens dit besluit zijn gesteld aan de beoefenaren van bepaalde beroepen, met het oog op de raadpleging ervan door werkgevers, opdrachtgevers als bedoeld in artikel 400, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover van toepassing, andere direct betrokkenen en het toezicht op en de handhaving van het bij of krachtens de wet bepaalde.relaties0
  • 4. Met het oog op de doeleinden, bedoeld in het derde lid, laten personen als bedoeld in dat lid, zich registreren dan wel herregistreren in het voor hen van toepassing zijnde register.relaties0
  • 5. Onze Minister registreert op verzoek, met het oog op de doeleinden, bedoeld in het derde lid, de gegevens van een persoon die een migrerende beroepsbeoefenaar is als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, in het voor deze persoon van toepassing zijnde register, anders dan het Register duikarbeid brandweer en politie, indien op grond van die wet is aangetoond dat deze persoon over gelijkwaardige kwalificaties beschikt als de personen, bedoeld in het derde lid.relaties0
  • 6. Voor het registeren en herregistreren in een register kunnen vergoedingen in rekening worden gebracht bij de persoon die zich laat registreren dan wel herregistreren, die in redelijke verhouding staan tot de werkelijke kosten ervan.relaties0
  • 7. Personen die zijn geregistreerd dan wel geherregistreerd in een van de registers, genoemd in het eerste lid, zijn alleen werkzaam in de sector of sectoren waarin zij zijn geregistreerd, tenzij registratie in de eigen sector niet mogelijk is, omdat het register daar niet in voorziet.relaties0
  • 8. Bij ministeriële regeling kunnen, zo nodig uitgesplitst naar werkveld of sector, nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
    • a.het registreren en herregistreren van personen en de eisen waaraan moet worden voldaan om geregistreerd te zijn;relaties0
    • b.het zevende lid.relaties0
    relaties0
relaties0

Artikel 1.5k Verwerkingsverantwoordelijke en verwerker op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming

  • 1. Onze Minister is de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de registers, genoemd in artikel 1.5j, eerste lid.relaties0
  • 2. Onze Minister wijst voor ieder register, genoemd in artikel 1.5j, eerste lid, een verwerker aan als bedoeld in artikel 28 van de Algemene verordening gegevensbescherming, en sluit met hem een verwerkersovereenkomst.relaties0
  • 3. Bij een verwerker als bedoeld in het tweede lid, berust in ieder geval het beheer van het desbetreffende register, waarbij zorg gedragen wordt voor een goede beschikbaarheid, betrouwbaarheid, werking en beveiliging ervan.relaties0
  • 4. Een verwerker als bedoeld in het tweede lid, richt de toegang tot en de inzage van het desbetreffende register in overeenkomstig het bij of krachtens deze afdeling bepaalde en de met hem gesloten verwerkersovereenkomst respectievelijk met hem gemaakte verwerkersafspraken.relaties0
  • 5. Onze Minister treft maatregelen die ertoe strekken dat de inhoud van de registers, genoemd in artikel 1.5j, eerste lid, juist, actueel en volledig is.relaties0
relaties0

Artikel 1.5l Verzoeken tot registratie en herregistratie

  • 1. Bij het verzoek om registratie of herregistratie, bedoeld in artikel 1.5j, vierde en vijfde lid, verstrekt de persoon die zich wil laten registeren dan wel herregistreren, de volgende informatie:
    • a.identificerende gegevens;relaties0
    • b.de contactgegevens;relaties0
    • c.gegevens over de bekwaamheid van de verzoeker; enrelaties0
    • d.een verklaring omtrent gedrag, indien het bezit daarvan op grond van een wettelijk voorschrift is vereist.relaties0
    relaties0
  • 2. Indien Onze Minister vaststelt dat de verzoeker een of meer van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, niet heeft verstrekt, stelt hij deze in de gelegenheid het ontbrekende gegeven of de ontbrekende gegevens alsnog binnen twee weken te verstrekken. Wordt het gegeven of worden de gegevens niet binnen die twee weken verstrekt, dan wordt het verzoek buiten behandeling gelaten.relaties0
  • 3. Een verzoek tot registratie of herregistratie wordt niet in behandeling genomen indien sprake is van een verwijdering van de registratie dan wel herregistratie op grond van artikel 1.5p, derde lid, onder d, e of f, tot twaalf maanden na de datum van verwijdering.relaties0
  • 4. Bij ministeriële regeling worden de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, nader bepaald, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen de registers, genoemd in artikel 1.5j, eerste lid, en kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.relaties0
relaties0

Artikel 1.5m In de registers op te nemen gegevens

  • 1. In de registers, genoemd in artikel 1.5j, eerste lid, neemt Onze Minister onder een uniek registratienummer de volgende gegevens met betrekking tot verzoeker op:
    • a.identificerende gegevens;relaties0
    • b.de contactgegevens;relaties0
    • c.gegevens over de bekwaamheid van de verzoeker;relaties0
    • d.een verklaring omtrent gedrag, indien deze op grond van een wettelijk voorschrift vereist is;relaties0
    • e.de ingangsdatum van registratie dan wel herregistratie;relaties0
    • f.de einddatum van de registratie dan wel herregistratie; enrelaties0
    • g.de datum van een eventuele aanpassing van gegevens in het register en van een eventuele schorsing of verwijdering van een registratie dan wel herregistratie in het register alsmede de grond voor verwijdering.relaties0
    relaties0
  • 2. Bij ministeriële regeling worden de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, nader bepaald, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen de registers, genoemd in artikel 1.5j, eerste lid, en kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.relaties0
relaties0

Artikel 1.5n Begin- en einddatum registratie en herregistratie

  • 1. De ingangsdatum van de registratie of herregistratie van een persoon in een register, genoemd in artikel 1.5j, eerste lid, wordt bepaald op de datum dat Onze Minister de aanvraag heeft goedgekeurd.relaties0
  • 2. De einddatum van de registratie of herregistratie van een persoon in een register wordt bepaald op uiterlijk vijf jaar na de ingangsdatum van de registratie of herregistratie daarin.relaties0
  • 3. Indien sprake is van verwijdering als bedoeld in artikel 1.5p, tweede lid, of derde lid, onder b, c, d, e of f, wordt, in afwijking van het tweede lid, de datum waarop deze verwijdering ingaat als einddatum bepaald.relaties0
relaties0

Artikel 1.5o Raadpleging registers

  • 1. De registers, genoemd in artikel 1.5j, eerste lid, kunnen alleen worden geraadpleegd door:
    • a.de ingeschrevene, wat betreft alle op zijn persoon betrekking hebbende gegevens;relaties0
    • b.de werkgever en de door de werkgever gemachtigde, wat betreft het geregistreerd, geherregistreerd of geschorst zijn van een persoon;relaties0
    • c.de opdrachtgever, bedoeld in artikel 400, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de door opdrachtgever gemachtigde en andere direct betrokkenen, wat betreft het geregistreerd, geherregistreerd of geschorst zijn van een persoon, voor zover het niet gaat om het Register duikarbeid brandweer en politie;relaties0
    • d.de toezichthouder, wat betreft alle gegevens; enrelaties0
    • e.de verwerker van het register, wat betreft alle gegevens.relaties0
    relaties0
  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.relaties0
relaties0

Artikel 1.5p Aanpassing, schorsing, verwijdering en bewaartermijn

  • 1. De in artikel 1.5m bedoelde gegevens worden indien noodzakelijk door Onze Minister, ambtshalve dan wel op verzoek van de geregistreerde of geherregistreerde persoon, aangepast.relaties0
  • 2. De in de registers opgenomen gegevens van een geregistreerde of geherregistreerde kunnen door Onze Minister voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf maanden uit de registers worden verwijderd indien hij heeft vastgesteld dat de geregistreerde dan wel geherregistreerde met zijn werkzaamheden, voor zover die door de registratie dan wel herregistratie worden gereguleerd, of door de wijze waarop hij de werkzaamheden verricht, gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken voor personen.relaties0
  • 3. De in de registers opgenomen gegevens van een geregistreerde of geherregistreerde worden door Onze Minister definitief uit de registers verwijderd:
    • a.na het verstrijken van de einddatum van de registratie of herregistratie, bedoeld in artikel 1.5n, tweede lid;relaties0
    • b.indien sprake is van een onherroepelijk besluit tot het niet verstrekken van een verklaring omtrent gedrag, wanneer voor de registratie wordt vereist dat een persoon beschikt over een dergelijke verklaring;relaties0
    • c.indien sprake is van het niet meer voldoen aan de bij of krachtens dit besluit met betrekking tot de registratie dan wel herregistratie gestelde eisen, anders dan die bedoeld onder b;relaties0
    • d.indien Onze Minister heeft vastgesteld dat de geregistreerde dan wel geherregistreerde met zijn werkzaamheden, voor zover die door de registratie dan wel herregistratie worden gereguleerd, of door de wijze waarop hij de werkzaamheden verricht, ernstig gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken voor personen;relaties0
    • e.indien Onze Minister heeft vastgesteld dat de geregistreerde dan wel geherregistreerde zijn werkzaamheden, voor zover die door de registratie dan wel herregistratie worden gereguleerd, heeft voortgezet gedurende de periode dat de registratie dan wel herregistratie met toepassing van het tweede lid tijdelijk uit het betreffende register is verwijderd; ofrelaties0
    • f.indien Onze Minister heeft vastgesteld dat de geregistreerde dan wel geherregistreerde, met toepassing van het tweede lid, binnen een tijdspanne van vijf jaar ten minste driemaal onherroepelijk is verwijderd uit het betreffende register voor in totaal meer dan twaalf maanden.relaties0
    relaties0
  • 4. Indien het vermoeden bestaat dat een registratie dan wel herregistratie moet worden verwijderd op grond van het tweede lid of derde lid, onder e, kan Onze Minister lopende het onderzoek daarnaar een registratie dan wel herregistratie schorsen voor de duur van maximaal drie maanden.relaties0
  • 5. Na het verstrijken van de einddatum van de registratie of herregistratie en na het verwijderen van de registratie dan wel herregistratie worden alle met betrekking tot een persoon geregistreerde gegevens door Onze Minister maximaal vijf jaar bewaard.relaties0
  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met vijfde lid.relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 1C Uitzondering certificatie en registratie

Artikel 1.5q Uitgezonderde werkzaamheden

Geen certificaat als bedoeld in afdeling 1A, of registratie als bedoeld in afdeling 1B, is vereist voor:

  • a.de natuurlijke persoon die de door certificering of registratie gereguleerde arbeid verricht in het kader van een opleiding tot het kunnen verrichten van die arbeid, dan wel een examinering of beoordeling gericht op het vaststellen van de geschiktheid voor het kunnen verrichten van die arbeid, mits dit gebeurt:
    • 1°.onder toezicht van een persoon die in het bezit is van een ter zake geldig certificaat of geldige registratie; ofrelaties0
    • 2°.overeenkomstig de eisen die daaraan in het certificatie- of registratieschema worden gesteld, al dan niet in aanvulling op onderdeel 1°;relaties0
    relaties0
  • b.de rechtspersoon die de door certificering gereguleerde werkzaamheden verricht in het kader van een beoordeling gericht op het vaststellen van de geschiktheid voor het kunnen verrichten van die werkzaamheden, mits dit gebeurt overeenkomstig de eisen die daaraan in het certificatieschema worden gesteld.relaties0
relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 2 Samenwerking, overleg en ontslag- en benadelingsbescherming

Artikel 1.6 Definities samenwerking en overleg

relaties0

Artikel 1.7 Aard en inhoud van het overleg

  • 1. Ten aanzien van de aard en inhoud van het overleg en de wijze waarop het overleg wordt gevoerd met een universiteitsraad, een dienstraad of een medezeggenschapsraad respectievelijk een medezeggenschapscommissie of een overlegorgaan en ten aanzien van de bevoegdheden van een universiteitsraad, een dienstraad of een medezeggenschapsraad respectievelijk een medezeggenschapscommissie of een overlegorgaan is van toepassing:relaties0
  • 2. Voor zover de wet bepalingen bevat omtrent rechten van de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of leden daarvan waaromtrent de regelingen, bedoeld in het eerste lid, geen bepalingen bevatten, is de wet van toepassing.relaties0
relaties0

Artikel 1.8 Ontslagbescherming

relaties0

Artikel 1.9 Benadelingsbescherming

In afwijking van artikel 13, vijfde lid, tweede en derde zin, van de wet is ten aanzien van degene op wie de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van toepassing is en die als deskundige werknemer als bedoeld in artikel 13, eerste lid en tweede lid, of als deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet werkzaam is, artikel 9.32, achtste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van overeenkomstige toepassing. Ten aanzien van degene op wie het Algemeen militair ambtenarenreglement of het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie van toepassing is en die als deskundige werknemer of persoon als bedoeld in de vorige zin werkzaam is, is artikel 20 van het Besluit medezeggenschap defensie van overeenkomstige toepassing.

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 3 Onderwijs

Artikel 1.10 Toepasselijkheid

Tenzij hierna anders is bepaald, zijn de wet en dit besluit van toepassing op werknemers in onderwijsinrichtingen en op overeenkomstige wijze van toepassing op leerlingen en studenten in onderwijsinrichtingen die handelingen verrichten die vergelijkbaar zijn met arbeid in de beroepspraktijk.

relaties0relaties0

Artikel 1.11 Samenwerking en overleg; onderwijsinrichtingen met een medezeggenschapsraad

  • 1. Voor bekostigde onderwijsinrichtingen als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, onder a tot en met c, en onder g en h, komen de rechten, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de wet, voor zover van toepassing, toe aan de leden van de medezeggenschapsraad.relaties0
  • 2. Voor de in het eerste lid genoemde bekostigde onderwijsinrichtingen treedt voor de toepassing van artikel 12, vijfde en zesde lid, van de wet de medezeggenschapsraad in de plaats van de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging.relaties0
  • 3. Voor de in het eerste lid genoemde bekostigde onderwijsinrichtingen worden de in de wet en dit besluit toekomende rechten en bevoegdheden met inachtneming van artikel 1.13, uitgeoefend door de leden van de medezeggenschapsraad of, indien het betreft aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel, door het overlegorgaan van het decentraal georganiseerd overleg respectievelijk van de instelling.relaties0
relaties0

Artikel 1.12 Samenwerking en overleg; universiteiten en hogescholen

Voor de in artikel 1.3, tweede lid, onder d tot en met f, genoemde bekostigde onderwijsinrichting worden de in de wet en dit besluit toekomende rechten en bevoegdheden, met inachtneming van artikel 1.13, uitgeoefend door de universiteitsraad, de dienstraad, de medezeggenschapsraad of de studentenraad, bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of, indien het betreft aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel, door het overlegorgaan van het decentraal georganiseerd overleg respectievelijk van de instelling.

relaties0relaties0

Artikel 1.13 Uitzonderingen arbobeleid en horen

relaties0

Artikel 1.14 Uitzondering werknemersverplichtingen

Waar in de wet bepaalde verplichtingen worden opgelegd aan werknemers, zijn deze bepalingen niet van toepassing op leerlingen respectievelijk studenten in onderwijsinrichtingen.

relaties0relaties0

Artikel 1.15 Uitzondering arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Artikel 18 van de wet is niet van toepassing op leerlingen respectievelijk studenten in onderwijsinrichtingen.

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 4 Burgerlijke openbare dienst

Artikel 1.16 Toepasselijkheid

Deze afdeling is van toepassing op arbeid verricht in de burgerlijke openbare dienst met uitzondering van arbeid:

  • a.verricht in onderwijsinrichtingen;relaties0
  • b.verricht in justitiële inrichtingen;relaties0
  • c.verricht door burgerpersoneel, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, met inbegrip van de daaronder ressorterende diensten en instellingen.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 1.17 Politie en brandweer

Op arbeid verricht in de burgerlijke openbare dienst, welke gericht is op het daadwerkelijk uitoefenen van de taken, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012, artikel 141 of 142 van het Wetboek van Strafvordering, of artikel 3, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s voor zover deze taak betrekking heeft op het repressief optreden bij brand, ongevallen en rampen, zijn de artikelen 10, 27, 28, 28a, 28b en 29 van de wet van toepassing voor zover door de toepassing van deze artikelen een goede taakuitoefening niet wordt belemmerd.

relaties0relaties0

Artikel 1.18 Veiligheid van de staat

  • 1. Ten aanzien van arbeid verricht in de burgerlijke openbare dienst, welke gericht is op het daadwerkelijk uitoefenen van taken, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, zijn de artikelen 27, 28, 28a, 28b en 29 van de wet van toepassing voor zover door de toepassing van deze artikelen een goede taakuitoefening niet wordt belemmerd.relaties0
  • 2. Op arbeid verricht in rijksdienst geschiedt de toepassing van de wet met inachtneming van de voor de rijksdienst geldende nationale en internationale voorschriften ter beveiliging van gegevens, waarvan de geheimhouding door het belang van de staat of van zijn bondgenoten wordt geboden.relaties0
  • 3. Op arbeid verricht in de burgerlijke openbare dienst door of ten behoeve van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten geschiedt de toepassing van de wet bovendien met inachtneming van de aan de hoofden van deze diensten opgedragen zorg voor geheimhouding van de door hen verkregen gegevens en van de bronnen waaruit zij afkomstig zijn en voor het naar behoren waarborgen van de veiligheid van de personen van wier diensten bij het inwinnen van gegevens gebruik wordt gemaakt.relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 5 Vervoer

Artikel 1.19 Toepasselijkheid

  • 1. De wet is niet van toepassing op arbeid verricht in respectievelijk op een zeeschip dat niet op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de Nederlandse vlag te voeren en dat zich bevindt in de exclusieve economische zone, in de territoriale zee, op een van de in artikel 10, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet bedoelde scheepvaartwegen, op de Westerschelde, haar mondingen of op het in Nederland gelegen gedeelte van het Kanaal van Gent naar Terneuzen.relaties0
  • 2. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van aanbouw, verbouwing, herstelling of sloping dan wel onderhouds- of reinigingswerkzaamheden en hiermee verband houdende andere werkzaamheden aan de in het eerste lid bedoelde schepen die zich in Nederland bevinden alsmede ten aanzien van laden en lossen, tenzij deze arbeid wordt verricht door een werknemer die behoort tot de bemanning van een zeeschip als bedoeld in het eerste lid.relaties0
  • 3. De wet is niet van toepassing op arbeid verricht in respectievelijk op een luchtvaartuig als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Luchtvaart, dat ter beschikking is gesteld aan een niet in Nederland gevestigde werkgever, tenzij:
    • a.deze werkgever daarin of daarop door in meerderheid in Nederland woonachtige werknemers arbeid doet verrichten;relaties0
    • b.het betreft laden en lossen, aanbouw, verbouwing, herstelling of sloping dan wel onderhouds- of reinigingswerkzaamheden en hiermee verband houdende andere werkzaamheden aan bedoelde luchtvaartuigen die zich in Nederland bevinden.relaties0
    relaties0
  • 4. De wet is niet van toepassing op arbeid verricht in respectievelijk op een luchtvaartuig als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, van de Luchtvaartwet.relaties0
  • 5. Het vierde lid geldt niet ten aanzien van laden en lossen, aanbouw, verbouwing, herstelling of sloping dan wel onderhouds- of reinigingswerkzaamheden en hiermee verband houdende andere werkzaamheden aan de in het vierde lid bedoelde luchtvaartuigen die zich in Nederland bevinden.relaties0
relaties0

