Onderwerp: Bezoek-historie

BadS 214/1987 Periodieke inspecties van vast aangebrachte brandblusinstallaties met poeder als blusstof
Geldigheid:03-07-1987 t/m 31-12-2004Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Overwegende;
dat gebleken is dat voor de periodieke inspecties van vast aangebrachte brandblusinstallaties met poeder als blusstof (bluspoederinstallaties), zoals die op sommige typen schepen waaronder chemicaliëntankers en gastankers voorkomen, nadere regels noodzakelijk zijn;
Gelet op:
het bepaalde in artikel 140, eerste lid, onder d, van het Schepenbesluit 1965, (Stb. 367)*;
Maakt bekend:

1. Viermaandelijks onderzoek
1.1 Ten minste eenmaal in de vier maanden moet de bluspoederinstallatie aan een uitwendig onderzoek worden onderworpen, teneinde zeker te stellen dat de installatie volledig operationeel is, waarbij aandacht moet worden besteed aan:
.1 de slangenkasten met de daarin opgestelde apparatuur;
.2 de stuurleidingen;
.3 de hoofdpoederleidingen;
.4 de poedervoorraadtanks;
.5 de drukhouders die het uitdrijfgas bevatten;
.6 de in de leidingen opgenomen stuur-, bedienings- en regelorganen: en
.7 de poederwerpers (monitors), indien aanwezig.
1.2 De datum waarop dit viermaandelijks onderzoek is gehouden alsmede bijzonderheden moeten in het scheepsdagboek worden vermeld.

2. Jaarlijks onderzoek
2.1 Ten minste eenmaal per jaar moet de bluspoederinstallatie aan het volgende onderzoek worden onderworpen:
.l het onder 1. genoemde onderzoek;
.2 een controle op de gangbaarheid en dichtheid van de afsluiters van de installatie:
.3 het beproeven van de stuurleidingen, servo-cilinders en pneumatisch bediende afsluiters op de goede werking, zonodig met gebruikmaking van een hulpbron:
.4 het doorblazen van de hoofdpoederleidingen en van de tot de installatie behorende slangen met droge perslucht of droge stikstof met een drukvan ten minste 6 bar, één en ander met inachtname van eventueel aanwezige breekplaten in de hoofdpoederleidingen naar de poederwerpers;
.5 het beproeven van de goede werking van de drukregeltoestellen:
.6 het controleren van de vulling van de drukhouders die het uitdrijfgas bevatten alsmede van de stuurflessen, door weging of op andere wijze, waarbij een massavermindering of drukvermindering van ten hoogste 10 percent kan worden toegestaan.
2.2 De in 2.1.6 bedoelde controle moet worden aangetekend op een etiket of een label, dat tot het eerstvolgende jaarlijks onderzoek aan de betreffende drukhouder of stuurfles bevestigd moet blijven.
2.3 De datum waarop dit jaarlijks onderzoek is gehouden, alsmede bijzonderheden, moeten in het scheepsdagboek worden vermeld.

3. 5-jaarlijks onderzoek
3.1 Telkenmale na verloop van ten hoogste 5 jaar moet de bluspoederinstallatie worden onderworpen aan de volgende beproevingen en inspecties:
.1 het onderzoek zoals aangegeven onder 1, 2.1.2, 2.1.3 en 2.1.5;
.2 het beproeven van de hoofdpoederleidingen en de tot de installatie behorende slangen met droge perslucht of droge stikstof met een druk, ten minste gelijk aan de werkdruk, in combinatie met het gestelde onder 2.1.4;
.3 het inwendig inspecteren van de poedervoorraadtanks en het controleren van het daarin aanwezige bluspoeder op goede vloeibaarheid, volgens de in de bijlage bij deze Bekendmaking aan de Scheepvaart gegeven aanwijzingen:
.4 drukhouders voor het uitdrijfgas moeten in- en uitwendig worden onderzocht en op de voorgeschreven persdruk worden beproefd.
Indien bij uitwendige controle van de drukhouders geen corrosieverschijnselen worden geconstateerd dan wel geen massa- of drukvermindering van de drukhouders van meer dan 10 percent van de ingestempelde vulmassa respectievelijk de ingestempelde vuldruk wordt geconstateerd, kan het inwendig onderzoek en het persen van de drukhouders waarvan de laatste keuringsdatum niet ouder is dan 10 jaar achterwege blijven. Alvorens tot hervulling wordt overgegaan moet van eventueel gemonteerde stijgbuizen de deugdelijke bevestiging en borging worden gecontroleerd;
Afsluiters moeten op dichtheid worden beproefd;
Na beproeving moeten de datum en het waarmerk van de keurende instantie op de drukhouder worden ingeslagen;
Uit een door het vulstation af te geven verklaring moet blijken dat elke drukhouder na inwendige droging is gevuld met de voorgeschreven hoeveelheid droge kooldioxide of stikstof;
Een gewaarmerkt keuringsrapport met bevindingen moet in tweevoud worden ingediend bij het betrokken districtshoofd van de Scheepvaartinspectie.
3.2 De onder 3.1 genoemde inspecties en beproevingen moeten worden verricht ten overstaan van een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie.
3.3 Indien de onder 3.1 genoemde inspecties en beproevingen in het buitenland plaatsvinden kan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie toestaan, dat zij geschieden, ten overstaan van een ambtenaar van de Administratie van het betreffende land, dan wel een vertegenwoordiger van een erkend particulier onderzoekingsbureau als bedoeld in artikel 3 van het Schepenbesluit 1965.
3.4.1 De resultaten van de onder 3.1 genoemde beproevingen en inspecties moeten worden vastgelegd in een beproevingsrapport, conform het als bijlage bij deze Bekendmaking gevoegde model, opgemaakt en ondertekend door een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie dan wel door de onder 3.3 genoemde ambtenaar of vertegenwoordiger, in wiens tegenwoordigheid de inspecties en beproevingen hebben plaatsgevonden.
3.4.2 Het beproevingsrapport moet in tweevoud worden ingediend bij het betrokken districtshoofd van de Scheepvaartinspectie.
3.5 De datum waarop dit 5.jaarlijks onderzoek is gehouden, alsmede bijzonderheden moeten in het scheepsdagboek worden vermeld.

