Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Overwegende:
dat de Algemene vergadering van de Intergouvernementele Maritieme
Consultatieve Organisatie (IMCO) te Londen tijdens haar vijfde zitting op 28 oktober
1967 Resolutie A.123 (V) heeft aangenomen, waarin nadere specificaties worden
gegeven ten aanzien van vast aangebrachte sproei-installaties voor water onder druk
in ruimten van bijzondere aard;
Gelet op:
het
bepaalde in het derde lid, onder a. van artikel 30 van bijlage IV van het
Schepenbesluit 1965 *)
Maakt bekend:
Een vast aangebrachte sproei-installatie voor water onder druk in
ruimten als bedoeld in artikel 3, onder n, van bijlage lV van het Schepenbesluit
1965, dient met ingang van 16 maart 1981 aan de volgende voorwaarden te voldoen.
a. De sproeiers moeten van een goedgekeurd open type zijn.
Zij moeten zodanig zijn aangebracht dat een doelmatige verdeling van het water in de
te beschermen ruimte wordt zekergesteld. Daartoe moet de installatie zodanig zijn
dat de aan te voeren hoeveelheid water niet minder bedraagt dan 3.5 liter per
vierkante meter per minuut voor ruimten met een dekhoogte van niet meer dan 2.5
meter en niet minder dan 5 liter per vierkante meter per minuut voor ruimten met een
dekhoogte van 2.5 meter of meer.
b. De waterdruk moet
voldoende zijn om een gelijkmatige verdeling van het water te verzekeren.
c. Het systeem moet zich in het algemeen over de gehele
breedte van het autorijdek uitstrekken en mag zijn onderverdeeld in secties waarvan
de lengte ten minste 20 meter dient te bedragen. Op schepen waarvan het autorijdek
is onderverdeeld door langsscheepse schotten van klasse `A’ die de begrenzingswanden
vormen van trappenhuizen en dergelijke, mag de breedte van de secties overeenkomstig
worden verminderd.
d. De verdeelafsluiters van de
installatie moeten zijn gelegen op een gemakkelijk bereikbare plaats, gelegen in de
nabijheid van doch buiten de te beschermen ruimte en die niet gemakkelijk
onbereikbaar wordt in geval van een brand in die ruimte. De ruimte waar de
verdeelafsluiters zijn ondergebracht, moet een directe toegang hebben vanafhet
autorijdek, alsmede een toegang van buiten het autorijdek om. De ruimte waarin de
verdeelafsluiters zijn ondergebracht, moet voldoende kunnen worden geventileerd.
e. De watertoevoer voor de installatie moet worden verzorgd
door één of meer pompen, andere dan de voorgeschreven brandbluspompen. Daarnaast
moet de installatie met de hoofdbrandblusleiding zijn verbonden door middel van een
afsluiter met een losse klep die is voorzien van een borginrichting. Deze afsluiter
dient het terugvloeien van water uit de installatie in de hoofdbrandblusleiding te
beletten.
f. De hoofdpomp of de pompen gezamenlijk, moeten
in staat zijn te allen tijde voldoende water bij de vereiste druk aan te voeren naar
alle sproeiers op het autorijdek of naar ten minste twee secties als bedoeld onder
c.
g. De hoofdpomp of pompen moeten in werking kunnen
worden gesteld door middel van afstandsbediening vanaf de plaats waar de
verdeelafsluiters zijn gelegen.
`s-Gravenhage, 9
februari 1981
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie
voornoemd,
S. Keuning
*) Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 december 1980 (Stb.
774).
Beschrijving
BadS 158/1981 Vast aangebrachte sproei-installatie voor water onder druk in ruimten van bijzondere aard.
Informatietype en toegang
- Informatietype
- Informatie voor uitvoering
- Documentsoort
- Bekendmaking aan de sector
- Toegangsrechten
- Extern
Identificatie, datum en versie
- Identificatie
- PUC_1141_14
- Versie
- 1
- Datum beschikbaarheid
- 10-02-2005
-
Geldigheid van
- 09-02-1981
-
tot en met
- 31-12-2004
- Wijzigingsdatum
- 24-11-2016
Versie informatie document
Publicatie op Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 10-02-2005 (vanaf dit moment beschikbaar op Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime)
Datum document: