Algemeen
1. Inleiding
Met deze op artikel 4, vierde lid, van de Wet bestrijding
ongevallen Noordzee (verder: Wet BON) en artikel 12, tweede lid, onderdelen
a en c, en zevende lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen
(verder: Wvvs) gebaseerde regeling, worden regels gesteld omtrent de inhoud
van een melding van ongevallen en voorvallen op zee. Deze regels waren deels
reeds opgenomen in de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee, maar
die regeling is thans ingetrokken en vervangen door de onderhavige regeling.
Aanleiding voor de vaststelling van deze nieuwe regeling is de
totstandkoming van richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een
communautair monitoringen informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot
intrekking van Richtlijn 93/75/EEG (PbEG L 208) (verder: de richtlijn).
Overwogen is om ter implementatie van de richtlijn de
Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee te wijzigen. Dit zou
evenwel ingrijpende redactionele gevolgen voor die regeling hebben gehad,
terwijl met de vaststelling van een nieuwe regeling niet meer tijd gemoeid
was dan met een aanpassing van de voorgaande regeling. Hieronder wordt eerst
ingegaan op de richtlijn. Vervolgens wordt ingegaan op de soorten meldingen
waarvoor deze regeling regels stelt, namelijk de melding op grond van
artikel 4, eerste lid, van de Wet BON en artikel 12, eerste en tweede lid,
van de Wvvs.
2. Richtlijn nr.
2002/59/EG
Bij richtlijn nr. 2002/59/EG is richtlijn nr. 93/75/EEG
van de Raad van de Europese Unie van 13 september 1993 betreffende de
minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen
vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen (PbEG L
247) ingetrokken. Richtlijn nr. 93/75/EEG bevatte voorschriften met
betrekking tot het melden door zeeschepen die gevaarlijke of schadelijke*
goederen vervoeren en die op weg zijn naar een haven van een lidstaat van de
Europese Unie, het melden van ongevallen en incidenten op zee, en de
instanties waaraan deze meldingen moesten worden gedaan. De richtlijn had
tot doel het beperken van de schadelijke gevolgen van ongevallen en
incidenten op zee. Naar aanleiding van het zinken van de olietanker `Erika–
voor de kust van Frankrijk, heeft de Commissie van de Europese
Gemeenschappen diverse maatregelen genomen teneinde te voorkomen dat
dergelijke ongevallen opnieuw gebeuren. Een van deze maatregelen is
richtlijn nr. 2002/59/EG. Het doel van de richtlijn is de instelling in de
Europese Unie van een monitoringen informatiesysteem voor de zeescheepvaart
met de bedoeling de veiligheid en de efficiëntie van het zeeverkeer te
verhogen, de reactie van de autoriteiten op incidenten, ongevallen en
potentieel gevaarlijke situaties op zee te verbeteren, en om tot een betere
voorkoming en opsporing van verontreiniging door schepen bij te dragen.
De onderhavige regeling strekt tot nadere implementatie
van artikel 17 van de richtlijn. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de
richtlijn moeten alle situaties in de exclusieve economische zone van een
lidstaat van de Europese Unie die gevolgen hebben voor de veiligheid van het
schip of de scheepvaart gemeld worden. Voorts dient elke situatie die tot
verontreiniging van de wateren of de kust van een lidstaat kan leiden,
alsmede waargenomen vlekken van schadelijke stoffen en in zee drijvende
containers of stukgoederen, gemeld te worden. Deze meldingsplichten zijn
opgenomen in artikel 12, tweede lid, van de Wvvs.
In
artikel 17, tweede lid, van de richtlijn zijn de gegevens opgesomd die
verstrekt moeten worden bij een melding, namelijk de identiteit van een
schip, de positie, de haven van afvaart, de haven van bestemming, het adres
waar informatie kan worden verkregen over de gevaarlijke of schadelijke
stoffen aan boord, het aantal opvarenden, bijzonderheden over het incident
en alle relevante informatie als bedoeld in de bijlage bij resolutie
A.851(20) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van de Verenigde
Naties. De bijlage bij deze resolutie bevat algemene beginselen voor
systemen en vereisten inzake rapportering door schepen, met inbegrip van
richtlijnen voor melding van voorvallen waarbij gevaarlijke stoffen,
schadelijke stoffen en/of verontreinigende stoffen betrokken zijn.