Artikel 1.20 Beperking recht op werkonderbreking

  • 1. Op arbeid verricht in respectievelijk op een zeeschip of een luchtvaartuig is artikel 29 van de wet niet van toepassing, voor zover de toepassing van dat artikel in strijd komt met de verplichtingen die voortvloeien uit de uitoefening van de bevoegdheden van de kapitein respectievelijk de gezagvoerder, bedoeld in artikel 341 van het Wetboek van Koophandel respectievelijk het Besluit vluchtuitvoering dan wel een bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangewezen EG-verordening voor de luchtvaart.relaties0
  • 2. Op arbeid verricht door de kapitein respectievelijk de gezagvoerder, bedoeld in het eerste lid, in respectievelijk op een zeeschip of een luchtvaartuig, is artikel 29 van de wet niet van toepassing voor zover de toepassing van dat artikel in strijd komt met de verplichtingen die voortvloeien uit het Wetboek van Koophandel respectievelijk het Besluit vluchtuitvoering dan wel een bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangewezen EG-verordening voor de luchtvaart.relaties0
relaties0

Artikel 1.21 Spoorwegpolitie [Vervallen per 01-01-2005]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 6 Justitiële inrichtingen

Artikel 1.22 Veiligheid in justitiële inrichtingen

  • 1. De artikelen 10, 27 tot en met 29 van de wet zijn van toepassing op de in de justitiële inrichting door het justitieel personeel verrichte arbeid voor zover geen inbreuk wordt gemaakt op de orde, de veiligheid of de goede gang van zaken in de inrichting of op het ongestoord verloop van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en andere beperkingen die krachtens enige wettelijke bepaling door de daartoe bevoegde autoriteiten zijn opgelegd.relaties0
  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op gedetineerden, verpleegden en jeugdigen.relaties0
relaties0

Artikel 1.23 Veiligheid van de staat

Ten aanzien van arbeid verricht door het justitieel personeel in de justitiële inrichtingen geschiedt de toepassing van de wet met inachtneming van de voor de rijksdienst geldende nationale en internationale voorschriften ter beveiliging van gegevens, waarvan de geheimhouding door het belang van de staat of van zijn bondgenoten wordt geboden.

relaties0relaties0

Artikel 1.24 Kennisneming risico-inventarisatie en -evaluatie

In afwijking van artikel 5, zesde lid, van de wet kan een gedetineerde, verpleegde of jeugdige kennisnemen van de risico-inventarisatie en -evaluatie, voor zover de orde of de veiligheid in de justitiële inrichting daardoor niet in gevaar wordt gebracht.

relaties0relaties0

Artikel 1.25 Samenwerking

In afwijking van artikel 12, eerste lid, van de wet werken de directeur van de inrichting en de gedetineerden, verpleegden of jeugdigen zoveel mogelijk samen bij de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid van gedetineerden, verpleegden en jeugdigen binnen de justitiële inrichting.

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 7 Defensie

Artikel 1.26 Toepasselijkheid

Tenzij in deze afdeling anders is bepaald is de wet van toepassing op arbeid verricht door defensiepersoneel.

relaties0relaties0

Artikel 1.27 Veiligheid van de Staat

  • 1. De toepassing van de wet met betrekking tot arbeid verricht door defensiepersoneel geschiedt met inachtneming van de voor het Ministerie van Defensie geldende nationale en internationale voorschriften ter beveiliging van gegevens, waarvan de geheimhouding door het belang van de staat of van zijn bondgenoten wordt geboden.relaties0
  • 2. De toepassing van de wet met betrekking tot arbeid in de openbare dienst verricht door of ten behoeve van de militaire inlichtingen- en veiligheidsdiensten geschiedt bovendien met inachtneming van de aan de hoofden van deze diensten opgedragen zorg voor geheimhouding van de door hen verkregen gegevens en van de bronnen waaruit zij afkomstig zijn en voor het naar behoren waarborgen van de veiligheid van de personen van wier diensten bij het inwinnen van die gegevens gebruik wordt gemaakt. relaties0
relaties0

Artikel 1.28 Internationale verplichtingen

De toepassing van de wet met betrekking tot arbeid verricht door defensiepersoneel geschiedt met inachtneming van internationale verplichtingen.

relaties0relaties0

Artikel 1.29 Algehele uitzondering

De wet is niet van toepassing op arbeid verricht door defensiepersoneel:

relaties0relaties0

Artikel 1.30 Partiële uitzondering artikelen 3 en 16 van de wet

  • 1. Artikel 3, eerste lid, van de wet en de op artikel 16 van de wet gebaseerde artikelen 1.37 en 1.41, de afdelingen 5, 6, 6A en 8 van hoofdstuk 2, en de hoofdstukken 3 tot en met 8 van dit besluit zijn niet van toepassing bij arbeid verricht door defensiepersoneel:
    • a.tijdens, direct voor en direct na oefeningen;relaties0
    • b.ten aanzien van militaire vaartuigen, militaire luchtvaartuigen en bemande wapensystemen, en arbeid verricht door eenheden met gereedstelling:
      • 1°.voor zover afwijking van deze artikelen, hoofdstukken of afdelingen naar het oordeel van Onze Minister van Defensie noodzakelijk is in verband met de bouw, de constructie, de inrichting of de uitrusting van deze vaartuigen en wapensystemen;relaties0
      • 2°.indien oorlogsschepen varen en indien militaire luchtvaartuigen en bemande wapensystemen als zodanig in gebruik zijn;relaties0
      • 3°.voor zover de operationele taakuitvoering van deze vaartuigen en wapensystemen of van de eenheden met gereedstelling naar het oordeel van Onze Minister van Defensie door de toepassing van deze artikelen, hoofdstukken of afdelingen wordt belemmerd.relaties0
      relaties0
    relaties0
  • 2. Onze Minister van Defensie kan toestaan dat wordt afgeweken van het op artikel 16 van de wet gebaseerde artikel 6.12j, indien een gelijkwaardig of meer specifiek beschermingssysteem wordt toegepast voor personeel dat werkzaam is in operationele militaire installaties of betrokken is bij militaire activiteiten, met inbegrip van gezamenlijke internationale militaire oefeningen, mits gezorgd wordt voor preventie van schadelijke gezondheidseffecten en veiligheidsrisico’s.relaties0
  • 3. In aanvulling op artikel 1.5j:relaties0
  • 4. Bij regeling van Onze Minister van Defensie kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de registratie van defensiepersoneel, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, en de eisen waaraan moet worden voldaan om geregistreerd te zijn.relaties0
  • 5. Het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet waarmee de krachtens artikel 24, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaren zijn belast, omvat mede het toezicht op de naleving van het bepaalde in het tweede en derde lid.relaties0
relaties0

Artikel 1.31 Partiële uitzondering artikel 10 van de wet

Voor zover de wet van toepassing is op arbeid verricht door defensiepersoneel is artikel 10 van de wet op arbeid verricht door defensiepersoneel:

  • a.dat belast is met enige politietaak of met bewakings- of beveiligingstaken, ofrelaties0
  • b.dat wachtdiensten verricht, ofrelaties0
  • c.dat is ingezet ter verlening van de bijstand, bedoeld in artikel 1.29, onder b, aan de politie, van toepassing, voor zover een goede taakuitoefening door de toepassing van genoemd artikel niet wordt belemmerd.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 1.32 Partiële uitzondering artikel 12 van de wet

Artikel 12 van de wet is van toepassing behoudens:

  • a.tijdens oefeningen;relaties0
  • b.op aangelegenheden die rechtstreeks betrekking hebben op het houden van oefeningen; relaties0
  • c.op aangelegenheden die rechtstreeks betrekking hebben op de arbeid, bedoeld in artikel 1.29.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 1.33 Partiële uitzondering artikelen 27 tot en met 28b van de wet

relaties0

Artikel 1.34 Uitzondering artikel 29 van de wet

Artikel 29 van de wet is niet van toepassing op militair personeel.

relaties0relaties0

Artikel 1.34a Uitzonderingsmogelijkheid artikel 2.14d, tweede lid, eerste zin

Ten aanzien van militair personeel kan, in afwijking van artikel 2.14d, tweede lid, eerste zin, een andere bedrijfsarts worden geraadpleegd die werkzaam is binnen het Ministerie van Defensie of de arbodienst waarin de bedrijfsarts werkzaam is die het eerste advies heeft gegeven.

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 8 Jeugdigen

Artikel 1.35 Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder richtlijn: Richtlijn nr. 94/33/EEG van de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PbEG 1994, L 216).

relaties0relaties0

Artikel 1.36 Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie

  • 1. Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn of plegen te zijn wordt in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in het bijzonder aandacht besteed aan:
    • a.de specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer;relaties0
    • b.de uitrusting en inrichting van de arbeidsplaats;relaties0
    • c.de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan stoffen, agentia en fysische factoren;relaties0
    • d.de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen;relaties0
    • e.het geheel van werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting en de organisatie daarvan, enrelaties0
    • f.het opleidingsniveau van de jeugdige werknemers en de aan hen te geven voorlichting.relaties0
    relaties0
  • 2. Voorts wordt in de risico-inventarisatie en -evaluatie bijzondere aandacht besteed aan de niet-volledige lijst van agentia, procédés en werkzaamheden, opgenomen in de bijlage bij de richtlijn.relaties0
relaties0

Artikel 1.37 Deskundig toezicht

  • 1. Indien in een bedrijf of inrichting jeugdige werknemers arbeid verrichten, wordt op die arbeid adequaat deskundig toezicht uitgeoefend. De inhoud en de mate van het toezicht is afhankelijk van de uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, gebleken gevaren die kunnen ontstaan, indien deskundig toezicht ontbreekt.relaties0
  • 2. Indien uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 1.36, blijkt, dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan specifieke gevaren, met name voor arbeidsongevallen als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer, zijn verbonden, mag die arbeid slechts worden verricht, indien het deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat die gevaren worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk is, mag die arbeid niet door jeugdige werknemers worden verricht.relaties0
relaties0

Artikel 1.38 Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

In aanvulling op artikel 18 van de wet worden jeugdige werknemers in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan, zodra uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 1.36, blijkt, dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan specifieke gevaren, met name voor arbeidsongevallen als gevolg van het gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer, zijn verbonden.

relaties0relaties0

Artikel 1.39 Uitzonderingen leerlingen en studenten in onderwijsinrichtingen

Deze afdeling en paragraaf 4 van afdeling 5 van hoofdstuk 3, paragraaf 2 van afdeling 10 van hoofdstuk 4, paragraaf 3 van afdeling 6 van hoofdstuk 6 en paragraaf 2 van afdeling 6 van hoofdstuk 7, zijn niet van toepassing op leerlingen en studenten in onderwijsinrichtingen.

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 9 Zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie

Artikel 1.40 Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder richtlijn: Richtlijn nr. 92/85/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 1992 betreffende maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (PbEG 1992, L 348).

relaties0relaties0

Artikel 1.41 Risico-inventarisatie en -evaluatie

Indien in een bedrijf of inrichting een zwangere werknemer of een werknemer tijdens de lactatie werkzaam is of pleegt te zijn, wordt in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in het bijzonder aandacht besteed aan de niet-limitatieve lijst van agentia, procédés en arbeidsomstandigheden, opgenomen in bijlage I bij de richtlijn

relaties0relaties0

Artikel 1.42 Organisatie van de arbeid

  • 1. Onverminderd artikel 4:5 van de Arbeidstijdenwet, organiseert de werkgever de arbeid van een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie zodanig, richt de arbeidsplaats zodanig in, past een zodanige productie- en werkmethode toe en laat zodanige arbeidsmiddelen gebruiken, dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie.relaties0
  • 2. Indien nakoming van het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt door een tijdelijke aanpassing van de arbeid of door een tijdelijke aanpassing van de arbeids- en rusttijden voorkomen dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie wordt veroorzaakt, en wordt voorkomen dat een terugslag kan worden veroorzaakt op de zwangerschap of lactatie.relaties0
  • 3. Indien nakoming van het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt aan de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk andere arbeid gegeven.relaties0
  • 4. Indien nakoming van het derde lid redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk vrijgesteld van het verrichten van arbeid.relaties0
relaties0

Artikel 1.42a Voorlichting

De werkgever zorgt voor doeltreffende voorlichting over de risico’s van de arbeid tijdens zwangerschap en lactatie en de maatregelen die zijn genomen om de risico’s te voorkomen. De voorlichting vindt plaats binnen twee weken nadat de zwangere werknemer of werknemer tijdens de lactatie aan de werkgever heeft gemeld zwanger te zijn dan wel werkzaam te zijn tijdens de lactatie.

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 10 Plaatsonafhankelijke arbeid

Artikel 1.43 Definities

  • 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder plaatsonafhankelijke arbeid verstaan:
    • a.arbeid die een werkgever als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, sub 1°, van de wet, door een werknemer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de wet, dan wel een werknemer als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet voor zover die werknemer arbeid verricht voor een werkgever als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, sub 1°, van de wet, doet verrichten in een woning of op een andere door die werknemer gekozen plaats buiten het bedrijf of de inrichting, die niet de arbeidsplaats van die werkgever is; ofrelaties0
    • b.arbeid die een werkgever als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, sub 2°, van de wet, in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf, krachtens een overeenkomst tot aanneming van werk of krachtens een overeenkomst van opdracht, door een werknemer als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet, doet verrichten in een woning, tenzij die ander zelfstandig een beroep of bedrijf uitoefent waarin hij zich in de regel ook tegenover derden tot het verrichten van dergelijke arbeid verplicht.relaties0
    relaties0
  • 2. Onder plaatsonafhankelijke arbeid als bedoeld in het eerste lid, wordt niet verstaan:
    • a.arbeid verricht aan of ten behoeve van het vervaardigen, veranderen, herstellen, versieren, afwerken dan wel op andere wijze tot gebruik geschikt maken of meer geschikt maken of geschikt houden van de woning; ofrelaties0
    • b.arbeid van verplegende, verzorgende of huishoudelijke aard, geboden aan personen in verband met ziekte, herstel, ouderdom, gehandicapt zijn, overlijden dan wel psychosociale of relationele problemen.relaties0
    relaties0
relaties0

Artikel 1.44 Toepasselijkheid algemeen

  • 1. Op plaatsonafhankelijke arbeid is dit besluit en de daarop berustende bepalingen alleen van toepassing voor zover zulks in dit hoofdstuk is bepaald en met in achtneming van de in dit en hoofdstuk 9 gestelde regels.relaties0
  • 2. Indien bij plaatsonafhankelijke arbeid de betrokken werknemer tevens een jeugdige werknemer is, zijn de bepalingen die voor de jeugdige werknemer zijn vastgesteld niet van toepassing.relaties0
relaties0

Artikel 1.45 Toepasselijkheid hoofdstuk 2

Op plaatsonafhankelijke arbeid zijn van overeenkomstige toepassing de afdelingen 3, 3a en 4 van hoofdstuk 2.

relaties0relaties0

Artikel 1.46 Toepasselijkheid hoofdstuk 4

  • 1. Het verrichten van plaatsonafhankelijke arbeid met gevaarlijke stoffen is alleen toegestaan met:
    • a.stoffen die aan geen criteria voldoen voor een of meer gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;relaties0
    • b.stoffen die een bijzondere aanduiding bevatten zoals vermeld in Bijlage II, deel 1 en 2, van de onder a genoemde verordening met uitzondering van de bijzondere aanduidingen: EUH001, EUH006, EUH014, EUH018, EUH019, EUH029, EUH031, EUH032, EUH044, EUH070, EUH071, EUH202 of EUH207; enrelaties0
    • c.stoffen die uitsluitend voldoen aan de criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in de onder a genoemde verordening: H-zinnen 223, 226, 227, 228, 302, 312, 315, 318, 319, 332, 335, 336, 400, 410, 411, 412, 413 of 420.relaties0
    relaties0
  • 2. Met betrekking tot de in het eerste lid, onder c, genoemde stoffen, met uitzondering van stoffen die uitsluitend voldoen aan de criteria voor een of meer van de volgende H-zinnen: 400, 410, 411, 412, 413 of 420, wordt in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in ieder geval vastgesteld aan welke stoffen de werknemers worden of kunnen worden blootgesteld en welke de gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden.relaties0
  • 3. Bij de verpakking en sluiting van gevaarlijke stoffen worden de volgende voorschriften in acht genomen:
    • a.de verpakking is zodanig ontworpen en uitgevoerd dat verlies van de inhoud wordt voorkomen, behalve als andere meer specifieke veiligheidsvoorzieningen zijn voorgeschreven;relaties0
    • b.het materiaal van de verpakking en sluiting mag niet door de inhoud kunnen worden beschadigd of daarmee een gevaarlijke verbinding kunnen vormen;relaties0
    • c.de verpakking en sluiting zijn in alle onderdelen zo stevig en sterk dat zij niet losraken en afdoende bestand zijn tegen elke normale behandeling; enrelaties0
    • d.verpakking die voorzien is van een herbruikbare sluiting is zodanig ontworpen dat de verpakking herhaalde malen opnieuw kan worden gesloten zonder verlies van inhoud.relaties0

