Onderwerp: Bezoek-historie

Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning Verwaterpercelen voor Oesters in de Oosterschelde
Geldigheid:21-01-2025 t/m 30-11-2026Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 10 september 2024 heeft de Nederlandse Oestervereniging in uw naam een aanvraag ingediend voor een vergunning op grond van de Omgevingswet (hierna: Ow) voor de volgende Natura 2000-activiteit: Het gebruik van 12,5 hectare waterbodem ten noordwesten van de Vondelingsplaat in de Oosterschelde voor het verwateren van oesters. De verwatervoorziening is bedoeld voor het geval dat er op de reguliere verwaterpercelen op de Yerseke Bank in de Kom van de Oosterschelde de aanwezigheid van een verontreiniging, zoals tetrodotoxine (TTX), wordt geconstateerd. Deze vergunning is aangevraagd voor de periode tot 30 november 2026.

Procedure

Op 10 september 2024 heeft u uw aanvraag ingediend via het omgevingsloket van het Digitaal Stelsel Omgevingswet. U heeft hiervan een automatische bevestiging ontvangen.

Op 4 november 2024 heeft u voor deze aanvraag een ontvangstbevestiging en legebeschikking ontvangen van het Ministerie van LVVN.

Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van toepassing.

Besluit

Ik besluit om u de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit, zoals bedoeld in artikel 5.1, lid 1e van de Ow te verlenen.

In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze omgevingsvergunning ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen zijn onderdeel van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

De voorgenomen activiteiten zijn beschreven in de aanvraag. De aangevraagde activiteit betreft het jaarlijks tijdelijk gebruik van 12,5 hectare waterbodem ten noordwesten van de Vondelingsplaat in de Oosterschelde voor het verwateren van oesters in de maanden juni tot en met november.

De voorgenomen activiteiten zijn in meer detail beschreven in de aangeleverde Passende Beoordeling (hierna: PB, bijlage 1) en het addendum hierop (bijlage 2).

1.2. Bevoegdheid

Op basis van de Ow art. 5.11, lid 1, sub g en art. 4.12, lid f, onderdeel 1° van het Omgevingsbesluit, luidend: niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, met inbegrip van het invangen van schelpdierenzaad en van schelpdiercultures en het uitzetten van schelpdieren; ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Oosterschelde, significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van art 5.1, lid 1, sub e van de Ow.

1.4. Beoordeling van Natura 2000-activiteiten

1.4.1. Activiteit met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, betreffen een activiteit in de zin van art 5.1, lid 1, sub e van de Ow, omdat zij, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of activiteiten, kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een of meerdere Natura 2000-gebieden.

1.4.2. Passende beoordeling

Conform artikel 8.74b Besluit Kwaliteit Leefomgeving geldt dat uit een passende beoordeling (PB) in de zin van artikel 16.53c van de Ow moet blijken dat de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura-2000 gebieden niet worden aangetast door de activiteit, afzonderlijk of in cumulatie met andere activiteiten, tenzij sprake is van toepassing van een ADC-toets. De PB moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De met de aanvraag meegezonden PB en het bijbehorende addendum toetsen de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het betrokken Natura 2000-gebied.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

Het voorgenomen project vindt plaats op 12,5 hectare waterbodem (sublitoraal) ten oosten van de Zeelandbrug en ten noordwesten van de Vondelingsplaat in het N2000-gebied Oosterschelde. Van de bestaande 27 verwaterpercelen zullen er 7 worden gebruikt voor het verwateren van oesters. Zie hiervoor de locatieaanduiding in de PB (afbeelding 1 uit PB.)

Voor de aanvraag is gekeken naar de PB die ten grondslag heeft gelegen aan het Wet Natuurbescherming besluit voor het verwateren van mosselen binnen hetzelfde gebied (datum: 2 juni 2022 en kenmerk: DGNVLG / 22413196). Hierbij zijn de verschillen in effecten tussen het verwateren van mosselen en het verwateren van oesters toegelicht in een addendum op die PB. Voor de overige gevolgen van de activiteit geldt dat deze gelijk zijn aan de gevolgen die in de PB in 2022 zijn onderzocht. De bij deze vergunningaanvraag aangeleverde PB uit 2022 en recent opgestelde addendum vormen samen de basis van deze vergunning.