Overigens werd de in de bijlage bij resolutie A.851(20)
opgenomen informatie al verstrekt op grond van de Regeling melding
ongevallen en voorvallen op zee.
3.
Artikel 4, eerste lid, van de Wet BON
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet BON moet de
kapitein een ongeval op zee, ten gevolge waarvan schadelijke gevolgen
ontstaan of naar redelijkerwijs is te voorzien, zullen ontstaan, melden. Op
grond van het vierde lid van artikel 4 van de Wet BON worden bij
ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de
melding en van de te verstrekken informatie, en de wijze waarop de melding
geschiedt en de informatie wordt verstrekt. De te melden gegevens waren
opgenomen in de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee en worden
thans opgenomen in deze regeling.
De meldingsplicht op
grond van de Wet BON is mede gerelateerd aan de meldingsvoorschriften van de
Wvvs, vandaar dat gekozen is voor de integratie van alle
meldingsvoorschriften in artikel 3 van deze regeling. Voor een toelichting
wordt verwezen naar het artikelsgewijze gedeelte.
4. Artikel 12, eerste lid, van de Wvvs
Artikel 12, eerste lid, van de Wvvs stelt het melden van
voorvallen, in de zin van artikel 1 van de Wvvs, met schadelijke stoffen
verplicht. Na de inwerkingtreding van het alsdan tot wet verheven voorstel
van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de
Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de
instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere
onderwerpen (Kamerstukken II 2002/03, 28 984, nr. 1 e.v.), zal artikel 12,
eerste lid, van de Wvvs ook een meldingsplicht bevatten voor gebeurtenissen
waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. Deze meldingsplicht vloeit voort uit
het op 1 november 1974 te Londen totstandgekomen Verdrag voor de beveiliging
van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende
bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen (verder: SOLAS-verdrag). Omdat
het in de bedoeling ligt deze wet spoedig in werking te laten treden, wordt
hier reeds aandacht besteed aan deze meldingsplicht, mede gelet op het feit
dat voor de inhoud van die melding geen wijziging van deze regeling nodig
is, maar aangesloten kan worden bij de eisen die op grond van deze regeling
aan een melding worden gesteld.
Melding van voorvallen
De meldingsplicht ten aanzien van voorvallen vloeit voort
uit het op 17 november 1973 te Londen totstandgekomen Internationaal Verdrag
ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen
en Aanhangsels (Trb. 1975, 147 en 1978, 187) (verder: MARPOL-verdrag). Onder
voorval wordt verstaan een gebeurtenis die er daadwerkelijk toe leidt of er
vermoedelijk toe zal leiden dat schadelijke stoffen in zee worden geloosd.
In Protocol I van het MARPOL-verdrag zijn
voorschriften opgenomen met betrekking tot de meldingen van voorvallen,
zoals de inhoud van de melding. Dit Protocol was uitgevoerd in het Besluit
melding voorvallen van verontreiniging op zee en de Regeling melding
ongevallen en voorvallen op zee. Het besluit is echter vervallen omdat
artikel 12 van de Wvvs geen grondslag meer bevat voor het stellen van regels
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en de Regeling melding
ongevallen en voorvallen op zee is thans vervallen. Het merendeel van de
voorschriften van Protocol I, die waren opgenomen in het Besluit melding
voorvallen van verontreiniging op zee en de Regeling melding ongevallen en
voorvallen op zee, zijn thans opgenomen in artikel 12 van de Wvvs; de
voorschriften omtrent de inhoud van de melding worden echter opgenomen in
deze regeling. Uit Protocol I vloeit voort dat een melding zo uitgebreid
mogelijk dient te zijn en in ieder geval de identiteit van de betrokken
schepen, de tijd, soort en plaats van het voorval, de soort en hoeveelheid
van de olie, van de schadelijke vloeistof dan wel van de schadelijke stof in
verpakte vorm die in zee is geloosd of dreigt te worden geloosd en de
genomen maatregelen met betrekking tot assistentie en berging omvat.
Daarnaast dient een melding te geschieden volgens de bijlage bij
IMO-resolutie A.851(20); deze resolutie is door de IMO aangenomen ter
verdere uitvoering van Protocol I en het SOLAS-verdrag.
