Ingangsdatum: 05-02-2002
Deze Richtlijn is bijgewerkt a.d.h.v.
Richtlijn
2002/84/EGHET
EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
en met name op artikel 80, lid 2,
Gezien het voorstel van de
Commissie
(1),
Gezien het advies van het
Economisch en Sociaal Comité
(2),
Na
raadpleging van het Comité van de Regio's,
Volgens de procedure
van artikel 251 van het Verdrag
(3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Wegens het grote aantal
scheepvaartongelukken waarbij bulkschepen betrokken zijn en mensenlevens verloren gaan,
dienen in het kader van het gemeenschappelijke vervoersbeleid verdere maatregelen te
worden getroffen.
(2) Uit onderzoek naar de
oorzaken van ongelukken met bulkschepen blijkt dat het laden en lossen van vaste
bulklading, indien dit niet op de juiste wijze geschiedt, tot het teloorgaan van
bulkschepen kan bijdragen doordat de structuur van het schip overbelast wordt of doordat
delen van de constructie in de laadruimen mechanisch worden beschadigd. De veiligheid
van bulkschepen kan worden verbeterd door maatregelen te treffen die erop gericht zijn
het risico van beschadigingen en verzwakkingen van de structuur als gevolg van verkeerde
laad- en losverrichtingen te voorkomen.
(3) Op
internationaal niveau heeft de Internationale Maritieme Organisatie, hierna "de IMO"
genoemd, wat de veiligheid van bulkschepen betreft, in een aantal resoluties van haar
Algemene Vergadering aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op de afhandeling van
schepen in havens in het algemeen en op laad- en losverrichtingen in het bijzonder.
(4) De IMO heeft in resolutie A.862(20) van
haar Algemene Vergadering een Gedragscode voor veilig laden en lossen van bulkschepen
aangenomen, hierna "de BLU-code" genoemd, en bij de aangesloten regeringen erop
aangedrongen om aan deze gedragscode zo spoedig mogelijk uitvoering te geven en om de
IMO in kennis te stellen van alle gevallen waarin de BLU-code niet wordt nageleefd.
Voorts heeft de IMO in deze resolutie bij de aangesloten regeringen op het grondgebied
waarvan terminals voor laden en lossen van vaste bulklading zijn gevestigd, erop
aangedrongen wetgeving in te voeren die ertoe strekt een aantal essentiële beginselen te
doen naleven die voor de toepassing van de BLU-code nodig zijn.
(5) Gezien het mondiale karakter van de
drogeladingvaart hebben de effecten van laad- en losverrichtingen op de veiligheid van
bulkschepen grensoverschrijdende implicaties. Maatregelen om te voorkomen dat
bulkschepen als gevolg van verkeerde laad- en lospraktijken vergaan, kunnen derhalve het
best op communautair niveau worden genomen, door geharmoniseerde voorschriften en
procedures vast te stellen ter uitvoering van de IMO-aanbevelingen in resolutie
A.862(20) van de Algemene Vergadering en van de BLU-code.
(6) Gezien het in artikel 5 van het Verdrag
vervatte subsidiariteitsbeginsel is een richtlijn het aangewezen rechtsinstrument,
aangezien deze een kader biedt voor uniforme en verplichte toepassing door de lidstaten
van de voorschriften en procedures voor het veilig laden en lossen van bulkschepen,
terwijl elke lidstaat het recht heeft om uit te maken welke uitvoeringsinstrumenten het
beste bij zijn nationale systeem passen. De onderhavige richtlijn gaat overeenkomstig
het evenredigheidsbeginsel niet verder dan hetgeen voor de verwezenlijking van die
doelstelling nodig is.
(7) De veiligheid van
bulkschepen en van de bemanningen ervan kan worden verbeterd door bij
drogeladingterminals de risico's van verkeerd laden en lossen te verminderen. Dit kan
worden bereikt door de vaststelling van geharmoniseerde procedures voor samenwerking en
communicatie tussen schepen en terminals en van geschiktheidsvoorschriften voor schepen
en terminals.
(8) Om de veiligheid van
bulkschepen te verbeteren en concurrentieverstoring te voorkomen, dienen de
geharmoniseerde procedures en geschiktheidscriteria te gelden voor alle bulkschepen,
ongeacht de vlag waaronder zij varen, alsmede voor alle terminals in de Gemeenschap die,
onder normale omstandigheden, voor laden of lossen van vaste bulklading door bulkschepen
worden aangelopen.
(9) Bulkschepen die voor
laden of lossen van vaste bulklading terminals aandoen, dienen daarvoor geschikt te
zijn. Op hun beurt dienen terminals ook geschikt te zijn om bulkschepen die deze
terminals aandoen, te ontvangen en om die schepen te laden of te lossen. Daartoe zijn in
de BLU-code geschiktheidscriteria vastgesteld.
(10) Voor een betere samenwerking en
communicatie met de kapitein van het schip betreffende aangelegenheden in verband met
laden en lossen van vaste bulklading dienen de terminals een terminalvertegenwoordiger
aan te stellen die verantwoordelijk is voor dergelijke verrichtingen in de terminal, en
de kapiteins handleidingen met informatie over de terminal- en havenvoorschriften ter
beschikking te stellen; daartoe zijn in de BLU-code bepalingen opgenomen.
(11) Het ontwikkelen, toepassen en
onderhouden van een kwaliteitsbewakingssysteem door de terminals zou waarborgen dat de
procedures voor samenwerking en communicatie en de eigenlijke laad- en losverrichtingen
door de terminal worden gepland en uitgevoerd aan de hand van een geharmoniseerd kader
dat internationaal erkend is, en aan een audit kan worden onderworpen. Met het oog op
deze internationale erkenning dient het kwaliteitszorgsysteem te voldoen aan de door de
Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) vastgestelde normen van de ISO
9000-reeks. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat nieuwe terminals voor een beperkte
duur kunnen beschikken over een tijdelijke exploitatievergunning, zodat zij voldoende
tijd hebben om de betreffende certificatie te voltooien.
(12) Om ervoor te zorgen dat de laad- en
losverrichtingen zorgvuldig worden voorbereid, overeengekomen en uitgevoerd teneinde te
voorkomen dat zij de veiligheid van schip of bemanning in gevaar kunnen brengen, dienen
de verantwoordelijkheden van de kapitein en die van de terminalvertegenwoordiger te
worden vastgesteld. Daartoe zijn bepalingen te vinden in het SOLAS-verdrag van 1974, in
resolutie A.862(20) van de Algemene Vergadering van de IMO en in de BLU-code. Met
hetzelfde oogmerk kunnen procedures voor het voorbereiden, overeenkomen en uitvoeren van
laad- en losverrichtingen op de bepalingen van deze internationale instrumenten worden
gebaseerd.
(13) Omdat het in het algemeen
belang van de Gemeenschap is substandaardschepen uit de havens van de Gemeenschap te
weren, dient de terminalvertegenwoordiger elke zichtbare tekortkoming aan boord van een
bulkschip waardoor de veiligheid van de laad- of losverrichtingen in gevaar kan worden
gebracht, te melden.
(14) Het is nodig dat de
bevoegde autoriteiten van de lidstaten laad- of losverrichtingen verhinderen of
stopzetten wanneer zij duidelijke aanwijzingen hebben dat de veiligheid van het schip of
van de bemanning ervan door deze activiteiten in gevaar wordt gebracht. Ook dienen deze
autoriteiten met het oog op de veiligheid op te treden ingeval de kapitein en de
terminalvertegenwoordiger over de toepassing van deze procedures van mening verschillen.
Het optreden van de bevoegde autoriteiten met het oog op de veiligheid dient
onafhankelijk te zijn van commerciële belangen in verband met terminals.
(15) Het is noodzakelijk procedures vast te
stellen om ervoor te zorgen dat schade die tijdens laad- of losverrichtingen aan schepen
wordt toegebracht, wordt gemeld aan de passende instanties, zoals de relevante
classificatiebureaus, en zo nodig wordt hersteld. Wanneer deze schade de veiligheid of
de zeewaardigheid van het schip zou kunnen aantasten, dient het besluit over de noodzaak
en de urgentie van herstellingen te worden genomen door de havenstaatcontrole-instanties
in overleg met de administratie van de vlaggenstaat. Gezien de technische deskundigheid
die zo'n besluit vergt, dienen deze instanties een beroep te kunnen doen op een erkende
organisatie om de schade te inspecteren en om hen over de noodzaak van herstellingen te
adviseren.
(16) De handhaving van deze
richtlijn dient te worden verbeterd door doelmatige monitoring- en verificatieprocedures
in de lidstaten: verslaglegging over de resultaten van deze verificaties zal waardevolle
informatie over de doeltreffendheid van de in deze richtlijn vervatte geharmoniseerde
voorschriften en procedures opleveren.
(17) De
IMO heeft in resolutie A.797(19) van haar Algemene Vergadering van 23 november 1995
inzake de veiligheid van vaste bulklading vervoerende schepen de havenstaatautoriteiten
verzocht te bevestigen dat de laad- en losterminals voor bulklading aan de IMO-codes en
-aanbevelingen inzake samenwerking tussen schepen en de wal voldoen. De kennisgeving van
de vaststelling van deze richtlijn aan de IMO vormt een passend antwoord op dit verzoek
en een duidelijk signaal aan de internationale zeevaartsector dat de Gemeenschap eraan
hecht de op internationaal niveau ondernomen inspanningen ter vergroting van de
veiligheid bij laden en lossen van bulkschepen te steunen.
(18) De voor de uitvoering van deze richtlijn
vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad
van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de
Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden
(4).
(19) Het dient mogelijk te zijn sommige
bepalingen van deze richtlijn overeenkomstig die procedure te wijzigen teneinde deze aan
te passen aan internationale en communautaire instrumenten die na de inwerkingtreding
van deze richtlijn worden aangenomen of gewijzigd of in werking treden, en met het oog
op de toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde procedures, zonder de
werkingssfeer van de richtlijn te verruimen.
(20) Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12
juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de
verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het
werk
(5) en de toepasselijke bijzondere richtlijnen zijn van
toepassing op het werk in verband met laden en lossen van bulkschepen,
1 PB C 311 E van 31.10.2000, blz. 240, en PB
C 180 E van 26.6.2001, blz. 273.
2 PB C 14 van
16.1.2001, blz. 37.
3 Advies van het Europees
Parlement van 13 februari 2001 PB C 276 van 1.10.2001, blz. 38, gemeenschappelijk
standpunt van 27 juni 2001 nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad en besluit van
het Europees Parlement van 25 oktober 2001 nog niet bekendgemaakt in het
Publicatieblad.
4 PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
5 PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.