Onderwerp: Bezoek-historie

Ontwerpbesluit; Wet natuurbescherming; Nederlandse garnalenvissers; individuele stikstoftoetsing
Geldigheid:17-03-2025 t/m 31-12-2045Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Per brief van 30 juni 2022 (door mij ontvangen op 30 juni 2022) heeft u, middels penvoering vanuit de Nederlandse Vissersbond (hierna: uw vertegenwoordiger), een aanvraag gedaan voor een individueel op uw (bedrijfs-)naam gestelde vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor het vissen op garnalen met het sleepnet (conventionele garnalenvistuig) alsmede met het bordennet en de Seewing in diverse Natura 2000-gebieden.

De vergunning wordt aangevraagd voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2045.

Op de lijst van individuele vergunninghouders (bijlage 1 bij onderhavig ontwerpbesluit) is, gekoppeld aan uw specifieke vermelding, aangegeven met welk specifiek vaartuig u deze visserij wilt gaan ondernemen. Bij uw individuele opgave van maximaal te realiseren vaar- en visuren per 'stikstofvlak' (een bijlage bij de onderhavige ontwerpvergunning) is tevens vermeld binnen welke Natura 2000-gebieden u wilt gaan vissen. Onderhavig ontwerpbesluit is individueel gericht aan elk van de op deze lijst voorkomende natuurlijke personen en bedrijven en is dus specifiek op naam gesteld. U wordt in het navolgende ofwel rechtstreeks geadresseerd danwel als 'de vergunninghouder' benoemd.

Per brief van 13 juli 2022 heb ik uw vertegenwoordiger in de gelegenheid gesteld om de ingediende individuele aanvragen aan te vullen. Hierop is per brief van 8 september 2022 gereageerd. Op een hierop volgend aanvullingsverzoek van 5 oktober 2022 heeft uw vertegenwoordiger op 29 november 2022 gereageerd. Daarop volgde op 18 april 2023 wederom een aanvullingsverzoek waarop uw vertegenwoordiger op 30 juni 2023 heeft gereageerd.

Ik heb uw vertegenwoordiger per brief van 8 juli 2023 verzocht om o.a. de hierboven genoemde ingezonden documenten te verduidelijken c.q. aan te vullen. Per brief van 12 september 2023 heeft uw vertegenwoordiger deze aanvullende informatie ingestuurd. Per brief van 27 september 2023 volgde weer een aanvullingsverzoek. Onder herhaaldelijke verlenging van de daartoe gestelde termijnen ontving ik op 19 april 2024 een op dat moment actuele versie van de (ecologische) de Passende Beoordeling (hierna: PB).

Gedurende de hierop volgende periode heeft u een nieuwe koers op de vereiste stikstoftoets verkend en ook ingezet.

U heeft in de week van 10 maart 2025 diverse van de relevante stukken definitief gemaakt en een laatste formele brief met uw definitieve uitgangspunten voor de aanvraag ingestuurd.

Gedoogbeschikkingen

Op 22 december 2022 is aan u, onder strikte voorwaarden, een gedoogbeschikking verstrekt. Deze beschikking had een looptijd tot 1 oktober 2023. Op 26 september 2023 is een nieuwe (tweede) gedoogbeschikking afgegeven. Deze beschikking had een looptijd van 1 oktober 2023 tot en met 31 december 2024. Op 17 december 2024 is wederom een gedoogbeschikking afgegeven. Deze gedoogbeschikking heeft een looptijd tot 1 juli 2025.

Procedure

Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het algemene besluit tot toepassing van deze procedure op de behandeling van vergunningaanvragen op grond van de Wnb, is gepubliceerd in de Staatscourant van 24 december 2021, stcrt-2021-50392.

Ontwerpbesluit

Ik ben voornemens om u op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb de gevraagde vergunning te verlenen.

In dit ontwerpbesluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze beoogde vergunning ten grondslag gelegd zullen worden. De aanvraag en de diverse relevante bijlagen zijn integraal onderdeel van dit ontwerpbesluit.

1. AANVRAAG

1.1 Onderwerp

De door u voorgenomen activiteiten zijn in meer detail beschreven in de aangeleverde PB. Deze maakt onderdeel uit van de beoogde vergunning en is als bijlage bij dit ontwerpbesluit gevoegd.

De beoogde vislocaties bevinden zich binnen de Natura 2000-gebieden Waddenzee, Noordzeekustzone, Voordelta, Westerschelde & Saeftinghe, Oosterschelde en Vlakte van de Raan.

1.2 Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub f onder 2 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag. De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3 Overgangsrecht

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De aanvraag is ingediend onder de Wnb. Op grond van het overgangsrecht van de Omgevingswet handelt het bevoegd gezag een aanvraag van vóór 1 januari 2024 af op grond van het oude recht. Dit betekent dat het bevoegd gezag een besluit neemt op basis van de Wnb en dat de Wnb/wetgeving van vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft totdat het besluit onherroepelijk is.

1.4 Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de betrokken Natura 2000-gebieden, significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.

Bestaand gebruik

In de vergunningaanvraag wordt door uw vertegenwoordiger gesteld dat in de inmiddels geëxpireerde voorgaande Wnb-vergunning voor de garnalenvisserij met betrekking tot stikstofemissies uitdrukkelijk gesteld is dat de garnalenvisserij een reeds lang bestaande activiteit is (van voor de referentiedata) en dat de bijdrage vanuit deze visserij aan de stikstofdepositie daarom tot de achtergronddepositie behoort. In dat verband is, aldus uw vertegenwoordiger, destijds geconcludeerd dat daarom berekeningen met AERIUS-calculator niet vereist zouden zijn. Daaraan wordt door uw vertegenwoordiger nog toegevoegd dat een dergelijke berekening ook achterwege kan blijven omdat geen sprake is van een toename of wijziging van de activiteit. Op dit moment is voor uw vertegenwoordiger niet duidelijk waarom vanuit het Ministerie van LNV (inmiddels: het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: LVVN) inmiddels het standpunt geldt dat geen sprake is van een reeds voor de referentiedatum bestaande activiteit. De PAS-uitspraak kan daarvoor, aldus uw vertegenwoordiger, geen verklaring zijn, nu in de vorige aanvraag geen beroep is gedaan op, in de PB van het PAS, beoordeelde depositieruimte.

Gesteld wordt dat de huidige toestemmingen in de vorm van visvergunningen voor de garnalenvisserij reeds voor de relevante referentiedata zijn uitgegeven. Daarna heeft m.b.t. deze visvergunningen nooit meer een inhoudelijke afweging plaatsgevonden. Deze vergunningen zijn voor onbepaalde tijd verleend en vormen daarmee, aldus uw vertegenwoordiger, bestaande rechten hetgeen ook wordt bevestigd door de Tenderregeling Garnalenvisserij Waddenzee, waarin ook is aangegeven dat het gaat om vergunningen voor onbepaalde tijd. Daarom is uw vertegenwoordiger van mening dat bij een gelijkblijvende of afnemende visserij‐inzet op voorhand geen sprake kan zijn van significante gevolgen voor de betrokken Natura 2000‐gebieden.

In dit verband merk ik op dat het op dit specifieke vraagstuk door het toenmalige Ministerie van LNV aan de Landsadvocaat gevraagde advies, actief met uw vertegenwoordiger gedeeld is. Voor de inhoud ervan verwijs ik naar het stuk welke tevens met de Tweede Kamer is gedeeld als bijlage bij de beantwoording van vragen van de Kamerleden Valstar, Van Campen, Bisschop, Grinwis en Boswijk over 'bestaand gebruik' in relatie tot de toetsing van de garnalenvisserij aan de Wet natuurbescherming (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, nr. 2564).

Op deze basis alsmede op basis van meer recente jurisprudentie ('Rendac, 18 december 20241) ben en blijf ik van mening dat in het onderhavige geval geen beroep gedaan kan worden op een bestaand recht danwel op een specifieke referentiesituatie. Op het moment van opstellen van onderhavige ontwerpbesluit is vanuit uw vertegenwoordiger ook geen nadere onderbouwing van een beroep op een dergelijk bestaand recht ontvangen, zulks in reactie op de door de Landsadvocaat gegeven aanwijzingen daarop en zulks mede in het licht van de zogenoemde Rendac-uitspraak.

1.5 Project & Passende Beoordeling

1.5.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor vergunning wordt aangevraagd, betreffen een project in de zin van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb, omdat zij (afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten) kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van de voorgenoemde Natura 2000-gebieden.

1.5.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in combinatie met andere projecten kan leiden tot significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan alleen een vergunning verleend worden, als de aanvrager een PB heeft overgelegd waaruit, zonder redelijke wetenschappelijke twijfel, geconcludeerd kan worden dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betreffende Natura 2000-gebied. De met de aanvraag meegezonden PB toetst de mogelijke effecten voor de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen voor deze gebieden.

1.6 Natura 2000-beheerplannen

De garnalenvisserij wordt in de diverse betrokken Natura 2000-beheerplannen genoemd.

Natura 2000-beheerplannen Waddenzee, Noordzeekustzone, Voordelta en Vlakte van de Raan

De in deze vier Natura 2000-beheerplannen vastgelegde generieke visserijvoorwaarden voor deze Natura 2000-gebieden zijn door mij, waar (nog) relevant en in praktische zin (qua naleving en toezicht) voldoende uitvoerbaar, verwerkt in diverse voorschriften en beperkingen. Daar waar zij ook relevantie hebben voor de overige Natura 2000-gebieden zullen zij van algemene strekking zijn.

Natura 2000-beheerplannen Oosterschelde en Westerschelde & Saeftinghe

In beide beheerplannen staan geen specifieke passages of aanwijzingen in relatie tot de garnalenvisserij.

2. UITVOERING VISSERIJ

2.1 Afbakening formeel beschikbaar visgebied

De beoogde visserij vindt plaats in de voorgenoemde Natura 2000-gebieden. Delen van deze gebieden zijn (geheel of gedeeltelijk) gesloten voor deze visserij.

In onderstaande volgt een overzicht van de reeds voor de garnalenvisserij geheel, gedeeltelijk, jaarrond of periodiek gesloten gebieden binnen de betreffende Natura 2000-gebieden.

2.1.1 Toegangbeperkende Besluiten

Voor het specifieke afzonderlijke regime wordt hier verwezen naar de inhoud van de relevante Toegangbeperkende Besluiten (hierna: TBB's). Meer specifiek zijn hier, op het moment van schrijven, relevant: het TBB Noordzeekustzone, het TBB Middelplaat en Slikken van Voorne, het TBB Hinderplaat, Bollen van de Ooster en Bollen van het Nieuwe Zand. Deze sluitingen kennen een specifieke autonome grondslag in de Wet natuurbescherming, inmiddels Omgevingswet. Toezicht en handhaving vindt dan ook eigenstandig vanuit de desbetreffende kaders plaats en staat buiten het onderhavige vergunde regime. Wel worden de zogenoemde 'blackbox-data' tevens benut voor het toezicht en handhaving op de betreffende TBB's. Zulks in combinatie met de projectie van deze data in de zogenoemde 'Visserijmonitor'.

In relatie tot het TBB Noordzeekustzone gelden er enkele specifieke overwegingen en beslissingen die in de context van de onderhavige vergunning hun beslag krijgen (want zo bepaald in het betreffende TBB).