Gevolgen

In de PB uit 2022 zijn gevolgen/effecten die kunnen optreden n.a.v. het project onderzocht. Het gaat hier om de volgende gevolgen/effecten:

  • Kwaliteitsverandering van habitattypen door bodemberoering;

  • Kwaliteitsverandering van habitattypen door stikstofdepositie;

  • Verstoring van zeehonden door bodemberoering (vertroebeling en effect op bodemleven);

  • Verstoring (door geluid en/of visueel) van zeehonden en beschermde vogelsoorten.

In het aangeleverde addendum op de PB zijn de volgende gevolgen/effecten onderzocht:

  • Het overbrengen van parasieten;

  • Effecten door stikstofemissies;

  • Effecten op draagkracht van het habitat.

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden zijn:

  • Habitattypen: Grote baaien (H1160) en mogelijk ook stikstofgevoelige habitattypen;

  • Habitatsoorten: Gewone zeehond;

  • Vogelrichtlijnsoorten: diverse vogelsoorten die rusten of foerageren op de nabijgelegen droogvallende zandplaten, dan wel op het open water ter plaatse van de voorgenomen activiteit.

De diverse beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl ('Onderwerpen' > 'Landbouw, natuur en voedsel' > 'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik deel de mening dat, gezien het project gezien locatie en activiteiten vrijwel volledig overeenkomt met het verwateren van mosselen, waardoor voorschriften uit de eerder verleende vergunning voldoende zijn om significant negatieve effecten voor die aspecten uit te sluiten. De afbakening is daarom in voldoende mate onderzocht.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

Hieronder volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de bij de aanvraag gevoegde PB en het addendum hierop (bijlage 1 en 2).

2.2.1 Habitattype Grote baaien (H1160)

Er gaat geen oppervlakte van het habitattype verloren, er is alleen mogelijk sprake van geringe effecten op de kwaliteit. Voor zover er effecten kunnen optreden door het geschikt maken van de percelen, zijn deze tijdelijk en beperkt van omvang (in relatie tot de totale oppervlakte van het habitattype). Doordat het bodemleven ter plaatse vooral bestaat uit opportunistische soorten van een dynamisch milieu kan de natuurlijke situatie zich snel herstellen. De effecten zijn derhalve ook niet blijvend. Dit geldt ook voor het eventuele gebruik van de percelen als verwatergebied. Ik onderschrijf de conclusies van de PB en het addendum.

Om de conclusies te borgen neem ik het voorschrift op dat het totaal aan verwaterpercelen dat op enig moment in gebruik mag zijn niet méér bedraagt dan 480 hectare (het tot 2017 maximaal beschikbare areaal aan verwaterpercelen).

2.2.1.1 Draagkracht

In het addendum wordt beschreven dat er ter voorkoming van effecten op de draagkracht, sprake is van het verwateren van oesters van gebieden met een lage draagkrachtscore (D) in een gebied met een hogere draagkrachtscore (A). Ik onderschrijf dat deze handelswijze niet leidt tot significant negatieve effecten op de draagkracht van N2000-gebied Oosterschelde en neem hierover een voorschrift op.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten. Er is geen sprake van verslechtering van natuurlijk habitat in het betreffende Natura 2000-gebied.

2.2.2 Habitatsoort Gewone zeehond (H1365)

Zeehonden kunnen niet met een oesterkor worden gevangen en de activiteit wordt niet geacht een negatief effect op het foerageergedrag van zeehonden te hebben. De percelen bevinden zich ook op een zodanige afstand van de vaste lig- en verblijfplaatsen op droogvallende platen dat er geen sprake zal zijn van verstoring van enige betekenis. Ik onderschrijf de conclusies van de PB. Om te borgen dat verstoring van zeehonden niet zal voorkomen wordt in de vergunning het voorschrift opgenomen dat tot zeehonden die rusten op drooggevallen platen een afstand van 1200 meter moet worden aangehouden. Het cumulatieve aantal uren dat op de verwaterpercelen mag worden gewerkt wijzigt niet ten opzichte van de vergunning het verwateren van mosselen. Verstoring neemt derhalve niet toe.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten. Er is geen sprake van verslechtering van natuurlijk habitat in het betreffende Natura 2000-gebied en ook geen significante verstoring van de soort.

2.2.3 Vogelrichtlijnsoorten

De voorgenomen activiteit kan mogelijk leiden tot verstoring van diverse voor dit gebied aangewezen broedvogels en niet-broedvogels.