Voor een deel komen deze gegevens overeen met de gegevens die op grond van
artikel 17, tweede lid, van richtlijn nr. 2002/59/EG moeten worden gemeld.
Zo vereist de richtlijn ook dat gegevens omtrent de identiteit van het schip
en bijzonderheden over het incident (in Protocol I wordt in dit geval van de
tijd, soort en plaats van het voorval gesproken) worden gemeld en dat een
melding alle relevante informatie als bedoeld in de bijlage bij resolutie
A.851(20) dient te bevatten.
Aangezien een melding op
grond van Protocol I van het MARPOL-verdrag zo uitgebreid mogelijk dient te
zijn en de gegevens die op grond van de richtlijn moeten worden verstrekt
grotendeels voldoende zijn om te voldoen aan de eisen die Protocol I stelt
aan een melding en de richtlijn anderzijds geen informatie verlangt die op
grond van Protocol I niet verplicht zou zijn, is er, omwille van de
duidelijkheid, voor gekozen om aan te sluiten bij de gegevens die op grond
van de richtlijn in ieder geval gemeld moeten worden.
De
richtlijn vereist echter niet dat de soort en hoeveelheid van de
desbetreffende schadelijke stof en de genomen maatregelen met betrekking tot
assistentie en berging worden gemeld, vandaar dat de verplichting tot het
melden van deze gegevens voor een melding ingevolge artikel 12, eerste lid,
van de Wvvs apart is opgenomen in artikel 3, tweede lid, van deze regeling.
Melding van gebeurtenissen
De melding van gebeurtenissen waarbij gevaarlijke stoffen
vrijkomen, vloeit voort uit het SOLAS-verdrag. In Hoofdstuk VII van het
SOLAS-verdrag is bepaald dat de bijzonderheden over de gebeurtenis moeten
worden gemeld, dat de melding zo uitgebreid mogelijk moet zijn en dient te
geschieden volgens de bijlage bij resolutie A.851(20).
Omwille van de duidelijkheid is hier eveneens gekozen om aan te sluiten
bij de gegevens die op grond van de richtlijn gemeld moeten worden, nu een
melding op grond van het SOLAS-verdrag zo uitgebreid mogelijk dient te zijn.
5. Artikel 12, tweede lid, van de
Wvvs
Artikel 12, tweede lid, van de Wvvs stelt het melden van
ieder incident of ongeval als bedoeld in artikel 17 van de richtlijn, iedere
situatie die tot verontreiniging van de Nederlandse zee of kust kan leiden
en iedere vlek van schadelijke stoffen die vallen onder de reikwijdte van
Bijlage I, II en III van het MARPOL-verdrag, in zee drijvende containers of
stukgoederen die worden waargenomen, verplicht. Deze meldingsplichten
vloeien voort uit richtlijn nr. 2002/59/EG. De gegevens die bij deze
meldingen gemeld moeten worden, vloeien voort uit artikel 17, tweede lid,
van de richtlijn. Hierboven is reeds ingegaan op artikel 17, tweede lid, van
de richtlijn. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de
toelichting op artikel 3 van deze regeling.
6. Administratieve lasten
Deze regeling regelt de gegevens die gemeld moeten worden
bij drie soorten meldingen, namelijk de melding op grond van artikel 4,
eerste lid, van de Wet BON en artikel 12, eerste en tweede lid, van de Wvvs.
Nu de administratieve lasten van deze meldingen eerst
geëffectueerd worden bij deze regeling, zoals reeds was aangegeven in de
memorie van toelichting bij de wet tot wijziging van de
Scheepvaartverkeerswet, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de
Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van richtlijn
nr. 2002/59/ EG van het Europees Parlement en de raad van de Europese Unie
van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring-
en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn
93/75/EEG van de Raad (PbEG L 208) (communautair monitoring- en
informatiesysteem scheepvaart) (Kamerstukken II 2003/04, 29 714, nr. 3),
worden de administratieve lasten met betrekking tot de meldingen niet onder
de desbetreffende wetten, maar onder de op deze wetten gebaseerde regeling
berekend.