Zone II-gebieden

Met betrekking tot zone II is in het TBB Noordzeekustzone bepaald dat deze gesloten blijven voor de garnalenvisserij vanuit het voorzorgbeginsel, ter borging dat de resteffecten van de garnalenvisserij de verbeteropgave van het habitattype H1110B in ieder geval niet in de weg zullen staan. Daarbij is in dit TBB aangegeven dat de zone II-gebieden weer opengesteld kunnen worden indien de resultaten van de, ten tijde van de vaststelling van dit TBB nog lopende onderzoeken, de conclusie kunnen onderbouwen dat de garnalenvisserij de ontwikkelingspotentie van het habitattype H1110B in het Natura 2000‐gebied Noordzeekustzone niet nadelig zal of kan beïnvloeden. In dat geval kan volgens het TBB, op basis van een Nb‐wetvergunning (thans Wnb‐vergunning), garnalenvisserij weer toegestaan worden in de zone II‐gebieden

Verwijzend naar de bevindingen van de in de PB aangehaalde onderzoeken kan geconcludeerd worden dat het vanuit het voorzorgsbeginsel in relatie tot de relevante instandhoudingsdoelen verantwoord is om de zone II‐gebieden gecontinueerd open te houden voor de garnalenvisserij (deze gebieden waren ook onder de voorgaande Wnb-vergunning en opvolgende gedoogbeschikkingen opengesteld). Een hierop gerichte bepaling is aan de onderhavige beoogde vergunning verbonden.

Zone III‐gebieden

In het TBB Noordzeekustzone wordt met betrekking tot de zone III‐gebieden gesteld dat deze verboden zijn voor bodemberoerende visserij en andere bodemberoerende activiteiten, met uitzondering van visserij volgens de best beschikbare technieken en visserijpraktijk, welke is vastgelegd in een Nb‐wetvergunning (thans Wnb‐vergunning). 

Ten aanzien van de zone III‐gebieden gaat uw vertegenwoordiger er, gelet op de inhoud van het Toetsingskader Best Beschikbare Techniek (bijlage 3 bij de onderhavige ontwerpvergunning), vanuit dat het traditionele garnalenvistuig op dit moment gecontinueerd beschouwd dient te worden als de best beschikbare vistechniek.

Wat betreft de Seewing gaat uw vertegenwoordiger, zoals ook in de PB is beschreven, ervan uit dat deze vooralsnog beschouwd dient te worden als een vergelijkbare techniek als het traditionele garnalenvistuig en dus onder hetzelfde regime als het traditionele vistuig dient te vallen.

Ik onderschrijf het voorgaande en heb een hierop gericht voorschrift aan de onderhavige beoogde vergunning verbonden.

In de aanvraag is verzocht om in de aangevraagde vergunningen de

in het Noordzeekustvisserijakkoord van 2017 overeengekomen aanpassing van de huidige zonering over te nemen.

In dit verband merk ik op dat dit een eigenstandige besluitvorming in relatie tot het TBB Noordzeekustzone vereist, inclusief een proces van inspraak en adequate ecologische onderbouwing; een aanpassing kan dus niet geeffectueerd worden via de onderhavige vergunning.

2.1.2 Uitvoeringsregeling visserij

Ik wijs ten behoeve van toezicht en handhaving tevens volledigheidshalve op de aanwezigheid van sluitingsregimes op grond van de Uitvoeringsregeling visserij.

De hieronder genoemde sluitingen kennen een geheel andere grondslag dan de Wnb (inmiddels Omgevingswet) en worden hier niet in detail besproken. Toezicht en handhaving vindt eigenstandig vanuit de desbetreffende kaders plaats en staat buiten het onderhavige vergunde regime, maar betekent effectief wel een feitelijke verkleining van het beschikbare visgebied voor de garnalenvisserij.

De betreffende bijlagen zijn vindbaar via de vindplaats van de Uitvoeringsregeling visserij:

https://wetten.overheid.nl/BWBR0024539/2023-04-01

  • Bijlage 3: het referentiegebied in de Waddenzee (Rottumeroog- en plaat)

  • Bijlage 3a: diverse gesloten onderzoeksgebieden in de Vlakte van de Raan.

  • Bijlage 3b: gesloten gebied in de Voordelta

  • Bijlage 6a: diverse gesloten gebieden in de Waddenzee ('Viswad'-gebieden)

 

2.1.3 Vrijwillige beperking beschikbaar visgebied middels uw vergunningaanvraag

Uw vertegenwoordiger heeft aangegeven dat u, daar waar u gerechtigd bent te vissen in de Waddenzee, vrijwillig afziet van het vissen op garnalen in specifieke gebiedsdelen van het Natura 2000-gebied Waddenzee.

In relatie tot die gebieden is er een onderscheid gemaakt tussen de zogenoemde gebieden I, II en III. Ten aanzien van deze deelgebieden I en III heeft uw vertegenwoordiger aangegeven dat u, waar voor u relevant, permanent (I) danwel gedurende de maand augustus (III-deelgebied Mepen-Krommebalg, uitgezonderd het doorgaand vaarwater) niet op garnalen zult vissen.

De kaartbeelden en coördinaten zijn als bijlage 4 bij onderhavig ontwerpbesluit gevoegd. Met doorgaand vaarwater wordt de betonde vaargeul in het betreffende III‐gebied als begrenzing aangehouden.

2.1.4 Enkel sublitoraal visgebied

In een aan onderhavige ontwerpvergunning verbonden voorschrift is bepaald dat enkel gevist mag worden in de sublitorale delen van de desbetreffende Natura 2000-gebieden. Het sublitoraal bestaat uit de niet-droogvallende gebieden, zoals weergegeven op de meest recente hydrografische kaarten (de 1800-serie afkomstig van de Dienst der Hydrografie van het Ministerie van Defensie), inclusief de niet-droogvallende geultjes, die niet zijn ingetekend op die kaarten, in droogvallende gebieden.

2.1.5 Spuikommen

Gebleken is dat een aantal van de vissers en bedrijven die onder de laatste gedoogbeschikking vallen, sinds begin 2024 aanzienlijke hoeveelheden aan spiering hebben gevangen en aangeland. Deze visserij ondernamen zij specifiek in de spuikommen van Den Oever en Kornwerderzand.

De betreffende verantwoordelijke personen hebben verklaard deze spiering slechts als bijvangst in de garnalenvisserij aan te landen. De geregistreerde aangelande hoeveelheden aan spiering zijn evenwel disproportioneel ten opzichte van de hoeveelheid aan gevangen garnalen. In sommige registraties ontbrak de vangst van garnalen volledig en betrof het enkel de vangst van spiering.

Ook zijn de beide genoemde spuikommen, vanwege hun diepte, op geen enkele wijze een reguliere locatie om op garnalen te vissen; de locaties zijn juist bij uitstek locaties waarop, voorheen, zeer gericht op spiering werd gevist. De waargenomen vaarbewegingen zijn, tot slot, door de betrokken toezichthouders aangemerkt als kenmerkend voor het vissen op spiering.

Gezien het zeer grote (en in zeer veel gevallen exclusieve) aandeel van spiering in de geregistreerde vangsten concludeer ik dat van enkel een bijvangst van spiering binnen een als garnalenvisserij gepresenteerde visserij, geen sprake is. Er is daarmee aanleiding voor mij om, vanuit het voorzorgsbeginsel, de beide locaties van de aangevraagde vergunning uit te sluiten. Deze locaties vallen dus expliciet buiten de reikwijdte van deze vergunning. De omschrijving van deze locaties is als separate bijlage bij onderhavige ontwerpvergunning gevoegd.

Deze aanpassing geeft de betrokken toezichthouders en handhavers een rechtstreekse titel om op te treden tegen de voorgenoemde visserij-activiteiten, zijnde een als garnalenvisserij gepresenteerde maar effectief een gerichte visserij op spiering. Het door toezichthouders waarnemen van visserij op spiering met een garnalenvistuig in de voorgenoemde spuikommen zal tot een onmiddellijke passende bestuursrechtelijke actie leiden. De betreffende vergunninghouder zal een last onder dwangsom aangezegd krijgen vanwege het ontbreken van een voor deze locaties geldende natuurvergunning voor de garnalenvisserij.

2.2 Additionele verduurzamingsmaatregelen

U kiest er, via uw vertegenwoordiger (net als in relatie tot de voorgaande natuurvergunning) ook nu weer voor om diverse vrijwillig ondernomen verduurzamingsmaatregelen binnen uw aanvraag als uitgangspunt voor de PB te nemen. Er zijn vanuit dat gegeven diverse (technische) bepalingen aan de onderhavige ontwerpvergunning verbonden ter vastlegging van hetgeen u op dit punt vrijwillig ten uitvoer zult brengen. De bijkomende positieve werking van deze verduurzamingsmaatregelen in relatie tot de relevante Natura 2000-waarden is beschreven in de PB. Ik volsta op dit punt met een verwijzing naar de PB.

3. WEGING PASSENDE BEOORDELING

Ten behoeve van de aanvraag is een zeer uitgebreide PB aangeleverd die de effecten van de activiteiten van een willekeurige individuele garnalenvisser in diverse Natura 2000-gebieden beschrijft en óók de collectieve effecten van alle garnalenvissers tezamen beschouwt qua o.a. bodemberoering en verstoring. Het te toetsen aspect 'stikstof' is in separate documenten beoordeeld.

In de PB wordt reeds aan de voorkant van de uitgevoerde analyses uitgegaan van een specifiek visgebied welke deels is ingeperkt vanuit de werking van al eerder vastgestelde TBB's alsmede vanuit diverse andere kaders (waaronder de gesloten gebieden op grond van de Uitvoeringsregeling visserij). Het daarmee resterende specifieke visgebied betreft dus de feitelijk te toetsen geografische omvang van de garnalenvisserij in de betrokken Natura 2000-gebieden.

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van de betreffende visserij op de relevante beschermde natuurwaarden in de PB, op een juiste wijze heeft plaatsgevonden.

Ik ben tevens van mening dat de analyses in de aangeleverde PB afdoende en juist zijn. In de PB is, in mijn visie, uitgegaan van de beste wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de garnalenvisserij. Het is inherent aan ecologisch wetenschappelijk onderzoek dat er altijd onzekerheden over exacte effecten en effectrelaties (kunnen) resteren (die weer nader onderzoek vergen).

In meer algemene zin merk ik op dat in de afgelopen periode ook enkele wetenschappers stelling hebben genomen tegen de garnalenvisserij. Het wordt dan moeilijk om te onderscheiden of het om persoonlijke meningen gaat of om wetenschappelijk onderbouwde feiten of verbanden. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag in het kader van de Wnb gaat het echter om het op basis van de best beschikbare kennis kunnen uitsluiten van significante gevolgen. Dit is in onderhavig geval ook gebeurd. In de PB wordt op verschillende punten die door wetenschappers zijn aangedragen, nader ingegaan. Hiervoor verwijs ik naar de als bijlage bij onderhavig besluit gevoegde PB. Ik volsta met een dergelijke verwijzing in plaats van het herhaald weergegeven van de daarin vervatte analyses die ik onderschrijf.