Omdat de projectlocatie in het sublitoraal is gelegen (niet-droogvallend) en de activiteiten met betrekking tot het verwateren worden uitgevoerd bij hoogwater, wanneer de soorten die op de droogvallende platen foerageren zich vooral op de hoogwatervluchtplaatsen bevinden, kunnen verstorende effecten op deze soorten worden uitgesloten.

Voor soorten die op het open water rusten en/of foerageren geldt dat, indien er al sprake is van verstoring, er in de directe omgeving voldoende water van gelijke kwaliteit beschikbaar is als alternatief en uitwijkmogelijkheid. De kwaliteit van de locatie als foerageergebied neemt niet af. Ik onderschrijf de conclusies van de PB. Om te borgen dat verstoring van groepen vogels niet zal voorkomen wordt in de vergunning het voorschrift opgenomen dat tot groepen vogels die op het water rusten of foerageren een afstand van 500 meter moet worden aangehouden. Het cumulatieve aantal uren dat op de verwaterpercelen mag worden gewerkt wijzigt niet ten opzichte van de vergunning het verwateren van mosselen. Verstoring neemt derhalve niet toe.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten. Er is geen sprake van verslechtering van leefgebied in het betreffende Natura 2000-gebied en ook geen significante verstoring van de soorten.

2.2.4 Parasieten en exoten

Op de reguliere verwaterpercelen in de Kom mogen, onder strikte voorwaarden en uitsluitend indien daarvoor door het ministerie van LVVN een natuurvergunning is verleend, ook partijen geïmporteerde oesters worden verwaterd. Uitbreiding van het areaal verwaterpercelen op een andere locatie, gecombineerd met eventuele transporten tussen deze locaties, zou kunnen leiden tot extra risico's ten aanzien van verspreiding van eventuele invasieve exoten en probleemsoorten. Om dit te voorkomen neem ik enkele specifieke voorschriften op.

2.3. Stikstofdepositie

Als uitgangspunt is genomen dat de mosselvissers maximaal 322 uur per jaar ter hoogte van de verwaterpercelen aan het werk mogen zijn. Dan is er geen toename van stikstofdepositie boven 0,0 op overbelaste hexagonen. Het cumulatieve aantal uren dat op de verwaterpercelen mag worden gewerkt wijzigt niet ten opzichte van de vergunning het verwateren van mosselen en blijft 322 uur. Verder wordt er met dezelfde schepen gewerkt als de schepen die al worden gebruikt. Er is daarom sprake van een stikstofdepositie die lager is dan 0,0

Derhalve is als vergunningsvoorwaarde opgenomen dat er een urenregistratie moet worden bijgehouden door de huurder(s) van de verwaterpercelen, die jaarlijks moet worden verstrekt aan vergunninghouder, waaruit moet blijken dat maximaal 322 uur per jaar ter hoogte van de verwaterpercelen is gewerkt.

2.4. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een activiteit moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als de activiteit, afzonderlijk of in combinatie met andere activiteiten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als de activiteit afzonderlijk of in combinatie met andere activiteiten geen significante gevolgen heeft.

Ik onderschrijf de conclusie dat er geen cumulatie optreedt. Het cumulatieve aantal uren dat op de verwaterpercelen mag worden gewerkt wijzigt niet ten opzichte van de vergunning het verwateren van mosselen. Er is dus geen sprake van een toename van verstoring of aantasting door het project.

2.5 Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB en AERIUS-berekening uit 2022, behorende bij de, in 2.1 Afbakening binnen deze vergunning, genoemde mossel verwater vergunning, evenals het bijgevoegde addendum en hieronder aan deze omgevingsvergunning verbonden voorschriften is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de door u gevraagde omgevingsvergunning, onder de hieronder opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

Voorts: de onderhavige vergunning betreft louter een toestemming voor een Natura 2000-activiteit op grond van de Omgevingswet en de daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze omgevingsvergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van De Oestervisser b.v. (hierna vergunninghouder).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder, de bedrijven of de vereniging die de percelen van de vergunninghouder huren of aantoonbaar in opdracht van hen handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een kopie van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.

  5. De vergunde activiteit wordt overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende passende beoordeling uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of passende beoordeling met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, prevaleren deze laatste.

  6. Bij een opgetreden incident wordt onverwijld melding over de aard en omvang van het incident gedaan aan het bevoegd gezag onder overlegging van alle relevante gegevens. Onder incident wordt in dit verband verstaan 'een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht' (bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelsoort bedreigen).

  7. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  8. Alle door of namens het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd.

  9. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, wordt dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag gemeld.

