
NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 20. 1. 2000
UITTREKSELS UIT IAO-VERDRAG Nr. 180 EN HET
STCW-VERDRAGIAO-Verdrag nr. 180
Artikel
51. De grenzen aan de werktijden zijn als volgt:
a) de maximumwerktijd mag niet langer zijn dan:
i) 14 uur in elke periode van 24 uur; en
ii) 72 uur in elke periode van zeven dagen; of
b) de minimumrusttijd mag niet korter zijn dan:
i) tien uur in elke periode van 24 uur; en
ii) 77 uur in elke periode van zeven dagen.
2. De rusttijd kan ten hoogste in twee
perioden waarvan er een minstens zes uur moet bedragen worden opgedeeld en de tijdruimte
tussen twee opeenvolgende rusttijden mag niet langer zijn dan 14 uur.
6. Niets in de leden 1 en 2 belet een partij
nationale wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen of een procedure vast te stellen
op grond waarvan de bevoegde autoriteit collectieve arbeidsovereenkomsten kan goedkeuren
of registreren die uitzonderingen op de vastgestelde grenzen mogelijk maken. Dergelijke
uitzonderingen dienen zoveel mogelijk aan de gestelde normen te voldoen, maar er kan
rekening worden gehouden met frequenter of langer durend verlof, of de toekenning van
compensatieverlof voor zeevarenden die wachthouden of zeevarenden die aan boord werken
van schepen die korte reizen maken.
Artikel
71. Niets in dit verdrag kan worden geacht
afbreuk te doen aan het recht van een kapitein van een schip om van een zeevarende te
verlangen alle uren te werken die noodzakelijk zijn voor de onmiddellijke veiligheid van
het schip, de personen aan boord of de lading, of om bijstand te verlenen aan andere
schepen of personen die op zee in nood verkeren.
3. Zodra dit na het herstel van de normale
situatie mogelijk is, zorgt de kapitein ervoor dat alle zeevarenden die tijdens een
geplande rustperiode gewerkt hebben, de nodige tijd kunnen rusten.
STCW-VerdragParagraaf A-VIII/I van de STCW-code
voorschriften 1. Alle personen die zijn aangewezen om dienst
te doen als officier die chef van de wacht is moeten per 24 uur minstens tien uur rust
krijgen.
2. De rusturen mogen over niet meer
dan twee perioden verdeeld zijn en een daarvan moet minstens zes uur bedragen.
3. De in de leden 1 en 2 vastgelegde eisen
inzake rustperioden hoeven niet te worden nageleefd in geval van nood of oefening of in
andere doorslaggevende operationele omstandigheden.
4. Onverminderd de bepalingen van de leden 1
en 2 mag de minimumperiode van tien uur maximaal tot zes opeenvolgende uren worden
verminderd, mits dit niet langer duurt dan twee dagen en ten minste 70 uren rust wordt
gegeven per periode van zeven dagen.
5. De
overheid moet voorschrijven dat wachtregelingen op een gemakkelijk toegankelijke plaats
worden opgehangen.
Paragraaf B-VIII/I van de
STCW-code leidraad 3. Bij de toepassing van voorschrift VIII/I
moet met het volgende rekening worden gehouden:
1. bij het
treffen van voorzieningen om vermoeidheid te voorkomen moet ervoor worden gezorgd dat in
zijn totaliteit niet buitensporig of onredelijk lang wordt gewerkt. Met name moet het
feit dat in paragraaf A-VIII/I minimumrustperioden zijn vastgesteld niet in die zin
worden geinterpreteerd dat alle overige uren aan wachtdienst of andere dienst mogen
worden besteed;
2. de frequentie en lengte van de
verlofperioden en het verlenen van compensatieverlof zijn essentiele factoren bij het
voorkomen dat de vermoeidheid zich over een bepaalde periode opstapelt;
3. voor schepen die korte reizen maken, mogen de
voorschriften varieren mits bijzondere veiligheidsvoorzieningen worden
getroffen.