Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Overwegende:
dat een aantal schepen is uitgerust met inrichtingen om bepaalde
ruimten te vullen en gevuld te houden met inert gas om brand en/of explosie in die
ruimten te voorkomen, dan wel de kwaliteit van de lading te handhaven:
dat bij het betreden van dergelijke ruimten bijzondere
voorzorgsmaatregelen geboden zijn:
Beveelt aan:
dat aan boord van schepen welke zijn
uitgerust met inrichtingen, andere dan bedoeld in artikel 6 van bijlage Vl van het
Schepenbesluit 1965, om bepaalde ruimten te vullen en gevuld te houden met inert
gas, de volgende maatregelen worden getroffen:
1. Voorzorgsmaatregelen
a. Ruimten waarin inert gas aanwezig is of kan zijn, dienen
duidelijk kenbaar te zijn gemaakt door het aanbrengen op de toegangen van het
waarschuwingsteken met het doodshoofdsymbool en onderschrift `inert gas’, een en
ander in overeenstemming met norm NEN-3011 van het Nederlandse Normalisatie
Instituut.
b. De onder a bedoelde ruimten omvatten:
(i) elke ruimte die doelbewust is gevuld met inert gas,
(ii) elke andere ruimte waarin door lekkage of anderszins inert
gas aanwezig kan zijn.
c. Het gestelde onder a is niet van
toepassing op ruimten als bedoeld onder b (ii), indien deze ruimten onafgebroken
zodanig worden geventileerd dat daarin geen gevaarlijk concentratie inert gas kan
voorkomen.
2. Veiligheidsuitrusting
a. Er dienen voldoende, doch ten minste drie
veiligheidsuitrustingen aanwezig te zijn, elk bestaande uit:
(i)
een zuurstof- of een persluchttoestel als bedoeld in het derde lid onder b van
artikel 11 van Bijlage VI van het Schepenbesluit 1965.
(ii) een
reddinglijn met eventuele gordel als bedoeld in het vierde lid van genoemd artikel.
Zuurstof- of persluchttoestellen behorende tot de brandweeruitrusting en tot de
veiligheidsuitrusting voor chemicaliëntankers mogen hiertoe worden medegerekend.
b. Er dienen voldoende, doch ten minste twee, instrumenten
aanwezig te zijn, ontworpen en geijkt voor het bepalen van het zuurstofgehalte van
een gasmengsel, waarmede in de daarvoor in aanmerking komende ruimten het
zuurstofgehalte kan worden gemeten. Indien tevens voor de gezondheid schadelijke
gassen kunnen worden verwacht, dient ook daarvoor deugdelijke meetapparatuur
aanwezig te zijn.
c. Voor elk zuurstof- of persluchttoestel
dienen ten minste 3 reservevullingen aanwezig te zijn. Indien aan boord middelen
beschikbaar zijn voor het hervullen van luchtflessen kan worden volstaan, met één
reserve vulling per persluchttoestel.
d. Er dient een
zuurstof-beademingstoestel van goedgekeurd type aanwezig te zijn.
3. Maatregelen bij het betreden van ruimten waarin inert gas aanwezig kan
zijn
a. Alvorens ruimten te betreden waarin inert gas aanwezig
kan zijn, dient het zuurstofgehalte met behulp van een zuurstofmeter als bedoeld
onder 2b of een voldoend aantal plaatsen te worden bepaald.
Wordt
een tekort aan zuurstof geconstateerd, dan mag de ruimte slechts worden betreden
door personen voorzien van de uitrusting als bedoeld onder 2a. Blijkt er voldoende
zuurstof aanwezig te zijn, en zijn er geen verstikkende of giftige gassen aanwezig,
dan kan worden volstaan met het dragen van de reddinglijn als bedoeld onder 2 a
(ii).
b. In ieder geval mag het betreden slechts geschieden
indien nabij de toegang een tweede persoon aanwezig is die de beschikking heeft over
een uitrusting als bedoeld onder 2 (a) en die in staat is zo nodig te waarschuwen en
hulp te bieden.
c. Het meten van het zuurstofgehalte en het
betreden van de bedoelde ruimten dient te allen tijde te geschieden onder toezicht
van een verantwoordelijk officier.
d. De bovenvermelde
maatregelen dienen te worden gehandhaafd totdat genoegzaam is gebleken dat het
verblijven in de betrokken ruimte verder zonder schadelijke gevolgen voor de
gezondheid kan geschieden.
4. Oefening en instructie
a. Alle opvarenden die hierop in aanmerking komen, dienen
regelmatig te oefenen met de aan boord aanwezige ademhalingstoestellen.
b. De gehele bemanning dient doelmatig te worden
geïnstrueerd met betrekking tot de gevaren verbonden aan het gebruik van inert gas
en de te treffen voorzorgsmaatregelen.
`s-Gravenhage, 4 december 1974
Het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie voornoemd,
J. F. van Doorn
Beschrijving
BadS 103/1974 Veiligheidsvoorschriften bij het gebruik van inert gas
Informatietype en toegang
- Informatietype
- Informatie voor uitvoering
- Documentsoort
- Bekendmaking aan de sector
- Toegangsrechten
- Extern
Identificatie, datum en versie
- Identificatie
- PUC_1133_14
- Versie
- 1
- Datum beschikbaarheid
- 09-02-2005
-
Geldigheid van
- 04-12-1974
-
tot en met
- 31-12-2004
- Wijzigingsdatum
- 24-11-2016
Versie informatie document
Publicatie op Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 09-02-2005 (vanaf dit moment beschikbaar op Netherlands Regulatory Framework (NeRF) – Maritime)
Datum document: