Geachte,
Op 15 juni 2023 heeft u een aanvraag ingediend voor een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor de aanleg en exploitatie van het project Amaliahaven 380kV op de Maasvlakte met mogelijke effecten op de Natura 2000-gebieden Voordelta, Voornes Duin, Haringvliet, Duinen Goeree & Kwade Hoek, Grevelingen en Solleveld & Kapittelduinen.
De aanlegfase zal plaatsvinden tussen 1 maart 2024 en 31 december 2026. De vergunning voor de exploitatie is aangevraagd voor onbepaalde tijd.
Procedure
Per e-mail van 26 september 2023 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.
Op 10 oktober 2023 heb ik aanvullende vragen gesteld, waarop ik op 10 oktober 2023, 29 november 2023, 30 november 2023 en 15 december 2023 antwoord van u heb mogen ontvangen.
Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van toepassing.
Het ontwerpbesluit is bekend gemaakt in de Staatscourant van 22 februari 2024, stcrt-2024-5349, en heeft van 23 februari 2024 tot en met 5 april 2024 ter inzage gelegen.
Binnen deze periode zijn geen zienswijzen door mij ontvangen. Het ontwerpbesluit is daarom zonder inhoudelijke wijzigingen omgezet in het onderhavige definitieve besluit.
Besluit
Ik besluit om u op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb de gevraagde vergunning te verlenen.
In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze vergunning ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen zijn onderdeel van dit besluit.
1. AANVRAAG
1.1. Onderwerp
Het project betreft de realisatie en exploitatie van een nieuw 380kV hoogspanningsstation en de aansluiting op het bestaande hoogspanningsnet middels zes nieuwe hoogspanningsmasten en twee nieuwe vakwerkportalen met mogelijke effecten op de Natura 2000-gebieden Voordelta, Voornes Duin, Haringvliet, Duinen Goeree & Kwade Hoek, Grevelingen en Solleveld & Kapittelduinen.
De realisatie worden uitgevoerd in de periode maart 2024 tot en met 2026.
De hoogspanningsmasten- en kabels blijven tijdens de exploitatie in het gebied aanwezig. Er worden voor de gebruiksfase geen activiteiten beschreven die significant negatief effect kunnen hebben op instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
De voorgenomen activiteiten zijn in meer detail beschreven in de aangeleverde Passende Beoordeling (hierna: PB), waaronder in dit geval wordt verstaan:
-
Passende beoordeling voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding op de Maasvlakte; revisie 3.0 (bijlage 1);
-
Natuurtoets hoogspanningsverbinding Maasvlakte, inclusief bouw station Amaliahaven; revisie 3.0 (bijlage 2);
-
AERIUS Calculator-berekeningen RPcmqMuAJDkk (2024) en RNCK7k2yfP6J (2025); (bijlage 3a en 3b);
-
Stikstofdepositie-onderzoek (Stage IV); definitief revisie 4.0 (bijlage 4);
-
Beoordeling stikstofdepositie; Aanleg hoogspanningsstation en -verbinding Amaliahaven; definitief revisie 3.0 (bijlage 5).
1.2. Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub a onder 6°, luidend: 'hoogspanningsverbindingen met een spanning van ten minste 220 kV en de daarmee verbonden schakel- en transformatorstations en andere hulpmiddelen' van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.
De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.
1.3. Vergunningplicht
De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden Voordelta, Voornes Duin, Haringvliet, Duinen Goeree & Kwade Hoek, Grevelingen en Solleveld & Kapittelduinen significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.
1.4. Beoordeling van projecten
1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen
De activiteiten waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, betreffen een project in de zin van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb dat, omdat zij, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van de genoemde Natura 2000-gebieden.
De door u voorgenomen activiteiten zijn te beschouwen als één project, omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
1.4.2. Passende beoordeling
Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. De PB moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van de genoemde gebieden. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De met de aanvraag meegezonden rapporten die de Passende Beoordeling vormen (zie 1.1), toetsen de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit de aanwijzingsbesluiten en/of wijzigingsbesluiten van de betrokken Natura 2000-gebieden.
1.5. Beleid
Het nationale belang van de energietransitie, de hiermee samenhangende noodzaak tot onafhankelijkheid van andere energiebronnen en het behalen van de klimaatdoelen zijn zwaarwegende beleidsfactoren.
Dit nieuwe hoogspanningsstation, Amaliahaven 380kV, voorziet in aansluitcapaciteit voor onder meer waterstofinitiatieven en Net op zee-verbindingen, waaronder IJmuiden Ver Beta én IJmuiden Ver Gamma en draagt zo bij aan het kunnen elektrificeren van de energiebehoefte. Hierdoor is het project randvoorwaardelijk voor de energietransitie en verduurzaming van de industrie en kan het in de toekomst leiden tot minder stikstof- en CO2-uitstoot door deze sectoren.
Dit project is hiermee in lijn met het oogmerk van de Europese Noodverordening om de energietransitie te versnellen, en de Nederlandse doelen op het gebied van klimaat en energie te behalen.
Evenwel betekent dat niet dat niet getoetst moet worden aan de Wet natuurbescherming.
2. BEOORDELING
2.1 Afbakening
Gebied
De beoogde activiteit vindt plaats op de Maasvlakte in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden Voordelta, Voornes Duin, Haringvliet, Duinen Goeree & Kwade Hoek, Grevelingen en Solleveld & Kapittelduinen.
Gevolgen
Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen op de habitat of het leefgebied kunnen optreden. Het betreft:
-
de achteruitgang van de kwaliteit van habitattype en leefgebied door chemische factoren, te weten stikstofdepositie;
-
de achteruitgang van de kwaliteit van leefgebied door ruimtelijke factoren die mogelijke gevolgen hebben voor specifiek voor deze gebieden aangewezen soorten aalscholver en visdief.
Natuurwaarden
De beschermde natuurwaarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').
Conclusie afbakening
Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.
2.2. Mogelijke effecten en mitigatie
Hieronder volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de bij de aanvraag gevoegde rapporten voor de PB.
2.2.1. Kwaliteit van habitat en leefgebied
Chemische factoren
De effectenanalyse voor chemische factoren betreft alleen die voor vermesting en verzuring door stikstofdepositie. De toelichting op deze depositie van stikstof staat in 2.3.
Ruimtelijke factoren
Naar aanleiding van de Natuurtoets zijn in de rapportage 'Passende beoordeling voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding op de Maasvlakte' de mogelijke effecten van het project op de instandhoudingsdoelstellingen van de visdief en de aalscholver beschreven in de N2000 gebieden Voordelta en Voornes Duin.
In de PB staat beschreven dat het voorkomen in het plangebied van aalscholver en visdief die gebonden zijn aan Natura 2000-gebied Voordelta kan worden uitgesloten vanwege de afstand van het open water van de Voordelta tot ligging van het plangebied (ca. 3 km) en het gegeven dat het plangebied geen oppervlaktewater kent waar aalscholvers en visdieven kunnen foerageren. Ik onderschrijf de conclusie dat hiermee significant negatieve effecten van het voornemen op de instandhoudingsdoelstellingen van de visdief en aalscholver zijn uitgesloten.
In de PB is voor het voorspelde aantal slachtoffers per broedseizoen (3 exemplaren) berekend dat deze additionele sterfte niet leidt tot overschrijding van de toegestane drempelwaarde voor de onderzochte populatie van de aalscholver. Bij deze berekeningen zijn de effecten van mitigerende maatregelen, te weten draadmarkeringen in de vorm van varkenskrullen, meegenomen. De berekening geeft aan dat de impact van het voornemen voor de aalscholver acceptabel is.
Ik onderschrijf de conclusie dat het voornemen na toepassing van mitigerende maatregelen geen significant negatief effect heeft op de onderzochte populaties van aalscholvers van de genoemde Natura 2000-gebieden. De mitigerende maatregelen zijn ter borging opgenomen in voorschrift 12.