Dit betekent dat, voor wat betreft de meldingen,
de administratieve lasten onder de Wet BON en de Wvvs geschrapt worden en
opnieuw worden vastgesteld bij deze regeling. Hierbij wordt opgemerkt dat
deze meldingsplichten voor het merendeel geen nieuwe verplichtingen zijn en
dat deze meldingen dus voor een deel geen nieuwe administratieve lasten met
zich brengen.
Hieronder wordt per melding ingegaan op de
administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Per melding wordt aangegeven
of deze meldingsplicht nieuw is, of reeds bestond. Bij de reeds bestaande
meldingsplichten wordt, voor zover nodig, een en ander vergeleken met het in
2001 door Cap Gemini Ernst & Young verrichte onderzoek naar de uit de
bestaande wet- en regelgeving voortvloeiende administratieve lasten (verder:
de nulmeting).
Artikel 4, eerste lid,
van de Wet BON
Deze meldingsplicht brengt geen nieuwe administratieve
lasten met zich, nu dit geen nieuwe meldingsplicht is. In de nulmeting is
uitgegaan van 157 meldingen per jaar op grond van artikel 4, eerste lid, van
de Wet BON. Dit aantal is echter te hoog, nu op grond van artikel 4, vijfde
lid, van de Wet BON een kapitein niet verplicht is om een ongeval te melden,
indien hij dit reeds gemeld heeft op grond van artikel 12 van de Wvvs. In
ongeveer 50 procent van de gevallen zullen deze meldingen overeen komen,
waardoor er ongeveer 80 meldingen op grond van artikel 4, eerste lid, van de
Wet BON resteren. Deze meldingen nemen 10 minuten in beslag, in
tegenstelling tot de in de nulmeting abusievelijk opgenomen 4,3 uur, op
basis van een uurtarief van € 61,–. Dit uurtarief is, in tegenstelling tot
hetgeen in de nulmeting is opgenomen, gelijk aan het uurtarief op grond van
de Wvvs, nu de inhoud en de duur van de meldingen gelijk is.
Het totaal aan administratieve lasten,
voortvloeiend uit artikel 4, eerste lid, van de Wet BON bedraagt daarmee
ongeveer € 813,–, in plaats van € 14.718,– zoals was opgenomen in de
nulmeting.
Artikel 12, eerste lid,
van de Wvvs
Bij de meldingen op grond van artikel 12, eerste lid, van
de Wvvs wordt, zoals reeds is aangegeven in het algemene deel van deze
toelichting, reeds uitgegaan van de tekst zoals deze zal luiden na
inwerkingtreding van alsdan tot wet verheven voorstel van wet tot wijziging
van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging
zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de
Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen. Dit
betekent dat bij deze regeling niet alleen de administratieve lasten van de
verplichting tot het melden van voorvallen worden berekend, maar ook de
verplichting tot het melden van gebeurtenissen.
De
administratieve lasten van de melding van voorvallen waren reeds opgenomen
in de nulmeting, nu deze meldingsplicht reeds bestond; de verplichting tot
het melden van gebeurtenissen is nieuw.
Met betrekking tot
de melding van voorvallen is in de nulmeting abusievelijk opgenomen dat het
melden van een voorval tien uur in beslag neemt, in plaats van tien minuten.
Dit betekent dat, uitgaande van 157 meldingen per jaar en van een uurtarief
van € 61,–, de administratieve lasten voor het melden van voorvallen €
1.595,– bedraagt, in plaats van € 95.822,– zoals is opgenomen in de
nulmeting.
Het melden van gebeurtenissen vindt reeds
vrijwillig plaats, vandaar dat er enig inzicht bestaat in het aantal
meldingen nu deze melding verplicht wordt. Het gaat hierbij om tien
meldingen per jaar; deze nemen tien minuten in beslag op basis van een
uurtarief van € 61,–. Dit brengt de administratieve lasten voor het melden
van gebeurtenissen op een totaal van ongeveer € 101,–. Het totaal aan
administratieve lasten, voortvloeiend uit artikel 12, eerste lid, van de
Wvvs komt daarmee op € 1.696,–.
Artikel 12, tweede lid, van de Wvvs
Deze meldingsplichten zijn nieuwe meldingsplichten,
waarbij wordt opgemerkt dat de meldingsplicht voor lozingen op grond van
artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van de Wvvs bij de berekening van de
administratieve lasten niet hoeft worden meegenomen, aangezien deze
meldingsplicht voor Nederlandse schepen reeds voortvloeit uit artikel 12,
eerste lid, van de Wvvs.