    De verpakking en sluiting van gevaarlijke stoffen wordt vermoed te voldoen aan de hiervoor genoemde voorschriften indien ze voldoen aan de betreffende, bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of de Wet luchtvaart gestelde, eisen voor vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht, over zee, over de weg, per spoor of over de binnenwateren.relaties0
  • 4. Op de verpakking, bedoeld in het derde lid, van een gevaarlijke stof wordt opvallend en goed leesbaar vermeld:
    • a.de officiële naam van de gevaarlijke stof en de relevante gevaarlijke bestanddelen; enrelaties0
    • b.de gevarenpictogrammen, signaalwoorden en gevaarsaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.relaties0
    relaties0
  • 5. Doeltreffende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de werknemers bij hun arbeid kunnen worden blootgesteld aan stoffen in zodanige mate dat schade kan worden toegebracht aan hun gezondheid.relaties0
  • 6. Huidcontact is voorkomen of geminimaliseerd door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen bij mogelijke blootstelling aan een gevaarlijke stof:
    • a.die voldoet aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 312 of 315;relaties0
    • b.als bedoeld in artikel 4.3, eerste of tweede lid en waarbij is aangegeven dat die gevaarlijke stof door de huid kan worden opgenomen; ofrelaties0
    • c.indien dit voortvloeit uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, van de wet.relaties0
    relaties0
  • 7. Oogcontact is voorkomen of geminimaliseerd door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen bij mogelijke blootstelling aan een gevaarlijke stof:
    • a.die voldoet aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen: 318, 319, of de bijzondere aanduiding: EUH070; ofrelaties0
    • b.indien dit voortvloeit uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet.relaties0
    relaties0
  • 8. Indien met stoffen wordt gewerkt die voldoen aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 223, 226 of 228, dan zijn aan de werknemer deugdelijke en doelmatige middelen voor het blussen of doven van een brand ter beschikking gesteld.relaties0
  • 9. Indien stoffen aanwezig zijn die gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer kunnen opleveren, zijn zodanige maatregelen getroffen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.relaties0
  • 10. Bij het verrichten van arbeid met stoffen als bedoeld in het negende lid, zijn zodanige maatregelen getroffen dat het gevaar, dat zich bij die arbeid een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.relaties0
  • 11. Voorts zijn zodanige maatregelen getroffen dat, in geval zich een ongewilde gebeurtenis als bedoeld in het negende of tiende lid voordoet, de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt.relaties0
  • 12. In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt in overeenstemming met artikel 8 van de wet voorlichting en onderricht gegeven waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan:
    • a.de uitkomsten van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in het tweede lid;relaties0
    • b.de maatregelen die zijn getroffen op grond van het vijfde lid; enrelaties0
    • c.de maatregelen die zijn getroffen voor het voorkomen of beperken van ongewilde gebeurtenissen overeenkomstig het achtste, negende, tiende of elfde lid.relaties0
    relaties0
  • 13. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het vierde lid.relaties0
relaties0

Artikel 1.47 Toepasselijkheid hoofdstuk 5

  • 1. Op plaatsonafhankelijke arbeid zijn van overeenkomstige toepassing de afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk 5.relaties0
  • 2. Indien de werknemer plaatsonafhankelijke arbeid verricht in de eigen woning, dan wordt door de werkgever, tenzij de werknemer daar reeds uit eigen hoofde over beschikt, een werkplek als bedoeld in artikelen 5.4 en 5.12 ter beschikking gesteld.relaties0
relaties0

Artikel 1.48 Toepasselijkheid hoofdstuk 6

Indien de werknemer plaatsonafhankelijke arbeid verricht in de eigen woning, dan worden door de werkgever, tenzij de werknemer daar reeds uit eigen hoofde over beschikt, voorzieningen voor kunstverlichting als bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, ter beschikking gesteld.

relaties0relaties0

Artikel 1.49 Toepasselijkheid hoofdstuk 7

  • 1. Op plaatsonafhankelijke arbeid zijn van overeenkomstige toepassing de afdelingen 1, 2 en 3 van hoofdstuk 7.relaties0
  • 2. De voor de arbeid benodigde arbeidsmiddelen zijn, voor zover zij gevaar voor personen opleveren, voorzien van een doelmatige afscherming.relaties0
  • 3. De voor de arbeid benodigde arbeidsmiddelen met een besturingssysteem zijn, zo dicht mogelijk bij de plaats van de persoon die het arbeidsmiddel bedient, voorzien van een zodanige inrichting dat het arbeidsmiddel afzonderlijk, veilig en met zekerheid kan worden stilgezet en niet dan opzettelijk weer in beweging kan worden gebracht.relaties0
  • 4. De benodigde arbeidsmiddelen worden op de juiste wijze onderhouden en zo nodig gerepareerd.relaties0
  • 5. Aan de voor de arbeid benodigde arbeidsmiddelen met een besturingssysteem die gevaren van elektrische aard met zich brengen, zijn doeltreffende beveiligingen aangebracht, waarvan de werking zoveel mogelijk onafhankelijk is van degene die dat arbeidsmiddel bedient.relaties0
  • 6. Indien het in verband met het verrichten van plaatsonafhankelijke arbeid door de werknemer in een woning noodzakelijk is dat elektrische apparatuur wordt aangesloten of anderszins leidingen of kabels worden aangelegd, dan gebeurt dat op een juiste wijze opdat de werknemer daarvan veilig gebruik kan maken.relaties0
relaties0

Artikel 1.50 Toepasselijkheid hoofdstuk 8

Op plaatsonafhankelijke arbeid is van overeenkomstige toepassing afdeling 1 van hoofdstuk 8.

relaties0relaties0

Artikel 1.51 Beschikbaarheid gegevens

In geval van het verrichten van plaatsonafhankelijke arbeid zijn van de werknemer bij de werkgever gegevens beschikbaar omtrent naam, adres en woonplaats alsmede van de werkzaamheden die door hem worden verricht en van de stoffen, hulpmiddelen en werktuigen die daarbij worden gebruikt.

relaties0relaties0

Artikel 1.52 Voorraad

In geval van het verrichten van plaatsonafhankelijke arbeid is het niet toegestaan de werknemer een grotere hoeveelheid aan grondstoffen, halffabricaten of gerede producten in voorraad te geven of te laten houden dan voor de arbeid noodzakelijk is.

relaties0relaties0

Artikel 1.53 Melding arbeidsongevallen

Indien een werknemer bij het verrichten van plaatsonafhankelijke arbeid een arbeidsongeval als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet, overkomt doet hij daarvan onverwijld mededeling aan de werkgever.

relaties0relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk 2 Arbozorg en organisatie van de arbeid

Afdeling 1 Elektronische melding

Artikel 2.1 Melding gegevens

  • 1. Indien een werkgever of opdrachtgever ingevolge het bij of krachtens de wet bepaalde een melding moet doen aan de toezichthouder, doet hij dat langs elektronische weg. Indien zich een zodanige storing van het netwerk voordoet dat de werkgever of opdrachtgever de gegevens niet binnen de gestelde termijn kan leveren aan de toezichthouder, vindt de melding op een andere geschikte wijze plaats.relaties0
  • 2. In afwijking van het eerste lid doet een werkgever een melding telefonisch bij de toezichthouder bij arbeidsongevallen die leiden tot de dood van de werknemer.relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 1a Melding beroepsziekten

Artikel 2.1a Gegevens beroepsziekten

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die bij de mededeling van een beroepsziekte, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet worden verstrekt.

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 2 Aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen

Artikel 2.2 Definities

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanwezigheid van gevaarlijke stoffen: de werkelijke of verwachte aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in het bedrijf of de inrichting of van gevaarlijke stoffen waarvan redelijkerwijs kan worden voorzien dat deze kunnen ontstaan bij verlies van controle over de processen, met inbegrip van opslagactiviteiten, in installaties in het bedrijf of de inrichting, in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempelwaarden, opgenomen in de lijst, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, in voorkomend geval met gebruikmaking van de in die lijst vermelde sommatieregel;
  • gevaarlijke stof: een onder deel 1 van de lijst, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, vallende stof of vallend mengsel of een in deel 2 van deze lijst opgenomen stof of mengsel;
  • installatie: de technische eenheid binnen een bedrijf of inrichting waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, gebruikt, verwerkt of opgeslagen;
  • zwaar ongeval: gebeurtenis als gevolg van ongecontroleerde ontwikkelingen tijdens de bedrijfsuitoefening in een bedrijf of inrichting, waardoor onmiddellijk of na verloop van tijd ernstig gevaar voor de veiligheid of gezondheid van werknemers ontstaat en waarbij één of meer gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
relaties0relaties0

Artikel 2.3 Toepasselijkheid algemeen

  • 1. Deze afdeling is, met inachtneming van het tweede en derde lid en de artikelen 2.4 en 2.5h, derde lid, van toepassing bij de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in bedrijven en inrichtingen, in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheden, opgenomen in de lijst, vastgesteld bij ministeriële regeling.relaties0
  • 2. Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing bij de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen op arbeidsplaatsen gelegen in de nabijheid van het bedrijf of de inrichting waarvoor de werkgever verantwoordelijk is.relaties0
  • 3. Deze afdeling is niet van toepassing op:
    • a.vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor, over binnenwateren, over zee of door de lucht en rechtstreeks aan dit vervoer gerelateerde tijdelijke opslag, tenzij deze activiteiten onderdeel zijn van het bedrijf of de inrichting dan wel dat het gaat om onderdelen van hoofdspoorwegen die krachtens artikel 30 van het Besluit spoorverkeer zijn aangewezen als spoorwegemplacementen, en waar met gevaarlijke stoffen wordt gerangeerd zoals bedoeld in artikel 29 van het Besluit spoorverkeer, of bedrijven of inrichtingen waar containers van en op schepen worden geplaatst en waar uitwisseling plaatsvindt tussen een of meer vervoersmodaliteiten;relaties0
    • b.arbeid verricht in de ondergrondse winningsindustrie en de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen; ofrelaties0
    • c.offshore ondergrondse gasopslag, waaronder begrepen specifieke opslaglocaties en locaties waar eveneens aan exploratie en exploitatie van delfstoffen wordt gedaan.relaties0
    relaties0
  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van bedrijven of inrichtingen worden aangewezen waarop deze afdeling, gelet op de beperkte gevaren of risico’s van zware ongevallen, geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is.relaties0
relaties0

Artikel 2.4 Toepasselijkheid op Seveso-inrichtingen

relaties0

Artikel 2.5 Aanvullende voorschriften betreffende beleid inzake beheersing risico’s van zware ongevallen en risico-inventarisatie en -evaluatie

  • 1. De werkgever legt de algemene doelstellingen en beginselen van het beleid inzake de beheersing van de risico's van zware ongevallen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, schriftelijk vast. Het beleid bevat tevens de verbintenis om de beheersing van de risico’s van zware ongevallen continu te verbeteren en hoge beschermingsniveaus te waarborgen.relaties0
  • 2. Bij het voeren van het beleid, bedoeld in het eerste lid, en in aanvulling op de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, worden:
    • a.de gevaren en risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen systematisch geïdentificeerd en geëvalueerd aan de hand van daartoe door de werkgever schriftelijk vastgelegde procedures, zowel bij normale werking als bij abnormale werking van de installatie of het industrieel chemisch proces, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van andere stoffen die in een specifieke situatie bij kunnen dragen aan het risico van een zwaar ongeval; enrelaties0
    • b.de scenario's voor mogelijke zware ongevallen schriftelijk vastgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met alle gevaren van en voor de installatie en van de betrokken gevaarlijke stoffen.relaties0
    relaties0
  • 3. De werkgever treft alle maatregelen die noodzakelijk zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers te beperken en legt deze maatregelen ook schriftelijk vast.relaties0
  • 4. De werkgever kan te allen tijde aantonen aan de toezichthouder dat hij alle noodzakelijke maatregelen heeft getroffen.relaties0
  • 5. Uit de scenario's, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder b, en de beschrijving van de getroffen maatregelen blijkt dat de gevaren en risico’s van zware ongevallen op adequate wijze worden beheerst met het complete stelsel van getroffen technische en organisatorische maatregelen.relaties0
  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het beleid, bedoeld in het eerste lid, de procedures, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder a, en de beschrijving van scenario's, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder b, en vijfde lid.relaties0
relaties0

Artikel 2.5a Nadere voorschriften betreffende veiligheidsbeheerssysteem

  • 1. Voor het uitvoeren van het beleid, bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, is een veiligheidsbeheerssysteem aanwezig. Het veiligheidsbeheerssysteem is afgestemd op de gevaren, de industriële werkzaamheden en de complexiteit van de organisatie in de inrichting en is gebaseerd op de evaluatie van de risico's. In het veiligheidsbeheerssysteem is dat gedeelte van het algemene beheerssysteem opgenomen waaronder de organisatorische structuur, verantwoordelijkheden, gebruiken, procedures, procedés en hulpmiddelen die het mogelijk maken het beleid, bedoeld in de eerste zin, vast te stellen en uit te voeren.relaties0
  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het veiligheidsbeheerssysteem.relaties0
relaties0

Artikel 2.5b Intern noodplan

  • 1. Ten behoeve van de planning voor noodsituaties en de externe communicatie ter zake wanneer zich een zwaar ongeval voordoet, wordt door de werkgever schriftelijk een intern noodplan opgesteld dat wordt gebaseerd op de aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, de getroffen maatregelen, bedoeld in artikel 2.5, derde lid, en het veiligheidsbeheerssysteem, bedoeld in artikel 2.5a.relaties0
  • 2. Bij het opstellen of wijzigen van het intern noodplan wordt, bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, overleg gevoerd met de belanghebbende werknemers. Over het intern noodplan en de wijziging daarvan wordt tevens overleg gevoerd met de werknemers van andere werkgevers, die op basis van een langlopende overeenkomst tot opdracht of aanneming van werk mede in het bedrijf of de inrichting werkzaam zijn.relaties0
  • 3. Het intern noodplan wordt zo vaak als nodig en tenminste eenmaal per drie jaar beproefd, geëvalueerd en indien nodig gewijzigd. Daarbij houdt de werkgever rekening met in de het bedrijf of de inrichting toegepaste werk- en productiemethoden en de bij de externe hulpverleningsorganisaties, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van de wet, aangebrachte veranderingen van technische of organisatorische aard en veranderingen in het veiligheidsinzicht die voor de risico's van een zwaar ongeval belangrijke gevolgen kunnen hebben. De resultaten van de beproeving en evaluatie worden schriftelijk vastgelegd door de werkgever.relaties0
  • 4. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers, de bedrijfshulpverleners, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, de externe hulpverleningsorganisaties, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van de wet, de deskundigen en arbodiensten, bedoeld in de artikelen 13, 14 en 14a van de wet, alsmede de werknemers van andere werkgevers, de zelfstandigen en werkgevers die de arbeid zelf verrichten, bedoeld in artikel 16, zevende lid, van de wet, die mede in het bedrijf of de inrichting werkzaam zijn, desgewenst kennis kunnen nemen van het intern noodplan.relaties0
  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de gegevens die in het intern noodplan worden opgenomen, en de beproeving en evaluatie van het intern noodplan.relaties0
relaties0

Artikel 2.5c Wijzigingen en periodieke evaluatie

  • 1. In geval van wijziging van een installatie, de opzet of organisatie van het bedrijf of de inrichting, een proces dan wel de aard of fysische vorm van of de hoeveelheden gevaarlijke stoffen, die belangrijke gevolgen kan hebben voor de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, werkt de werkgever, indien hij dat niet reeds ter voldoening aan voorschriften bij of krachtens dit besluit heeft gedaan, zo nodig bij:relaties0
  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt de aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, aanhef en onder a, zo vaak als nodig en tenminste eenmaal per vijf jaar geëvalueerd.relaties0
relaties0

Artikel 2.5d Deskundige bijstand

relaties0

Artikel 2.5e In het bedrijf of inrichting werkzame andere werkgevers en zelfstandigen

De werkgever, die het bedrijf of inrichting, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, of 2.4, eerste lid, exploiteert, de werkgever, niet zijnde werkgever die het bedrijf of inrichting, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, of 2.4, eerste lid, exploiteert, wiens werknemers in het bedrijf of de inrichting werkzaam zijn, en de in het bedrijf of de inrichting werkzame zelfstandige en werkgever die de arbeid zelf verricht, geven onverminderd hun eigen verantwoordelijkheid gezamenlijk en in overleg uitvoering aan het bepaalde bij of krachtens deze afdeling met betrekking tot de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de in het bedrijf of de inrichting werkzame werknemers, zelfstandige en werkgever die de arbeid zelf verricht.

relaties0relaties0

Artikel 2.5f Naburige bedrijven of inrichtingen

  • 1. Indien een zwaar ongeval gevolgen kan hebben voor de veiligheid of gezondheid van werknemers in naburige bedrijven of inrichtingen, verstrekt de werkgever uit eigen beweging aan de betreffende bedrijven of inrichtingen op passende wijze algemene gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het risico voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers in het naburige bedrijf of inrichting.relaties0
  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.relaties0
relaties0

Artikel 2.5g Bedrijven of inrichtingen op bedrijventerrein

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder bedrijventerrein: een ruimtelijk aaneengesloten of functioneel verbonden terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door vestigingen ten behoeve van handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie.relaties0
  • 2. Indien zich meer bedrijven of inrichtingen, waarop deze afdeling van toepassing is, op hetzelfde bedrijventerrein bevinden, wisselen de daarvoor verantwoordelijke werkgevers gegevens uit die noodzakelijk zijn om rekening te kunnen houden met de aard en omvang van het risico van een zwaar ongeval, ten behoeve van het beleid voor zware ongevallen, het veiligheidsbeheerssysteem en het intern noodplan.relaties0
  • 3. De werkgevers, bedoeld in het tweede lid, werken samen met het oog op de voorlichting aan naburige bedrijven en inrichtingen, indien zij dat niet reeds ter voldoening aan artikel 2.5f doen, en het publiek.relaties0
  • 4. Bij ministeriele regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede en derde lid.relaties0
relaties0

Artikel 2.5h Melding aan toezichthouder algemeen

  • 1. De werkgever, op wiens bedrijf of inrichting deze afdeling van toepassing is, meldt dit zo spoedig mogelijk aan de toezichthouder onder verstrekking van de volgende gegevens:
    • a.de statutaire naam, het door de Kamer van Koophandel toegekende uniek nummer en vestigingsnummer aan een onderneming of maatschappelijke activiteit in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet en het volledige adres van de werkgever en, indien deze anders zijn, de naam en het adres van het bedrijf of de inrichting waarop de afdeling van toepassing is;relaties0
    • b.de naam en functie van de met de feitelijke leiding van het bedrijf of de inrichting belaste persoon;relaties0
    • c.de naam van de deskundige die medewerking verleent bij de taken, bedoeld in artikel 2.5d, eerste lid;relaties0
    • d.de installatie of installaties en de locatie waar deze zich bevindt of bevinden;relaties0
    • e.de informatie die nodig is om de gevaarlijke stoffen en categorie van stoffen die in het bedrijf of de inrichting aanwezig zijn of kunnen zijn, te identificeren;relaties0
    • f.een lijst met de hoeveelheden, aard en fysische vorm van de gevaarlijke stoffen, die voorkomen in het bedrijf of de inrichting en die zijn vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid;relaties0
    • g.de activiteiten die in het bedrijf of de inrichting worden uitgeoefend; enrelaties0
    • h.informatie over de onmiddellijke omgeving van het bedrijf of de inrichting en de factoren die een zwaar ongeval kunnen veroorzaken of de gevolgen ervan ernstiger kunnen maken.relaties0
    relaties0
  • 2. De werkgever doet zo spoedig mogelijk een nieuwe melding als bedoeld in het eerste lid:
    • a.in geval van wijziging van een gegeven, genoemd in het eerste lid;relaties0
    • b.indien in het bedrijf of de inrichting of een onderdeel daarvan of in de werking van het bedrijf of de inrichting of een onderdeel daarvan een verandering van technische of organisatorische aard wordt aangebracht die voor de risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen belangrijke gevolgen kan hebben;relaties0
    • c.indien hij van oordeel is dat deze afdeling niet meer van toepassing is op het bedrijf of de inrichting; ofrelaties0
    • d.in geval van definitieve sluiting van het bedrijf of de inrichting of de ontmanteling ervan.relaties0
    relaties0
  • 3. In geval van een melding als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder c of d, blijft deze afdeling nog dertig dagen na de dag van ontvangst van de melding door de toezichthouder van toepassing op het bedrijf of de inrichting.relaties0
relaties0