  10. Alle correspondentie uit hoofde van deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl) worden gedaan.

    Nadere inhoudelijke voorschriften

    Locatie en oppervlak

  11. Het totale areaal dat in de Oosterschelde op enig moment als verwaterperceel in gebruik mag zijn, de reguliere verwatercelen in de Kom en de additionele verwatervoorziening tezamen, bedraagt maximaal 480 hectare.

  12. Het maximale aantal percelen dat gelijktijdig voor het verwateren van oesters mag worden gebruikt is 7.

  13. Het areaal aan percelen dat wordt gebruikt voor het verwateren van oesters mag maximaal 12,5 hectare bedragen.

  14. Te verwateren oesters mogen alleen afkomstig zijn van gebieden met een lagere draagkrachtscore. Op deze manier wordt de draagkracht in gebieden waar deze al laag is niet aangetast.

  15. De additionele verwatervoorziening mag niet worden gebruikt voor partijen geïmporteerde oesters waarvoor voor het verwateren op de reguliere percelen een specifieke vergunning is afgegeven door het ministerie van LVVN, tenzij dit in samenhang met deze bestaande vergunning opnieuw passend is beoordeeld ten aanzien van de mogelijke risico's op de introductie van probleemsoorten (waaronder invasieve exoten), met inbegrip van de mogelijk noodzakelijke maatregelen die effectief kunnen worden genomen om een dergelijke situatie teniet te doen, en separaat hiervoor een vergunning is verleend door het ministerie van LVVN.

    Parasieten en exoten

  16. Indien op enig verwaterperceel de aanwezigheid is geconstateerd van een verontreiniging (zoals TTX) of een organisme dat gevaarlijk is voor de volksgezondheid, dan wel een organisme dat de te beschermen natuurwaarden van de Oosterschelde kan bedreigen (zoals een invasieve exoot of een probleemsoort conform het Schelpdier Import Monitoring Protocol), dan dient dit direct te worden gemeld aan het bevoegd gezag.

  17. Ter voorkoming van het verspreiden van parasieten en exoten dient er tussen de percelen die worden gebruikt voor het verwateren van oesters en de overige percelen een afstand van minimaal 125 meter te worden gehanteerd.

  18. Vanaf het moment dat er sprake is van een situatie als genoemd in het voorschrift 13, is het niet toegestaan om partijen oesters te verplaatsen tussen de reguliere verwaterpercelen in de Kom van de Oosterschelde en de additionele verwatervoorziening. Dit verbod geldt totdat het door het bevoegd gezag wordt opgeheven.

    Verstoring

  19. De additionele verwatervoorziening mag in een kalenderjaar uitsluitend worden gebruikt in de maanden juni tot en met november.

  20. Buiten de betonde vaarroutes mogen op drooggevallen platen rustende zeehonden niet dichter worden benaderd dan tot een afstand van 1200 meter.

  21. Buiten de betonde vaarroutes mogen groepen op het water rustende of foeragerende vogels niet dichter worden benaderd dan tot afstand van 500 meter.

  22. Door de huurder(s) van de verwaterpercelen moet een urenregistratie worden bijgehouden, die jaarlijks moet worden verstrekt aan vergunninghouder, waaruit moet blijken dat cumulatief (door mossel- en oesterverwateractiviteiten) maximaal 322 uur per jaar ter hoogte van de verwaterpercelen is gewerkt. Desgevraagd moet vergunninghouder deze administratie kunnen verstrekken aan het bevoegd gezag.

Black Box

  1. Het vaartuig dient te beschikken over een volledig operationeel 'Black Box'-systeem welke op een per nader besluit vast te stellen moment (tevens) aangesloten wordt op de Visserijmonitor. In de Vismonitor worden locatie en vaar- en visserij-activiteit geregistreerd daar waar een door de vergunninghouder ondernomen vaar- en visreis geheel of gedeeltelijk zal plaatsvinden in Natura 2000-gebied en gevist wordt op (onder andere) mosselzaad. Dit systeem dient gedurende de vaar- en visreis operationeel te zijn.

  2. De technische vereisten voor het voorgenoemd systeem staan vermeld in bijlage 4 bij deze vergunning.

  3. Bij het ontbreken van een signaal vanuit de Black Box kan door de betrokken toezichthouders niet geverifieerd worden of binnen de kaders van de onderhavige vergunning wordt gewerkt. Bij geconstateerd ontbreken, ontvangt de vergunninghouder vanuit de Nederlandse Oestervereniging en/of LVVN toezichthouder een eenmalige waarschuwing met een hersteltermijn. Na het vervallen van deze termijn en het desondanks ontbreken van voorgenoemd signaal, kan tot handhaving worden overgegaan. Hierop is alleen dan een uitzondering mogelijk wanneer de vergunninghouder zich kan beroepen op het onderstaande 'calamiteitsprotocol'.