2.3. Stikstofdepositie
Naar aanleiding van 'Natuurtoets hoogspanningsverbinding Maasvlakte, inclusief bouw station Amaliahaven' is de rapportage 'Beoordeling stikstofdepositie' opgesteld op basis van Aerius-berekeningen (zie bijlage 3).
Deze AERIUS-berekeningen tonen aan dat in de aanlegfase van het project sprake is van een tijdelijke toename in stikstofdepositie op een aantal habitattypen en leefgebieden van de Natura 2000-gebieden Voordelta, Voornes Duin en Solleveld & Kapittelduinen.
De werkzaamheden worden uitgevoerd over een periode van 2 jaar. In het eerste jaar (beoogde uitvoering in 2024) is de hoogste bijdrage 0,02 molN/ha/jr. En in het tweede jaar (beoogde uitvoering in 2025) is de hoogste bijdrage 0,01 molN/ha/jr. De totale uitvoering bedraagt minder dan 0,05 molN/ha/jr in 2 jaar. Een eventuele vertraging van het project resulteert niet in een toename in stikstofdepositie omdat alle relevante emissies in kaart zijn gebracht. De depositie zal bij een onvoorziene vertraging van het project niet toenemen.
Een aantal van de habitattypen in dit Natura 2000-gebied zijn wat betreft stikstofdepositie overbelast, wat inhoudt dat de achtergronddepositie hoger is dan de Kritische Depositie Waarde (KDW).
In de rapportage Beoordeling stikstofdepositie (bijlage 5) wordt onderbouwd dat het project geen belemmering zal zijn voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de overbelaste habitattypen waar depositie voorkomt:
Voornes Duin
Onderstaande habitattypen zijn niet stikstofgevoelig (de KDW is > 2400 mol/ha/jr):
Op onderstaande is geen sprake is van een projectbijdrage:
-
H2170 Kruipwilgstruwelen;
-
H2190C Vochtige duinvalleien (ontkalkt);
-
H7210* Galigaanmoerassen.
Voor onderstaande habitattypen is geen sprake van een (naderende) overschrijding van de KDW:
Voor bovengenoemde habitattypen geldt daarom dat significant negatieve effecten uitgesloten kunnen worden.
Voor onderstaande habitattypen geldt dat er sprake is van een toename van de overschrijdingvan de KDW:
-
H2120 Witte duinen;
-
H2130A* Grijze duinen (kalkrijk);
-
H2130B* Grijze duinen (kalkarm);
-
H2130C* Grijze duinen (heischraal);
-
H2180Ao Duinbossen (droog) overig;
-
H2180C Duinbossen (binnenduinrand);
-
H2190Aom Vochtige duinvalleien (open water) oligo- tot mesotrofe vormen;
-
H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk).
Op basis van een ecologische beoordeling van het stikstofeffect is gebleken dat significante gevolgen ten aanzien van deze habitattypen kunnen worden uitgesloten.
De nauwe korfslak komt voor in:
-
H2160 Duindoornstruwelen;
-
H2180B Duinbossen (vochtig);
-
H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk);
-
Lg12 Zoom, mantel en droog struweel.
Op de habitattypen en het leefgebied is een projectbijdrage aan de orde. Voor H2160 Duindoornstruweel en H2180B Duinbossen (vochtig) is echter geen (naderende) overschrijding van de KDW aan de orde. Voor H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) en Lg12 Zoom, mantel en droog struweel geldt dat er wel sprake is van een overschrijding van de KDW.
De noordse woelmuis komt voor in:
-
Moerassen, natte ruigten (o.a. H6430B);
-
vochtige duinvalleien (H2190B, H2190C, H2190D).
Voor H2190C geldt dat er geen sprake is van een projectbijdrage. Voor H2190D en H6430B geldt dat deze habitattypen niet stikstofgevoelig zijn. Voor H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) geldt dat er wel sprake is van een (naderende) overschrijding van de KDW.
De groenknolorchis komt voor in H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk.) Voor dit habitattype is sprake van een projectbijdrage en een overschrijding van de KDW.