In onderstaande ga ik aanvullend nog op enkele, meer inhoudelijke, elementen in die in mijn visie nog een expliciete bespreking, analyse en afweging vereisen.

Bodemberoering (algemeen)

Op grond van de in de PB beschreven relevante wetenschappelijke studies is binnen de onderhavige toetsing de vraag aan de orde of eventuele effecten op de bodemfauna die niet (of in beperkte mate) statistisch aantoonbaar zijn vanwege de grote ruimtelijke en temporele dynamiek in de bodemfauna, beschouwd kunnen worden als significante gevolgen.

In de bespreking van de effecten van bodemberoering op habitattypen H1110 en H1130 komt uit uit Glorius et al. (2018) naar voren dat het herstel van bodemfauna een langzaam proces is dat mogelijk pas na vijf tot tien jaar waargenomen wordt. Ik heb eerder aan Wageningen University & Research (hierna: WMR) verzocht om een reactie op dit onderzoek te geven. Zij heeft in een notitie van 15 mei 2019 het volgende gesteld: 'het onderzoek van Glorius et al. (2018) betreft een studie van twee geulen in een gebied bij Rottum welke gesloten is voor alle vormen van bodemberoerende visserij en twee geulen buiten dit gebied die niet gesloten zijn. De ontwikkeling van de bodemfauna in de geulen is daarbij gemonitord. Het doel van de studie was niet om statistisch onderbouwde oorzakelijke verbanden aan te tonen voor de verschillen; waargenomen verschillen kunnen daarom niet worden verklaard door beroering of toeval, aldus WMR. De onderzoeksresultaten zeggen alleen iets over het specifiek onderzochte gebied met zijn eigen specifieke abiotische omstandigheden en daaruit kunnen dus geen bredere conclusies over het herstel van visserijeffecten bij beëindigen van deze visserij worden getrokken', aldus WMR.

In de PB is, in mijn visie, terecht aangegeven dat de term 'significant' uit artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn niet in zijn statische betekenis maar in zijn kwalitatieve betekenis begrepen dient te worden. Uit de wetenschappelijke literatuur komt naar voren dat de effecten van bodemvisserij in gebieden met een hoge natuurlijke dynamiek geringer zijn dan in minder dynamische gebieden. Er worden verschillende experimenten en onderzoeken in de PB aangehaald: het BACI-experiment in 6 gebieden, het Voordelta-experiment en het Molenrak-experiment (2012-2014), het onderzoek Ecoplot Waddenzee, het PMR-NCV onderzoek, het onderzoek gesloten gebieden Westelijke Waddenzee, het onderzoek 'Ecologische & morfologische effecten van bodemberoering', de notitie 'Impact bodemberoering door garnalenvisserij in de Waddenzee', het onderzoek naar bodemfauna in en rondom het Prinses Amalia windpark, het rapport Cranimpact 2023 en het rapport Eijsackers et al, 2023. Uit geen enkele van de uitgevoerde experimenten en onderzoeken is gebleken dat soorten na bevissing geen levensvatbare component van het onderzochte habitattype meer uitmaken. Er worden soms wel (tijdelijke) verschuivingen in de samenstelling van de bodemgemeenschap waargenomen, maar deze verschuivingen zijn over het algemeen kleiner dan de verschuivingen die men in de tijd waarneemt en ook kleiner dan de verschillen die men tussen gebieden waarneemt.

Ik onderschrijf dan ook de stellingname in de PB dat effecten die vanwege de grote natuurlijke variabiliteit niet of maar korte tijd waarneembaar zijn, niet beschouwd kunnen worden als wezenlijke effecten op de natuurlijke kenmerken van een gebied en dus ook niet als significante gevolgen in de zin van artikel 2.7 van de Wnb. Dit mede doordat er reeds ten tijde van de aanwijzing van de betrokken gebieden als Natura 2000-gebied, geen sprake was van een niet-verstoorde volledig ongerepte bodemsituatie.

Bijvangst (algemeen)

Ik ben van mening dat de effecten van bijvangst voldoende beschreven en beargumenteerd zijn in de PB en merk daarover nog het volgende op.

De maatregelen die de, in de PB op dit punt geschetste mogelijke effecten op de relevante beschermde natuurwaarden, in aanzienlijke mate inperken/dempen zijn divers. Voor wat betreft de minimum maaswijdte en de toepassing van roterende spoelsorteerapparatuur gelden daarbij specifiek gerichte bepalingen op grond van de (Europese) visserij wet- en regelgeving. Daarnaast treffen de betrokken vissers ook vrijwillig verder beperkende maatregelen. Ik ben hier in het voorgaande reeds kort op ingegaan. Bijvangsten in de garnalenvisserij worden verder beperkt door het gebruik van een zeeflap.

Ten aanzien van bijvangst van jonge platvis, zoals schol en tong, wordt opgemerkt dat die visbestanden zich op de schaal van de Noordzee over het algemeen op een niveau van duurzame exploitatie bevinden, hetgeen onder meer betekent dat geen overbevissing plaats vindt. De Raad van de Europese Unie bepaalt elk jaar hoe hoog de quota voor deze soorten mogen zijn. Hierbij wordt gestreefd naar de maximale duurzame vangsthoeveelheid (MSY), en wordt getracht te voorkomen dat visbestanden door visserij in omvang achteruitgaan.

4. TOEZICHT & HANDHAVING: DE BLACKBOX

Een meerderheid van de onderscheiden houders van de onderhavige ontwerpvergunning beschikt op hun vaartuig reeds over een zogenoemde 'blackbox'. De registraties in dit systeem zijn gecontinueerd van belang om afdoende toezicht op de getoetste en vergunde activiteit te houden. Ik heb daarom in dat kader diverse specifieke voorschriften aan onderhavig besluit verbonden.

Op afzienbare termijn zal overgestapt worden op een blackbox conform NTA 8390:2025. Ik heb de onderhavige ontwerpvergunning reeds op die overgang ingericht middels een hierop specifiek gericht voorschrift.

5. ECOLOGISCHE VISUREN

Met de keuze voor een collectieve beschrijving van de ecologische effecten middels de aangeleverde PB en het bij uw vergunningaanvraag voegen van dit stuk als onderbouwing daarvan, kiezen de onderscheiden vergunninghouders ervoor om ook individueel gebonden te zijn aan het totaal aan aangevraagde 'ecologische visuren'. Een overschrijding door het vissen door het collectief van alle vergunninghouders heeft daarmee consequenties voor de individuele vergunninghouder.

In de PB zijn, meer specifiek, de door de Nederlandse (en Belgische) garnalenvissers gezamenlijk gerealiseerde visuren per Natura 2000‐gebied over de jaren 2013 t/m 2024 opgenomen. Uit de in de PB opgenomen tabel valt af te lezen dat de visserij‐inzet per Natura 2000‐gebied over de jaren aanzienlijk fluctueert. Dit is ook het door mij waargenomen beeld onder de voorgaande Wnb-vergunning, meer specifiek vanuit de hierop door WMR verrichte intensieve monitoring van de gerealiseerde visuren. Vanwege dit fluctuerende karakter is er door uw vertegenwoordiger voor gekozen om ten aanzien van de visserij‐inzet binnen uw aangevraagde nieuwe Wnb‐vergunning uit te gaan van de gemiddelde visserij‐inzet per Natura 2000‐gebied over meerdere jaren met daarbij de mogelijkheid om enige fluctuatie te behouden. Hierbij heeft uw vertegenwoordiger bovendien aangegeven dit gemiddelde op vrijwillige basis met 10% te reduceren ten opzichte van de periode 2013 t/m 2024. Dit is dus de grondslag van uw aanvraag op dit punt.

Ik acht de gekozen benadering van het werken met een gemiddelde over de afgelopen elf visjaren valide; zij doet recht aan het dynamische karakter van deze visserij, mede omdat zij direct gerelateerd is aan de daadwerkelijke realisatie van 'ecologische visuren' over de periode waarop qua kennis en inzichten rondom de (mogelijke) effecten op de relevante Natura 2000-waarden zien en zoals weergegeven in de PB.

Daarnaast heeft u aanvrager verzocht om meer flexibiliteit in de toekomstige realisaties van de ecologische visuren door een procentuele uitloop van 120% van dit gemiddelde maximaal mogelijk te maken. Ik acht die behoefte valide en heb hiertoe een systematiek in de ontwerpvergunning opgenomen. De visserij mag in die systematiek in haar totaliteit, in afzonderlijke tijdblokken van telkens zeven jaar, nooit hoger zijn dan het gemiddelde van het aantal daadwerkelijk gerealiseerde ecologische visuren in de periode 2013‐2024 (met daarover nog een extra vrijwillige reductie van 10%). Op deze wijze wordt enerzijds met zekerheid voorkomen dat de intensiteit van de garnalenvisserij (gemeten in ecologische visuren) toeneemt en worden anderzijds de resteffecten van de garnalenvisserij verder ingeperkt zodat een extra bijdrage wordt geleverd aan de gestelde verbeteropgaven. In de betreffende vergunningvoorschriften wordt dit mechanisme (10% afroming, 120% maximale uitloop) operationeel gemaakt en vastgelegd.

Van belang is om te benadrukken dat in eerdere natuurvergunningen (m.u.v. de laatste Wnb-vergunning) deze visserij in omvang nog niet eerder in termen van 'ecologische visuren' kwantitatief beperkt werd. Met het ditmaal expliciet door u, via uw vertegenwoordiger, zèlf aanvragen van een specifiek aantal (collectief te realiseren) ecologische visuren beperkten de individuele vergunninghouders zich, als onderdeel van de gehele groep van alle Nederlandse aanvragers (los van de opdeling van deze groep vanuit de stikstoftoetsing), bij wijze van mitigatie, proactief in hun beschikbare gebruiksruimte.

De groep van Belgische garnalenvissers heeft overigens eigen maxima aan beschikbare ecologische visuren (zoals ook weergegeven in de PB).

Toezicht & handhaving 'ecologische visuren'

Reeds onder de laatste drie gedoogbeschikkingen alsmede opvolgend gedurende het tweede half jaar van 2025 en verder, worden de gerealiseerde ecologische visuren wekelijks in opdracht en verantwoordelijkheid van het Ministerie van LVVN, door Wageningen Marine Research (hierna: WMR) bijgehouden. Meer specifiek wordt bijgehouden hoeveel visuren per Natura 2000-gebied door de gehele groep van vergunninghouders gerealiseerd zijn.

De betreffende monitoring zal gedurende de looptijd van de onderhavige vergunning plaatsvinden in de zogenoemde 'Visserijmonitor'. De tussenstanden van de realisaties zullen via dit digitale platform ook beschikbaar zijn voor individuele vissers met een eigen account alsmede voor de Nederlandse Vissersbond, als zaakvertegenwoordigers van deze vergunninghouders.

Bij het gebruik van de data uit de huidige blackboxen wordt aangenomen dat de activiteit van 'vissen' op garnaal zich beweegt tussen de snelheidsrange 0,1-5,5 knopen. Hiertoe worden VMS-en logboekdata van de afzonderlijke vergunninghouders benut. Met het in gebruik nemen van de blackbox conform NTA 8390:2025zal naast de voorgenoemde snelheidsrange ook de netsensor een tweede parameter zijn voor het vaststellen van de activiteit 'vissen'.