  4. Ingeval van uitval van de Black Box geldt het navolgende calamiteitenprotocol:

    1. Bij constatering op zee: onmiddellijke telefonische melding aan de Nederlandse Oestervereniging (algemeen telefoonnummer: 0113-576066). Het vaartuig zal vervolgens via de andere beschikbare systemen (bijvoorbeeld het AIS of VMS) door de Nederlandse Oestervereniging gemonitord worden tot de afronding van de betreffende vaar- en visreis.

    2. Opvolgend uitvaren na bovenstaande uitvalmelding is slechts mogelijk na reparatie en melding van reparatie aan de Nederlandse Oestervereniging , zodat de andere beschikbare systemen niet meer door de Nederlandse Oestervereniging gemonitord hoeven te worden.

    3. Ingeval van verschoonbaar buiten werking blijven van de Black Box (bijvoorbeeld vanwege levertijd van een defect onderdeel) dient hiervan wederom melding gedaan te worden aan de Nederlandse Oestervereniging. Deze uitzondering geldt voor maximaal vijf werkdagen na ontvangst van de uitval-melding. Het vaartuig zal via de andere beschikbare systemen door de Nederlandse Oestervereniging gemonitord worden tot afmelding van het buiten werking zijn van de Black Box door de vergunninghouder bij de Nederlandse Oestervereniging. Na de voorgenoemde periode van vijf werkdagen is een vaar- en visreis zonder Black Box niet toegestaan.

    4. De Nederlandse Oestervereniging is bij melding van een calamiteit met betrekking tot de Black Box verplicht het Ministerie van LVVN op de hoogte te stellen (per e-mail, op het e-mailadres: natuurvergunningen@minlnv.nl).

      Installatie- en toestemmingsverklaring

  5. Enkel met een door het Ministerie van LVVN geaccordeerde set van een installatieverklaring en toestemmingsverklaring in relatie tot de vereiste Black Box kan de onderhavige vergunning in relatie tot het verwateren van oesters benut worden.

  6. De installatieverklaring in relatie tot de Black Box is vormvrij maar dient wel te allen tijde door het ingeschakelde installatiebedrijf voorzien te zijn van een datum en handtekening (of bij ontbreken van een handtekening: het bij dit installatiebedrijf formeel kunnen verifiëren van de juiste installatie en verzegeling). Een achterliggend technisch dossier (inclusief de kenmerken van verzegeling) dient te allen tijde beschikbaar te zijn.

  7. De individuele vergunninghouder geeft middels zijn toestemmingsverklaring de betrokken toezichthouders toegang tot alle, voor deze visserij relevante, Black Box-data en primaire rapportages (vis- en vaartijden, vis- en vaarlocaties, vis- en vaarsnelheid en visserij- en vaaractiviteiten) via de Visserijmonitor.

  8. De reeds ontvangen installatie- en toestemmingsverklaringen van de momenteel operationele Black Box-systemen behouden hun gelding, inclusief de verklaringen die in de context van de voorliggende vergunningaanvragen reeds zijn ingestuurd.

  9. Ingeval van een bedrijfsovername dient een nieuwe toestemmingsverklaring in relatie tot de Black Box door de opvolgende houder van de onderhavige vergunning ingestuurd te worden. Tevens dient de installatieverklaring in relatie tot de Black Box gewijzigd te worden ingeval na het, door het bevoegd gezag te accorderen, (al dan niet tijdelijk) met een ander vaartuig benut gaat worden. Bij het in gebruik nemen van een ander vaartuig dient, in ieder geval, een nieuwe stikstofberekening alsmede een emissie-meetrapportage conform de in deze vergunning aan een dergelijke rapportage gestelde eisen aangeleverd te worden.

  10. Binnen de kaders van de onderhavige vergunning zijn enkel mutaties op deze vergunning qua houderschap mogelijk na insturen van een hierop gericht formeel wijzigingsverzoek en een formeel accorderen daarvan vanuit het Ministerie van LVVN. Voor het kunnen vastleggen van een dergelijke wijziging is het vereist dat het bevoegd gezag de hierop aangeleverde installatie- en toestemmingsverklaring in relatie tot de Black Box heeft geaccordeerd ingeval een bij het verwateren van oesters betrokken vaartuig wordt ingezet en dit vaartuig onder het gewijzigd houderschap valt.

  11. Een wijziging welke van invloed kan zijn op de registratie door de Black Box van de vaar- en/of visactiviteit (bijvoorbeeld een nieuw net, een nieuwe schroef of een nieuwe lier) dient twee weken voor aanvang van de visserij waar het betreffende vaartuig aan zal deelnemen, gemeld te worden via natuurvergunningen@minlnv.nl. Waar noodzakelijk kunnen de betrokken toezichthouders een nieuwe ijking eisen; deze ijking is in ieder geval aan de orde ingeval van een nieuw net welke de vaareigenschappen zal beïnvloeden of bij installatie van een nieuw schroef. Deze ijking dient op initiatief en voor rekening van de vergunninghouders zelf aan de betreffende Black Box-leverancier verzocht te worden. De resultaten van de voorgenoemde ijking dient vijf werkdagen vóór het daadwerkelijk operationaliseren van de wijziging ter registratie gemeld te worden aan het bevoegd gezag (natuurvergunningen@minlnv.nl).

Toezicht

  1. De betrokken toezichthouders en het bevoegd gezag mogen op elk moment in tijd ter verificatie van de vergunning inzage eisen in de Black Box rapportages van de ingezette vaartuigen; deze rapportages worden door de vergunninghouder aangeleverd c.q. ter raadpleging beschikbaar gesteld.

  2. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (Awb), alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s) en tonen deze op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren.

  3. De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen

    Looptijd/geldigheid

  4. De vergunning is geldig van de datum van afgifte tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beëindigd (zie voorschrift 9), doch uiterlijk tot en met 30 november 2026.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. van de Awb kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van de artikel 5.39 en 5.40, lid 1 en lid 2 Omgevingswet kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 18.4 Omgevingswet een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

 

 

Hoogachtend,

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

 

namens deze:

MT-lid Natuurvergunningen

Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

 

 

 

BIJLAGEN:

  1. Passende Beoordeling verwaterpercelen Vondelingen;

  2. Addendum verwaterpercelen Vondelingenplaat-Oestervisser;

  3. Vondelingsplaat TTX percelen;

  4. Technische eisen Black Box.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Op deze vergunningprocedure is de openbare uniforme voorbereidingsprocedure als opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Zienswijze doorgeven

U kunt uw zienswijze op verschillende manieren doorgeven. U doet dit het snelst door het digitale formulier (zie hieronder) in te vullen.

Lukt het niet om de zienswijze door te geven met het digitale formulier? Geef uw zienswijze dan telefonisch door of in een brief. U kunt uw zienswijze niet in een e-mail of via het algemene contactformulier sturen. We nemen deze niet in behandeling.

Digitaal formulier

Geef uw zienswijze op tijd door met een digitaal formulier op https://mijn.rvo.nl/zienswijze-ontwerpbesluit-of-voorgenomen-besluit. Dit kunt u doen tot uiterlijk zes weken na publicatie van dit besluit. U logt hierop in met DigiD (als burger), of met eHerkenning niveau 2+ (als organisatie).

Telefonisch

U moet eerst een afspraak maken. Dit doet u door te bellen naar 088 042 42 42. Kies voor optie 1 en daarna voor optie 4.

Brief

U kunt uw zienswijze ook via de post naar ons sturen. De adresgegevens treft u hieronder aan:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Vergunning en Handhaving

Postbus 40225

8004 DE Zwolle

Zorg dat uw naam, adres en telefoonnummer in de brief staan. Noem in uw brief om welk ontwerpbesluit het gaat. En vertel of u het er wel of niet mee eens bent. Alleen dan kan uw zienswijze meegenomen worden in het nemen van het besluit.

Na uw zienswijze

Nadat u uw zienswijze heeft doorgegeven, krijgt u een ontvangstbevestiging. Alle zienswijzen worden meegenomen in het nemen van een definitief besluit. Als alle zienswijzen verwerkt zijn, krijgt u bericht dat er een Nota van Antwoord is opgesteld. Hierin zijn alle zienswijzen en de reacties daarop samengevoegd. Uw persoonlijke gegevens komen niet in deze nota te staan.

PUBLICATIE BESLUIT

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 3 van de Wet open overheid. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven