Geachte,
Op 28 december 2023 heeft u een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) aangevraagd voor de Frederikkazerne in Den Haag. Op het terrein van de Frederikkazerne vinden komende jaren diverse ontwikkelingen plaats. Verschillende gebouwen worden gesloopt of opgeknapt. Tevens wordt nieuwbouw voorzien. Effecten zijn beschouwd op Natura 2000-gebieden Meijendel & Berkheide en Westduinpark & Wapendal.
Procedure
Op 18 januari 2024 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. Op 26 februari 2024 heb ik verzocht om aanvulling van die aanvraag. Het antwoord op het aanvullingsverzoek is op 13 maart 2024 aangeleverd. Op 10 april 2024 zond u nog een nader stuk in.
Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van toepassing. Het besluit tot toepassing is gepubliceerd in de Staatscourant van 24 december 2021, stcrt-2021-50392.
Dit ontwerpbesluit wordt gepubliceerd, waarna zienswijzen kunnen worden ingediend binnen zes weken. Zienswijzen kunnen aanleiding geven om dit ontwerpbesluit nog te wijzigen en/of nader te onderbouwen.
Besluit
Ik besluit om uw aanvraag positief af te wijzen. Dat betekent dat ik van oordeel ben dat er geen Wnb-vergunning nodig is.
Omdat de aanvraag positief wordt afgewezen, beschouw ik het stuk dat door u wordt aangeduid als passende beoordeling, in het vervolg als een voortoets.
De positieve weigering heeft rechtskracht zolang de activiteit wordt uitgevoerd overeenkomstig de voortoets, waaronder de stikstofberekeningen die bij de aanvraag zijn overgelegd. Als de activiteit anders wordt uitgevoerd dan is aangevraagd, en kan leiden tot significante gevolgen, is sprake van overtreding van art. 2.7, lid 2 Wnb (thans artikel 5.1 lid 1 aanhef sub e van de Omgevingswet).
In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die aan dit besluit ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.
AANVRAAG
1.1 Onderwerp
De voorgenomen activiteiten zijn beschreven in de aanvraag. U heeft uw aanvraag als volgt toegelicht.
De belangrijkste wijzigingen op het terrein van de Frederikkazerne zijn:
- Sloop van een aantal gebouwen en parkeerfaciliteiten;
- Realisatie van nieuwe gebouwen;
- Voorts betreft het project de vervanging van 5 ketels van gebouw 108 en de realisatie van twee POP huisjes (vergelijkbaar met electriciteitshuisjes);
- Aanleg van een tijdelijk parkeerdek;
- Daarnaast vindt onderhoud plaats van ICT-infra (o.m. het verleggen van kabels en leidingen);
- Een Warmte Koude Opslag (WKO) wordt buiten het terrein van de kazerne gerealiseerd ten behoeve van de energievoorziening;
- Er wordt een benodigde aansluiting door STEDIN gerealiseerd.
De aanlegfase is voorzien voor de periode 2024-2031, aansluitend is er de gebruiksfase.
Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.
1.2 Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en het artikel 1.3, lid 1 sub a, 3 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.
De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.
1.3 Overgangsrecht
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De aanvraag is ingediend onder de Wnb. Op grond van het overgangsrecht van de Omgevingswet handelt het bevoegd gezag een aanvraag van vóór 1 januari 2024 af op grond van het oude recht. Dit betekent dat het bevoegd gezag een besluit neemt op basis van de Wnb en dat de Wnb/wetgeving van voor 1 januari 2024 van toepassing blijft totdat het besluit onherroepelijk is.
2. VOORTOETS
2.1 Afbakening
Gebied
In de aanlegfase vindt enige extra depositie plaats op een deel van de Natura 2000-gebieden Meijendel & Berkheide en Westduinpark & Wapendal. Effecten op andere gebieden zijn op voorhand uitgesloten.
Gevolgen
In antwoord op het aanvullingsverzoek is voldoende onderbouwd dat er geen sprake is van mogelijk significante effecten vanwege verstoring door geluid.
Zodat alleen is gekeken naar effecten van stikstofdepositie.
Natuurwaarden
De natuurwaarden (instandhoudingsdoelen) die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn weergegeven in hoofdstuk 4 en 5 van de Voortoets.
De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Nederlandse Natura 2000-gebieden staan voorts vermeld op www.natura2000.nl.
Conclusie afbakening
Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.
2.2 Mogelijke effecten
Hieronder volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de Voortoets.
Ten tijde van aanwijzing van de betreffende Natura 2000-gebieden in 2004 was de Frederikkazerne reeds langdurig in gebruik, de toen nieuwste gebouwen dateerden van 1983.
Emissie van stikstof wordt in de referentiesituatie veroorzaakt door verkeer en door energieverbruik en voorts door noodstroomvoorzieningen (die buiten beschouwing zijn gelaten).
Uit de revisievergunning Wet milieubeheer die is aangevraagd in 2001 en is verleend in 2005 blijkt afdoende dat er in de referentiesituatie reeds sprake was van bijvoorbeeld 2,2 miljoen m3 aardgasverbruik per jaar.
In de aanlegfase is tijdelijk sprake van extra depositie op een deel van de overbelaste hexagonen in de betreffende Natura 2000-gebieden.
Het gaat om maximaal 0,02 mol/ha/jaar op een deel van Meijendel & Berkheide en om maximaal 0,01 mol/ha/jaar op een deel van Westduinpark & Wapendal. Dat is maar in maximaal 2 jaar van de aanlegfase het geval. In andere jaren is er minder depositie of is de depositie op sommige hexagonen lager dan in de referentiesituatie. In de gebruiksfase is er een permanente afname ten opzichte van de referentiesituatie.
Vervolgens is door u beoordeeld of er sprake is van significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelen ten gevolge van dit project. U concludeert per habitattype dat dit niet het geval is. Ik onderschrijf die conclusies. Weliswaar is er tijdelijk sprake van een kleine toename van depositie, maar die is zodanig beperkt dat die op zich niet leidt tot significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen. Vervolgens is in de permante situatie juist sprake van een afname van depositie.
2.3 Conclusie
Met de door u uitgevoerde voortoets, de daarbij behorende stukken en de beantwoording van het aanvullingsverzoek is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.
Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning positief moet worden afgewezen. Het is niet noodzakelijk om mitigerende maatregelen op te leggen.
Hoogachtend,
De Minister voor Natuur en Stikstof,
namens deze:
MT-lid Directoraat-Generaal Natuur en Visserij
Bijlagen
-Voortoets inclusief stikstofonderzoek;
-Aerius projectberekening aanlegfase;
-Aerius projectberekening gebruiksfase;
- Antwoord op aanvullingsverzoek;
- Revisievergunning Wet milieubeheer.