AANVRAAG
1.1. Onderwerp
Bij seismische onderzoeken wordt een bron gebruikt om geluidsgolven te genereren, aangesloten op een configuratie van ontvangers of sensoren om de gereflecteerde geluidsgolven op te nemen. De geluidsgolven worden gegenereerd door airguns met perslucht (airgun-arrays). Voor de gesleepte streamer setup worden de hydrofoons in streamers geplaatst die achter een bewegend onderzoeksvaartuig worden gesleept of 'gestreamd'. Streamers zijn vuistdikke, kilometerslange slangen met ingebouwde hydrofoons (onderwatermicrofoons) die het geluid opvangen. Deze streamers zijn doorgaans 3 tot 8 kilometer lang. Voor 3D-onderzoeken zoals deze, worden over het algemeen twee of drie airgun-arrays en meerdere streamers (6 - 8) ingezet.
Het onderzoeksgebied ligt ten westen van de kust van de provincie Zuid-Holland tussen de Maasvlakte en Zandvoort. Op het dichtstbijzijnde punt bevindt het onderzoeksgebied zich ongeveer 10 km van de Nederlandse kustlijn bij de Maasvlakte. Westwaarts strekt het onderzoek zich uit tot de grens tussen de Exclusieve Economische Zone (EEZ) Nederland en het Verenigd Koningrijk (VK). Het voorgestelde onderzoeksgebied zal een oppervlakte van bijna 1.500 km2 beslaan. Inclusief de vaarlijnen beslaat het werkgebied bijna 2.300 km2. Het seismisch onderzoek overlapt met circa 85 km2 het Natura 2000-gebied Bruine Bank en nadert het Natura 2000-gebied Voordelta tot op een afstand van 6,5 km.
Planning en looptijd
Het seismisch onderzoek vindt plaats in de periode januari tot en met april 2025 of in de periode januari tot en met april 2026, waarbij april bedoeld is voor eventuele uitloop van de werkzaamheden, zo blijkt uit uw laatste bericht.
Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naarde aanvraag en de bijlagen daarbij.
1.2. Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, subonderdeel b. onder 3°, van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag. De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.
1.3. Vergunningplicht
De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden Bruine Bank en Voordelta significante gevolgen hebben voor de instandhoudings-doelstellingen van die gebieden. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb. De Wet natuurbescherming is van toepassing omdat de aanvraag voor 1 januari 2024 is ingediend.
1.4. Beoordeling van projecten
1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen
De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De door u voorgenomen activiteiten zijn te beschouwen als één project, omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
1.4.2. Passende beoordeling
Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een passende beoordeling (hierna: PB) heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van de betrokken Natura 2000-gebieden.
In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB.
1.5. Beleid
Op 19 juni 2021 is het 'Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee' (Noordzeeakkoord) aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit akkoord omvat afspraken tussen het Rijk en stakeholderpartijen over keuzes en beleid gericht op de balans in activiteiten en ecologie op de Noordzee tot en met 2030. Over 3D seismisch onderzoek zijn er bij punt 5.15 de volgende punten opgenomen:
• Bij het eerstvolgende 3D seismisch onderzoek wordt gelijktijdig een gezamenlijk onderzoeksprogramma opgezet voor het verzamelen van informatie over de minimale geluidsniveaus die nodig zijn om de benodigde informatie over de opsporing en winnen van koolwaterstoffen te verkrijgen, op kosten van de olie- en gassector.
• De bruinvissen zijn extra kwetsbaar voor verstoring tijdens het voortplantingsseizoen, ongeveer tussen 1 mei en 1 september. Partijen spreken af dat de olie-en gassector voorlopig zoveel mogelijk buiten deze voortplantingsperiode de 3D seismische onderzoeken laat uitvoeren.
• De airguns die weinig hoge frequenties uitzenden worden waar mogelijk gebruikt voor 3D seismisch onderzoek.
BEOORDELING
2.1 Afbakening
Gebied
Het onderzoeksgebied staat bekend als de P & O mijnbouwblokken en ligt ten westen van de kust van de provincie Zuid-Holland tussen de Maasvlakte en Zandvoort. Het onderzoeksgebied zal een oppervlakte van bijna 1.500 km2 beslaan. Inclusief de vaarlijnen beslaat het werkgebied bijna 2.300 km2. Het seismisch onderzoek overlapt met circa 85 km2 het Natura 2000-gebied Bruine Bank en nadert het Natura 2000-gebied Voordelta tot op een afstand van 6,5 km.