Artikel 2.5i Melding zware ongevallen

  • 1. De werkgever meldt een zwaar ongeval direct aan de toezichthouder onder verstrekking van de volgende gegevens:
    • a.datum, tijd, plaats en omstandigheden van het zware ongeval;relaties0
    • b.de daarbij betrokken gevaarlijke stoffen en de hoeveelheid daarvan;relaties0
    • c.de gevolgen van het zware ongeval voor de werknemers, die zich op korte en langere termijn kunnen voordoen;relaties0
    • d.de ter bescherming van de werknemers getroffen en voorgenomen noodmaatregelen en maatregelen; enrelaties0
    • e.de ter bescherming van de werknemers getroffen en voorgenomen maatregelen om herhaling van het zware ongeval te voorkomen.relaties0
    relaties0
  • 2. Indien uit nader onderzoek gegevens naar voren komen die afwijken van de ingevolge het eerste lid gemelde gegevens, en die wijziging kunnen brengen in de getrokken conclusies, verstrekt de werkgever die gegevens zo spoedig mogelijk aanvullend.relaties0
  • 3. Bij ministeriele regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.relaties0
relaties0

Artikel 2.5j Exploitatieverbod

Het is verboden het bedrijf of de inrichting of een gedeelte daarvan in werking te hebben wanneer de bij of krachtens deze afdeling te nemen maatregelen niet zijn getroffen of deze duidelijk onvoldoende zijn uitgevoerd.

relaties0relaties0

Artikel 2.6 Verplichtingen zelfstandig werkende [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 3 Arbodiensten en deskundigen

§ 1 Definities

Artikel 2.6a Definities
relaties0
relaties0

§ 2 Arbodiensten en deskundigen

Artikel 2.7 Deskundigheidseisen
  • 1. Binnen een arbodienst zijn deskundigen werkzaam op het terrein van de arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, de arbeidshygiëne, de veiligheidskunde en de arbeids- en organisatiekunde.relaties0
  • 2. Een deskundige beschikt over voldoende deskundigheid en ervaring op een vakgebied als bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van het terrein van de arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, indien hij in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid arbeidshygiëne, veiligheidskunde dan wel arbeids- en organisatiekunde, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.relaties0
relaties0
Artikel 2.8 EG-verklaring inzake deskundigheid [Vervallen per 01-01-2009]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0
Artikel 2.9 Functioneringseisen
  • 1. Een arbodienst:
    • a.vervult zijn taken met inachtneming van de stand van de wetenschap en van de professionele dienstverlening;relaties0
    • b.adviseert inzake het voeren van een gestructureerd, systematisch en adequaat arbeidsomstandighedenen ziekteverzuimbeleid op een wijze die het meest bijdraagt aan de effectuering daarvan, waarbij met name rekening wordt gehouden met bijzondere groepen van werknemers en waarbij tevens binnen het bedrijf of de inrichting plaatsgevonden gebeurtenissen worden betrokken;relaties0
    • c.onderkent en beoordeelt de gevaren, zowel van het technisch systeem als van de organisatie en het menselijk gedrag, waarbij tevens binnen het bedrijf of de inrichting plaatsgevonden gebeurtenissen worden betrokken;relaties0
    • d.evalueert de dienstverlening;relaties0
    • e.draagt zorg voor de continuïteit van de dienstverlening, enrelaties0
    • f.behandelt klachten over de dienstverlening.relaties0
    relaties0
  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het functioneren van de arbodienst.relaties0
relaties0
Artikel 2.10 Organisatie-eisen arbodienst
relaties0
Artikel 2.11 Uitrustingseisen

Een arbodienst beschikt over zodanige huisvesting en outillage dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers van de aangesloten bedrijven is gewaarborgd.

relaties0relaties0
Artikel 2.12 Gegevensverstrekking
  • 1. De externe arbodienst of de werkgever van de interne arbodienst doet desgevraagd statistische gegevens met betrekking tot de uitoefening van de taken toekomen aan Onze Minister.relaties0
  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aard van de in het eerste lid bedoelde gegevens en de vorm waarin alsmede de frequentie waarmee deze gegevens worden toegezonden.relaties0
relaties0
Artikel 2.13 Samenwerkingsverband
  • 1. Het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.6a, tweede lid, wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen de werkgever en de externe deskundigen of de werkgever van deze deskundigen. In deze overeenkomst wordt in ieder geval de taakverdeling vastgelegd tussen de interne deskundige en de externe deskundigen.relaties0
  • 2. Het samenwerkingsverband wordt aangegaan voor een periode die in ieder geval even lang is als de geldigheidsduur van het certificaat arbodienst, bedoeld in artikel 2.14, tweede lid, dat ten behoeve van dat samenwerkingsverband wordt verleend.relaties0
relaties0
Artikel 2.14 Certificaat arbodienst
  • 1. Een externe arbodienst is in het bezit van een certificaat arbodienst dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.relaties0
  • 2. De werkgever van een interne arbodienst is ten behoeve van zijn interne arbodienst in het bezit van een certificaat arbodienst dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.relaties0
  • 3. Indien een aan een externe arbodienst afgegeven certificaat arbodienst wordt ingetrokken, niet wordt verlengd of indien aan de verlenging daarvan voorschriften zijn verbonden, doet de dienst daarvan terstond mededeling aan de werkgever te wiens behoeve de taken worden uitgeoefend, en aan de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging. Bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging zorgt de werkgever ervoor dat de belanghebbende werknemers zo spoedig mogelijk van deze mededeling op de hoogte worden gesteld.relaties0
  • 4. Indien een ten behoeve van een interne arbodienst afgegeven certificaat arbodienst wordt ingetrokken, niet wordt verlengd of indien aan de verlenging daarvan voorschriften zijn verbonden, doet de werkgever daarvan terstond mededeling aan de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, aan de belanghebbende werknemers alsmede, ingeval sprake is van een samenwerkingsverband, aan de betrokken externe deskundigen. relaties0
relaties0
Artikel 2.14a Taken deskundigen
relaties0
relaties0

§ 3 Uitzonderingen

Artikel 2.14b Uitzondering bijstand risico-inventarisatie en -evaluatie
relaties0
Artikel 2.14c Uitzondering bijstand ziekteverzuim

De verplichting een deskundige of een arbodienst in te schakelen bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van de wet geldt niet ten aanzien van de werkgever die uitsluitend:

  • a.personen onder zijn gezag arbeid laat verrichten zonder arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling;relaties0
  • b.personen arbeid laat verrichten op incidentele oproep, jegens wie na afloop van de oproep geen loondoorbetalingsplicht bij ziekte op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bestaat.relaties0
relaties0relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 3a Raadpleging van een andere bedrijfsarts en klachtenprocedure

Artikel 2.14d Raadpleging van een andere bedrijfsarts

  • 1. De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer de bedrijfsarts kan verzoeken om raadpleging van een andere bedrijfsarts indien de werknemer twijfelt aan de juistheid van het door de bedrijfsarts gegeven advies dat betrekking heeft op de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, of c, onder 1° of 3°, van de wet.relaties0
  • 2. De te raadplegen andere bedrijfsarts is niet werkzaam binnen de arbodienst of het bedrijf of de inrichting waarin de bedrijfsarts, die het eerste advies aan de werknemer heeft gegeven, werkzaam is. In de overeenkomst aangaande de bedrijfsarts, bedoeld in artikel 14, vierde en vijfde lid, van de wet, wordt vastgelegd welke andere bedrijfsarts of bedrijfsartsen dan wel arbodienst of arbodiensten kunnen worden geraadpleegd. In overeenstemming tussen de werknemer en de werkgever kan, in afwijking van de vorige zin, gekozen worden voor een te raadplegen bedrijfsarts of arbodienst die niet in de overeenkomst is opgenomen.relaties0
  • 3. De bedrijfsarts die het eerste advies aan de werknemer heeft gegeven schakelt naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, en na overleg met de werknemer, zo spoedig mogelijk een andere bedrijfsarts in, tenzij zwaarwegende argumenten zich tegen raadpleging van een andere bedrijfsarts verzetten en de bedrijfsarts die het eerste advies heeft gegeven deze argumenten gemotiveerd aan de werknemer kenbaar maakt. Indien in de overeenkomst aangaande de bedrijfsarts, bedoeld in artikel 14, vierde en vijfde lid, van de wet meer dan één bedrijfsarts of arbodienst is opgenomen, maakt de werknemer hieruit een keuze.relaties0
  • 4. De bedrijfsarts die het eerste advies aan de werknemer heeft gegeven, verstrekt alle voor de raadpleging relevante beschikbare informatie aangaande de omstandigheden in het bedrijf of de inrichting en, voor zover de werknemer daarvoor zijn uitdrukkelijke toestemming heeft verleend, alle voor de raadpleging relevante beschikbare informatie aangaande de werknemer, aan de te raadplegen andere bedrijfsarts. Die andere bedrijfsarts kan besluiten aanvullende informatie te vergaren.relaties0
  • 5. De geraadpleegde andere bedrijfsarts bespreekt zijn advies met de werknemer waarna de werknemer bepaalt of dit advies aan de eerste bedrijfsarts ter beschikking wordt gesteld. Indien de werknemer uitdrukkelijke toestemming geeft voor het ter beschikking stellen van het advies van de geraadpleegde andere bedrijfsarts aan de eerste bedrijfsarts neemt die eerste bedrijfsarts binnen een redelijke termijn kennis van dat advies en maakt hij aan de werknemer gemotiveerd kenbaar of hij dat advies niet, gedeeltelijk, dan wel geheel overneemt.relaties0
  • 6. Indien verdere begeleiding van toepassing is, wordt de begeleiding van de werknemer door de eerste bedrijfsarts hervat. Indien de werknemer van mening is dat de eerste bedrijfsarts onvoldoende rekening houdt met, indien de eerste bedrijfsarts daarover de beschikking heeft, het advies van de geraadpleegde andere bedrijfsarts en verdere begeleiding door de eerste bedrijfsarts om die reden onwenselijk is, geeft hij dit aan de eerste bedrijfsarts te kennen. De eerste bedrijfsarts overweegt dan om, in afwijking van de eerste zin van dit lid en met inachtneming van de resultaten van de raadpleging van de andere bedrijfsarts, de verdere begeleiding aan een andere bedrijfsarts over te dragen. De werkgever wordt door de eerste bedrijfsarts van de overdracht in kennis gesteld.relaties0
relaties0

Artikel 2.14e Klachtenprocedure

  • 1. Iedere bedrijfsarts beschikt over een klachtenprocedure als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder h, van de wet, waarmee de werknemer de gelegenheid wordt geboden een klacht in te dienen.relaties0
  • 2. De klachtenprocedure is kenbaar voor de werknemer en bevat in ieder geval een beschrijving van de wijze waarop:
    • a.het ontvangen, onderzoeken en beoordelen van de klacht verloopt;relaties0
    • b.een beslissing over de klacht wordt genomen, enrelaties0
    • c.wordt verzekerd dat eventuele naar aanleiding van de beslissing over de klacht genomen maatregelen worden uitgevoerd.relaties0
    relaties0
  • 3. Een onderzoek naar een klacht wordt zorgvuldig uitgevoerd.relaties0
  • 4. De indiener van een klacht wordt:
    • a.geïnformeerd over de ontvangst van de klacht;relaties0
    • b.geïnformeerd over de voortgang van de behandeling van de klacht;relaties0
    • c.met redenen omkleed medegedeeld tot welk oordeel het onderzoek van de klacht heeft geleid en welke beslissing is genomen, enrelaties0
    • d.indien van toepassing, medegedeeld binnen welke termijn maatregelen waartoe besloten is, worden gerealiseerd.relaties0
    relaties0
  • 5. Het ontvangen, onderzoeken en beoordelen van, en het beslissen over de klacht vindt plaats door niet bij de klacht betrokken personen.relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 4 Psychosociale arbeidsbelasting

Artikel 2.15 Maatregelen ter voorkoming of beperking van psychosociale arbeidsbelasting

  • 1. Indien werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan psychosociale arbeidsbelasting worden in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, de risico’s ten aanzien van psychosociale arbeidsbelasting beoordeeld en worden in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet, met inachtneming van de stand van de wetenschap maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen of indien dat niet mogelijk is te beperken.relaties0
  • 2. Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar bestaat voor blootstelling aan psychosociale belasting wordt voorlichting en onderricht gegeven over de risico’s voor psychosociale arbeidsbelasting alsmede over de maatregelen die er op zijn gericht die belasting te voorkomen of te beperken.relaties0
relaties0

Artikel 2.16 Definities [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 2.17 Maatgevende factoren voor de bedrijfshulpverlening [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 2.18 Operationaliteit, bereikbaarheid, beschikbaarheid en aanwezigheid [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 2.19 Aantal bedrijfshulpverleners [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 2.20 Veiligheidsinstructies [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 2.21 Deskundigheidseisen [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 2.22 Oefening [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 5 Bouwproces

Artikel 2.23 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.richtlijn: Richtlijn nr. 92/57/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (PbEG 1992, L 245);relaties0
  • b.ontwerpfase: de studie-, ontwerp- en uitwerkingsfase van het ontwerp van een bouwwerk;relaties0
  • c.uitvoeringsfase: de fase waarin het bouwwerk materieel tot stand wordt gebracht.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 2.24 Aanwijzing

Voor de toepassing van artikel 16, achtste lid, van de wet worden aangewezen de opdrachtgever, de ontwerpende en de uitvoerende partij.

relaties0relaties0

Artikel 2.25 Toepasselijkheid

Deze afdeling is niet van toepassing op arbeid verricht in de winningsindustrie in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen als bedoeld in de afdelingen 6 en 6a van hoofdstuk 2 van dit besluit.

relaties0relaties0

Artikel 2.26 Algemene uitgangspunten inzake veiligheid en gezondheid bij het ontwerpen van een bouwwerk

De opdrachtgever is verplicht in de ontwerpfase zich ervan te vergewissen dat de betrokken werkgevers en zelfstandigen in staat zijn de verplichtingen voor de arbeidsomstandigheden die gelden in de uitvoeringsfase na te komen, in het bijzonder de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3, 5, eerste en derde lid, en 8 van de wet en hoofdstuk 4, afdeling 5.

relaties0relaties0

Artikel 2.27 Melding

  • 1. De opdrachtgever, bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, onderdeel c, sub 1°, meldt de toezichthouder voor de aanvang van de werkzaamheden op de bouwplaats de voorgenomen totstandbrenging van een bouwwerk, indien:
    • a.de geraamde duur van de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 30 werkdagen beslaat en op die bouwplaats meer dan 20 werknemers tegelijkertijd arbeid zullen gaan verrichten, ofrelaties0
    • b.met de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 500 mensdagen zullen zijn gemoeid.relaties0
    relaties0
  • 2. Een afschrift van de melding wordt zichtbaar op de bouwplaats aangebracht. Indien met betrekking tot de in de melding opgenomen gegevens een verandering optreedt, wordt deze dienovereenkomstig gewijzigd.relaties0
relaties0

Artikel 2.28 Veiligheids- en gezondheidsplan

  • 1. De opdrachtgever zorgt ervoor dat ten aanzien van bouwwerken die voor de veiligheid en gezondheid van werknemers bijzondere gevaren met zich meebrengen als bedoeld in bijlage II bij de richtlijn of een bouwwerk ten aanzien waarvan een melding verplicht is, een veiligheids- en gezondheidsplan wordt opgesteld.relaties0
  • 2. Afhankelijk van de voortgang in het bouwproces, worden in het veiligheids- en gezondheidsplan ten minste vermeld en opgenomen:
    • a.een beschrijving van het tot stand te brengen bouwwerk, een overzicht van de betrokken ondernemingen op de bouwplaats, de naam van de coördinator voor de ontwerp- en uitvoeringsfase;relaties0
    • b.een inventarisatie en evaluatie van de specifieke gevaren voor het betreffende bouwwerk, waaronder de eventuele aanwezigheid van asbest of asbesthoudende producten als bedoeld in artikel 4.37, verontreinigde grond, verontreinigd water of grondwater of verontreinigde waterbodems, en specifieke gevaren die het gevolg zijn van de gelijktijdige en achtereenvolgende uitvoering van de bouwwerkzaamheden en in voorkomend geval van de wisselwerking met doorgaande exploitatiewerkzaamheden;relaties0
    • c.de maatregelen die volgen uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld onder b;relaties0
    • d.de afspraken met betrekking tot de uitvoering van de maatregelen, bedoeld onder c;relaties0
    • e.de wijze waarop toezicht op de maatregelen wordt uitgeoefend;relaties0
    • f. de bouwkundige, technische en organisatorische keuzen die in verband met de veiligheid en gezondheid van de werknemers en zelfstandigen worden gemaakt alsmede de onderzoeken en rapporten die de onderbouwing van deze keuzen ondersteunen;relaties0
    • g.de wijze waarop voorlichting en instructie aan de werknemers op de bouwplaats wordt gegeven.relaties0
    relaties0
relaties0

Artikel 2.29 Aanstelling coördinatoren

Indien in de uitvoeringsfase werkzaamheden worden verricht door:

  • a.twee of meer werkgevers;relaties0
  • b.één werkgever en één of meer zelfstandigen ofrelaties0
  • c.twee of meer zelfstandigen,relaties0

stelt de opdrachtgever één of meer coördinatoren voor de ontwerpfase aan en stelt de uitvoerende partij één of meer coördinatoren voor de uitvoeringsfase aan.

relaties0relaties0

Artikel 2.30 Taken coördinator voor de ontwerpfase

De coördinator voor de ontwerpfase heeft tot taak om namens de opdrachtgever:

  • a.te bewerkstelligen dat artikel 2.26 wordt uitgevoerd;relaties0
  • b.een veiligheids- en gezondheidsplan als bedoeld in artikel 2.28 op te stellen of te laten opstellen;relaties0
  • c.een veiligheids- en gezondheidsdossier samen te stellen dat bestemd is voor degene die beslist over de uitvoering van latere werkzaamheden aan het bouwwerk in de gebruiks- of sloopfase. In dit dossier wordt de bouwkundige en technische informatie over het specifieke bouwwerk opgenomen die van belang is voor de veiligheid en gezondheid van werknemers en zelfstandigen die werkzaamheden verrichten in de gebruiks- of sloopfase.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 2.31 Taken coördinator voor de uitvoeringsfase

De coördinator voor de uitvoeringsfase heeft tot taak om namens de uitvoerende partij:

  • a.te bewerkstelligen dat de maatregelen die werkgevers en zelfstandigen nemen op de bouwplaats ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers en zelfstandigen op doeltreffende wijze worden toegepast;relaties0
  • b.met het oog op de bescherming van de werknemers en zelfstandigen zeker te stellen dat gelijktijdig of achtereenvolgend aanwezige werkgevers en zelfstandigen op de bouwplaats de werkzaamheden goed op elkaar afstemmen;relaties0
  • c.de voorlichting van werknemers op de bouwplaats te bewerkstelligen;relaties0
  • d.de nodige maatregelen te nemen opdat alleen bevoegde personen de bouwplaats kunnen betreden;relaties0
  • e.ervoor te zorgen dat het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.28, en het dossier, bedoeld in artikel 2.30, onder c, worden aangepast indien de voortgang van het bouwwerk of de onderdelen daarvan daartoe aanleiding geven;relaties0
  • f.doeltreffende maatregelen te nemen indien werkgevers of zelfstandigen naar zijn oordeel niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze uitvoering geven aan een samenhangende toepassing van hun verplichtingen als bedoeld onder a en b.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 2.32 Aanvullende verplichtingen opdrachtgever

  • 1. De opdrachtgever neemt zodanige maatregelen dat:
    • a.de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.30, naar behoren kan vervullen;relaties0
    • b.de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.30, naar behoren uitoefent;relaties0
    • c.het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.28, deel uitmaakt van het bestek betreffende het bouwwerk en vóór aanvang van de werkzaamheden op de bouwplaats beschikbaar is;relaties0
    • d.voorafgaand aan het geheel of gedeeltelijk uit elkaar nemen van een bouwwerk of object, wordt het inventarisatierapport als bedoeld in artikel 4.54a, derde lid, ter beschikking gesteld aan de uitvoerende partij.relaties0
    relaties0
  • 2. De opdrachtgever zorgt ervoor dat de verplichtingen voor de uitvoerende partij, bedoeld in de artikelen 2.29 en 2.33, zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst met de uitvoerende partij.relaties0
relaties0

Artikel 2.33 Aanvullende verplichtingen uitvoerende partij

De uitvoerende partij neemt zodanige maatregelen dat:

relaties0relaties0

Artikel 2.34 Verplichtingen ontwerpende partij

In het geval van een opdrachtgever-consument zorgt de ontwerpende partij of, indien er sprake is van meer ontwerpende partijen, zorgen de ontwerpende partijen ervoor dat aan alle verplichtingen van de opdrachtgever wordt voldaan.

relaties0relaties0

Artikel 2.35 Verplichtingen werkgever

  • 1. Bij de uitvoering van zijn verplichtingen op grond van de artikelen 3, 5, 8 en 19, eerste lid, van de wet neemt de werkgever, die bij de totstandbrenging van een bouwwerk arbeid doet verrichten, doeltreffende maatregelen ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van zijn werknemers. Deze maatregelen hebben met name betrekking op:
    • a.het in goede orde en met voldoende bescherming van de veiligheid en gezondheid van de werknemers in stand houden van de bouwplaats;relaties0
    • b.de veilige plaatsing van de verschillende werkplekken op de bouwplaats, rekening houdend met de toegangsmogelijkheden tot die bouwplaats en de verbindingswegen daarop;relaties0
    • c.het interne transport van de verschillende materialen op de bouwplaats;relaties0
    • d.het onderhoud, de controle vóór inbedrijfstelling en de periodieke controle van installaties en toestellen, teneinde gebreken te voorkomen die de veiligheid en gezondheid van werknemers in gevaar kunnen brengen;relaties0
    • e.de afbakening en inrichting van zones voor definitieve en tussenopslag van verschillende materialen, met name in geval van gevaarlijke materialen of stoffen;relaties0
    • f.de voorzieningen voor de verwijdering van gebruikte gevaarlijke materialen;relaties0
    • g.de opslag en de verwijdering of de afvoer van afval en puin;relaties0
    • h.de aanpassing van de daadwerkelijke duur van de uit te voeren werkzaamheden of de fasen waarin die werkzaamheden worden uitgevoerd, afhankelijk van de voortgang van het bouwwerk;relaties0
    • i.de samenwerking met andere werkgevers en zelfstandigen op de bouwplaats;relaties0
    • j.de wisselwerking met exploitatiewerkzaamheden op of in de nabijheid van de bouwplaats.relaties0
    relaties0
  • 2. De mede op grond van het eerste lid te nemen maatregelen voldoen in ieder geval aan de afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk 3 van dit besluit.relaties0
  • 3. De werkgever is verplicht tot naleving van en medewerking aan het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.28, voor zover en op de wijze als daarin ten aanzien van de door hem te doen verrichten werkzaamheden is bepaald en daarbij rekening te houden met de aanwijzingen van de coördinator voor de uitvoeringsfase.relaties0
relaties0

Artikel 2.36 Verplichtingen ontwerpende partij [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 2.37 Verplichtingen uitvoerende partij [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 2.38 Verplichtingen werkgever [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 2.39 Verplichtingen zelfstandig werkende [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 6 Winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen

Artikel 2.40 Toepasselijkheid

  • 1. Deze afdeling is van toepassing op arbeid verricht in winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen.relaties0
  • 2. In afwijking van het eerste lid is deze afdeling niet van toepassing op arbeid verricht in winningsindustrieën in dagbouw met behulp van baggermaterieel.relaties0
relaties0

Artikel 2.41 Verplichtingen van de werkgever

  • 1. Indien bemande arbeidsplaatsen in de winningsindustrie in gebruik zijn wordt toezicht uitgeoefend door een verantwoordelijke persoon.relaties0
  • 2. Werkzaamheden waaraan een bijzonder gevaar is verbonden worden uitsluitend opgedragen aan vakbekwaam personeel met voldoende ervaring en uitgevoerd overeenkomstig de verstrekte instructies.relaties0
  • 3. In verband met het veilig gebruik van een helikopterdek op een mijnbouwinstallatie worden werknemers aangewezen, die belast zijn met het toezicht op dit gebruik van het helikopterdek en daartoe over de noodzakelijke vaardigheid en deskundigheid beschikken.relaties0
  • 4. Op arbeidsplaatsen in de winningsindustrie worden met regelmatige tussenpozen de nodige veiligheidsoefeningen gehouden.relaties0
  • 5. Opdat in geval van nood onmiddellijk hulp-, vlucht-, evacuatie- en reddingsmaatregelen kunnen worden genomen, worden, in aanvulling op artikel 15 van de wet, de nodige alarm- of andere communicatiesystemen ter beschikking gesteld.relaties0
  • 6. Indien op een arbeidsplaats in de winningsindustrie slechts één werknemer aanwezig is, beschikt deze over telecommunicatiemiddelen om zich met anderen in verbinding te kunnen stellen.relaties0
relaties0

Artikel 2.42 Samenwerking, veiligheids- en gezondheidsdocument

  • 1. Voor de toepassing van artikel 19, tweede lid, van de wet worden aangewezen de werkzaamheden verricht in de winningsindustrie in dagbouw, de ondergrondse winningsindustrie en de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen. relaties0
  • 2. Voor de aanvang van het werk wordt een veiligheids- en gezondheidsdocument opgesteld, waarin ten minste vermeld worden:relaties0
  • 3. In aanvulling op het tweede lid, onder d, coördineert de werkgever die verantwoordelijk is voor de arbeidsplaats in de winningsindustrie, de uitvoering van alle maatregelen inzake veiligheid en gezondheid en geeft hij in het veiligheids- en gezondheidsdocument het doel, de maatregelen en de wijze van uitvoering van deze coördinatie aan.relaties0
  • 4. Het veiligheids- en gezondheidsdocument wordt herzien bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats in de winningsindustrie.relaties0
  • 5. Bij het opstellen of wijzigen van het veiligheids- en gezondheidsdocument wordt, bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, overleg gevoerd met de belanghebbende werknemers.relaties0
  • 6. De werkgever zorgt ervoor dat desgewenst kennis kunnen nemen van het veiligheids- en gezondheidsdocument:relaties0
  • 7. Een afschrift van het veiligheids- en gezondheidsdocument wordt gezonden aan de toezichthouder en de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging of bij het ontbreken daarvan, aan de belanghebbende werknemers.relaties0
  • 8. De werkzaamheden worden overeenkomstig het veiligheids- en gezondheidsdocument uitgevoerd.relaties0
relaties0

Artikel 2.42a Werkvergunning

  • 1. Wanneer de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen, wordt een systeem van werkvergunningen toegepast voor de uitvoering van gevaarlijke werkzaamheden en voor de uitvoering van gewoonlijk ongevaarlijke werkzaamheden die in combinatie met andere werkzaamheden ernstige risico's met zich mee kunnen brengen.relaties0
  • 2. De werkvergunning wordt door een verantwoordelijke persoon gegeven voor de aanvang van de werkzaamheden en daarbij wordt aangegeven aan welke voorschriften moet worden voldaan en welke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen voor, tijdens en na de werkzaamheden.relaties0
relaties0

Artikel 2.42b Personenregister

Op doelmatige plaatsen is een register aanwezig waarin van degenen die werkzaamheden verrichten in de winningsindustrie in dagbouw, de ondergrondse winningsindustrie en de winningsindustrie met behulp van boringen zijn vermeld:

  • a.naam, voornamen, geslacht;relaties0
  • b.aard, nummer en een afschrift van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;relaties0
  • c.gegevens en data betreffende indiensttreding en tewerkstelling;relaties0
  • d.de onderscheiden functies, waarin zij zijn tewerkgesteld en de data van tewerkstelling daarin;relaties0
  • e.data en aard van geneeskundige onderzoeken en geneeskundige verklaringen, voorzover deze op grond van dit besluit zijn vereist;relaties0
  • f.gegevens van certificaten, voorzover die voor het verrichten van de werkzaamheden op grond van dit besluit en het Mijnbouwbesluit zijn vereist.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 2.42c Melding van ongevallen en bijna-ongevallen

  • 1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de wet doet de werkgever tevens onverwijld melding aan een daartoe aangewezen toezichthouder:
    • a.van alle belangrijke bij het verkeer of vervoer voorgekomen bijzondere gebeurtenissen die de veiligheid in gevaar hebben gebracht of hadden kunnen brengen; relaties0
    • b.wanneer de veiligheid op enigerlei wijze wordt bedreigd of personen zich in levensgevaar bevinden of bevonden hebben;relaties0
    • c.van alle bij het gebruik, het vervoer of de opslag van ontplofbare stoffen opgetreden voorvallen, die de veiligheid in gevaar hadden kunnen brengen of hebben gebracht.relaties0
    relaties0
  • 2. Eenmaal per maand wordt van alle ongevallen en andere voorvallen die de veiligheid in gevaar hebben gebracht of hadden kunnen brengen, melding gedaan aan een daartoe aangewezen toezichthouder, voorzover er geen melding is gedaan als bedoeld in het eerste lid.relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 6A Winningsindustrieën met behulp van boringen

Artikel 2.42d Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen zijn naast de voorschriften van afdeling 6 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

relaties0relaties0

Artikel 2.42e Veiligheids- en gezondheidszorgsysteem

  • 1. Voor het uitvoeren van een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid, bedoeld in artikel 3 van de wet, is een veiligheids- en gezondheidszorgsysteem aanwezig. Dit systeem omvat het geheel van beleid, organisatie, planning, uitvoering, monitoring, evaluatie, doorlichting en verbetering, dat wordt gehanteerd voor de beheersing van de veiligheid en de gezondheid. Het arbeidsomstandighedenbeleid, bedoeld in de eerste volzin, wordt vastgelegd in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid.relaties0
  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.relaties0
relaties0

Artikel 2.42f Veiligheids- en gezondheidsdocument

  • 1. Onverminderd artikel 2.42 blijkt uit het veiligheids- en gezondheidsdocument dat alle nodige maatregelen zijn genomen om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zowel in normale situaties als in noodsituaties te beschermen. Hiertoe bevat het document het volgende:
    • a.een opgave van de aan de arbeidsplaats verbonden specifieke risicobronnen, met inbegrip van elke activiteit op die plaats, die ongevallen kunnen teweegbrengen met ernstige gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers;relaties0
    • b.een evaluatie van de risico's van de in onderdeel a bedoelde specifieke bronnen;relaties0
    • c.het bewijs dat afdoende voorzorgsmaatregelen zijn genomen om de in onderdeel a bedoelde ongevallen te vermijden, de uitbreiding van ongevallen te beperken en de arbeidsplaats in noodsituaties op een doelmatige en beheerste wijze te kunnen evacueren;relaties0
    • d.het bewijs dat er een veiligheids- en gezondheidszorgsysteem als bedoeld in artikel 2.42e gehanteerd wordt dat adequaat is om de voorschriften bij of krachtens dit besluit die betrekking hebben op de veiligheid en de bescherming van de gezondheid van de werknemers, zowel in gewone situaties als in noodsituaties na te leven.relaties0
    relaties0
  • 2. Bij de planning en tenuitvoerlegging van alle in artikel 3.2, eerste lid, tweede volzin, bedoelde fasen worden de in het desbetreffende veiligheids- en gezondheidsdocument vermelde procedures en uitvoeringsbepalingen in acht genomen. relaties0
  • 3. De verschillende werkgevers die verantwoordelijk zijn voor de verschillende arbeidsplaatsen werken in voorkomend geval samen bij het opstellen van de veiligheids- en gezondheidsdocumenten, bedoeld in artikel 2.42, en het voorbereiden van de maatregelen die nodig zijn om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te garanderen.relaties0
  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste, tweede en derde lid.relaties0
relaties0

Artikel 2.42g Veiligheidsoefeningen

Op alle normaliter bemenste arbeidsplaatsen worden op gezette tijden veiligheidsoefeningen gehouden die erop gericht zijn:

  • a.werknemers aan wie in noodgevallen concrete taken worden opgedragen, waarbij noodapparatuur moet worden gebruikt, gehanteerd of bediend, hierin te trainen en na te gaan of zij bekwaam zijn die taken te vervullen;relaties0
  • b.alle bij de oefeningen gebruikte noodapparatuur te controleren, schoon te maken en zo nodig opnieuw op te laden of te vervangen en alle gebruikte draagbare apparatuur opnieuw naar de plaats te brengen waar zij zich normaliter bevindt;relaties0
  • c.na te gaan of de reddingsvaartuigen gebruiksklaar zijn.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 2.42h Handelingen in noodgevallen

  • 1. De werknemers worden getraind in het uitvoeren van de handelingen die in noodgevallen moeten worden verricht.relaties0
  • 2. Op mijnbouwinstallaties waar werknemers langere tijd verblijven zijn bij helikopterbewegingen op het helikopterdek voldoende werknemers aanwezig die tot taak hebben bij noodgevallen in actie te komen. Deze werknemers zijn hiertoe voldoende getraind.relaties0
  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid worden werknemers die werkzaam zijn op mijnbouwinstallaties ook getraind in het uitvoeren van de handelingen die op een specifieke arbeidsplaats moeten worden verricht. Deze handelingen worden voor de desbetreffende arbeidsplaats nader omschreven in het in artikel 2.42 bedoelde veiligheids- en gezondheidsdocument.relaties0
  • 4. Werknemers die werkzaam zijn op mijnbouwinstallaties worden getraind in de toepassing van overlevingstechnieken, met inachtneming van de criteria die zijn vastgesteld in het in artikel 2.42 bedoelde veiligheids- en gezondheidsdocument.relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 6b Winningsindustrieën voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen

Artikel 2.42i Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen zijn naast de voorschriften van de afdelingen 6 en 6a van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

relaties0relaties0

Artikel 2.42j Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.zwaar ongeval: zwaar ongeval als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 1, van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178);relaties0
  • b.gevaarlijke stof: koolwaterstof.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 2.42k Nadere voorschriften uitwerking beleid inzake zware ongevallen

  • 1. In aanvulling op het arbeidsomstandighedenbeleid, bedoeld in artikel 2.42e, eerste lid, worden voor aanvang van de arbeid de algemene doelstellingen en beginselen van het beleid ter voorkoming en beperking van zware ongevallen en de gevolgen daarvan voor de veiligheid en gezondheid van de in het bedrijf werkzame werknemers opgesteld en vastgelegd in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid.relaties0
  • 2. In aanvulling op artikel 2.42e, eerste lid, omvat het in dat lid bedoelde veiligheids- en gezondheidszorgsysteem mede het in het eerste lid bedoelde beleid ter voorkoming en beperking van zware ongevallen en wordt dat systeem ter zake gebaseerd op de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.42l. Het bewijs, bedoeld in artikel 2.42f, eerste lid, onder d, ziet mede op de aanvulling van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem, bedoeld in het eerste lid.relaties0
  • 3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de aanvulling van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem, bedoeld in het tweede lid.relaties0
relaties0

Artikel 2.42l Risico-inventarisatie en -evaluatie aanvullende voorschriften

  • 1. In de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid, worden mede:
    • a.de risico's van zware ongevallen, al dan niet met gevaarlijke stoffen, systematisch geïdentificeerd en geëvalueerd aan de hand van daartoe door de werkgever vastgestelde procedures, zowel bij normale als abnormale werking van de installatie. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met de aanwezigheid van andere stoffen die in een specifieke situatie kunnen bijdragen aan het risico van een zwaar ongeval; enrelaties0
    • b.de scenario's voor mogelijke zware ongevallen beschreven. Bij de keuze van de scenario's wordt rekening gehouden met externe gevaren voor de installatie. De kans op het ontstaan van een zwaar ongeval en het effect van een plaatsgevonden zwaar ongeval worden in de scenario's zoveel mogelijk gekwantificeerd.relaties0
    relaties0
  • 2. Op grond van de risico-inventarisatie en- evaluatie, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden:
    • a.ter voorkoming van een zwaar ongeval alle technische en organisatorische maatregelen getroffen die nodig zijn om de veilige werking van de installatie te garanderen, zowel bij normaal bedrijf als tijdelijke onderbrekingen en onderhoud, dan wel bij wijziging van de bestaande installatie of de bouw van een nieuwe installatie. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van alle opslagplaatsen, apparatuur en infrastructuur die samenhangen met de risico's van een zwaar ongeval binnen het bedrijf of de inrichting; enrelaties0
    • b.alle technische en organisatorische maatregelen getroffen om de gevolgen van een zwaar ongeval zoveel mogelijk te beperken.relaties0
    relaties0
  • 3. Een beschrijving van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, wordt opgenomen in de scenariobeschrijvingen, bedoeld in het eerste lid, onder b.relaties0
  • 4. Met de beschrijving van de scenario's, bedoeld in het eerste lid, onder b, en de beschrijving van de getroffen maatregelen, bedoeld in het derde lid, wordt aangetoond dat de risico's met betrekking tot zware ongevallen op adequate wijze worden beheerst.relaties0
  • 5. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedures, bedoeld in het eerste lid, onder a, en de beschrijving van scenario's, bedoeld in het eerste lid, onder b.relaties0
relaties0

Artikel 2.42m Wijzigingen en periodieke evaluatie

  • 1. Indien in het bedrijf of de inrichting dan wel in een onderdeel daarvan of in de toegepaste werkmethoden en productiemethoden een verandering van technische of organisatorische aard wordt aangebracht die voor de risico's van een zwaar ongeval belangrijke gevolgen kan hebben, of wanneer een verandering in het veiligheidsinzicht daartoe aanleiding geeft, wordt er voor zorg gedragen dat:relaties0
  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.42l, eerste lid, onder a, ten minste eenmaal per vijf jaar uitgevoerd.relaties0
relaties0

Artikel 2.42n Deskundige bijstand

relaties0

Artikel 2.42o Naburige bedrijven of inrichtingen

Indien een zwaar ongeval gevolgen kan hebben voor de veiligheid van werknemers in naburige bedrijven of inrichtingen verstrekt de werkgever uit eigen beweging aan de betreffende bedrijven of inrichtingen algemene gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het risico voor de veiligheid van de werknemers in de naburige bedrijven of inrichtingen.

relaties0relaties0

Artikel 2.42p Exploitatieverbod

Het bedrijf of de inrichting waarop deze afdeling van toepassing is, wordt niet in werking gebracht of gehouden en de verandering, bedoeld in artikel 2.42m, eerste lid, aanhef, wordt niet doorgevoerd, alvorens is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 2.42k, 2.24l, 2.42m en 3.37za.