Deze monitoring heeft dus expliciet betrekking op de gehele collectieve groep van de onder natuurlijke personen en rechtspersonen met een vergunning onder de Wet natuurbescherming (m.u.v. de groep bedrijven en vissers die vertegenwoordigd worden door de Belgische Rederscentrale en haar eigen maxima aan ecologische visuren vergund krijgen).

Realisatie ecologische visuren onder de gedoogbeschikking

In de eerdergenoemde laatst geldende gedoogbeschikking is het navolgende als voorschrift opgenomen en vastgelegd, als volgt:

8. Gezien het gegeven dat in het onderhavige geval een gedoogsituatie geldt, mag tot het moment van vergunningverlening, maximaal 100% per Natura 2000-gebied van de in onderstaand overzicht in de laatste kolom genoemde maximale aantallen visuren gevist worden door het collectief van de in voorwaarde 1 genoemde natuurlijke personen en rechtspersonen. Dat maximum zal tevens voor het jaar 2025 gelden onder de aanstaande te verlenen natuurvergunning.

Op het moment van publicatie van onderhavig ontwerpbesluit was in geen van de Natura 2000-gebieden sprake van een 100%-realisatie. Bij vaststelling van het definitieve besluit zal op dit punt, waar aan de orde, een specificatie in relatie tot het bepaalde in laatstgenoemde voorschrift opgenomen worden, zodanig dat voor het restant van het jaar 2025 er al gebruik gemaakt mag worden van de meer flexibele bandbreedte zoals in het voorgaande beschreven.

6. STIKSTOFDEPOSITIE

6.1 Algemeen

In meer algemene zin merk ik op dat binnen de totale groep van vergunninghouders vallend onder de vertegenwoordiging van de Nederlandse Vissersbond een driedeling aan de orde is.

  1. Een groep vergunninghouders met een actieve katalysator/schonere motor (ondergebracht in een separate ontwerpvergunning);

  2. een groep vergunninghouders die verklaard heeft te gaan saneren en uiterlijk tot 1 juli 2026 nog onder de onderhavige vergunning actief zal zijn (tevens ondergebracht in de onderhavige ontwerpvergunning, in de lijst van vergunninghouders (bijlage 1) separaat gemarkeerd).

  3. een groep vergunninghouders die (vooralsnog of definitief) opteren voor niet-verduurzamen en daarom een individuele berekening en andersoortige benadering van hun stikstoftoets hebben gekozen. Op deze laatste groep ziet onderhavig ontwerpbesluit.

Desgewenst kunnen vergunninghouders uit 'groep c' gedurende de looptijd van de onderhavige ontwerpvergunning de overstap maken naar 'groep a'. Daartoe geldt als vereiste dat zij zich daarmee ook committeren aan verduurzaming en dus qua eigen emissiewaarde binnen de aangenomen gemiddelde emissiewaarde blijven.

Ingeval vergunninghouders behorende bij 'groep b' ervoor kiezen alsnog niet te saneren, dan geldt plaatsing in 'groep c'. Dit vereist daarmee ook aanlevering van een individuele stikstofberekening.

Individuele stikstofberekeningen

In de 'Handreiking Voortoets' (BIJ12) is gesteld dat voor het waarnemen van ecologische effecten, zoals veranderingen in oppervlakte en kwaliteit van habitattypen er detectielimieten zijn. Thans geldt dat de uitkomsten van AERIUS-berekeningen afgerond moeten worden op honderdsten (0,01) mol N/ha/jr. De facto is dit dus een rekenkundige ondergrens van 0,0049 mol N/ha/jr,; daarboven worden de waarden namelijk afgerond op 0,01 mol N/ha/jr. of hoger. Deze afronding is voldoende precies om de ecologische effecten van stikstof te kunnen beoordelen, omdat kleinere bijdragen niet kunnen leiden tot een piek in de belasting van stikstof.

Voor het bepalen van de emissies die gepaard gaan met de uitvoering van de aangevraagde activiteiten is gerekend met specifieke emissiewaarden behorende bij de door de afzonderlijke vergunninghouders specifiek ingezette vaartuigen. Ik verwijs voor meer gedetailleerde informatie naar het hierop gerichte toelichtende documenten welke als bijlagen bij het onderhavig ontwerpbesluit gevoegd zijn.

Vijf categorieën van vergunninghouders

Binnen de groep van vergunningaanvragers zijn een vijftal categorieën te onderscheiden. Deze categorieën zijn in hun classificatie terug te vinden in de hierop gerichte kolom in bijlage 1 (lijst van vergunninghouders) onder 'Gebieden stikstoftoets'.

Als volgt:

Afkorting

Te bevissen gebieden

ALL

alle zes Natura 2000-gebieden

ALL ex WZ

Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Voordelta, Vlakte van de Raan, Westerschelde & Saeftinghe en Oosterschelde

WZ

Natura 2000-gebied Waddenzee

VD/WS/VvdR

Natura 2000-gebieden Voordelta, Westerschelde & Saeftinghe en Vlakte van de Raan

ED

Eems-Dollardgebied (Waddenzee)

De geldigheid van de onderhavige vergunning voor een specifieke vergunninghouder is dan ook met de betreffende categorie verbonden. Het is niet toegestaan om als specifieke individuele vergunninghouder in een andere categorie van Natura 2000-gebieden te vissen.

Bij het voorliggend ontwerpbesluit is er, omwille van de administratieve efficiëntie, voor gekozen om van de voor de vijf gebiedscategorieën een representatieve stikstofberekening ten behoeve van de inspraak te publiceren (in de categorie 'ED' bevindt zich slechts één vergunninghouder). Uiteraard zijn alle relevante stikstof-documenten voor elk van de beoogde individuele vergunninghouders op aanvraag beschikbaar.

Deze PDF's met de specifiek bij de individuele vergunninghouders behorende rekenresultaten van AERIUS Calculator geven de hoogst berekende stikstofbijdragen op de relevante habitattypen en/of leefgebieden weer. Met de gegeven invoer per afzonderlijk stikstofvlak (zoals onderscheiden in het bijgeleverde gml-bestand) in AERIUS-calculator zijn er geen rekenresultaten hoger dan 0,00499 mol/ha/jr. op reeds overbelaste habitattypen vastgesteld.

Het, per onderscheiden individueel stikstofvlak, onder de grens van 0,0049 mol N/ha/jr blijven is direct verbonden met de geldigheid en volledigheid van de invoer in de betreffende AERIUS-berekening.

Bovenstaande betekent dat de voorgenomen activiteiten, vanuit het aspect van stikstof, niet kunnen leiden tot significante gevolgen voor de in de AERIUS-berekening betrokken beschermde waarden van de relevante Natura 2000 gebieden. Er is daarmee geen sprake van een Wnb-vergunningplicht op dat aspect vanuit de individuele vergunninghouder en daarmee ook geen noodzaak om de stikstofdeposities van alle betrokken vergunninghouders in samenhang (cumulatie) met elkaar te beschouwen.

Wel is het, vanuit het perspectief van sluitend toezicht op de betreffende uitgangspunten, essentieel dat de gehanteerde uitgangspunten in het onderhavig besluit benoemd worden. De stikstofberekening en benutbare uren zijn daarom als bijlagen bij het onderhavige ontwerpbesluit gevoegd.

Bij die berekeningen is een specifieke invoer in de AERIUS‐berekening vastgelegd: die specifieke invoer is bepalend voor de voor de in relatie tot de in bijlage 1 genoemde vergunninghouders, te vergunnen aantallen 'stikstofuren'.

Dit betekent ook dat in de voorgenoemde Visserijmonitor, per onderscheiden stikstofvlak, gemonitord zal worden welke realisaties per vak, per jaar aan de orde zijn onder de looptijd van de onderhavige vergunning. Overschrijding kan aanleiding geven tot bestuursrechtelijk ingrijpen.

Afhankelijk van de inzet van een eventuele verduurzaming van de bedrijfsvoering van een specifieke vergunninghouder kan gedurende de looptijd van de onderhavige vergunning door een individuele vergunninghouder aangegeven worden dat een andere (ruimere) hoeveelheid aan beschikbare stikstofvaar- en visuren in zijn/haar vergunning geactiveerd kan worden. Ik verwijs in deze naar het hierop specifiek gerichte vergunningvoorschrift. Deze verruiming zal geëffectueerd worden met een formeel wijzigingsbesluit.

6.2 Heersend verkeersbeeld

Als algemene stelregel geldt dat de stikstofdepositie van verkeersbewegingen moet worden beoordeeld tot deze verkeersbewegingen in het heersende verkeersbeeld zijn opgenomen. Dit bevestigde de Raad van State (nogmaals) in een uitspraak van 1 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1969).

In de Instructie gegevensinvoer voor AERIUS Calculator staat dat een algemeen criterium voor verkeer van en naar inrichtingen is dat de gevolgen hiervan niet meer aan de inrichting worden toegerekend wanneer het verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Dit is het geval op het moment dat het aan- en afvoerende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg bevindt. Hierbij weegt ook mee hoe de verhouding is tussen de hoeveelheid verkeer die door de voorgenomen ontwikkeling wordt aangetrokken en het reeds op de weg aanwezige verkeer.

In de hierboven genoemde uitspraak van 1 september 2021 bevestigde de Raad van State – net als in de uitspraak van 19 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1054) – dat in stikstofberekeningen wat betreft het verkeer van en naar inrichtingen mag worden aangesloten bij de Instructie gegevensinvoer voor AERIUS Calculator. Dat betekent dat de stikstofdepositie van verkeersbewegingen moet worden beoordeeld tot de verkeersbewegingen in het heersende verkeersbeeld zijn opgenomen.

Met betrekking tot de stikstofdeposities ten gevolge van vaarbewegingen van en naar de locaties waar op garnalen wordt gevist ga ik uit van het hierboven genoemde, ook op het land gehanteerde uitgangspunt, dat verkeersbewegingen die niet kunnen worden onderscheiden van het heersende verkeersbeeld niet worden toegerekend aan het project waarvoor een Wnb-vergunning wordt verleend). Zou voor scheepvaartbewegingen niet dezelfde lijn van redeneren worden gehanteerd, dan zouden projecten op water derhalve anders worden beoordeeld.

Voorgaande betekent dat vaarbewegingen die ìn de hoofdvaarwegen uitgevoerd worden om vanuit de havens uiteindelijk de visstekken in of buiten hoofdvaarwegen, te bereiken en opvolgend vanaf die visstekken (in of buiten hoofdvaarwegen) weer terug te keren in de havens niet toegerekend worden aan het onderhavige getoetste project. Het onderhavige project bestaat derhalve vanuit de stikstoftoetsing, meer specifiek, uit het vissen binnen de betrokken Natura 2000-gebieden (dus ook wanneer dit vissen in de hoofdvaarwegen plaatsvindt) alsmede het varen buiten deze hoofdvaarwegen (daar waar zij geen onderdeel meer uitmaakt van het heersend verkeersbeeld).