Andere Natura 2000-gebieden liggen op grotere afstand. Gezien de afstand en de bij de aanvraag gevoegde inhoudelijke informatie zijn significante gevolgen en kwaliteitsverslechtering op de betreffende beschermde natuurwaarden met zekerheid uitgesloten. Deze gebieden vallen daarmee buiten de beoordeling van dit project.
Gevolgen
Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden.
Er kunnen (tijdelijke) effecten van onderwatergeluid en bovenwaterverstoring optreden in Natura 2000-gebied Bruine Bank en (tijdelijke) effecten van onderwatergeluid in Natura 2000-gebied Voordelta. Voorts is gekeken naar stikstofemissie en -depositie op diverse (duin)gebieden.
Natuurwaarden
De natuurwaarden (instandhoudingsdoelstellingen) van Natura 2000-gebieden Bruine Bank en Voordelta staan meer in detail beschreven in hoofdstuk 4 en 5 van de PB.
De beschermde natuurwaarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden staan vermeld op www.natura2000.nl.
Voorts zijn in de PB betrokken de effecten op het door het VK aangewezen 'Special Area of Conservation (SAC) the Southern North Sea'. Dat gebied loopt langs de oostelijke kust van Engeland, voornamelijk in de offshore wateren van het centrale naar het zuidelijke deel van de Noordzee. Het aangewezen gebied is relatief groot; het start ter hoogte van de Doggersbank tot aan de Straat van Dover in het zuiden. Ongeveer twee derde van het gebied (het noordelijke deel) is een belangrijk gebied voor de bruinvis gedurende het zomerseizoen, terwijl het zuidelijke gedeelte aangewezen is vanwege hogere waargenomen dichtheden in de winter. Dieptes in dit gebied variëren van 40 meter tot 75 meter. Het habitat karakteriseert zich door een grove zandbodem en lijkt een voedselrijk gebied te zijn voor de bruinvis. Voor de bescherming van die soort is het gebied specifiek aangewezen.
Conclusie afbakening
Ik ben van oordeel dat de afbakening van de gebieden en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.
2.2 Mogelijke effecten en mitigatie
In het onderstaande volgt voor de Natura 2000-gebiedsbescherming, per gebied de beoordeling van de toetsing aan de instandhoudingsdoelstellingen zoals beschreven in de PB. Per habitattype of –soort wordt het effect op de instandhoudingsdoelen behandeld.
Bruine Bank
Er wordt ongeveer 65 uur door de Bruine Bank gevaren, waarvan 34,56 uur zal worden geschoten met de airguns. Natura2000-gebied de Bruine Bank is aangewezen voor 6 niet-broedvogelsoorten: jan-van-gent, grote jager, dwergmeeuw, grote mantelmeeuw, zeekoet en alk.
De alk, zeekoet en jan-van-gent kunnen waarschijnlijk reageren op het onderwatergeluid geproduceerd door de airguns. Deze soorten zullen echter waarschijnlijk het gebied vermijden en, indien het onderwatergeluid als verstorend wordt ervaren, kunnen ze direct terugkeren naar het oppervlakte. Er is sprake van tijdelijke verstoring en tijdelijke afname van kwaliteit en oppervlak van het leefgebied. Na het onderzoek is het leefgebied niet aangepast.
Alle 6 niet-broedvogelsoorten kunnen aanwezig zijn in het onderzoeksgebied en zijn gevoelig voor bovenwaterverstoring. Er zijn geen ruiperiodes van deze vogelsoorten bekend in de geplande periode van het onderzoek, wel kunnen er hoge aantallen van de verschillende soorten aanwezig zijn. Daarnaast ligt het onderzoeksgebied deels in en nabij een druk bevaren scheepvaarroute, waardoor er sprake kan zijn van enige vorm van gewenning.
Mitigerende maatrgelen
Om significant negatieve effecten te voorkomen dienen maatregelen voor licht-emissie te worden genomen en er zal gebruik moeten worden gemaakt van een vogelwaarnemer.
Voordelta
Het onderzoek nadert de Voordelta tot op een afstand van 6,5 km. Natura2000-gebied Voordelta is aangewezen voor o.a. de zeezoogdieren bruinvis, gewone zeehond en grijze zeehond, de vissen zeeprik, rivierprik, fint en elft, en 30 soorten niet-broedvogels.
Zeezoogdieren, zoals bruinvissen en zeehonden, zijn gevoelig voor (een deel van de) frequentie die gebruikt wordt bij seismisch onderzoek. Er is berekend dat het onderzoek leidt tot minimaal 42.707 en maximaal 195.256 bruinvisverstoringsdagen. Dit leidt tot een populatiereductie van 28 tot 165 bruinvissen, wat 0,04% tot 0,26% afname van NCP-populatie zou beteken. Er is sprake van een gemiddelde onderzoeksomvang van 2.000 km2, waarbinnen het aannemelijk is dat seismische verstoring van deze omvang reeds in de populatie-aantallen en staat van instandhouding verwerkt is. Er is sprake van tijdelijke verstoring en tijdelijke afname van kwaliteit en oppervlak van het leefgebied. Na het onderzoek is het leefgebied niet aangepast. Het optreden van PTS wordt uitgesloten door het nemen van de maatregelen en in de directe omgeving is voldoende ruimte om ongestoord te foerageren. Er zijn geen significant negatieve effecten van het onderzoek op de populatie bruinvissen te verwachten.
Het aantal verstoorde gewone zeehonden ligt tussen de 52 en 175 dieren, wat 0,56% tot 1,90% van de Nederlandse populatie is. Het aantal verstoorde grijze zeehonden ligt tussen de 42 en 93 dieren, wat 0,6% tot 2,06% van de Nederlandse populatie is. Verstoorde zeehonden kunnen zich verplaatsen naar de directe omgeving, waar minder verstorende activiteiten aanwezig zijn. Er is sprake van tijdelijke verstoring en tijdelijke afname van kwaliteit en oppervlak van het leefgebied. Na het onderzoek is het leefgebied niet aangepast. Het optreden van PTS wordt uitgesloten door het nemen van de maatregelen en er zullen geen rustplaatsen verstoord worden. Er zijn geen significant negatieve effecten van het onderzoek op de populatie gewone zeehond en grijze zeehond te verwachten.
Voor de vissen zeeprik, rivierprik en fint zijn geen voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig voor zover bekend. Ook zijn de dichtheden van deze soorten op open zee laag en zullen er geen vislarven aanwezig zijn wegens de anadrome leefwijze. Er is sprake van tijdelijke afname van het oppervlak en de kwaliteit van het leefgebied. Door het nemen van de maatregelen kunnen individuen zich verplaatsen naar de directe omgeving. Er zijn geen significant negatieve effecten van het onderzoek op de populaties zeeprik, rivierprik en fint te verwachten.
Vogels die zijn meegenomen in de effectenbeoordeling zijn roodkeelduiker, aalscholver, visdief, toppereend, zwarte zee-eend, eider en brilduiker. Deze soorten kunnen mogelijk reageren op het onderwatergeluid geproduceerd door de airguns. Het gebied met onderwatergeluid dat aannemelijk verstorend kan zijn voor deze vogels, zal echter waarschijnlijk al vermeden worden en, indien het onderwatergeluid als verstorend wordt ervaren, kunnen ze direct terugkeren naar het oppervlakte. Er is sprake van tijdelijke verstoring en tijdelijke afname van kwaliteit en oppervlak van het leefgebied. Na het onderzoek is het leefgebied niet aangepast. Er zijn geen significant negatieve effecten van het onderzoek op de vogelsoorten te verwachten.
Mitigrende maatregelen
Er zijn verschillende maatregelen die genomen dienen te worden.