Op basis van een ecologische beoordeling van de stikstofdepositie is gebleken dat significant negatieve effecten van het project ten aanzien van deze habitatsoorten kunnen worden uitgesloten.
Solleveld en Kapittelduinen
Voor habitattype H2190D Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) geldt dat het niet stikstofgevoelig is (de KDW is 2400).
Op onderstaande habitattypen is geen sprake van stikstofdepositie vanuit het project:
Bij onderstaande habitattypen is geen sprake van een (naderende) overschrijding van de KDW:
-
H2120 Witte duinen;
-
H219Ae Vochtige duinvalleien (open water) (matig) eutrofe vormen;
-
H2190Aom Vochtige duinvalleien (open water), oligo- tot mesotrofe vormen;
-
H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk).
Voor bovengenoemde habitattypen geldt daarom dat significant negatieve effecten uitgesloten kunnen worden.
Voor onderstaande habitattypen geldt dat er sprake is van een toename en een overschrijding van de KDW:
-
H2130A *Grijze duinen (kalkrijk);
-
H2150* Duinheiden met struikhei;
-
H2160 Duindoornstruwelen;
-
H2180Abe Duinbossen (droog), berken- eikenbos;
-
H2180Ao Duinbossen (droog), overig;
-
H2180C Duinbossen (binnenduinrand).
Op basis van een ecologische beoordeling van het stikstofeffect is gebleken dat significant negatieve effecten van het project ten aanzien van deze habitattypen kunnen worden uitgesloten.
De nauwe korfslak komt voor in:
-
H2160 Duindoornstruwelen;
-
H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk);
-
Lg12 Zoom, mantel en droog struweel.
Op de habitattypen en het leefgebied is een projectbijdrage aan de orde. Voor H2190B Vochtige duinvalleien (kalkrijk) is echter geen overschrijding van de KDW aan de orde. Voor H2160 Duindoornstruweel en Lg12 Zoom, mantel en droog struweel geldt dat er wel sprake is van een overschrijding van de KDW.
Op basis van een ecologische beoordeling van het stikstofeffect is gebleken dat significant negatieve effecten van het project ten aanzien van deze habitatsoort kunnen worden uitgesloten.
In de Voordelta is geen sprake van een projectbijdrage die leidt tot een overschrijding van de KDW. Daaorm kunnen significant negatieve effecten van stikstof worden uitgesloten voor het N2000 gebied Voordelta.
De PB beschrijft de relatie tussen de beheersmaatregelen ter voorkoming van vermesting, en de beperkte, tijdelijke projectbijdrage. Door de PB wordt geconcludeerd dat de beperkte, tijdelijke projectbijdrage het realiseren van de ISHD niet belemmert in deze specifieke gebieden en dus geen significant negatieve effecten heeft op de genoemde Natura 2000-gebieden.
De betreffende Natuurtoets, AERIUS Calculatorberekeningen en de rapportage Beoordeling stikstofdepositie zijn als bijlagen bij onderhavig besluit gevoegd (bijlagen 2, 3, respectievelijk 5).
2.4. Cumulatie
Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor de desbetreffende Natura 2000-gebieden. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.
Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, geen significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
De PB geeft aan dat de uitvoering van de activiteiten niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden Voordelta, Voornes Duin, Haringvliet, Duinen Goeree & Kwade Hoek, Grevelingen en Solleveld & Kapittelduinen.
In de PB is onderzocht bij welke projecten cumulatie van effecten zou kunnen optreden. Projecten die hierin meegenomen zijn, zijn de zes windparken Bouwdokken (Neeltje Jans), Slufterdam, Noord-Beveland, Kroningswind, Tweede Maasvlakte en opschaling Windpark Landtong Rozenburg.
Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.
2.5. Conclusie
Met de door u uitgevoerde PB en de hieronder aan de vergunning verbonden voorschriften is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.
Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.
Ik maak u erop attent dat u voor het kunnen benutten van de onderhavige vergunning ook moet kunnen beschikken over andere vergunningen. De onderhavige vergunning betreft louter een toestemming op grond van de Wnb en de daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.