6.3 Toezicht & handhaving op de 'stikstofuren'

In het toezicht wordt vanuit de onderhavige vergunning aangehouden dat een garnalenvaartuig opgaat in het heersend verkeersbeeld vanaf een snelheid van 5,5 knopen. Het vissen op garnalen in de hoofdvaargeulen is onderdeel van het getoetste project en telt dus mee in de uren-realisaties in voorgenoemde monitoring en dus het hierop uitgevoerde toezicht en eventuele handhaving. Datzelfde geldt, voor wat betreft alle betrokken Natura 2000-gebieden, voor alle vaarbewegingen buiten deze hoofdvaarwegen alsmede voor het vissen buiten de hoofdvaargeulen. Als visactiviteit wordt elke snelheid tussen 0,1 en 5,5 knopen in het toezicht aangehouden. Die normstelling is gelijk aan de normstelling in relatie tot de monitoring van de 'ecologische visuren' zoals reeds hierboven besproken.

De navolgende activiteiten tellen daarmee mee in de stikstofuren-realisaties en het hierop uitgevoerde toezicht:

  • het vissen op garnalen in en buiten de hoofdvaarwegen zoals gelegen binnen de betreffende Natura 2000-gebieden

  • alle vaarbewegingen buiten deze hoofdvaarwegen (voor zover zij onderdeel uitmaken van een visreis).

Het daadwerkelijke aantal gemaakte vis- en vaaruren wordt vastgesteld op basis van de door de blackbox geregistreerde vissnelheden. Met de overgang naar de NTA-blackbox wordt middels de daarin onderscheiden factoren, de activiteiten varen respectievelijk vissen geregistreerd.

De garnalenvaartuigen zullen het eerste deel vanuit de haven en het laatste deel van een visreis richting de haven logischerwijs een lagere snelheid dan 5,5 knopen hanteren. Vanuit een gewogen gemiddelde van de hierop bekende praktijkkennis van de betrokken toezichthouders wordt aangenomen dat, bezien vanuit de fysieke havenmond, 300 meter aangenomen kan worden als het punt waarop de snelheid van 5,5 is bereikt (en dus meegevaren wordt met het heersend verkeersbeeld in de betreffende hoofdvaarweg). De binnen die voorgenoemde 300 meter gerealiseerde vaarbewegingen onder 5,5 knopen zullen niet aangemerkt worden als een visactiviteit in de hoofdvaarwegen. De voor het toezicht op deze vergunning ingerichte Visserijmonitor zal hierop conform deze lijn worden ingericht.

Visserijmonitor

Middels een hierop specifiek ingericht dataplatform (de 'Visserijmonitor') zal door de betrokken toezichthouders via de ontvangen blackbox-data (in combinatie met de logboekdata), toezicht gehouden kunnen worden op de realisaties in vis- en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak per jaar. Overigens heeft dit dataplatform ook een functie in het toezicht en handhaving op de diverse relevante gesloten gebieden en het vissen in/buiten Natura 2000-gebieden alsmede de monitoring van de 'ecologische visuren'. Middels de toestemmingsverklaring verklaart de vergunninghouder zich akkoord met het doorgeven van voorgenoemde data aan het betreffende platform.

Zowel de individuele vergunninghouders en hun vertegenwoordigers als de betrokken toezichthouders hebben op elk moment toegang tot de voorgenoemde Visserijmonitor. Vanuit dit platform is inzicht te krijgen in de gerealiseerde ecologische visuren. Ook kan gemonitoord worden over de vaar- en visuren vanuit de stikstoftoets in lijn zijn met de invoer in de AERIUS-berekening. De Visserijmonitor wordt tot 1 juni 2026 gevoed met de blackbox-data van de huidige blackbox-systemen en vanaf die datum met de NTA-blackboxdata.

Vanwege het slagvaardig toezicht op deze realisaties in vis- en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak over een grote groep van individuele vergunninghouders en een veelvoud aan onderscheiden stikstofvlakken geldt een geautomatiseerde constatering van maximale realisatie per stikstofvlak. Ik verwijs in dit kader naar de specifiek hierop gerichte vergunningvoorschriften.

Voor hetgeen wordt verstaan onder hoofdvaarwegen en bijbehorende betonning zijn in het daarop gerichte voorschrift specifieke kaartlagen vanuit Rijkswaterstaat (als bronhouder) genoemd. Ook worden kaartlagen van de Hydrografische Dienst en de regelmatige Berichtgeving aan Zeevarenden (waar het de betonning aangaat) benut. Deze specifieke kaartlagen worden ten behoeve van het toezicht hierop in de Visserijmonitor actief gemaakt. Daar waar geen (voldoende) betonning aanwezig is en dus ook op deze kaartlagen ontbreekt, wordt gewerkt met maatwerk waarbij steeds gevalideerd is wat nog aangemerkt kan worden als 'vaarwegen waarin het heersend verkeersbeeld plaatsvindt'.

In een bijlage behorend bij onderhavig besluit is weergegeven welke aantallen vis-en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak voor de vergunninghouders bij de onderhavige ontwerpvergunning als uitgangspunt zijn genomen voor de namens hen aangeleverde individuele AERIUS-berekening.

De onderliggende 'stikstofvlakken' zoals onderscheiden in de aangeleverde AERIUS-berekening zijn weergegeven in zogenoemd 'gml.-bestanden'. Deze bestanden worden opgenomen in de Visserijmonitor ten behoeve van het toezicht.

Toezicht & handhavingsbeleid 'stikstofuren'

Vanwege het slagvaardig toezicht op deze realisaties in vis- en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak geldt een geautomatiseerde constatering van maximale realisatie per stikstofvlak. Bij het bereiken van 75% en 90% per onderscheiden stikstofvlak genoemde vis- en vaaruren volgt een (vanuit de Visserijmonitor geautomatiseerd) e-mailbericht richting de individuele vergunninghouder.

De e-mailberichten over de 90%-realisatie zoals gericht aan een individuele vergunninghouder worden vanuit het toezicht aangemerkt als een geautomatiseerde 'formele waarschuwing'.

Bij een realisatie van 100 % (of meer) van de beschikbare stikstofuren zal opvolgend onmiddellijk een formele last onder dwangsom voor het voortgaand varen/vissen in het betreffende stikstofvlak uitgaan. Dit omdat op dat punt in tijd niet meer voldoende met zekerheid gesteld kan worden dat geen kans op een significant gevolg voor de relevante beschermde natuurwaarden aanwezig is en daarmee een vergunningplicht op grond van (inmiddels) de Omgevingswet geldt. Elke verdere urenrealisatie in het betreffende stikstofvlak zal daarnaast verrekend worden met de beschikbare uren voor de opvolgende vergunde kalenderjaren voor wat betreft het betreffende stikstofvlak. Deze verrekening zal geautomatiseerd opgenomen worden in de Visserijmonitor.

Voorgenoemde handhaving vindt plaats ongeacht waar een eventuele aanvraag voor een verruiming van de betreffende uren zich dan (al dan niet reeds) in procedure bevindt.

Wanneer een vergunninghouder voor het betreffende stikstofvlak over meer vis- en vaaruren wenst te beschikken, zal de betreffende vergunninghouder hiertoe een onderbouwd verzoek moeten doen ter uitbreiding van zijn/haar vergunning op dit punt. Een individuele vergunninghouder kan een dergelijke actie uiteraard ook al bij een lagere realisatie dan 75% eigenstandig ondernemen.

Visserijmonitor & TBB's

De hiervoor genoemde Visserijmonitor zal tevens een functie vervullen in de relatie tot het toezicht op de voor de garnalenvisserij niet toegestane (deels) gesloten gebieden. Het toezicht via de Visserijmonitor op de TBB's en (toekomstig) ook overige gebiedssluitingen wordt via de eigenstandig basis van het betreffende TBB zelf ondernomen. Wel worden de blackbox-data benut ten behoeve van het toezicht en handhaving op de TBB's en overige gebiedssluitingen.

De zogenoemde 'VisWad-gebieden' zoals expliciet door de aanvragers zelf vrijwillig uitgesloten in de vergunningaanvraag, vormen hierop een uitzondering en worden wel via de Visserijmonitor en vanuit de onderhavige vergunning gehandhaafd.

7. CUMULATIE

Ik ben van mening dat in de PB, ten aanzien van de eventuele cumulatieve effecten, een uitvoerige en afdoende analyse is uitgevoerd. De scope van de vereiste cumulatietoets wordt ingegeven door de scope van daadwerkelijk te verwachten effecten op de relevante instandhoudingsdoelstellingen als gevolg van de aangevraagde en getoetste activiteit. Vanuit dat kader acht ik de reikwijdte van de aangeleverde cumulatietoets juist. Zij gaat uit van de daadwerkelijke potentieel significante effecten van de garnalenvisserij en beschouwt welke andere activiteiten of andere handelingen in de betrokken Natura-2000 gebieden op deze zelfde instandhoudingsdoelstellingen een (cumulatief) effect mogelijk zouden kunnen sorteren.

8. CONCLUSIE

Met de, namens u, door uw vertegenwoordiger aangeleverde stukken en hieronder aan de vergunning verbonden voorschriften is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

In de context van de geldende kaders, zoals o.a. vastgelegd in de voorgenoemde Natura 2000-beheerplannen alsmede ter vastlegging van de door u eigenstandig aangedragen mitigerende maatregelen, verbind ik enkele specifieke voorschriften aan de onderhavige vergunning, ter borging van de bescherming van de relevante natuurwaarden en ter voorkoming van het kunnen optreden van significante effecten alsmede onder andere ter expliciete vastlegging van de door u in de collectief opgestelde PB aangenomen uitgangspunten.

Ik maak u erop attent dat u voor het kunnen benutten van de onderhavige vergunning ook moet kunnen beschikken over de tevens vereiste toestemming op grond van de visserijwet- en regelgeving.

Voorts: de onderhavige vergunning betreft louter een toestemming op grond van de Wnb en de daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.

9. LOOPTIJD & ACTUALISATIES

Ik acht het passend om de betreffende garnalenvissers, mede vanwege de door hen te plegen of reeds gepleegde investeringen in verduurzaming en nieuwe blackbox, een meerjarig perspectief vanuit de onderhavige vergunning te bieden. Daarom willig ik de wens van de vissers in om ditmaal een langjarige vergunning af te geven.

Wel merk ik daarbij op dat ik het daarbij van essentieel belang vindt om op regelmatige basis de nu voorliggende PB te laten actualiseren. Zulks op grond van de op dat moment best beschikbare wetenschappelijke gegevens en inzichten.

Ik verbind in dat verband een specifiek voorschrift aan de onderhavige vergunning waarin ik drie actualisatiemomenten verplicht. Daarmee sluit ik zoveel mogelijk aan bij de cycli van de relevante Natura 2000-beheerplannen, met een aanloopperiode van een extra twee jaar vanwege het momenteel lopend beheerplanproces voor de relevante Natura 2000-gebieden.

Op de drie actualisatiedocumenten zal een formeel instemmingsbesluit genomen worden; hierop staat daaraan voorafgaand inspraak open via de uniforme voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht).

10. VOORSCHRIFTEN & BEPERKINGEN

Ik verleen u een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming voor de garnalenvisserij (en bijbehorende vaarbewegingen) in relatie tot de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Waddenzee, Voordelta, Vlakte van de Raan, Oosterschelde en Westerschelde & Saeftinghe.