Ten eerste dient er gebruik te worden gemaakt van Marine Mammal Observers (MMO) en Passive Acoustic Monitoring (PAM) om te monitoren op de aanwezigheid van zeezoogdieren in een zone van 500 meter rondom de airguns. Voor het opstarten van een airgun dient minimaal 30 minuten gemonitord te worden. Indien een zeezoogdier zich binnen de 500 meter zone bevindt, dient er gewacht te worden met het opstarten van de airguns tot het dier minimaal 20 minuten buiten deze zone is, conform JNCC guidelines. Ook tijdens het gebruik van de airguns en tijdens pauzes dient er gemonitord te worden. Er dient gebruik te worden gemaakt van getrainde MMO's die advies geven over het gebruik van het ecologisch werkprotocol en bestaande richtlijnen (JNCC, IAGC) en om pre-shooting onderzoeken uit te voeren naar zeezoogdieren voordat met het seismische onderzoek wordt begonnen. Alle waarnemingen moeten gedaan worden vanaf de source schepen, voor MMO is een hoog platform met een duidelijk vrij zicht op de horizon benodigd. PAM moet worden bediend door een deskundige. Alle waarnemingen moeten worden gedaan vanaf de source schepen.
Ten tweede dient er gebruik te worden gemaakt van een gekwalificeerde vogelwachter om te monitoren op de aanwezigheid van groepen vogels in een zone van 500 meter rondom de airguns, vergelijkbaar met MMO. Indien groepen vogels zich binnen de 500 meter zone bevinden, dient er gewacht worden met het opstarten van de airguns of het vervolgen van het onderzoek tot de vogels minimaal 20 minuten buiten deze zone zijn. Ook indien er onvoldoende zicht is, kan de vogelwachter besluiten dat er gewacht dient te worden met het opstarten van de airguns of het vervolgen van het onderzoek.
Ten derde dient er gebruik te worden gemaakt van een Acoustic Deterrent Device (ADD), die wordt ingezet gedurende 30 minuten bij de eerste start van het onderzoek en bij onderbrekingen van meer dan 12 uur. De ADD dient ook continu ingeschakeld te zijn tijdens lijnwisselingen wanneer luchtdrukgeweren zijn uitgeschakeld.
Na de ADD dient gebruikt te worden gemaakt van een soft start voor minimaal 60 minuten bij aanvang van het onderzoek en als er een pauze is geweest van langer dan 12 uur, waarbij lagedrukgeluidsgolven worden opgewekt waarna deze druk geleidelijk en in uniforme stappen wordt opgevoerd tot voor het seismische onderzoek benodigde niveau. Bij een pauze van minder dan 12 uur is een soft start van minimaal 30 minuten voldoende.
In plaats van akoestische signalen tijden de bochten tussen twee vaarlijnen volledig stil te leggen, dient een mitigatiesignaal toe gepast te worden. Hierbij wordt minimaal elke 5 minuten een kleiner signaal afgegeven. Tijdens de laatste 10 minuten van de draai wordt het volume weer verhoogd tot het gewenste volume voor het onderzoek.
Voorts heeft aanvrager in antwoord op vragen van LNV geantwoord dat bij de modellering zijn initiële berekeningen uitgevoerd voor conventionele airguns (geen e-source airguns). Op grond van de berekeningen met deze airguns is gebleken dat, om onderwatergeluid boven drempelwaarden voor bruinvissen en zeehonden te voorkomen, de onderzoeksgebieden verkleind moesten worden en e-source airguns toegepast moeten worden. Het gebruik van de e-source airgun is daarom in de activiteitomschrijving opgenomen. Shell zal na de aanbesteding van de seismic survey contractor en bijhorende schip opnieuw 'maatwerk' modelleren en indien nodig de juiste geluidsbron met hoogfrequente ruisonderdrukking (bandwith controlled) selecteren. Dat is in principe e-source of optioneel een vergelijkbare technologie die wordt ingezet om negatieve effecten op mariene organismen zoveel mogelijk te voorkomen.
Daarnaast moeten de werklampen op de schepen worden voorzien van adequate armaturen om onnodige lichtemissie buiten de schepen te voorkomen.
Verenigd Koninkrijk: SAC Southern North Sea en MCZ
Het Verenigd Koninkrijk heeft twee relevante beschermde gebieden voor dit onderzoek. Ten eerste is Special Areas of Conservation (SAC) Southern North Sea aangewezen beschermd gebied voor de bruinvis. Het Noordelijke deel (ongeveer twee derde van het gebied) is een belangrijk gebied gedurende het zomerseizoen, terwijl het zuidelijke gedeelte aangewezen is vanwege hogere waargenomen dichtheden in de winter. Een gemiddelde dichtheid van 0,55 km2 kan als worst-case worden aangehouden in dit gebied. Ten tweede ligt een nationale marine conservation zone (MCZ) relatief nabijgelegen aan het onderzoeksgebied op circa 51 km, aangewezen voor Kleine kathaai, Bruinvis en verschillende zeevogels.
Stikstofdepositie
Er zijn verschillende scenario's doorgerekend. Tier-emissienormen zijn emissienormen voor scheepsmotoren. Uiteindelijk kiest Shell voor scenario 7. In antwoord op vragen van LNV wordt aangeven: Het klopt dat in scenario 7 alleen het survey vessel Tier III is en dit staat inderdaad niet eenduidig in de PB. In scenario 7 voldoet het survey vessel aan Tier III en de support- en guard vessels aan Tier I. Bij dit scenario wordt voor geen enkel stikstofgevoelig Natura 2000-gebied een depositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar stikstof berekend, waarmee de conclusie van de PB van kracht blijft.
Mitigerende maatregel
De survey vessel voldoet aan Tier III en de support- en guardvessels voldoen aan Tier I.
2.3 Cumulatie
In de PB is beoordeeld dat alleen voor de drukfactor onderwatergeluid negatieve effecten op beschermde zeezoogdieren en zoutwatervissen niet uit te sluiten zijn.
In de cumulatietoets worden daarom projecten beschouwd waarvan onderwatergeluidseffecten worden verwacht op deze beschermde soorten. De onderstaande projecten in de Noordzee worden beschouwd:
Kabels en leidingen:
• Net op Zee IJmuiden Ver Alpha, Bèta en Gamma
• Net op Zee Nederwiek 1, 2 en 3
Windparken:
• Nederland • Verenigd Koninkrijk
Deze projecten worden de komende jaren gerealiseerd. In de pb worden de cumulatieve effecten in de periode 2020-2030 beschouwd.
Voor de bouw van offshore windparken is het van belang dat het heien van de funderingen van de windturbines nooit zal samenvallen met seismisch onderzoek. Het onderwatergeluid van het heien veroorzaakt namelijk een zodanige verstoring van het seismisch onderzoek dat het resultaat van het seismisch onderzoek ondermaats is.
In de PB wordt geconcludeerd:
Significant negatieve effecten van de activiteiten tezamen op zeezoogdieren, vissen en vogels kunnen alleen worden uitgesloten, met de volgende uitgangspunten in acht nemend:
- De planning van initiatiefnemers van Net op Zee dient afgestemd te worden met de planning van dit seismisch onderzoek. Aangezien er geen detailplanning beschikbaar is en mogelijk werkzaamheden in hetzelfde jaar plaatsvinden en de locatie overlapt, dient nadere afstemming tussen beide projecten plaats te vinden. - Ervan uitgaande dat er niet tegelijkertijd met de uitvoer van dit seismisch onderzoek wordt geheid voor de Hollandse Kust West, zullen zeezoogdieren en vissen voldoende uitwijkmogelijkheden hebben bij de uitvoer van de activiteiten.
Zijdens LNV wordt daar nog aan toegevoegd dat seismisch onderzoek van een andere initiatiefnemer met een oppervlak van 637 km2 mogelijk in hetzelfde kalenderjaar zal plaatsvinden, waardoor dit voorliggende seismische onderzoek met een oppervlak van 1.500 km2 nog binnen deze gemiddelde onderzoeksomvang van 2.000 km2 valt.
Mitigerende maatregel
Er dient afstemming van de planning plaats te vinden met de initiatiefnemers van Net op Zee en met de initiatiefnemers voor heiwerkzaamheden voor windmolenparken, de werkzaamheden kunnen niet tegelijk plaatsvinden.
Ik onderschrijf de conclusie in de PB dat onder deze voorwaarden er geen sprake is van cumulatieve negatieve effecten die opgeteld leiden tot significant negatieve effecten.
2.4 Conclusie
Met de door u uitgevoerde PB, de daarbij horende documenten en aan de vergunning verbonden voorschriften is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Er zijn geen significante effecten voor Natura 2000-gebieden.
Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.
Ik maak u erop attent dat u voor het kunnen benutten van de onderhavige vergunning ook moet kunnen beschikken over andere vergunningen. De onderhavige vergunning betreft louter een toestemming op grond van de Wnb en de daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.