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 7 Nachtarbeid

Artikel 2.43 Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder nachtdienst verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de Arbeidstijdenwet.relaties0
  • 2. Iedere werknemer die voor de eerste keer arbeid in nachtdienst gaat verrichten wordt, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld om vóór de aanvang van die arbeid een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 8 Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

§ 1 Vervoer

Artikel 2.44 Uitzonderingen voor vervoermiddelen

De afdelingen 2 en 7 van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op arbeid verricht in respectievelijk op een luchtvaartuig, een zeeschip of een binnenvaartuig dan wel een voertuig op een openbare weg of een spoorweg.

relaties0relaties0
Artikel 2.45 Arbeidsgezondheidskundig onderzoek binnenvaart

Iedere werknemer die arbeid verricht aan boord van een schip dat in de binnenvaart wordt ingezet, wordt, in aanvulling op artikel 18 van de wet, jaarlijks in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

relaties0relaties0
relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk 3 Inrichting arbeidsplaatsen

Afdeling 1 Algemene voorschriften

§ 1 Definities en toepasselijkheid

Artikel 3.1 Begrippen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.elektrische installatie: een samenstel van elektrisch materieel, leidingen en bijbehoren van leidingen;relaties0
  • b.elektrisch materieel: delen of gedeelten van een elektrische installatie die dienen voor de opwekking, het transport en de toepassing van elektrische energie;relaties0
  • c.explosieve atmosfeer: een mengsel van lucht en brandbare stoffen in de vorm van gassen, dampen, nevels of stof, onder atmosferische omstandigheden waarin de verbranding zich na ontsteking uitbreidt tot het gehele niet verbrande mengsel;relaties0
  • d.gebruik van elektriciteit: iedere activiteit met betrekking tot een elektrische installatie waaronder in ieder geval wordt begrepen de bouw, ingebruikneming of buitengebruikstelling, bediening, reparatie, ombouwing, onderhoud en inspectie alsmede het werken in de nabijheid van een elektrische installatie;relaties0
  • e.hoogspanning: een spanning waarvan de waarde bij wisselspanning hoger is dan 1000 volt effectief tussen de fasen of 600 volt effectief tussen een fase en aarde en bij gelijkspanning hoger is dan 1500 volt tussen de polen of 900 volt tussen een van de polen en aarde;relaties0
  • f.laagspanning: een spanning met een waarde lager dan hoogspanning.relaties0
relaties0relaties0
Artikel 3.1a Toepasselijkheid

De artikelen 3.3, eerste lid, 3.4, eerste lid, wat betreft het ontwerp en de inrichting van tot een gebouw als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving behorende elektrische installaties, 3.6, tweede lid, 3.7, vijfde lid, 3.11, eerste lid, wat betreft het voorschrift dat vloeren van arbeidsplaatsen zoveel mogelijk vrij van gevaarlijke hellingen zijn en voorts zoveel mogelijk vast en stabiel, en derde lid, 3.18, tweede lid, tweede zin, en derde lid, en 3.24, eerste lid, en tweede lid, eerste zin, zijn niet van toepassing op arbeidsplaatsen in een gebouw als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving.

relaties0relaties0
relaties0

§ 2 Algemene verplichtingen van de werkgever

Artikel 3.1b Gebruiksvoorschrift

Een arbeidsplaats in een gebouw als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt slechts gebruikt indien het gebouw voldoet aan de bij of krachtens het Besluit bouwwerken leefomgeving gegeven voorschriften met betrekking tot de van toepassing zijnde gebruiksfunctie in de zin van dat besluit.

relaties0relaties0
Artikel 3.2 Algemene vereisten
  • 1. Arbeidsplaatsen zijn veilig toegankelijk en kunnen veilig worden verlaten. Ze worden zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. Voorts worden zij zindelijk, zoveel mogelijk vrij van stof en voor zover de veiligheid van de arbeidsplaats dat vereist, ordelijk gehouden.relaties0
  • 2. Regelmatig wordt gecontroleerd of de op de arbeidsplaats ter bescherming van de werknemers aanwezige voorzieningen en genomen maatregelen nog adequaat functioneren.relaties0
  • 3. Geconstateerde gebreken met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde voorzieningen en maatregelen die de veiligheid of de gezondheid kunnen beïnvloeden, worden zo snel mogelijk hersteld.relaties0
relaties0
Artikel 3.2a Tijdelijke aanvullende vereisten in verband met de bestrijding van de epidemie covid-19 [Vervallen per 20-05-2022]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0
Artikel 3.3 Stabiliteit en stevigheid
  • 1. Gebouwen en andere opstallen bestaan uit deugdelijk materiaal, zijn van een deugdelijke constructie en verkeren in een zodanige staat, dat er geen gevaar bestaat voor het geheel of gedeeltelijk instorten of omvallen.relaties0
  • 2. De arbeidsplaats is zodanig ingericht, dat de daar aanwezige voorwerpen of stoffen geen gevaar voor de veiligheid of de gezondheid opleveren door instorten, verschuiven, omvallen of kantelen.relaties0
relaties0
Artikel 3.4 Elektrische installaties
  • 1. Elektrische installaties zijn zodanig ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is gewaarborgd. Hiertoe zijn de nodige voorzieningen en beschermingsmaatregelen aangebracht. Daarbij is rekening gehouden met bijzondere eisen die kunnen voortkomen uit de wijze van het gebruik, de gebruiksomstandigheden, de te verwachten uitwendige invloeden en onderhoudswerkzaamheden.relaties0
  • 2. In een elektrische installatie zijn doeltreffende maatregelen genomen tegen het gevaar van brand, ontploffing, directe en indirecte aanraking en te dichte nadering.relaties0
  • 3. Van iedere elektrische installatie zijn duidelijke, steeds bijgewerkte schema’s beschikbaar alsmede alle overige gegevens die nodig zijn voor een veilig gebruik van de elektrische installatie.relaties0
  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op elektrische installaties voor laagspanning van beperkte omvang.relaties0
relaties0
Artikel 3.5 Elektrotechnische, bedienings- en andere werkzaamheden aan of nabij een elektrische installatie
  • 1. Elektrotechnische werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden die gevaren kunnen opleveren, worden door deskundige, voldoend onderrichte en daartoe bevoegde werknemers uitgevoerd.relaties0
  • 2. Een ruimte waarin zich een elektrische installatie voor hoogspanning bevindt waarvan de delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen direkte of indirekte aanraking dan wel te dichte nadering, wordt slechts betreden in aanwezigheid van een tweede daartoe bevoegd persoon.relaties0
  • 3. Werkzaamheden aan of in de nabijheid van een elektrische installatie worden slechts uitgevoerd, indien de installatie of het gedeelte waaraan of in de nabijheid waarvan wordt gewerkt, spanningsloos is.relaties0
  • 4. De daartoe bevoegde werknemer neemt doeltreffende maatregelen om een veilig verloop van de werkzaamheden te waarborgen.relaties0
  • 5. Het derde lid is niet van toepassing op werkzaamheden die worden verricht aan of in de nabijheid van een elektrische laagspanningsinstallatie, indien:
    • a.de dringende noodzaak van het onder spanning uitvoeren van die werkzaamheden is aangetoond;relaties0
    • b.tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht is gegeven, enrelaties0
    • c.de installatie tevens geschikt is voor het onder spanning uitvoeren van die werkzaamheden en door de daartoe bevoegde werknemer doeltreffende maatregelen zijn genomen om de aan die werkzaamheden verbonden gevaren te voorkomen.relaties0
    relaties0
  • 6. Het derde lid is niet van toepassing op werkzaamheden die worden uitgevoerd aan of in de nabijheid van een elektrische installatie voor hoogspanning, bestaande uit:
    • a.het nemen en opheffen van veiligheidsmaatregelen, waaronder begrepen het met geschikt materieel knippen of schieten van kabels;relaties0
    • b.het uitvoeren van metingen en beproevingen, ofrelaties0
    • c.het reinigen van elektrisch materieel.relaties0
    relaties0
  • 7. Werkzaamheden bestaande uit het reinigen van elektrisch materieel in een elektrische installatie voor hoogspanning als bedoeld in het zesde lid, onder c, worden slechts uitgevoerd, indien:
    • a.tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht is gegeven;relaties0
    • b.gebruik wordt gemaakt van de voor deze werkzaamheden geschikte arbeidsmiddelen, reinigingsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, enrelaties0
    • c.de werknemers zich met de arbeidsmiddelen waarmee zij fysiek in contact staan, niet behoeven te begeven in de gevarenzone van de installatie of delen daarvan die onder spanning staan.relaties0
    relaties0
relaties0
relaties0

§ 2a Explosieve atmosferen

Artikel 3.5a Toepasselijkheid

Deze paragraaf is niet van toepassing op:

  • a.gebieden die direct gebruikt worden voor en gedurende de medische behandeling van patiënten;relaties0
  • b.het gebruik van gastoestellen die vallen onder het Warenwetbesluit gastoestellen 2018;relaties0
  • c.de vervaardiging, de bewerking, het gebruik, de opslag en het transport van springstoffen of chemisch instabiele stoffen;relaties0
  • d.de winningsindustrie in dagbouw, de ondergrondse winningsindustrie en de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen;relaties0
  • e.het gebruik van vervoermiddelen over land, over het water en door de lucht, met uitzondering van de voertuigen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar zich een explosieve atmosfeer kan voordoen.relaties0
relaties0relaties0
Artikel 3.5b Samenwerking en coördinatie
relaties0
Artikel 3.5c Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie; explosieveiligheidsdocument
  • 1. De gevaren in verband met explosieve atmosferen en de bijzondere risico's die daaruit kunnen voortvloeien, worden in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, voor de aanvang van de arbeid en bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats, de arbeidsmiddelen of het arbeidsproces, in hun geheel beoordeeld en schriftelijk vastgelegd in een explosieveiligheidsdocument.relaties0
  • 2. Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval rekening gehouden met:
    • a.de waarschijnlijkheid van het voorkomen en het voortduren van explosieve atmosferen;relaties0
    • b.de waarschijnlijkheid dat ontstekingsbronnen, elektrostatische ontladingen daaronder begrepen, aanwezig zijn, actief worden en daadwerkelijk ontsteken;relaties0
    • c.de aanwezige installaties, de gebruikte stoffen, de processen en hun mogelijke wisselwerkingen;relaties0
    • d.de omvang van de te verwachten gevolgen.relaties0
    relaties0
  • 3. Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, worden tevens ruimten in aanmerking genomen die via openingen verbonden zijn of kunnen worden verbonden met ruimten waar explosieve atmosferen kunnen voorkomen.relaties0
  • 4. In het explosieveiligheidsdocument zijn ten minste vermeld:relaties0
relaties0
Artikel 3.5d Algemene preventieve maatregelen
  • 1. Doeltreffende maatregelen zijn genomen om het ontstaan van een explosieve atmosfeer op de arbeidsplaats te voorkomen.relaties0
  • 2. Indien het voorkomen van het ontstaan van een explosieve atmosfeer, gezien de aard van het werk niet mogelijk is, worden in de hieronder aangegeven volgorde de volgende maatregelen genomen:
    • a.de ontsteking van explosieve atmosferen wordt voorkomen, waarbij rekening wordt gehouden met elektrostatische ontladingen die van werknemers of de arbeidsplaats als ladingsdrager of ladingsproducent kunnen uitgaan;relaties0
    • b.de schadelijke gevolgen van een explosie worden beperkt.relaties0
    relaties0
  • 3. In aanvulling op de maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt de mogelijkheid tot uitbreiding van een explosie beperkt.relaties0
  • 4. Indien werknemers of anderen door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen, wordt, in aanvulling op het eerste tot en met het derde lid, de arbeidsplaats zodanig ingericht dat veilig kan worden gewerkt en wordt er op de arbeid passend toezicht, met inbegrip van het gebruik van passende technische middelen, uitgeoefend. De inhoud en de mate van het toezicht is afhankelijk van de uit de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, gebleken gevaren.relaties0
  • 5. Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, is gebleken dat er explosieve atmosferen kunnen voorkomen, worden gebieden waar deze atmosferen kunnen heersen ingedeeld in gevarenzones als bedoeld in bijlage I bij richtlijn nr. 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 1999 (PbEG 2000, L 23) betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (vijftiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG).relaties0
  • 6. Gevarenzones worden gemarkeerd door middel van waarschuwingsborden die voldoen aan de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8.relaties0
relaties0
Artikel 3.5e Maatregelen in gevarenzones

In de gevarenzones, bedoeld in artikel 3.5d, vijfde lid, en met betrekking tot de installaties in gebieden zonder explosiegevaar die vereist zijn voor of bijdragen tot het explosieveilig gebruik van installaties die zich op plaatsen bevinden waar explosiegevaar heerst, worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen:

  • a.vrijkomende gassen, dampen, nevels of brandbaar stof die explosiegevaar kunnen doen ontstaan, worden op passende wijze afgevoerd en onschadelijk gemaakt;relaties0
  • b.indien een explosieve atmosfeer meerdere soorten ontvlambare of brandbare gassen, dampen, nevels of stoffen bevat, wordt bij de veiligheidsmaatregelen uitgegaan van het grootste mogelijke risico op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid;relaties0
  • c.installaties, apparaten, beveiligingssystemen en het installatiemateriaal, worden, met inachtneming van onderdeel e, slechts in gebruik genomen indien uit het explosieveiligheidsdocument op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, is gebleken dat aan het gebruik ervan geen explosiegevaar is verbonden;relaties0
  • d.onderdeel c is van overeenkomstige toepassing op arbeidsmiddelen en de verbindingsstukken ervan die geen apparaten en beveiligingssystemen zijn als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016, indien hun opneming in de installaties aanleiding kan geven tot ontstekingsgevaar;relaties0
  • e.voor zover het explosieveiligheidsdocument op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, geen aanvullende eisen stelt, worden in de gevarenzones apparaten en beveiligingssystemen gebruikt overeenkomstig de apparatencategorie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016 en toegepast volgens de navolgende principes:
    • 1°.gevarenzone 0 of 20: categorie 1-apparatuur;relaties0
    • 2°.gevarenzone 1 of 21: categorie 1- of categorie 2-apparatuur;relaties0
    • 3°.gevarenzone 2 of 22: categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-apparatuur;relaties0
    relaties0
  • f.de nodige maatregelen worden getroffen ter voorkoming van verwisseling van installatiemateriaal;relaties0
  • g.in gebieden waar een explosieve atmosfeer kan ontstaan wordt aan werknemers werkkleding ter beschikking gesteld die voldoet aan afdeling 1 van hoofdstuk 8 en die door de werknemers bij de arbeid steeds wordt gedragen;relaties0
  • h.indien een toestand ontstaat waarin een explosie zich kan gaan voordoen, worden werknemers waar nodig optisch of akoestisch gewaarschuwd en teruggetrokken;relaties0
  • i.voor de eerste inbedrijfstelling van een arbeidsplaats en bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats, arbeidsmiddelen of het arbeidsproces waarbij explosieve atmosferen kunnen voorkomen, wordt de explosieveiligheid van de gehele installatie gecontroleerd door een ter zake deskundig persoon.relaties0
relaties0relaties0
Artikel 3.5f Bijzondere maatregelen

Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, hiertoe de noodzaak is gebleken, worden in aanvulling op artikel 3.5e de volgende maatregelen genomen:

  • a.schriftelijke instructies worden verstrekt met betrekking tot de uitvoering van de arbeid;relaties0
  • b.voor de aanvang van arbeid dat gevaar kan opleveren, wordt toestemming verleend door een daartoe bevoegde persoon om deze arbeid te verrichten;relaties0
  • c.apparaten en beveiligingssystemen worden, wanneer stroomuitval extra gevaren teweeg kan brengen, onafhankelijk van de rest van de installatie, bij stroomuitval in een veilige bedrijfstoestand gehandhaafd;relaties0
  • d.automatisch gestuurde apparaten en beveiligingssystemen die van de voorziene bedrijfsomstandigheden afwijken, worden zonder gevaar manueel uitgeschakeld. Deze ingrepen worden door bevoegde werknemers uitgevoerd;relaties0
  • e.indien de noodstopinrichtingen in werking worden gesteld, wordt de opgeslagen energie zo snel en zo veilig mogelijk afgevoerd of geïsoleerd, zodat zij niet langer een bron van gevaar vormt;relaties0
  • f.vluchtmiddelen worden beschikbaar en gebruiksklaar gehouden zodat werknemers de gevaarlijke gebieden snel en veilig kunnen verlaten.relaties0
relaties0relaties0
relaties0

§ 2b Voor de gezondheid schadelijke atmosferen

Artikel 3.5g Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie
  • 1. Indien kan worden vermoed dat de atmosfeer op een plaats of in een ruimte in zodanige mate stoffen bevat dat daardoor gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie, mag de werknemer zich alleen bevinden op die plaats of in die ruimte indien uit onderzoek blijkt dat het gevaar niet aanwezig is.relaties0
  • 2. Indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie aanwezig is, worden doeltreffende maatregelen genomen, zodat de werknemer zich zonder gevaren op die plaats of in die ruimte, bedoeld in het eerste lid, kan bevinden.relaties0
  • 3. Er is in ieder geval sprake van:
    • a.gevaar voor verstikking indien de atmosfeer minder dan 18 volumeprocent zuurstof bevat;relaties0
    • b.gevaar voor bedwelming of vergiftiging indien de concentratie van de betreffende stoffen in de atmosfeer hoger is dan de grenswaarden, bedoeld in artikel 4.3;relaties0
    • c.gevaar voor brand of explosie indien in de atmosfeer de concentratie van zuurstof hoger is dan 21 volumeprocent of de concentratie van brandbare gassen of dampen hoger is dan 10 volumeprocent van de onderste explosiegrens.relaties0
    relaties0
  • 4. Indien het niet mogelijk is om de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, te nemen en het noodzakelijk is om zich in de gevaarlijke atmosfeer, bedoeld in het eerste lid, te begeven, dan wordt de werknemer permanent geobserveerd en worden doeltreffende maatregelen genomen om deze werknemer:
    • a.te beschermen tegen het gevaar, bedoeld in het tweede lid;relaties0
    • b.bij direct gevaar onmiddellijk op doeltreffende wijze hulp te bieden.relaties0
    relaties0
relaties0
Artikel 3.5h Veiligheid aan, op of in tankschepen
  • 1. Artikel 3.5g is niet van toepassing op bij ministeriële regeling aangewezen categorieën tankschepen voor wat betreft de volgende werkzaamheden:
    • a.het schoonmaken;relaties0
    • b.het onderhouden, herstellen of verbouwen; ofrelaties0
    • c.het geheel of gedeeltelijk slopen, waarbij gevaar bestaat voor brand, explosie, vergiftiging, verstikking of bedwelming.relaties0
    relaties0
  • 2. De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden worden op veilige wijze verricht door of onder toezicht van een persoon die beschikt over voldoende deskundigheid.relaties0
  • 3. Bij ministeriële regeling worden werkzaamheden aangewezen, die uitsluitend worden verricht, indien een gasdeskundige vooraf de gevaren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers heeft beoordeeld en een verklaring heeft afgegeven die voldoet aan een bij ministeriële regeling vast te stellen model.relaties0
  • 4. Een gasdeskundige als bedoeld in het derde lid is in het bezit van een certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.relaties0
  • 5. Het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder.relaties0
  • 6. Ten aanzien van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld.relaties0
relaties0
relaties0

§ 3 Voorzieningen in noodsituaties

Artikel 3.6 Vluchtwegen en nooduitgangen
  • 1. Doeltreffende maatregelen zijn genomen teneinde het mogelijk te maken dat de werknemer, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor zijn veiligheid of gezondheid aanwezig is, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan stellen.relaties0
  • 2. Het aantal, de plaats en de afmetingen van de daartoe beschikbare vluchtwegen en nooduitgangen zijn afhankelijk van het gebruik, de uitrusting en de afmetingen van de arbeidsplaatsen alsmede van het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich op deze plaatsen kan ophouden.relaties0
relaties0
Artikel 3.7 Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen
  • 1. Vluchtwegen en nooduitgangen zijn vrij van obstakels.relaties0
  • 2. Nooduitgangen kunnen te allen tijde worden geopend.relaties0
  • 3. Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen zijn op eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe te openen.relaties0
  • 4. Schuif- en draaideuren worden niet als nooduitgang gebruikt. relaties0
  • 5. De vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting.relaties0
  • 6. De vluchtwegen, de deuren en poorten op het traject van de vluchtwegen alsmede de nooduitgangen zijn gemarkeerd door signalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.relaties0
relaties0
Artikel 3.8 Brandmelding en brandbestrijding
  • 1. In aanvulling op artikel 15 van de wet zijn op arbeidsplaatsen, afhankelijk van de aard van de arbeid die daar wordt verricht, de daaraan verbonden gevaren en het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich daar bevindt, voldoende passende brandbestrijdingsmiddelen aanwezig.relaties0
  • 2. Indien nodig zijn, in aanvulling op het eerste lid, branddetectoren en alarmsystemen aanwezig.relaties0
  • 3. Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn gemakkelijk bereikbaar en gemakkelijk te bedienen.relaties0
  • 4. Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van een signalering die voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde. De signalering is duurzaam en op de juiste plaats aangebracht.relaties0
relaties0
Artikel 3.9 Noodverlichting

Arbeidsplaatsen waar werknemers bij het uitvallen van het kunstlicht aan bijzondere gevaren zijn blootgesteld, zijn voorzien van adequate noodverlichting. Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken de werknemers over individuele verlichting.

relaties0relaties0
Artikel 3.10 Redden van drenkelingen

Op arbeidsplaatsen waar gevaar voor verdrinking bestaat wordt dit gevaar zoveel mogelijk voorkomen en zijn doelmatige middelen voor het redden van drenkelingen op een goed zichtbare plaats beschikbaar.

relaties0relaties0
relaties0

§ 4 Inrichtingseisen

Artikel 3.11 Vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen
  • 1. Vloeren van arbeidsplaatsen zijn zo veel mogelijk vrij van oneffenheden en gevaarlijke hellingen en zijn voorts zo veel mogelijk vast, stabiel en stroef.relaties0
  • 2. Het oppervlak van vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen is zodanig, dat deze ten behoeve van de hygiëne op de arbeidsplaats kunnen worden schoongemaakt en onderhouden.relaties0
  • 3. Besloten ruimten waar arbeid wordt verricht zijn, rekening houdend met de aard van de werkzaamheden en de te leveren fysieke belasting, voldoende thermisch geïsoleerd.relaties0
  • 4. Transparante of lichtdoorlatende wanden van arbeidsplaatsen zijn, voor zover mogelijk in verband met de aard van de arbeidsplaats:
    • a.duidelijk gemarkeerd en van veiligheidsmateriaal vervaardigd, ofrelaties0
    • b.op een zodanige wijze aangebracht of afgeschermd dat de werknemers niet gewond kunnen raken.relaties0
    relaties0
relaties0
Artikel 3.12 Ramen en bovenlichtvoorzieningen van de ruimten
  • 1. Indien ramen, bovenlichtvoorzieningen en ventilatievoorzieningen geopend en gesloten kunnen worden,
    • a.kan dit op veilige wijze geschieden,relaties0
    • b.kunnen zij tevens op veilige wijze geregeld en vastgezet worden, enrelaties0
    • c.leveren zij in geopende stand geen gevaar op.relaties0
    relaties0
  • 2. Ramen en bovenlichtvoorzieningen kunnen zonder gevaar worden schoongemaakt.relaties0
relaties0
Artikel 3.13 Deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen
  • 1. De plaats, het aantal en de afmeting van deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen alsmede de materialen waarvan zij zijn vervaardigd, zijn afgestemd op de aard en het gebruik van de arbeidsplaats.relaties0
  • 2. Op transparante deuren is op ooghoogte een markering aangebracht.relaties0
  • 3. Afhankelijk van de aard van de arbeidsplaats en de arbeid die daar wordt verricht, zijn klapdeuren transparant of van transparante panelen voorzien.relaties0
  • 4. Indien deuren of andere doorgangen beschikken over transparante of lichtdoorlatende oppervlakten, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat werknemers door ongewild contact met die oppervlakten gewond raken.relaties0
  • 5. Deuren en beweegbare hekken die uit of van hun geleidingen kunnen raken zijn tegen uitlichten of aflopen dan wel tegen vallen geborgd.relaties0
  • 6. Automatische deuren en hekken functioneren zodanig dat zij geen gevaar opleveren. Zij zijn uitgerust met gemakkelijk herkenbare beveiligingen die voorkomen dat werknemers gewond raken. relaties0
  • 7. Automatische deuren en hekken kunnen met de hand worden geopend, tenzij ze bij een stroomstoring automatisch opengaan.relaties0
  • 8. In de onmiddellijke nabijheid van deuren, beweegbare hekken of andere doorgangen die hoofdzakelijk voor verkeer van voertuigen of transportmiddelen zijn bestemd, bevinden zich, tenzij de doorgang voor voetgangers veilig is, afzonderlijke doorgangen voor voetgangers.relaties0
  • 9. De in het achtste lid bedoelde doorgangen voor voetgangers zijn duidelijk zichtbaar gemarkeerd en vrij van obstakels.relaties0
  • 10. Kettingen of soortgelijke voorzieningen die worden gebruikt om te verhinderen dat een bepaalde ruimte wordt betreden, zijn goed zichtbaar en op doelmatige wijze voorzien van verbods- of waarschuwingsborden. relaties0
relaties0
Artikel 3.14 Verbindingswegen
  • 1. De verbindingswegen op de arbeidsplaats zijn zodanig gelegen en ingericht dat zij op eenvoudige wijze, veilig en overeenkomstig hun bestemming, door voetgangers en voertuigen of transportmiddelen kunnen worden gebruikt.relaties0
  • 2. Voorkomen wordt dat werknemers die in de nabijheid van de verbindingswegen arbeid verrichten, gevaar lopen.relaties0
  • 3. De afmeting van de verbindingswegen is afgestemd op het aantal gebruikers en de aard van de arbeid die in het bedrijf of de inrichting wordt verricht.relaties0
  • 4. Indien op de verbindingswegen, voor zover het niet de openbare weg betreft, voertuigen of transportmiddelen worden gebruikt, zijn de nodige verkeersregels vastgesteld.relaties0
  • 5. In gevallen als bedoeld in het vierde lid, is tevens een veilige ruimte voor de voetgangers gewaarborgd of zijn andere doeltreffende maatregelen ter bescherming van de voetgangers genomen.relaties0
  • 6. De voor voertuigen of transportmiddelen bestemde verbindingswegen zijn gelegen op voldoende afstand van de overige verbindingswegen op de arbeidsplaats.relaties0
  • 7. Voor zover het gebruik of de inrichting van de arbeidsplaats zulks vereist, zijn de verbindingswegen duidelijk afgebakend.relaties0
relaties0
Artikel 3.15 Markering gevaarlijke plaatsen
  • 1. De plaatsen waar door de aard van het werk gevaar, met inbegrip van valgevaar of gevaar voor vallende voorwerpen voorkomt of waar obstakels die niet verwijderd kunnen worden een gevaar voor de veiligheid vormen bij het verplaatsen van voertuigen of personen, worden duidelijk gemarkeerd door signalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.relaties0
  • 2. Alleen werknemers die beroepshalve of uit hoofde van hun functie de in het eerste lid bedoelde plaatsen moeten betreden, worden daar toegelaten.relaties0
relaties0
Artikel 3.16 Voorkomen valgevaar
  • 1. Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat is zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht of is het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen.relaties0
  • 2. Er is in elk geval sprake van valgevaar bij aanwezigheid van risicoverhogende omstandigheden, openingen in vloeren, of als het gevaar bestaat om 2,5 meter of meer te vallen.relaties0
  • 3. Hekwerken en leuningen worden als doelmatig aangemerkt indien zij tenminste tot 1 meter boven het werkvlak beveiliging bieden tegen vallen, dan wel voldoen aan het voor vloerafscheiding bepaalde bij of krachtens het Besluit bouwwerken leefomgeving.relaties0
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op arbeid onder omstandigheden waarin het gebruik van ladders en trappen is toegestaan als bedoeld in artikel 7.23, tweede lid.relaties0
  • 5. Indien de in het eerste lid genoemde voorzieningen niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen, zijn ter voorkoming van het gevaar voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze aangebracht of worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt dan wel worden andere technische middelen toegepast, die ten minste een zelfde mate van beveiliging van de in het eerste lid bedoelde arbeid geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming.relaties0
relaties0
Artikel 3.17 Voorkomen gevaar door voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen

Het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen, producten of onderdelen daarvan, wordt voorkomen en indien dat niet mogelijk is zoveel mogelijk beperkt. Artikel 3.16, vijfde lid, laatste volzin, is van toepassing.

relaties0relaties0
Artikel 3.18 Specifieke maatregelen voor roltrappen, rolpaden en laadplatforms
  • 1. Roltrappen en -paden functioneren veilig en zijn uitgerust met de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen, waaronder begrepen gemakkelijk herkenbare en toegankelijke noodstopvoorzieningen.relaties0
  • 2. Laadplatforms en -hellingen zijn afgestemd op de afmetingen van de te vervoeren ladingen. Zij beschikken over ten minste één uitgang.relaties0
relaties0
Artikel 3.19 Afmetingen en luchtvolume van ruimten; bewegingsruimte op de arbeidsplaats
  • 1. De afmetingen en het luchtvolume van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer zonder gevaar voor de veiligheid of de gezondheid zijn arbeid kan verrichten.relaties0
  • 2. De afmetingen van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer bij het verrichten van zijn arbeid over voldoende bewegingsruimte beschikt.relaties0
  • 3. Indien in verband met de aard van de arbeid niet aan het tweede lid kan worden voldaan, is in de nabijheid een andere open of besloten ruimte met voldoende bewegingsvrijheid voor de betrokken werknemers beschikbaar.relaties0
relaties0
relaties0

§ 5 Ontspanningsruimten en andere voorzieningen

Artikel 3.20 Ontspanningsruimten

In het bedrijf of de inrichting of in de directe nabijheid daarvan is een gemakkelijk toegankelijke ruimte beschikbaar waar de werknemers de pauzes kunnen doorbrengen. Deze ruimte is daartoe geschikt alsmede, afhankelijk van het aantal werknemers, voldoende ruim bemeten en uitgerust met voldoende tafels en stoelen.

relaties0relaties0
Artikel 3.21 Nachtverblijven

Voor werknemers die gedurende de tijdsruimte, gelegen tussen het einde en het begin van de dagelijkse arbeidstijd, plegen te verblijven in het bedrijf of de inrichting waar zij werkzaam zijn, is een nachtverblijf beschikbaar. Een nachtverblijf is adequaat ingericht en is uitsluitend bestemd voor personen van gelijk geslacht.

relaties0relaties0
Artikel 3.22 Kleedruimten
  • 1. Iedere werknemer beschikt over een plaats om zijn kleding op te hangen.relaties0
  • 2. Voor werknemers die speciale werkkleding moeten dragen zijn doelmatige, voldoende ruime, van stoelen of banken voorziene en naar seksen gescheiden kleedruimten beschikbaar; deze ruimten zijn zoveel mogelijk gelegen in de nabijheid van de open of besloten ruimten waar de arbeid pleegt te worden verricht. Natte werkkleding kan zo nodig worden gedroogd.relaties0
  • 3. In de kleedruimten kan kleding die de werknemers tijdens de arbeid niet dragen, op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard.relaties0
  • 4. Indien de omstandigheden zulks vereisen kunnen de speciale werkkleding en de persoonlijke kleding van de werknemers gescheiden van elkaar, op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard.relaties0
relaties0
Artikel 3.23 Wasgelegenheden en doucheruimten
  • 1. Indien werknemers bloot staan aan vuil of stof is een wasruimte met een voldoende aantal wasbakken aanwezig. De wasbakken zijn functioneel geplaatst en naar seksen gescheiden; ze beschikken over koud en zonodig warm stromend water.relaties0
  • 2. Indien werknemers zodanig bloot staan aan vuil, stof of hoge temperaturen dat een reiniging van het lichaam nodig is die meer omvat dan die van handen en gezicht of zulks uit de aard van hun arbeid of de zorg voor de gezondheid voortvloeit, is tevens een doucheruimte met een voldoende aantal douches aanwezig. De doucheruimte is voldoende ruim, doelmatig ingericht en naar seksen gescheiden; de douches beschikken over warm en koud stromend water.relaties0
  • 3. Indien de douche- of wasruimten en de kleedruimten zich niet in dezelfde ruimte bevinden, zijn deze onderling gemakkelijk en binnendoor bereikbaar.relaties0
relaties0
Artikel 3.24 Toiletten en wastafels
  • 1. In een bedrijf of inrichting zijn in de nabijheid van de ruimten waar de werknemers hun werkzaamheden verrichten een voldoende aantal toiletten aanwezig.relaties0
  • 2. In of in de onmiddellijke nabijheid van de ruimten waarin de toiletten zich bevinden zijn voldoende wastafels.relaties0
  • 3. De toiletten of het gebruik van de toiletten zijn naar seksen gescheiden.relaties0
relaties0
Artikel 3.25 Eerste-hulpposten
  • 1. Indien de aard van de arbeid of de daaraan verbonden gevaren dit noodzakelijk maken, zijn, in aanvulling op artikel 15 van de wet, in het bedrijf of de inrichting voldoende eerste-hulpposten aanwezig.relaties0
  • 2. In de eerste-hulpposten zijn duidelijk zichtbare instructies voor eerste hulp bij ongevallen aanwezig.relaties0
  • 3. In de eerste-hulpposten is een alarmnummer duidelijk zichtbaar aangebracht.relaties0
  • 4. De eerste-hulpposten zijn voorzien van de noodzakelijke eerste-hulpuitrusting.relaties0
  • 5. De eerste-hulpposten zijn gemakkelijk met brancards bereikbaar.relaties0
  • 6. De eerste-hulpposten en de eerste-hulpuitrusting zijn voorzien van een signalering die voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.relaties0
relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 2 Aanvullende voorschriften bouwplaatsen

Artikel 3.26 Schakelbepaling

Op een bouwplaats zijn naast de voorschriften van afdeling 1 tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

relaties0relaties0

Artikel 3.27 Algemene vereisten

  • 1. Een bouwplaats is gemarkeerd en afgebakend.relaties0
  • 2. Op een bouwplaats is voldoende drinkwater of andere alcoholvrije drank beschikbaar.relaties0
  • 3. Op een bouwplaats zijn zo nodig faciliteiten voor het bereiden van maaltijden beschikbaar.relaties0
relaties0

Artikel 3.28 Stabiliteit en stevigheid

  • 1. Werkplekken op een bouwplaats die niet op de begane grond zijn gesitueerd, zijn stabiel en stevig, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal werknemers dat zich daar bevindt, de maximale belasting en de verdeling daarvan alsmede met externe invloeden. Zonodig zijn ten behoeve van de stabiliteit doeltreffende bevestigingsmiddelen aangebracht.relaties0
  • 2. De stabiliteit en de stevigheid worden regelmatig en in ieder geval na iedere relevante verandering van de hoogte of de diepte van de in het eerste lid bedoelde werkplekken, doeltreffend gecontroleerd.relaties0
relaties0

Artikel 3.29 Elektrische installaties en leidingen

  • 1. Elektrische installaties die voor de aanvang van de werkzaamheden reeds op de bouwplaats aanwezig zijn, worden geïdentificeerd, gecontroleerd en duidelijk gekenmerkt.relaties0
  • 2. Bovengrondse elektriciteitsleidingen worden zoveel mogelijk buiten de bouwplaats om geleid of spanningsloos gemaakt. Indien dat niet mogelijk is worden hekken of waarschuwingsborden geplaatst.relaties0
  • 3. Indien voertuigen onder elektriciteitsleidingen door moeten rijden worden beschermingen onder de leidingen aangebracht.relaties0
  • 4. Ondergrondse elektriciteitsleidingen, leidingen voor andere distributiesystemen en kabels worden voor de aanvang van grondverzetwerkzaamheden geïdentificeerd.relaties0
  • 5. Doeltreffende maatregelen worden genomen om de gevaren voor werknemers die zijn verbonden aan beschadiging van de in het vierde lid bedoelde leidingen en kabels, zoveel mogelijk te voorkomen.relaties0
relaties0

Artikel 3.30 Bouwputten, tunnels, uitgravingen en andere ondergrondse werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden

  • 1. In een bouwput, een tunnel, bij een uitgraving of andere ondergrondse werkzaamheden worden doeltreffende stut- of taludvoorzieningen aangebracht ter voorkoming van instorting of overstroming.relaties0
  • 2. Bij grondverzetwerkzaamheden worden de uitgegraven aarde, het gebruikte materiaal en de daarbij gebruikte voertuigen op veilige afstand van de uitgraving gehouden. Zonodig wordt rond de uitgraving doeltreffend hekwerk geplaatst.relaties0
relaties0

Artikel 3.31 Metaal- en betonconstructies, bekistingen en zware prefab-elementen

  • 1. Metaal- en betonconstructies alsmede de onderdelen daarvan, bekistingen, prefab-elementen of tijdelijke stutten en schoren worden slechts gemonteerd of gedemonteerd onder toezicht van een speciaal daartoe aangewezen persoon.relaties0
  • 2. Bekistingen, tijdelijke stutten en schoren kunnen zonder gevaar voor de werknemers de krachten dragen waaraan zij blootstaan.relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 3 Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen

Artikel 3.32 Schakelbepaling en toepasselijkheid

  • 1. Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn naast de voorschriften van afdeling 1, met uitzondering van paragraaf 2a van die afdeling, tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.relaties0
  • 2. Deze afdeling is niet van toepassing op arbeid verricht in winningsindustrieën in dagbouw met behulp van baggermaterieel.relaties0
relaties0

Artikel 3.33 Schriftelijke voorlichting

Voor iedere arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn schriftelijke instructies opgesteld, waarin de regels zijn opgenomen die moeten worden nageleefd om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers alsmede het veilig gebruik van de arbeidsmiddelen te garanderen. Deze instructies bevatten tevens aanwijzingen voor het gebruik van de noodapparatuur en de te volgen handelwijze in noodsituaties. De instructies bevatten een verwijzing naar artikel 24, vierde, vijfde en zevende lid, en 26 van de wet.

relaties0relaties0

Artikel 3.34 Gevaar voor explosie

De maatregelen gericht op het voorkomen van gevaar voor explosie, bedoeld in artikel 3.5g, tweede lid, worden opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid.

relaties0relaties0

Artikel 3.35 Reanimatie-apparatuur

  • 1. In aanvulling op artikel 15 van de wet, zijn in zones waar gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging bestaat, doelmatige reanimatie-apparaten aanwezig.relaties0
  • 2. Op de arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn voldoende werknemers aanwezig die de in het eerste lid genoemde apparaten kunnen bedienen.relaties0
  • 3. De reanimatie-apparaten worden doelmatig onderhouden en opgeslagen.relaties0
relaties0

Artikel 3.36 Beperken en bestrijden van brand [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 3A Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw

Artikel 3.36a Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie in dagbouw zijn naast de voorschriften van afdeling 3 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

relaties0relaties0

Artikel 3.37 Voorkomen instabiliteit

  • 1. Telkens voor de aanvang van werkzaamheden aan afgravings- of ontginningsfronten boven werkterreinen of verkeerswegen, wordt nagegaan of er geen instabiele massa’s of rotsblokken zijn. Losse steenblokken worden zo nodig verwijderd.relaties0
  • 2. Bij het ontginnen van fronten of steenhopen wordt gewaakt voor het ontstaan van instabiliteit.relaties0
relaties0
relaties0

Afdeling 3B Aanvullende voorschriften ondergrondse winningsindustrieën

Artikel 3.37a Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de ondergrondse winningsindustrie zijn naast de voorschriften van afdeling 3 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

relaties0relaties0

Artikel 3.37b Plattegronden en bewegwijzering

  • 1. Er worden plattegronden gemaakt en regelmatig bijgewerkt, waarop de galerijen en de ontginningswerkzaamheden en alle bekende factoren die van invloed kunnen zijn op de ontginning en de veiligheid daarvan zijn aangegeven op een schaal die een duidelijke voorstelling mogelijk maakt. De plattegronden zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan de toezichthouder. De plattegronden zijn gemakkelijk toegankelijk en worden zolang bewaard als met het oog op de veiligheid noodzakelijk is.relaties0
  • 2. In de galerijen is een bewegwijzering aangebracht, zodat de werknemers zich gemakkelijk kunnen oriënteren.relaties0
relaties0

Artikel 3.37c Uitgangen

  • 1. Iedere ondergrondse ontginning staat via ten minste twee afzonderlijke uitgangen met de oppervlakte in verbinding. Deze uitgangen zijn degelijk geconstrueerd en gemakkelijk toegankelijk voor de werknemers die ondergrondse werkzaamheden verrichten.relaties0
  • 2. Wanneer voor het gebruik van deze uitgangen een bijzondere krachtsinspanning nodig is, zijn zij uitgerust met mechanische transportmiddelen voor de werknemers.relaties0
relaties0

Artikel 3.37d Transportinstallaties

  • 1. Transportinstallaties worden zodanig aangelegd, gebruikt en onderhouden, dat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers die ze besturen of gebruiken, of zich in de nabijheid daarvan ophouden, gewaarborgd is.relaties0
  • 2. Bij vervoer van werknemers met mechanische transportmiddelen wordt gezorgd voor passende voorzieningen en speciale schriftelijke instructies.relaties0
relaties0

Artikel 3.37e Ondersteuning en stabiliteit

  • 1. Zo spoedig mogelijk na het delven worden er ondersteuningen aangebracht, tenzij dit vanwege de stabiliteit van het terrein niet noodzakelijk is voor de veiligheid van de werknemers. Deze ondersteuningen worden volgens schema's en schriftelijke instructies aangebracht.relaties0
  • 2. Alle voor werknemers toegankelijke werkplekken worden regelmatig op de stabiliteit van het terrein onderzocht.relaties0
  • 3. Bij het onderhoud van de ondersteuningen wordt rekening gehouden met de uitkomsten van het in het tweede lid bedoelde onderzoek.relaties0
relaties0

Artikel 3.37f Instortingen en waterdoorbraken

  • 1. In zones waar zich instortingen of waterdoorbraken kunnen voordoen, wordt een winningsprogramma opgesteld en uitgevoerd dat zoveel mogelijk gericht is op een veilig werksysteem en op de bescherming van de werknemers.relaties0
  • 2. Er worden maatregelen genomen om de zones, bedoeld in het eerste lid, te kunnen herkennen, om de werknemers die in of in de nabijheid van die zones werken te beschermen en om de risico's te beheersen.relaties0
relaties0

Artikel 3.37g Voorkoming van brand en temperatuurstijging

  • 1. Er worden maatregelen genomen om temperatuurstijgingen te voorkomen of vroegtijdig te signaleren.relaties0
  • 2. Het gebruik van brandbare materialen wordt tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt.relaties0
  • 3. De te gebruiken hydraulische vloeistoffen zijn voorzover mogelijk moeilijk ontvlambaar en voldoen aan specificaties en beproevingsvoorwaarden betreffende de brandbaarheid ervan alsmede aan criteria betreffende de hygiëne. Indien de te gebruiken hydraulische vloeistoffen niet aan de in de eerste volzin gestelde eisen voldoen, worden aanvullende maatregelen genomen. relaties0
relaties0

Artikel 3.37h Verlichting

In aanvulling op artikel 3.9 beschikt elke werknemer over een voor het werk geschikte lamp.

relaties0relaties0

Artikel 3.37i Aanwezigheidscontrole

Het werk wordt zodanig georganiseerd dat op ieder moment kan worden vastgesteld wie er ondergronds is.

relaties0relaties0
relaties0

Afdeling 3C Aanvullende voorschriften winningsindustrieën met behulp van boringen

Artikel 3.37j Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen zijn naast de voorschriften van afdeling 3 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

relaties0relaties0

Artikel 3.37k Vereisten inrichting mijnbouwinstallaties

  • 1. In aanvulling op de artikelen 3.2 en 3.3 zijn mijnbouwinstallaties zodanig ontworpen, gebouwd, ingericht, bediend, gecontroleerd en onderhouden dat zij aan de te verwachten omgevingskrachten weerstand kunnen bieden. Zij dienen een constructie en stevigheid te hebben die zijn afgestemd op het gebruik dat ervan wordt gemaakt.relaties0
  • 2. Op mijnbouwinstallaties worden zo nodig brandbarrières aangebracht met het oog op de afscheiding van zones waar brandrisico bestaat.relaties0
relaties0

Artikel 3.37l Verkeer en vervoer [Vervallen per 01-01-2007]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 3.37m Onderhoud van veiligheidsapparatuur

Doelmatige veiligheidsapparatuur staat steeds gebruiksklaar en wordt in goede staat gehouden. Bij het onderhoud daarvan wordt naar behoren rekening gehouden met de uitgeoefende activiteiten.

relaties0relaties0

Artikel 3.37n Nooduitgangen

  • 1. Woon- en verblijfruimten op mijnbouwinstallaties hebben op elk niveau ten minste twee afzonderlijke nooduitgangen, die zo ver mogelijk van elkaar zijn gelegen en uitkomen in een veilige zone, een veilig verzamelpunt of een veilig evacuatiestation.relaties0
  • 2. In afwijking van artikel 3.7, vierde lid, zijn nooduitgangen op mijnbouwinstallaties voorzien van deuren die op eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe zijn te openen of indien dit niet mogelijk is, van schuifdeuren.relaties0
relaties0

Artikel 3.37o Gehandicapte werknemers [Vervallen per 28-12-2009]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 3.37p Gevarenzones

  • 1. Arbeidsplaatsen waar door de aard van het werk gevarenzones, met inbegrip van valgevaar of gevaar voor vallende voorwerpen, voorkomen, worden zoveel mogelijk uitgerust met voorzieningen die beletten dat werknemers deze zones zonder toestemming betreden.relaties0
  • 2. Er worden doeltreffende maatregelen getroffen om de werknemers die de gevarenzones mogen betreden te beschermen.relaties0
relaties0

Artikel 3.37q Afstandsbediening in noodgevallen

  • 1. Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen wordt bepaalde apparatuur in geval van nood vanaf geschikte locaties op afstand bediend.relaties0
  • 2. De apparatuur, bedoeld in het eerste lid, omvat systemen voor het isoleren en afblazen van putten, installaties en pijpleidingen.relaties0
  • 3. Ten behoeve van de afstandsbediening, bedoeld in het eerste lid, zijn er controleposten op geschikte locaties die in geval van nood kunnen worden gebruikt, indien nodig met inbegrip van controleposten op veilige verzamelpunten en in evacuatiestations.relaties0
  • 4. De apparatuur, bedoeld in het eerste lid, omvat tenminste systemen voor ventilatie, het in noodgevallen afsluiten van apparatuur die een ontbranding zou kunnen veroorzaken, het voorkomen van het ontsnappen van ontvlambare vloeistoffen en gassen, brandbeveiliging en putbewaking.relaties0
relaties0

Artikel 3.37r Communicatiesystemen

  • 1. Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen wordt iedere bemande arbeidsplaats uitgerust met:
    • a.een audiovisueel systeem waarmee een alarmmelding zo nodig kan worden doorgestuurd naar elk bemand deel van de arbeidsplaats;relaties0
    • b.een luidsprekersysteem, dat duidelijk kan worden gehoord in alle delen van de installatie waar zich vaak werknemers ophouden;relaties0
    • c.een systeem waarmee de verbinding met het vasteland en de hulpdiensten kan worden onderhouden.relaties0
    relaties0
  • 2. Op mijnbouwinstallaties blijven de systemen, bedoeld in het eerste lid, in geval van nood operationeel. Het luidsprekersysteem wordt aangevuld met communicatiesystemen die niet afhankelijk zijn van kwetsbare stroomvoorzieningsinstallaties.relaties0
  • 3. De voorzieningen voor het slaan van alarm zijn op doelmatige plaatsen aangebracht.relaties0
  • 4. Indien werknemers aanwezig zijn op arbeidsplaatsen die normaliter niet door werknemers bemand zijn, is er een doelmatig communicatiesysteem.relaties0
relaties0

Artikel 3.37s Verzamelpunten en monsterrol

  • 1. Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen worden er verzamelpunten vastgesteld, wordt een monsterrol bijgehouden en worden de hiervoor noodzakelijke maatregelen getroffen.relaties0
  • 2. Doelmatige maatregelen worden genomen om:
    • a.de evacuatiestations en de veilige verzamelpunten te beschermen tegen warmte en rook, en, zoveel mogelijk, tegen de gevolgen van explosies;relaties0
    • b.de vluchtroutes van en naar de evacuatiestations en verzamelpunten te allen tijde bruikbaar te laten blijven;relaties0
    • c.de evacuatiestations en de veilige verzamelpunten gemakkelijk bereikbaar te laten zijn vanuit de verblijfsaccommodatie en de werkruimten.relaties0
    relaties0
  • 3. De maatregelen, bedoeld in het tweede lid, zijn zodanig dat ze de werknemers lang genoeg bescherming bieden om, indien nodig, in alle veiligheid een evacuatie- en reddingsoperatie te kunnen organiseren en uitvoeren.relaties0
  • 4. Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen, is een van de beschermde plaatsen, bedoeld in het eerste lid, voorzien van afstandbedieningssystemen voor noodgevallen als bedoeld in artikel 3.37q en van een communicatiesysteem als bedoeld in artikel 3.37r, eerste lid, onder c.relaties0
  • 5. Op een mijnbouwinstallatie wordt voor elk veilig verzamelpunt een lijst opgesteld, bijgehouden en ter plaatse aangeplakt met de namen van de werknemers voor wie dat verzamelpunt is bestemd.relaties0
  • 6. Een lijst met de namen van de werknemers die in geval van nood speciale taken hebben wordt opgesteld en bijgehouden en op doelmatige plaatsen aangeplakt. De namen van deze werknemers worden eveneens vermeld in de schriftelijke instructies, bedoeld in artikel 3.33.relaties0
relaties0

Artikel 3.37t Reddingsmiddelen

  • 1. Op een mijnbouwinstallatie zijn voor onmiddellijk gebruik voldoende geschikte middelen voor redding, evacuatie en voor directe ontsnapping in zee in noodgevallen beschikbaar.relaties0
  • 2. Als evacuatie van werknemers moet geschieden langs moeilijke vluchtwegen of via plaatsen waar de lucht niet of mogelijk niet ingeademd kan worden, staat zelfreddingsapparatuur voor onmiddellijk gebruik op de werkplek ter beschikking van de werknemers.relaties0
  • 3. Reddingsmiddelen als bedoeld in het eerste lid voldoen aan de volgende voorschriften:
    • a.ze zijn functioneel en zo nodig uitgerust met voorzieningen om lang genoeg te kunnen overleven;relaties0
    • b.er zijn er voldoende van om alle werknemers die zich in de installatie kunnen ophouden te kunnen evacueren;relaties0
    • c.het type is afgestemd op de arbeidsplaats;relaties0
    • d.ze zijn van betrouwbare materialen gemaakt, rekening houdend met de reddingsfunctie en de omstandigheden waarin ze eventueel zullen worden gebruikt of waarin ze gebruiksklaar worden gehouden; enrelaties0
    • e.ze hebben een kleur die opvalt wanneer ze worden gebruikt en zijn uitgerust met voorzieningen waarmee de gebruiker de aandacht van de redders kan trekken.relaties0
    relaties0
  • 4. Het materiaal, dat nodig is in geval bij een ongeval vervoer per helikopter plaatsvindt, ligt gebruiksklaar opgeslagen in de onmiddellijke nabijheid van de helikopterlandingsplaats.relaties0
relaties0

Artikel 3.37u Beveiliging noodsystemen

Op mijnbouwinstallaties worden branddetectie- en brandbeschermingssystemen, inrichtingen voor brandblussing of branddoving en alarmsystemen afgeschermd tegen ongelukken en wel op zodanige wijze dat hun functies in noodgevallen operationeel blijven. Zo nodig worden dergelijke systemen in dubbele uitvoering aangebracht.

relaties0relaties0

Artikel 3.37v Noodplan

  • 1. Er wordt een noodplan opgesteld voor het geval dat iemand overboord valt of de arbeidsplaats moet worden geëvacueerd.relaties0
  • 2. Het noodplan, dat is gebaseerd op het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42, voorziet in het gebruik van bijstandsboten en helicopters en bevat criteria voor de capaciteit en de reactietijd daarvan. De vereiste reactietijd wordt in het veiligheids- en gezondheidsdocument van elke installatie vermeld.relaties0
  • 3. Bij het opstellen of wijzigen van het noodplan wordt, bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, overleg gevoerd met de belanghebbende werknemers. Over het noodplan en wijzigingen daarop wordt tevens overleg gevoerd met de werknemers van andere werkgevers en zelfstandigen, die op basis van een langlopende overeenkomst tot aanneming van werk, in het bedrijf of de inrichting werkzaam zijn.relaties0
  • 4. De werkgever zorgt ervoor dat desgewenst kennis kunnen nemen van het noodplan:relaties0
  • 5. Een afschrift van het noodplan wordt gezonden aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, aan de belanghebbende werknemers en de toezichthouder.relaties0
  • 6. De bijstandsboten zijn doelmatig ontworpen en uitgerust en voldoen aan de eisen in verband met evacuatie en redding.relaties0
  • 7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met derde lid.relaties0
relaties0

Artikel 3.37w Verblijfsaccommodatie

  • 1. In aanvulling op artikel 3.21 wordt, wanneer de aard, de omvang en de duur van de werkzaamheden op een mijnbouwinstallatie zulks vereisen, de nodige verblijfsaccommodatie ter beschikking gesteld.relaties0
  • 2. Leidingen die in geval van lekkage direct gevaar voor de gezondheid kunnen opleveren worden buiten de accommodatie en de hiermee in verbinding staande gangen gehouden. Deze accommodatie:
    • a.is afdoende beschermd tegen de gevolgen van explosies, binnendringen van rook en gas en het uitbreken en de verbreiding van brand, zoals omschreven in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42;relaties0
    • b.is beschermd tegen weersomstandigheden en tegen geluids- en stankhinder en ontwikkeling van rookgassen uit andere ruimten, welke gevaarlijk voor de gezondheid kunnen zijn;relaties