Rijswijk, 3 juli 1987
Het Plaatsvervangend Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Mr. R. van der Poel.


* Laatstelijk gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 april 1987 (Stb. 193).

Bijlage Beproevingsrapport 5-jaarlijks onderzoek vaste brandblusinstallatie met poeder als blusstof



*) Noten:
c. Het beproeven van de stuurleidingen, servo-cilinders en pneumatisch bediende afsluiter op goede werking, zonodig met gebruikmaking van een hulpbron.
d. Het beproeven van de hoofdpoederleidingen en de tot de installatie behorende slangen met droge perslucht of droge stikstof met een druk, ten minste gelijk aan de werkdruk, in combinatie met het doorblazen van de hoofdpoederleidingen en van de tot de installatie behorende slangen met lucht met een druk van ten minste 6 bar, een en ander met inachtname van eventueel aanwezige breekplaten in de hoofdpoederleidingen naar de poederwerpers. e. en f. Aanwijzingen voor het inwendig inspecteren van de poedervoorraadtanks en het controleren van het daarin aanwezige bluspoeder op goede vloeibaarheid.

Na enige tijd zal het bluspoeder zijn ingeklonken tot een volume van 40% tot 50% van het volume bij het vullen.
Om een representatief groot deel van de inwendige tankwand te kunnen inspecteren en om de goede vloeibaarheid van het poeder te kunnen controleren zonder het poeder uit de tank te verwijderen dient men de volgende werkwijze toe te passen:
het vat met het nog ingeklonken poeder op drukloos zijn controleren en daarna het inspectie/vuldeksel openen.
De tankwand, voorzover zichtbaar, visueel inspecteren:
1. Indien intering wordt geconstateerd, het poeder verwijderen en het vat onderwerpen aan een beproeving onder druk met vloeistof met de op het vat aangegeven proefdruk. Na beproeving en goedkeuring het vat drogen en met bluspoeder vullen volgens de voorschriften van de fabrikant.
2. Indien geen intering wordt geconstateerd het vat weer sluiten. Droge stikstof in het vat blazen. Hiervoor kan stikstof uit de drukhouder voor het uitdrijfgas worden gebruikt indien deze geperst en inwendig onderzocht moet worden.
Wanneer persen en inwendig onderzoek van deze drukhouder niet noodzakelijk is, kan droge stikstofuit een niet tot de installatie behorende drukhouder worden gebruikt. Als richtlijn kan hiervoor worden gerekend met 20 L stikstof met een druk van 150 bar voor een vat met 250 kg poeder.
Het ingeklonken poeder wordt zo los geblazen.
N.B. Alvorens stikstof in te blazen controleren dat de hoofdpoederafsluiter gesloten is.
Het poeder gedurende ten minste 20 minuten laten bezinken. De ingeblazen stikstof over de by-pass afvoeren via de hoofdpoederleidingen en de tot de installatie behorende slangen en pistolen. Dit kan gecombineerd worden met het voorgeschrevene onder 3.1.2 en 2.1.4 van deze Bekendmaking. Bovenstaande met inachtname van eventueel aanwezige breekplaten in de hoofdpoederleidingen naar de poederwerpers.
Het vat op drukloos zijn controleren, het inspectie/vuldeksel openen en controleren of het poeder niet geklonterd en goed vloeibaar is. Indien het poeder in goede staat is het inspectie/vuldeksel weer sluiten.
Naar boven