Ingangsdatum:
01-06-1998
Wet
van 6 november 1997, houdende regels betreffende het toezicht aan boord
van schepen onder buitenlandse vlag in Nederlandse havens op de naleving
van internationale voorschriften op het gebied van de veiligheid,
voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden
(Wet havenstaatcontrole)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der
Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut!
doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben,
dat het, gelet op richtlijn nr. 95/21/EG van de Raad van de Europese Unie
van 19 juni 1995 betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die
gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de
jurisdictie van de lid-staten vallende wateren, van internationale normen op
het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en
leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) (PbEG L 157),
noodzakelijk is, mede ter vervanging van de daarop betrekking hebbende
bepalingen in enkele wetten, algemene regels te stellen ten aanzien van
havenstaatcontrole;
Zo is het, dat Wij, de Raad van
State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben
goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Zie voor de behandeling in de
Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1996/97, 25 254.
Handelingen II 1997/98, blz. 815.
Kamerstukken I
1997/98, 25 254 (58, 58a).
Handelingen I 1997/98, blz.
89.