In de memorie van toelichting bij
het bovengenoemde wetsvoorstel tot wijziging van enige wetten in verband met
richtlijn nr. 2002/59/EG is reeds aangegeven dat, hoewel het gaat om nieuwe
meldingsplichten, deze situaties reeds vrijwillig werden gemeld, waardoor er
inzicht bestaat in het aantal te verwachten meldingen. Wat betreft
incidenten en voorvallen komen er per jaar gemiddeld 20 meldingen bij de
kustwacht binnen. Gemiddeld vijf meldingen per jaar komen binnen met
betrekking tot in zee drijvende containers of stukgoederen. Vlekken van
verontreinigende stoffen zijn de afgelopen jaren gemiddeld 400 keer gemeld.
Overigens zijn in deze 400 meldingen van vlekken van verontreinigende
stoffen ook de meldingen door buitenlandse schepen opgenomen; ongeveer 30
procent van deze meldingen bestaan uit meldingen door Nederlandse schepen.
Dat betekent dat het aantal meldingen door Nederlandse schepen op 120 uit
komt.
Het totaal van het aantal te verwachten meldingen,
voortvloeiend uit artikel 12, tweede lid, van de Wvvs zal op ongeveer 312
komen. Voor deze meldingen kan gebruik worden gemaakt van reeds aan boord
zijnde apparatuur, waarmee immers ook de vrijwillige meldingen werden
gedaan. Een melding neemt ongeveer tien minuten in beslag, op basis van een
bedrag dat per uur is gesteld op € 61,–. Dit betekent een totaal aan
administratieve lasten van € 3.172,– voortvloeiend uit artikel 12, tweede
lid, van de Wvvs.
Totaal aan
administratieve lasten
Het totaal aan administratieve lasten, voortvloeiend uit
deze regeling, bedraagt € 5.681,–. Een deel van deze administratieve lasten
is nieuw (namelijk € 3.273,–) en een deel vloeit voort uit reeds bestaande
verplichtingen (namelijk € 2.408,–). Ten aanzien van de reeds bestaande
verplichtingen, levert de berekening van de administratieve lasten een
correctie op ten opzichte van de nulmeting; de administratieve lasten van de
reeds bestaande verplichtingen worden gecorrigeerd met een vermindering van
€ 108.132,–.
Een voorontwerp van deze regeling is
voorgelegd aan het adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). PM
uitkomsten raadpleging Actal.
* In richtlijn nr. 2002/59/EG wordt gesproken van verontreinigende
goederen dan wel verontreinigende stoffen; in de (bestaande) Nederlandse
regelgeving wordt in gelijke zin gesproken van schadelijke
stoffen. Artikelsgewijs
Artikel 1
Er is voor gekozen om in onderdeel c dynamisch te
verwijzen naar de bijlage bij resolutie A.851(20), zodat toekomstige
wijzigingen van deze resolutie automatisch zullen doorwerken in de nationale
regelgeving. De keuze voor dynamische verwijzing is ingegeven door het feit
dat de Europese wetgever is overgestapt op een systeem van dynamische
verwijzing naar de internationale verdragen.
Het betreft
verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5
november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme
veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende
wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en
voorkoming van verontreiniging door schepen (PbEG L 324), verordening (EG)
nr. 415/2004 van de Commissie van 5 maart 2004 tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002
betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en
voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van
de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van
verontreiniging door schepen (PbEU L 80) en richtlijn nr. 2002/84/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 houdende wijziging van de
richtlijnen op het gebied van maritieme veiligheid en preventie van
verontreiniging door schepen (PbEG L 324).
In verband met
de automatische doorwerking van de bijlage bij resolutie A.851(20) is in
artikel 6 bepaald dat de bijlage bij de resolutie en eventuele wijzigingen
ervan, ter inzage liggen bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Artikel 2
Er is voor gekozen om in het tweede lid van artikel 12 van
de Wvvs de richtlijn niet volledig aan te halen, maar om dit in een
ministeriële regeling te doen. De praktijk wijst uit dat het niet zelden
voorkomt dat van bestaande richtlijnen bij (her)codificatieprojecten niet de
inhoud, maar wel het nummer van de richtlijn wordt gewijzigd. Gekozen is
voor een statische verwijzing, aangezien de in artikel 12, tweede lid,
onderdelen a en c, van de Wvvs gehanteerde verwijzingstechniek het niet
mogelijk maakt dynamisch te verwijzen.