De onderhavige vergunning wordt aan u verleend onder diverse voorschriften die tevens voor de overige vergunninghouders gelden. De voorschriften in relatie tot de uitgevoerde stikstoftoets zijn evenwel maatwerk en middels een hierop gerichte bijlage bij de onderhavige ontwerpvergunning geïndividualiseerd. In deze bijlage treft u de voor u geldende vergunde maxima aan specifieke 'stikstofvisuren' per onderscheiden stikstofvlak aan.

Ter bescherming van de in de betreffende Natura 2000-gebieden aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen:

Algemeen

  1. De onderhavige vergunning ziet enkel op de uitvoering van de garnalenvisserij (en bijbehorende vaarbewegingen) met het sleepnet met inzet van een traditionele klossenpees of SeeWing in de Natura 2000-gebieden Waddenzee, Noordzeekustzone, Voordelta, Vlakte van de Raan, Westerschelde en Oosterschelde. Het bordennet is binnen het vergunde visgebied tevens toegestaan, echter niet binnen de 'zones I t/m III' zoals benoemd in het vigerende TBB Noordzeekustzone.

  2. Deze vergunning staat op naam van de individueel benoemde natuurlijke personen of rechtspersonen zoals vermeld in bijlage 1 bij dit besluit, zulks altijd in verplichte combinatie met de daarin opgenomen vermelding van het door deze individuele natuurlijke personen of rechtspersonen in te zetten vaartuig.

  3. Activiteiten vallend onder deze vergunning worden uitsluitend uitgevoerd door (schriftelijk aantoonbare medewerkers van) de in voorschrift 2 genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen: de vergunninghouder blijft verantwoordelijk voor de juiste naleving van voorschriften waaronder deze vergunning wordt afgegeven.

  4. De vergunde activiteiten worden overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende PB uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of PB met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, zijn deze laatste leidend.

  5. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de onderhavige vergunning wordt schriftelijk gemeld aan de Staatssecretaris van Visserij, Voedselzekerheid en Natuur ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag). Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens dit bevoegd gezag.

  6. Wanneer zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  7. Wanneer zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  8. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  9. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per e-mail naar het mailadres natuurvergunningen@minlnv.nl worden ingestuurd.

Ecologische visuren-realisatie per Natura 2000-gebied (per kalenderjaar)

  1. Onder de werking van de onderhavige vergunning wordt continu (op basis van data uit de blackbox-systemen en bij afwezigheid daarvan: VMS- en AIS data alsmede uit de elektronische logboeken) wekelijks (op basis van ruwe data) en maandelijks (op basis van schone data), in opdracht en verantwoordelijkheid van het Ministerie van LVVN, geregistreerd hoeveel 'ecologische visuren' per Natura 2000-gebied gerealiseerd zijn. Deze registratie heeft betrekking op de gehele groep van onder het voorschrift nr. 2 van de onderhavige vergunning genoemde natuurlijke personen en rechtspersonen met toevoeging van de activiteiten van de andere groep van vergunninghouders vallend onder de vertegenwoordiging van de Nederlandse Vissersbond.

  2. Er zal een maximering per Natura 2000-gebieden aan ecologische visuren-realisaties gelden; de specifieke vergunningvoorschriften die hierop betrekking hebben zijn als separate bijlage bij onderhavige vergunning gevoegd.

Voor garnalenvisserij gesloten gebieden

  1. Er mag binnen het vergunde visgebied enkel gevist worden in de sublitorale delen van de betrokken Natura 2000-gebieden. Het sublitoraal bestaat in het kader van onderhavige vergunning uit de niet-droogvallende gebieden zoals aangegeven op de meest recente hydrografische kaarten van de Dienst der Hydrografie van het Ministerie van Defensie en zoals opgenomen in de Visserijmonitor.

  2. Er mag tevens gevist worden in de niet-droogvallende geultjes in droogvallende delen zoals weergegeven op de meest recente hydrografische kaarten van de Dienst der Hydrografie van het Ministerie van Defensie. Deze bepaling zal ter plekke onder toezicht van de betrokken toezichthouders staan. De veldcontroles op deze bepaling zullen, waar noodzakelijk, door de toezichthouders gestaafd worden aan de hand van de gemeten waterdiepten ter plaatse en de waterstand bij laagwater in getijdentabellen.

  3. Er mag niet gevist worden op sublitorale mosselbanken, mosselkweekpercelen en op locaties waarop een mosselzaadinvanginstallatie (de buitengrens van de onderscheiden mzi-kavels zijn leidend) aanwezig is. Elk van deze drie categorieën van ander mede-gebruik is opgenomen in de Visserijmonitor.

  4. Ten aanzien van de sublitorale mosselbanken moet, aanvullend op het voorgaand voorschrift, een afstandscontour gehanteerd worden van 40 meter, gemeten vanaf de randen van de sublitorale mosselbanken.

  5. De spuikommen van Den Oever en Kornwerderzand vallen niet onder de reikwijdte van de onderhavige vergunning. Het specifiek niet toegestane gebied is weergegeven in bijlage 5 van de onderhavige vergunning.

  6. Uitvoering van de garnalenvisserij vindt uitsluitend plaats binnen het binnen de PB getoetste en vanuit de relevante wet- en regelgeving voor de garnalenvisserij formeel toegestane visgebied binnen de relevante Natura 2000-gebieden, waaronder het in acht nemen van de relevante Toegangbeperkende Besluiten zoals vastgesteld op grond van de Omgevingswet, Wet natuurbescherming of diens voorgangers.

  7. Het op basis van de onderhavige vergunning genereren en benutten van locatie- alsmede visserij- en vaardata welke gegeneerd worden door het door vergunninghouder gehanteerde blackbox systeem zal tevens, via de Visserijmonitor, als bewijsvoering gehanteerd worden in relatie tot het door de vergunninghouder in acht nemen van o.a. de voorgenoemde Toegangbeperkende Besluiten. Eventuele handhaving hierop verloopt eigenstandig via de onderliggende wettelijke regimes (dus o.a. de Toegangbeperkende Besluiten) en niet via de onderhavige vergunning.

  8. In uitzondering op de voorgaande bepaling vindt het toezicht en handhaving op de in bijlage 4 weergegeven gesloten gebieden I en III (welke door de vergunninghouder expliciet niet zijn aangevraagd) wèl eigenstandig plaats op grond van de onderhavige vergunning. Deelgebieden I zijn permanent gesloten voor de garnalenvisserij, het deelgebied III Mepen-Krommebalg is gesloten voor de garnalenvisserij in de maand augustus, uitgezonderd het doorgaand vaarwater. Met doorgaand vaarwater wordt de betonde vaargeul in het betreffende III‐gebied als begrenzing aangehouden.

  9. Indien gedurende de looptijd van onderhavige vergunning gebieden in de betrokken Natura 2000-gebieden ingesteld en/of gewijzigd worden op grond van artikel 2.45 van de Omgevingswet dan dient de garnalenvisserij, waar aan de orde, in overeenstemming met dergelijke besluiten te worden uitgevoerd. Toezicht en handhaving vindt hierop rechtstreeks plaats op grond van het betreffende Toegangbeperkend Besluit (TBB). De werking van een dergelijk TBB gaat voor op de werking van onderhavige vergunning.

  10. Het is in 'zone II' (zoals vastgelegd in het vigerende Toegangbeperkende Besluit Noordzeekustzone) toegestaan te vissen op garnalen met een traditionele klossenpees met zeeflap of een SeeWing-vistuig met zeeflap.

  11. Het is in 'zone III' (zoals vastgelegd in het vigerende Toegangbeperkende Besluit Noordzeekustzone) toegestaan te vissen op garnalen met een traditionele klossenpees met zeeflap of een SeeWing-vistuig met zeeflap, als zijnde de 'best beschikbare techniek en visserijpraktijk garnalenvisserij.

  12. Aanvragen voor toelating van een ander vistuig en/of vistechniek in zone III dienen via de in bijlage 3 vervatte procedure te verlopen. Een eventuele uitfasering van de in het voorgaand voorschrift genoemde vistuigen binnen de looptijd van de onderhavige vergunning zal als formele wijziging op het onderhavig vergunningbesluit worden vastgelegd.

Uitvoering van de visserij

  1. De houder van de onderhavige vergunning dient het bepaalde in artikel 11.6 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving in acht te nemen. Deze zorgplicht vult de houder in ieder geval in door de navolgende bepalingen in acht te nemen:

    1. het is niet toegestaan afval of materialen in het gebied achter te laten. Restafval dient te worden opgevangen en niet in het water terecht te komen.

    2. buiten het vaartuig is enkel het gebruik van geluidsapparatuur ten behoeve van veiligheid en communicatie toegestaan.

    3. de verlichting van de vaartuigen en apparatuur dient, ook wat de hoogte daarvan betreft, te worden beperkt tot hetgeen wettelijk verplicht is en strikt onvermijdbaar is in samenhang met de uitvoering van de bij dit besluit vergunde activiteiten.

    4. bij rustende grijze en/of gewone zeehonden op de aanwezige (droogvallende) platen, in het Natura 2000-gebied Voordelta minimaal 1.200 meter en in de overige Natura 2000-gebieden minimaal 1.500 meter afstand in acht te nemen. Mocht deze afstand niet realiseerbaar zijn, omdat bijvoorbeeld de geul onvoldoende breedte heeft, dan dient zo rustig mogelijk doorgevaren te worden, waar praktisch mogelijk aan de andere kant van de geul.

    5. wanneer tijdens de visactiviteiten exemplaren van rivierprik, zeeprik, spiering en/of fint worden bijgevangen, dan dienen deze exemplaren onmiddellijk weer teruggezet te worden.

    6. Het aan boord hebben van niet-bemanningsleden (te onderleggen middels een formeel arbeidscontract) en het gebruik van het schip en/of vistuig voor andere doeleinden dan beroepsmatige garnalenvisserij, is binnen de relevante Natura 2000-gebieden niet toegestaan.

Technische voorschriften

25. Voor wat betreft het formaat van de opgeviste garnalen, de maaswijdte en vangstsorteerapparatuur gelden de daarop gerichte bepalingen op grond van de (Europese) visserijwet- en regelgeving, met uitzondering van de bepalingen in onderstaande additionele voorschriften welke hierop prevaleren en onder het eigenstandig toezicht en handhaving vanuit de onderhavige vergunning vallen. Toezicht en handhaving voor al het overige vindt op grond van de voorgenoemde specifiekere technische wet- en regelgeving plaats.

26. Tijdens de visserij moet de zeeflap gedurende het gehele jaar worden gebruikt conform artikel 54 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij en de uitvoeringsvorm zoals vastgelegd in artikel 12 van de EG-verordening 3440/84. Toezicht en handhaving op de naleving vindt exclusief plaats op grond van voorgenoemde visserijwet- en regelgeving in de periode van 16 november tot en met 14 april; daarbuiten vindt toezicht en handhaving plaats op grond van de onderhavige vergunning.

27. De vergunninghouders nemen de hiernavolgende bepalingen welke zien op de vrijwillig door de hen aangedragen additionele technische verduurzamingsmaatregelen in acht:

  1. het gezamenlijk tuig-gewicht bedraagt maximaal 3.800 kilogram. Bepalend hierbij is het 'vrij hangende drooggewicht' van het vistuig. Het gewicht wordt bepaald door een weegschaal te bevestigen bij het punt waar de kabels samenkomen vanaf de boom richting visdraad (Hahnepot) en opvolgend het vistuig op te tillen door de vislier tot het moment dat alle onderdelen van het vistuig vrij in de lucht hangen.