Artikel 3
In dit artikel is de inhoud van een melding opgenomen. Een
melding moet in ieder geval de gegevens bevatten, zoals opgenomen in het
eerste lid, namelijk de identiteit van het schip, de positie van het schip,
de haven van afvaart, de haven van bestemming, het adres waar informatie kan
worden verkregen over de gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord, het
aantal opvarenden, bijzonderheden over het incident en alle relevante
informatie als bedoeld in de bijlage bij resolutie A.851(20). Het eerste lid
van dit artikel strekt tot implementatie van artikel 17, tweede lid, van
richtlijn nr. 2002/59/EG. Opgemerkt wordt dat in de richtlijn wordt verwezen
naar de resolutie in haar geheel en niet alleen naar de bijlage; er is voor
gekozen om in deze regeling te verwijzen naar de bijlage bij de resolutie,
aangezien deze bijlage de richtlijnen bevat voor het melden en in de
Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee ook werd verwezen naar de
bijlage bij resolutie A.851 (20).
Ingevolge het tweede lid
dienen bij een melding op grond van artikel 12, eerste lid, van de Wvvs ook
de genomen maatregelen met betrekking tot assistentie en berging en de
hoeveelheid en soort gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord te worden
gemeld.
Artikel 4
Het Kustwachtcentrum te Den Helder wordt aangewezen als de
instantie waaraan gemeld moet worden in Nederland.
Het
Kustwachtcentrum is bereikbaar via de volgende radiofrequenties waarop wordt
geluisterd:
1. VHF Kanaal 16;
2. VHF DSC Kanaal 70 (A-1 Zeegebied);
3. MF DSC 2817.5 kHz (A-2 Zeegebied);
Voorts
is het Kustwachtcentrum bereikbaar via de volgende gegevens van het
operationeel centrum:
1. telefonische alarmnummer:
+31 (0) 900 0111;
2. algemene telefoonnummer: +31
(0) 223 542 300;
3. faxnummer: +31 (0)223 658 358;
4. telex: +44 71088 KUSTW NL;
5. e-mail: ccc@kustwacht.nl.
Het
Kustwachtcentrum is 24 uur per dag bereikbaar via deze radiofrequenties en
gegevens.
Artikel 5
Omdat in deze regeling dynamisch wordt verwezen naar de
bijlage bij resolutie A.851(20), regelt dit artikel het tijdstip waarop
wijzigingen in de bijlage bij de resolutie voor de toepassing van deze
regeling doorwerken. Daarbij is, gelet op het internationale karakter van
dit onderwerp en het feit dat ook de relevante Europese regelgeving in
beginsel de internationale inwerkingtredingsdata volgt, aansluiting gezocht
bij het tijdstip waarop wijzigingen internationaal in werking treden. Wel
voorziet het eerste lid in de mogelijkheid om de automatische doorwerking
van wijzigingen bij ministerieel besluit te doorbreken. Dit is van belang
met het oog op de onlangs in de Europese maritieme regelgeving
geïntroduceerde bevoegdheid van het (Europese) Comité voor maritieme
veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) om
wijzigingen van de verdragen voor de toepassing van communautaire
scheepvaartregelgeving uit te sluiten. Dit systeem van uitsluiting is
ingevoerd bij de eerder genoemde verordening (EG) nr. 2099/2002, laatstelijk
gewijzigd bij verordening (EG) nr. 415/2004, en richtlijn nr. 2002/84/EG,
waarbij in de communautaire scheepvaartregelgeving een systeem van
dynamische verwijzingen naar de internationale regelgeving is ingevoerd.
Artikel 6
De tekst van de bijlage bij resolutie A.851(20) is,
inclusief vertaling, ter inzage gelegd bij de bibliotheek van de
Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat,
gevestigd aan de Koningskade 4 te Den Haag.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K.M.H. Peijs.