  2. de minimummaaswijdte bedraagt 22 mm. in de kuil van de netten (de laatste 150 rijen van de mazen). De maaswijdte wordt gemeten met een Omega-meter tussen de knopen en met gestrekte maas.

  3. er geldt een minimummaat van de zeefwijdte van de spoelsorteertrommel van 6 mm.

  4. de maximale maaswijdte van de zeeflap bedraagt 60 mm.

28. Het gebruik van een brievenbusnet in plaats van de zeeflap is enkel binnen het Natura 2000 Waddenzee op grond van de onderhavige vergunning toegestaan en enkel in de maanden juni, juli en augustus.

29. Een eventuele tijdelijke kortlopende uitbreiding aan de voor- en/of achterkant van deze periode binnen het Natura 2000-gebied Waddenzee dient schriftelijk aangevraagd te worden, inclusief gedetailleerde bewijsvoering (foto's inclusief specificatie van de bewuste locatie(s). Zulks ter verificatie van de toezichthouders van de LVVN Waddenunit; hun oordeel is leidend voor het verkrijgen van een eventuele kortlopende op naam gezette schriftelijke toestemming tot het eerder of later in tijd nog benutten van het brievenbusnet in gespecificeerde locaties in het Natura 2000-gebied. Deze schriftelijke toestemming zal in ieder geval geen toestemming geven voor een uitbreiding (jaarrond bezien) van meer dan in totaal 3 weken.

30. Voor een eventuele meer structurele uitbreiding van de vergunde periode waarin het brievenbusnet in het Natura 2000-gebied Waddenzee (of de andere Natura 2000-gebieden) ingezet kan worden, dient een deugdelijke ecologisch-inhoudelijke onderbouwing aangeleverd te worden welke gebaseerd is op de bevindingen uit (onder andere) wetenschappelijk begeleid veldonderzoek welke representatief is voor de beoogde bredere toepassing (in tijd en/of Natura 2000-gebied).

31. Een, in de context van het voorgaand voorschrift, hiertoe opgesteld onderzoeksplan dient ter instemming aan het bevoegd gezag voorgelegd te worden. Een dergelijke onderzoeksmatige visserij met een bredere inzet van het brievenbusnet vereist een separate toestemming op grond van de onderhavige vergunning en dient zo conservatief mogelijk van opzet te zijn qua deelnemers (indicatief: 3-5 vaartuigen) en zo representatief mogelijk qua vislocaties en/of bredere periode.

VMS & AIS

32. De vergunninghouder neemt de bepalingen inzake VMS en AIS van artikel 102 en artikel 103 van de Uitvoeringsregeling Zeevisserij te allen tijde in acht. Toezicht en handhaving vindt evenwel autonoom, op grond van die specifiekere technische wet- en regelgeving, plaats. VMS- en AIS data worden wel, waar relevant, (aanvullend) benut ten behoeve het toezicht op en handhaving van de onderhavige vergunning.

Huidig blackbox-systeem

  1. De in bijlage 1 van deze vergunning vermelde vaartuigen beschikken tot 1 juni 2026 over een volledig operationeel blackbox-systeem waarin locatie en vaar- en visserij-activiteit geregistreerd wordt, meer specifiek, daar waar een door de betreffende vergunninghouder ondernomen vaar- en visreis geheel of gedeeltelijk zal plaatsvinden in Natura 2000-gebied en waar gevist wordt op (onder andere) garnalen. Dit systeem dient binnen de relevante Natura 2000-gebieden gedurende de vaar- en visreis operationeel te zijn.

  2. De technische vereisten voor het voorgenoemd systeem staan vermeld in bijlage 6 bij deze vergunning. Deze eisen zijn ongewijzigd ten opzichte van de voorgaande Wnb-vergunning.

Blackbox-systeem conform NTA 8390:2025

  1. Voor het mogen benutten van de onderhavige vergunning is vanaf 1 oktober 2025 een blackbox-systeem volgens NTA 8390:2025 vereist. De vergunninghouder dient vanaf dat moment een aanschafbewijs beschikbaar te hebben voor de relevante toezichthouders; slechts met dat bewijs wordt tot 1 juni 2026 gedoogd op het operationeel hebben van een blackbox-systeem conform NTA 8390:2025.

  2. De NTA is raadpleegbaar via https://www.nen.nl/nta-8390-2025-nl-331078; een zelfverklaring van de betreffende fabrikant dat het betreffende systeem voldoet aan NTA 8390:2025 dient vanaf 1 juni 2026 te allen tijde aan boord beschikbaar te zijn.

Blackbox-systeem voor kleinere vaartuigen

  1. Ten aanzien van de in de lijst van vergunninghouders behorend bij onderhavige vergunning genoemde natuurlijke personen/rechtspersonen met een vermelding van vrijstelling van de verplichting tot het actief hebben van een blackbox-systeem geldt dat

  • het vaartuig korter is dan 9 meter en/of;
  • het vaartuig niet afgedekt is of af te dekken is met een kap

In een dergelijk geval kan volstaan worden met een werkend VMS-systeem met een pingfrequentie van éénmaal per 60 seconden of 120 seconden (overeenkomstig de NTA). Eventueel kan deze frequentie buiten de Natura 2000-gebieden op eenmaal per half uur worden ingesteld en in de Natura 2000-gebieden worden verhoogd. Deze instellingen zijn via het FMC van de NVWA mogelijk. Zonder de aanwezigheid en werking van een dergelijk systeem is het niet toegestaan de onderhavige vergunning te benutten. Van de betreffende vergunninghouder wordt aangenomen dat hij zich akkoord verklaard met het benutten van deze VMS-data voor het toezicht op de onderhavige vergunning alsmede voor het toezicht en handhaving op de diverse relevante gesloten gebieden en het vissen in/buiten Natura 2000-gebieden zulks middels de projectie van deze data op de Visserijmonitor.

Blackbox-verklaringen

38. De installatieverklaring in relatie tot de huidige blackbox is vormvrij, maar dient wel te allen tijde door het ingeschakelde installatiebedrijf voorzien te zijn van een datum en handtekening. Een achterliggend technisch dossier (inclusief de kenmerken van verzegeling) dient te allen tijde beschikbaar te zijn.

39. De individuele vergunninghouder geeft middels zijn toestemmingsverklaring in relatie tot zowel de huidige blackbox alsmede in relatie tot de blackbox conform NTA 8390:2025, de betrokken toezichthouders rechtstreeks toegang tot alle blackbox-data en primaire rapportages (vis- en vaartijden, vis- en vaarlocaties, vis- en vaarsnelheid en visserij- en vaaractiviteiten) alsmede met de projectie van deze data op de Visserijmonitor.

  1. Enkel met een door het Ministerie van LVVN geaccordeerde set van een installatieverklaring en toestemmingsverklaring in relatie tot de huidige black box kan onderhavige vergunning benut worden. Voor de toestemmingsverklaring is een standaardformulier 'toestemmingsverklaring' beschikbaar bij het vergunningverlenend bevoegd gezag.

  2. De reeds ontvangen installatie- en toestemmingsverklaringen van de huidige blackbox-systemen behouden hun gelding, inclusief de verklaringen die in de context van de voorliggende vergunningaanvragen aanvullend zijn ingestuurd.

  3. Ingeval de vergunninghouder reeds eerder een toestemmingsverklaring heeft afgegeven wordt deze, middels onderhavig vergunningbesluit, ook geacht betrekking te hebben op de registratie van de gerealiseerde vis- en vaaruren in relatie tot het toezicht op en eventuele handhaving van de maximaal jaarlijks toegestane vis- en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak zoals vastgelegd als bijlage bij de onderhavige ontwerpvergunning. Dit geldt tevens voor het gebruik van de data vanuit de blackbox conform NTA 8390:2025 waar zij benut worden voor voorgenoemd doel.

Calamiteitsprotocol

43. Ingeval van uitval van de huidige blackbox geldt het navolgende protocol:

  1. Bij constatering op zee: onmiddellijke melding aan het Ministerie van LVVN middels een e-mail aan natuurvergunningen@minlnv.nl. Het vaartuig zal vervolgens via de andere beschikbare systemen gemonitord worden tot de afronding van de betreffende vaar- en visreis.

  2. Opvolgend uitvaren na bovenstaande uitval-melding is slechts mogelijk na reparatie en melding van reparatie aan het Ministerie van LVVN middels een e-mail aan natuurvergunningen@minlnv.nl, zodat via andere beschikbare systemen niet meer gemonitord hoeft te worden.

  3. Ingeval van verschoonbaar buiten werking blijven van de blackbox (bijvoorbeeld vanwege levertijd van een defect onderdeel) dient hiervan wederom melding gedaan te worden aan het Ministerie van LVVN middels een e-mail aan natuurvergunningen@minlnv.nl. Deze uitzondering geldt voor maximaal vijf werkdagen na ontvangst van de uitval-melding. Het vaartuig zal via de andere beschikbare systemen gemonitord worden tot afmelding van het buiten werking zijn van de blackbox door de vergunninghouder bij het Ministerie van LVVN middels een e-mail aan natuurvergunningen@minlnv.nl. Na de voorgenoemde periode van vijf werkdagen is een vaar- en visreis zonder een operationele blackbox niet toegestaan.

44. Bij het ontbreken van een signaal vanuit de blackbox kan door de betrokken toezichthouders niet geverifieerd worden of binnen de kaders van de onderhavige vergunning wordt gewerkt. Bij geconstateerd ontbreken, ontvangt de vergunninghouder vanuit de betrokken toezichthouder een eenmalige formele waarschuwing met een hersteltermijn. Na het vervallen van deze termijn en het desondanks ontbreken van voorgenoemd signaal, kan tot handhaving worden overgegaan. Hierop is alleen dan een uitzondering mogelijk wanneer de vergunninghouder zich kan beroepen op het 'calamiteitsprotocol'.

45. Ingeval van uitval of storing van het blackbox-systeem conform NTA 8390:2025 zal een geautomatiseerd signaal in de Visserijmonitor gegenereerd worden. Het vaartuig zal via de andere beschikbare systemen door het FMC gemonitord worden tot afmelding van het buiten werking zijn van de blackbox door de vergunninghouder bij het FMC. Na de voorgenoemde periode van vijf werkdagen is een vaar- en visreis zonder een operationele blackbox niet toegestaan.

Toezicht stikstof

46. In een separate bijlage behorend bij onderhavig ontwerpbesluit is per individuele vergunninghouder weergegeven welke toegestane aantallen vis-en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak maximaal toegestaan zijn in een gegeven kalenderjaar. Deze aantallen zijn door de individuele vergunninghouder als uitgangspunt genomen voor de aangeleverde individuele AERIUS-berekening op basis waarvan voor wat betreft het onderdeel stikstof, geen vergunningplicht geldt. Overschrijding van deze aantallen kan aanleiding geven tot handhaving (al dan niet in afwachting van een stikstof-PB om alsnog additionele gebruiksruimte onder de onderhavige vergunning vast te leggen).

47. De vergunninghouder heeft een fabriekscertificaat van de betreffende motor ten allen tijde beschikbaar voor de relevante toezichthouders. Ingeval een dergelijk certificaat niet beschikbaar is, dient opgaaf gedaan te kunnen worden van het bouwjaar en type van de betreffend motor in combinatie met de daarbij behorende NOx-emissiewaarde uit het relevante TNO-rapport.

48. Het overleggen van een fabriekscertificaat van een ander schip vanwege aanwezigheid van een door de vergunninghouder verondersteld gelijke installatie is geheel op eigen risico van de vergunninghouder.

49. Er kan steekproefsgewijs door of namens de betrokken toezichthouder een emissiemeting uitgevoerd worden. Dit kan leiden tot een door het bevoegd gezag zelf doorgevoerde aanpassing van hetgeen op dit punt is toegestaan.

50. Wanneer een nieuwe motor wordt geïnstalleerd en de eerder gehanteerde emissiewaarde hierdoor beïnvloed kan worden, dient deze wijziging gemeld te worden bij het bevoegd gezag via natuurvergunningen@minlnv.nl. Deze melding dient dan vergezeld te gaan van het nieuwe fabriekscertificaat.

51. In aansluiting op de voorgaande voorschriften wordt, waar aan de orde door of namens de betreffende vergunninghouder de bij een verhoogde of verlaagde emissie behorende wijziging in toegestane aantallen vis- en vaaruren zoals opgenomen in de hierop gerichte bijlage bij onderhavig ontwerpbesluit, formeel aangevraagd. Deze wijziging dient uiterlijk tien werkdagen na in bedrijfname van de voorgenoemde installatie c.q. wijziging, als formele wijziging op voorgenoemde bijlage aangevraagd en vastgelegd te zijn.

52. De nieuw toegestane situatie zoals benoemd in voorgenoemde bijlage wordt middels een aanpassing in de betreffende kolom op deze bijlage geformaliseerd. Deze bijlage zal in een digitale omgeving met de vertegenwoordiger van de vergunninghouder gedeeld worden en aanpassing van de voorgenoemde kolom geschiedt dus op digitale wijze. Er zal versiebeheer actief zijn zodat op elk moment duidelijk is welke mutaties in de betreffende kolom voor welke vergunninghouder actief is gemaakt. Er volgt geen separaat besluit; de actuele versie van de betreffende bijlage is leidend voor toezicht en handhaving.

53. Er kan door of in opdracht van de betrokken toezichthouder te allen tijde en zonder specifieke aanleiding, middels een steekproef, een meting van de feitelijke emissie uitgevoerd worden. Dit kan leiden tot een aanpassing (naar boven of beneden) van de toegestane situatie zoals opgenomen in de voorgenoemde bijlage, al dan niet onder verrekening (voor het betreffende kalenderjaar) van dan teveel gerealiseerde stikstofuren. De vergunninghouder is zelf verantwoordelijk voor de onmiddellijke aanlevering van een nieuwe AERIUS-berekening en/of stikstofuren-opgave (zoals vastgelegd in voorgenoemde bijlage).

Stikstof i.r.t. de Visserijmonitor

54. Het varen ('stomen') binnen de hoofdvaarwegen maakt geen onderdeel uit van de registratie van de vis- en vaaruren in relatie tot de maximaal aantal toegestane vis- en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak. Er wordt, werkende met ten tijde van de onderhavige besluitvorming actieve blackboxen, aangenomen dat er gevaren ('gestoomd') wordt wanneer het vaartuig een snelheid van 5,5 knopen of meer heeft. Snelheden tussen de 0,1-5,5 knopen wordt aangemerkt als vissen. De NTA-blackbox registreert eigenstandig middels diverse technische parameters de activiteiten 'varen' en 'vissen'.

55. Het actief hebben van de huidige blackbox en, verderop in tijd, een NTA-blackbox danwel de vergunninghouders die het, alternatief, is toegestaan enkel VMS actief te hebben, dienen gedurende de vaar- en visreis deze actief te hebben; ook wanneer geen gebruik gemaakt wordt van de onderhavige vergunning voor het vissen in de relevante Natura 2000-gebieden en in deze gebieden enkel binnen de hoofdvaarwegen (zie voorgaande relevante voorschriften) doorgevaren wordt als onderdeel van het vissen buiten de relevante Natura 2000-gebieden.

56. Voor de bepaling van hetgeen het meevaren met het heersend verkeersbeeld is in de hoofdvaarwegen (en dus niet meetelt in de stikstofuren-realisaties), wordt de reguliere RWS-betonning van deze hoofdvaarwegen aangehouden met een bandbreedte links en rechts van deze betonning van 50 meter. Daar waar geen of weinig betonning aanwezig is, is in de Visserijmonitor op basis van de feitelijke situatie en reguliere vaarverkeerbewegingen een specifiekere parameter ingebouwd.

Vergunninghouders

57. Ingeval van het in bedrijf nemen van een ander vaartuig dan zoals vermeld op bijlage 1 danwel een wijziging in het houderschap van deze vergunning wordt deze wijziging namens de betreffende vergunninghouder formeel en schriftelijk door de Nederlandse Vissersbond ingemeld aan het bevoegd gezag via natuurvergunningen@minlnv.nl.

58. De betreffende wijzigingen zullen middels het toezenden van een formeel administratief wijzigingsbesluit (qua houderschap) en/of nieuwe versie van de relevante bijlagen geformaliseerd worden (vanuit voorgenoemd mailadres). Er zal versiebeheer hierop actief zijn. Dergelijke mutaties zullen met een frequentie van 1 x per maand door het bevoegd gezag worden behandeld en verwerkt (in de vierde week van een kalendermaand).

59. Elk verzoek om een wijziging in houderschap van de onderhavige vergunning dient vergezeld te gaan van een nieuwe toestemmingsverklaring welke door de opvolgende houder van de onderhavige vergunning ingestuurd dient te worden. Ook de installatieverklaring dient gewijzigd te worden ingeval de onderhavige vergunning (al dan niet tijdelijk) met een ander vaartuig dan initieel vergund, benut gaat worden. Ingeval op dat moment de NTA-blackbox inmiddels vereist is, dient de conformiteit aan de NTA-eisen geborgd te zijn.

60. Een wijziging welke van invloed kan zijn op de registratie door de huidige/NTA-blackbox van de vaar- en/of visactiviteit (bijvoorbeeld een nieuw net, een nieuwe schroef of een nieuwe lier) dient dat twee weken voor operationeel worden, gemeld te worden via natuurvergunningen@minlnv.nl. Waar noodzakelijk kunnen de betrokken toezichthouders een nieuwe ijking eisen; deze ijking is in ieder geval aan de orde ingeval van een nieuw net welke de vaareigenschappen zal beïnvloeden of bij installatie van een nieuw schroef. Deze ijking dient op initiatief en voor rekening van de vergunninghouders zelf aan de betreffende blackbox-leverancier verzocht te worden. De resultaten van de voorgenoemde ijking dient vijf werkdagen vóór het daadwerkelijk operationaliseren van de wijziging ter registratie gemeld te worden aan het bevoegd gezag (natuurvergunningen@minlnv.nl).

Toezicht & handhaving

61. De op bijlage 1 van onderhavige vergunning vermelde rechtspersonen of natuurlijke personen alsmede de in diens opdracht werkzame personen geven, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

62. Vergunninghouder voert een fysieke en/of digitale administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

Looptijd & actualisatieverplichting

63. De vergunning is geldig vanaf het moment van afgifte tot en met 31 december 2045. Alle relevante bij de onderhavige vergunning behorende documenten, maar in ieder geval de PB, dienen periodiek geactualiseerd te worden met de relevante best beschikbare wetenschappelijke kennis en inzichten. Hiertoe worden uiterlijk op 1 juli 2033, 1 juli 2039 en 1 juli 2045 actualisaties aangeleverd. Deze stukken vereisen een formele schriftelijke instemming vanuit het Ministerie van LVVN. De instemming en bijbehorende stukken zullen bij de onderhavige vergunning op de reguliere publicatiesite van het Ministerie geplaatst worden en staat open voor bezwaar (en eventueel opvolgend beroep en hoger beroep) vanuit belanghebbende partijen.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. van de Awb kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

 

 

Hoogachtend,

De Staatssecretaris van Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

namens deze:

 

MT-lid Natuurvergunningen

Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlagen

1. Vergunninghouders basisvergunning NL inclusief emissiedata

2. Passende beoordeling garnalenvisserij

3. Best beschikbare techniek visserijpraktijk

4. Vrijwillig uitgesloten visgronden

5. Uitgesloten visgebieden spuikommen Den Oever en Kornwerderzand

6. Technische eisen Black Box

7. Toelichting vlakberekening

8. Interpretatie vlakberekening

9. Aerius-berekening groep ALL

10. Aerius-berekening groep ALL exclusief WZ

11. Aerius-berekening groep WZ

12. Aerius-berekening groep VD WS VvdR

13. Aerius-berekening ED

14. Maxima stikstofuren basisvergunningen NL

15. Voorschriften en systematiek ecologische visuren NL

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Op deze vergunningprocedure is de openbare uniforme voorbereidingsprocedure als opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Zienswijze doorgeven

U kunt uw zienswijze op verschillende manieren doorgeven. U doet dit het snelst door het digitale formulier (zie hieronder) in te vullen.

Lukt het niet om de zienswijze door te geven met het digitale formulier? Geef uw zienswijze dan telefonisch door of in een brief. U kunt uw zienswijze niet in een e-mail of via het algemene contactformulier sturen. We nemen deze niet in behandeling.

Digitaal formulier

Geef uw zienswijze op tijd door met een digitaal formulier op https://mijn.rvo.nl/zienswijze-ontwerpbesluit-of-voorgenomen-besluit. Dit kunt u doen tot uiterlijk zes weken na publicatie van dit besluit. U logt hierop in met DigiD (als burger), of met eHerkenning niveau 2+ (als organisatie).

Telefonisch

U moet eerst een afspraak maken. Dit doet u door te bellen naar 088 042 42 42. Kies voor optie 1 en daarna voor optie 4.

Brief

U kunt uw zienswijze ook via de post naar ons sturen. De adresgegevens treft u hieronder aan:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Vergunning en Handhaving

Postbus 40225

8004 DE Zwolle

Zorg dat uw naam, adres en telefoonnummer in de brief staan. Noem in uw brief om welk ontwerpbesluit het gaat. En vertel of u het er wel of niet mee eens bent. Alleen dan kan uw zienswijze meegenomen worden in het nemen van het besluit.

Na uw zienswijze

Nadat u uw zienswijze heeft doorgegeven, krijgt u een ontvangstbevestiging. Alle zienswijzen worden meegenomen in het nemen van een definitief besluit. Als alle zienswijzen verwerkt zijn, krijgt u bericht dat er een Nota van Antwoord is opgesteld. Hierin zijn alle zienswijzen en de reacties daarop samengevoegd. Uw persoonlijke gegevens komen niet in deze nota te staan.

PUBLICATIE ONTWERPBESLUIT

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur maakt dit ontwerpbesluit openbaar op grond van artikel 3 van de Wet open overheid. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven