Geachte,
Per onderscheiden brieven en e-mails van 14, 20 en 22 november 2023 heeft u, middels penvoering vanuit de Nederlandse Vissersbond, een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) aangevraagd voor het met uw vaartuig YE 243 vissen op ensis in diverse Natura 2000-gebieden.
Er wordt aangevraagd voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2029.
Procedure
Bij e-mails van 14, 21 en 23 november 2023 heb ik de ontvangst van de, namens u, ingestuurde stukken bevestigd.
Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het algemene besluit tot toepassing van deze procedure op de behandeling van vergunningaanvragen op grond van de Wnb, is gepubliceerd in de Staatscourant van 30 juli 2021, stcrt-2021-37286.
Besluit
Ik besluit om u op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb de gevraagde vergunning te verlenen.
In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze vergunning ten grondslag liggen. De aanvraag en de diverse relevante bijlagen zijn integraal onderdeel van dit besluit.
AANVRAAG
1.1 Onderwerp
De door u voorgenomen activiteiten zijn in meer detail beschreven in de aangeleverde Passende Beoordeling (hierna: PB). Deze is als bijlage bij het onderhavig ontwerpbesluit gevoegd.
De beoogde vislocaties bevinden zich binnen de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Voordelta, Westerschelde & Saeftinghe en Vlakte van de Raan.
1.2 Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub f onder 1 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.
De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.
1.3 Vergunningplicht
De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de betrokken Natura 2000-gebieden, significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.
1.4 Beoordeling van projecten
1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen
De activiteiten waarvoor vergunning wordt aangevraagd, betreffen een project in de zin van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb, omdat zij (afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten) kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van de voorgenoemde Natura 2000-gebieden.
1.4.2. Passende beoordeling
Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen kan alleen een vergunning verleend worden wanneer de aanvrager een PB heeft overgelegd waaruit, zonder redelijke wetenschappelijke twijfel, geconcludeerd kan worden dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. De met de aanvraag meegezonden PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen van deze Natura 2000-gebieden.
1.5 Beleid
In onderstaande worden diverse beleidsmatige stukken besproken. Enkel de inhoudelijke relevante passages worden in het navolgende aangehaald.
1.5.1 Actualisatie Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2023-2033 (hierna: het
Beleidsbesluit)
In het Beleidsbesluit is het beleid voor en maatregelen inzake de schelpdiervisserij in de periode 2023-2033 neergelegd. Specifiek ten aanzien van de ensisvisserij in de Noordzee wordt het volgende gesteld:
[...] Gelet hierop zijn er [...] 8 rechthebbenden op een 'ensis-vergunning'. Het beleid voor de komende periode is erop gericht om het aantal vergunningen voor deze visserij niet verder uit te breiden.
[...] Schelpdierbestanden buitengaats kenmerken zich door jaarlijkse en langjarige schommelingen in voorkomen van dominante soorten. Het schelpdierbestand wordt momenteel gedomineerd door ensis spp. [...]
1.5.2.Natura 2000-beheerplannen
De ensisvisserij wordt in de diverse relevante Natura 2000-beheerplannen genoemd. De relevante teksten zijn in onderstaande beknopt weergegeven. De in enkele van deze Natura 2000-beheerplannen vastgelegde generieke visserijvoorwaarden voor deze Natura 2000-gebieden zijn door mij, waar (nog) relevant en in praktische zin (qua naleving en toezicht) voldoende uitvoerbaar, verwerkt in diverse voorschriften en beperkingen. Daar waar zij ook relevantie hebben voor de visserij in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe zullen zij van algemene strekking zijn.
De ensisvisserij valt binnen het Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone onder de zogenoemde categorie 3-activiteiten: 'Vergunningplichtige activiteiten die afzonderlijk vergunningplichtig blijven'. Dit beheerplan stelt ten aanzien van de ensisvisserij het navolgende.
[...]
De mesheftenvisserij heeft een klein effect op de kwaliteit van het habitattype 'permanent overstroomde zandbanken' door verstoring van de bodemstructuur en de structuur van soortensamenstelling en leeftijdsopbouw van de levensgemeenschappen. Het effect op de schelpdieretende eenden wordt ingeschat als verwaarloosbaar. Dit is gebaseerd op de verwaarloosbare ruimtelijke overlap, de gerichte visserij op mesheften van de grootste klassen die ongeschikt zijn voor consumptie door zee-eenden en het niet dichter benaderen van groepen vogels dan 500 meter volgens de vergunningvoorschriften. [...]
[...]
Het aantal Nb-wetvergunningen voor het vissen met vistuigen geschikt voor het vangen van schelpdieren wordt niet uitgebreid. De vergunninghouders vissen op basis van een visplan, waarin wordt aangegeven hoeveel en op welke wijze wordt gevist.
[...]
Het Natura 2000-beheerplan Vlakte van de Raan stelt ten aanzien van de ensisvisserij het navolgende.
[...]
De visserij op ensis vindt plaats met een aangepaste viskor. De ondermaatse ensis en andere organismen gaan daarna direct weer overboord. De vissnelheid bij ensisvisserij is zeer laag, maximaal 300 à 500 meter per uur. De ensisvisserij heeft een klein effect op de kwaliteit van het habitattype 'permanent overstroomde zandbanken' door verstoring van de bodemstructuur en de structuur van soortensamenstelling en leeftijdsopbouw van de levensgemeenschappen. Gezien de aard van deze activiteiten wordt de toetsing toegespitst op het uitsluiten van mogelijke verstoring van het bodemhabitat en leefgebied van trekvissen.
Het aantal (visserij)vergunningen voor het vissen met vistuigen dat geschikt is voor het vangen van schelpdieren wordt niet uitgebreid. De vergunninghouders vissen op basis van een visplan, waarin wordt aangegeven hoeveel en op welke wijze wordt gevist. [...]
'Bijlage 3.1 Generieke visserijvoorwaarden Vlakte van de Raan
-
Het is niet toegestaan afval of materialen in het gebied achter te laten. Restafval (bijvoorbeeld losgesneden touw) moet worden opgevangen en niet in het water terechtkomen;
-
Wanneer tijdens de visactiviteiten beschermde soorten van de Rivierprik, Zeeprik of Fint worden gevangen, moeten deze direct worden teruggezet. Het is niet toegestaan vissen van deze soorten ter bestudering mee te nemen aan boord [..].'
[...]
De ensisvisserij valt binnen het Natura 2000-beheerplan Voordelta onder de zogenoemde categorie 3-activiteiten: 'Vergunningplichtige activiteiten die afzonderlijk vergunningplichtig blijven'. Dit beheerplan stelt ten aanzien van de ensisvisserij het navolgende (geciteerd waar nog relevant & actueel en additioneel op de overwegingen bij de onderhavige vergunning).
[...]
Schelpdiervisserij is verboden in de vijf aangewezen rustgebieden (Hinderplaat, Bollen van de Ooster, Bollen van het Nieuwe Zand, Slikken van Voorne en Middelplaat).
Schelpdiervisserij op andere schelpdieren dan spisula kan buiten de rustgebieden worden toegestaan door het bevoegd gezag als:
• Er een vergunningenprocedure is doorlopen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 waarbij eventuele voorschriften aan een Nb-wet vergunning zijn gekoppeld die ervoor zorgen dat verslechtering van leefgebieden en habitattypen en/of significante verstoring van soorten niet plaatsvindt;
• In de Nb-wet vergunning wordt opgenomen dat de vissersvaartuigen beschikken over operationele volgapparatuur (AIS) en hebben deze permanent aanstaan tijdens het varen en vissen, ten behoeve van de handhaving.
In de vergunningenprocedure wordt expliciet rekening gehouden met de essentiële rol die schelpdieren (mossels, kokkels, ensis) spelen in de voedselvoorziening van zwarte zee-eend, topper, brilduiker en eider. Soorten waarvan het doelbereik overwegend ongunstig is en dat waarschijnlijk wordt veroorzaakt door gebrek aan voldoende kwaliteit leefgebied (voldoende voedsel in combinatie met rust). Naast het belang van schelpdieren als voedselbron voor deze schelpdieretende vogels dient bovendien rekening gehouden te worden met het feit dat deze organismen (met name kokkels, mosselen en Spisula) belangrijk zijn voor de kwaliteit van het habitattype H1110.
Schelpdiervisserij vindt vooral plaats op ensis (mesheften) in dezelfde intensiteit als tijdens het vaststellen van het eerste beheerplan.
[...]
Ensis-visserij en mosselzaadvisserij (2010). Zie voor alle voorschriften Nb-wet vergunning. Belangrijkste bepalingen:
In het Natura 2000-beheerplan Westerschelde & Saeftinghe staan geen specifieke passages of aanwijzingen in relatie tot de ensisvisserij.
BEOORDELING
2.1 Afbakening formeel beschikbaar visgebied
De beoogde visserij vindt plaats in de voorgenoemde Natura 2000-gebieden. Delen van deze gebieden zijn (geheel of gedeeltelijk) gesloten voor deze visserij. Voor het specifieke regime wordt hier verwezen naar de inhoud van de relevante
Toegangbeperkende Besluiten (hierna: TBB's). Meer specifiek zijn hier, op het moment van schrijven, relevant het TBB Noordzeekustzone, het TBB Middelplaat en Slikken van Voorne, het TBB Hinderplaat, Bollen van de Ooster en Bollen van het Nieuwe Zand. Deze sluitingen kennen een specifieke autonome grondslag in de Wet natuurbescherming.
Ik wijs ten behoeve van toezicht en handhaving tevens volledigheidshalve op de aanwezigheid van sluitingsregimes op grond van de Uitvoeringsregeling Visserij.
Toezicht en handhaving vindt eigenstandig vanuit de desbetreffende kaders plaats en staat buiten het onderhavige vergunde regime. De sluitingen zijn als gegeven uitgangspunt in de aangeleverde PB genomen.
2.2 Weging PB en mitigerende maatregelen
Ten behoeve van de aanvraag is een PB aangeleverd die de effecten van de activiteiten van een willekeurige individuele ensisvisser in de betrokken Natura 2000-gebieden beschrijft en óók de collectieve effecten van alle ensisvissers tezamen beschouwt qua o.a. bodemberoering en verstoring. Het te toetsen aspect 'stikstof' is separaat en op specifiek individuele basis beoordeeld.
In de PB wordt reeds aan de voorkant van de uitgevoerde analyses uitgegaan van een beschikbaar visgebied welke reeds deels is ingeperkt vanuit de werking van al eerder vastgestelde TBB's alsmede vanuit diverse andere kaders (waaronder de gesloten gebieden op grond van de Uitvoeringsregeling visserij). Het daarmee resterende specifieke visgebied betreft dus de feitelijk te toetsen omvang van de ensisvisserij in de betrokken Natura 2000-gebieden.
Er wordt voor de betreffende Natura 2000-gebieden, per Natura 2000-gebied, een maximale jaarlijkse vangsthoeveelheid, uitgedrukt in versgewicht, aangevraagd voor alle beoogde Wnb-vergunninghouders (of toekomstige Wnb-vergunninghouders) voor deze visserij gezamenlijk.
Dit betreft voor de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Voordelta, Vlakte van de Raan en de Westerscheldemonding respectievelijk 8.000, 5.500, 3.200 en 800 ton versgewicht. Deze maximale vangsthoeveelheden betreffen dus de maximale hoeveelheden die de groep van beoogde Wnb en 800 ton versgewicht. Deze maximale vangsthoeveelheden betreffen dus de maximale hoeveelheden die de groep van beoogde en 800 ton versgewicht. Deze maximale vangsthoeveelheden betreffen dus de maximale hoeveelheden die de groep van beoogde en 800 ton versgewicht. Deze maximale vangsthoeveelheden betreffen dus de maximale hoeveelheden die de groep van beoogde -vergunninghouders, bestaande uit momenteel in totaal vier vaartuigen, jaarlijks in gezamenlijkheid per jaar en per gebied zou willen kunnen opvissen.
Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van de betreffende visserij op de relevante beschermde natuurwaarden in de PB, op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. Ik plaats hierbij nog wel enkele expliciete kanttekeningen:
-
Hetgeen in relatie tot het Bodembeschermingsgebied Voordelta onder paragraaf 6.3.1 wordt gesteld, merk ik nadrukkelijk aan als een eigen visie van de auteur van de PB. Ik merk op dat de grondslagen tot instelling van dit gebied een eigenstandige afweging betreffen en los staan van de onderhavige toetsing.
-
Hetgeen in relatie tot de schelpenwinning in relatie tot de effecten daarvan wordt gesteld over het verdisconteerd zijn in de omgeving, merk ik nadrukkelijk aan als een eigen visie van de auteur van de PB.
Ik ben van mening dat de analyses in de aangeleverde PB afdoende en juist zijn. In de PB is, in mijn visie, uitgegaan van de beste wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de ensisvisserij. Het is inherent aan wetenschappelijk onderzoek dat er altijd onzekerheden over exacte effecten en effectrelaties zullen zijn. Bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag in het kader van de Wnb gaat het echter om het op basis van de best beschikbare kennis kunnen uitsluiten van significante gevolgen. Dit is in onderhavig geval ook gebeurd. Voor de inhoud van deze analyses verwijs ik naar de als bijlage bij onderhavig besluit gevoegde PB.
2.3 Toezicht & handhaving: de 'Black Box'
U beschikt op uw vaartuig over een zogenoemde 'Black Box'. De registraties in dit systeem zijn van belang om afdoende toezicht op uw activiteit te houden. Ik heb daarom in dat kader diverse specifieke voorschriften aan onderhavig ontwerpbesluit verbonden.
U heeft bij uw aanvraag een volledig ingevulde 'Toestemmingsverklaring Black Box' alsmede een valide en volledig ingevulde 'Installatieverklaring Black Box' aangeleverd. Beide verklaringen zullen voor de betreffende toezichthouders op aanvraag beschikbaar zijn vanuit het bevoegd gezag.
STIKSTOFDEPOSITIE
3.1 Algemeen
Voor het bepalen van de emissies die gepaard gaan met de uitvoering van de door u aangevraagde activiteiten is gerekend met specifieke emissiewaarden behorende bij het door u specifiek ingezette vaartuig. Ik verwijs voor meer gedetailleerde informatie naar het hierop gerichte toelichtende document welke als bijlage 3 bij het onderhavig ontwerpbesluit is gevoegd.
Het als bijlage 4 bij onderhavig ontwerpbesluit bijgevoegde PDF-bestand met de rekenresultaten van AERIUS Calculator geeft de hoogst berekende stikstofbijdragen op de relevante habitattypen en/of leefgebieden weer. Met de gegeven invoer per afzonderlijk stikstofvlak (zoals onderscheiden in het bijgeleverde kml-bestand) in AERIUS-calculator zijn er geen rekenresultaten hoger dan 0,0049 mol/ha/jr. op reeds overbelaste habitattypen vastgesteld.
In de 'Handreiking Voortoets' (BIJ12) is gesteld dat voor het waarnemen van ecologische effecten, zoals veranderingen in oppervlakte en kwaliteit van habitattypen er detectielimieten zijn. Thans geldt dat de uitkomsten van AERIUS-berekeningen afgerond moeten worden op honderdsten (0,01) mol N/ha/jr. De facto is dit dus een rekenkundige ondergrens van 0,0049 mol N/ha/jr,; daarboven worden de waarden namelijk afgerond op 0,01 mol N/ha/jr. of hoger. Deze afronding is voldoende precies om de ecologische effecten van stikstof te kunnen beoordelen, omdat kleinere bijdragen niet kunnen leiden tot een piek in de belasting van stikstof.
Het, per onderscheiden individueel stikstofvlak, onder de grens van 0,0049 mol N/ha/jr blijven, is direct verbonden met de geldigheid en volledigheid van de invoer in de betreffende AERIUS-berekening. Deze invoer is weergegeven in de tevens als separate bijlage 4 bij het onderhavig ontwerpbesluit toegevoegd Excel-bestand.
Bovenstaande betekent dat de voorgenomen activiteiten, vanuit het aspect van stikstof, niet kunnen leiden tot significante gevolgen voor de in de AERIUS-berekening betrokken beschermde waarden van de relevante Natura 2000 gebieden. Er is daarmee geen sprake van een Wnb-vergunningplicht op dat aspect en daarmee ook geen noodzaak om de stikstofdeposities van alle betrokken vergunninghouders in samenhang (cumulatie) met elkaar te beschouwen.
Wel acht ik het, vanuit het perspectief van toezicht op het daadwerkelijk conform de uitgangspunten zoals gehanteerd in de stikstofberekeningen, uitvoeren van het varen en vissen van belang dat deze uitgangspunten (waaronder de gehanteerde emissie-waarden en berekende maximale vis- en vaaruren), als onderdeel van de aanvraag, als bijlage bij onderhavig ontwerpbesluit vastgelegd worden ten behoeve van toezicht en eventuele handhaving. Ik ga hier in paragraaf 3.3 nader op in.
3.2 Heersend verkeersbeeld
Als algemene stelregel geldt dat de stikstofdepositie van verkeersbewegingen moet worden beoordeeld tot de verkeersbewegingen in het heersende verkeersbeeld zijn opgenomen. Dit bevestigde de Raad van State (nogmaals) in een uitspraak van 1 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1969).
In de Instructie gegevensinvoer voor AERIUS Calculator staat dat een algemeen criterium voor verkeer van en naar inrichtingen is dat de gevolgen niet meer aan de inrichting worden toegerekend wanneer het verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Dit is het geval op het moment dat het aan- en afvoerende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg bevindt. Hierbij weegt ook mee hoe de verhouding is tussen de hoeveelheid verkeer die door de voorgenomen ontwikkeling wordt aangetrokken en het reeds op de weg aanwezige verkeer.
In de hierboven genoemde uitspraak van 1 september 2021 bevestigde de Raad van State – net als in de uitspraak van 19 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1054) – dat in stikstofberekeningen, wat betreft het verkeer van en naar inrichtingen, mag worden aangesloten bij de Instructie gegevensinvoer voor AERIUS Calculator. Dat betekent dat de stikstofdepositie van verkeersbewegingen moet worden beoordeeld tot de verkeersbewegingen in het heersende verkeersbeeld zijn opgenomen.
Met betrekking tot de stikstofdeposities ten gevolge van vaarbewegingen van en naar de locaties waar op ensis wordt gevist, ga ik uit van het hierboven genoemde, ook op het land gehanteerde uitgangspunt, dat verkeersbewegingen die niet kunnen worden onderscheiden van het heersende verkeersbeeld niet worden toegerekend aan het project waarvoor een Wnb-vergunning wordt verleend. Zou voor scheepvaartbewegingen niet dezelfde lijn van redeneren worden gehanteerd, dan zouden projecten op water derhalve anders worden beoordeeld.
Voorgaande betekent dat vaarbewegingen die ìn de hoofdvaarwegen uitgevoerd worden om vanuit de havens uiteindelijk de vislocaties in of buiten deze hoofdvaarwegen, te bereiken en opvolgend vanaf die vislocaties (in of buiten deze hoofdvaarwegen) weer terug te keren in de havens niet toegerekend worden aan het onderhavige getoetste project. Het onderhavige project bestaat derhalve vanuit de stikstoftoetsing, meer specifiek, uit het vissen binnen de betrokken Natura 2000-gebieden (dus ook wanneer dit vissen ìn de hoofdvaarwegen plaatsvindt) alsmede het varen buiten deze hoofdvaarwegen (daar waar zij geen onderdeel meer uitmaakt van het heersend verkeersbeeld maar nog wel onderdeel vormt van het project 'ensisvisserij' omdat die vaarbewegingen direct uitgevoerd worden om vislocaties te bereiken).
3.3 Toezicht & handhaving op de 'stikstofuren'
Het varen ('stomen') binnen de hoofdvaarwegen maakt geen onderdeel uit van de registratie van de vis- en vaaruren in relatie tot de gerealiseerde aantallen aan vis- en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak. Er wordt aangenomen dat er gevaren ('gestoomd') wordt wanneer het vaartuig een snelheid van 6 knopen of meer heeft. Snelheden tussen de 0,1-6 knopen wordt aangemerkt als vissen, zulks mede in combinatie met een black box-registratie van een in werking zijnde zuigpomp.
De navolgende activiteiten tellen daarmee, omgekeerd, wel mee in de stikstofuren-realisaties en het hierop uitgevoerde toezicht:
-
het vissen op ensis in en buiten de hoofdvaarwegen zoals gelegen binnen de betreffende Natura 2000-gebieden
-
alle vaarbewegingen buiten deze hoofdvaarwegen (voor zover zij onderdeel uitmaken van een visreis).
Het daadwerkelijke aantal gemaakte visuren wordt vastgesteld op basis van de door de black box geregistreerde vissnelheden en de werking van de zuigpomp welke middels een sensor wordt geregistreerd. Daarbij wordt i.v.m. de visserijpraktijk rekening gehouden met het feit dat niet alle vaartijd met een ingeschakelde pomp, 'netto vistijd' betreft. Voor het toezicht zal evenwel leidend zijn dat met een snelheid van maximaal 6 knopen wordt gevaren en de zuigpomp is ingeschakeld.
U zult het eerste deel vanuit de haven en het laatste deel van een visreis richting de haven logischerwijs een lagere snelheid dan 6 knopen hanteren. Vanuit een gewogen gemiddelde van de hierop bekende praktijkkennis van de betrokken toezichthouders wordt aangenomen dat, bezien vanuit de fysieke havenmond, 300 meter aangenomen kan worden als het punt waarop de snelheid van 6 knopen is bereikt (en dus meegevaren wordt met het heersend verkeersbeeld in de betreffende hoofdvaarweg). De binnen die voorgenoemde 300 meter gerealiseerde vaarbewegingen onder de 6 knopen zullen niet aangemerkt worden als een visactiviteit in de hoofdvaarwegen. Het voor het toezicht op deze vergunning ingerichte dataplatform zal hierop conform deze lijn ingericht worden.
Dataplatform
Middels een hierop specifiek ingericht dataplatform zal door de betrokken toezichthouders via de ontvangen black box-data (in combinatie met de logboekdata), toezicht gehouden kunnen worden op de realisaties in vis- en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak per jaar. Middels de toestemmingsverklaring verklaart de vergunninghouder zich akkoord met het doorgeven van voorgenoemde data aan het betreffende platform.
De hoofdvaarwegen zijn weergegeven in een specifieke kaartlaag welke ten behoeve van het toezicht hierop in voorgenoemd dataplaform actief gemaakt zal worden. In bijlage 5 behorend bij onderhavig ontwerpbesluit is, zoals in het voorgaande reeds gemeld, weergegeven welke aantallen vis-en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak door u als uitgangspunt zijn genomen voor de aangeleverde AERIUS-berekening. De onderscheiden 'stikstofvlakken' zijn weergegeven in een zogenoemd 'kml.-bestand'. Dit bestand wordt tevens opgenomen in het voorgenoemde dataplatform en staat ter beschikking van de relevante toezichthouders.
Zowel u, als vergunninghouder, alsmede de betrokken toezichthouders hebben op elk moment toegang tot het voorgenoemd dataplatform. Vanuit dit platform is inzicht te krijgen in uw gerealiseerde vis- en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak. Dit platform wordt gevoed met uw specifieke black box-data.
Vanwege het slagvaardig toezicht op deze realisaties in vis- en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak en een veelvoud aan onderscheiden stikstofvlakken geldt een geautomatiseerde constatering van de realisatie per stikstofvlak.
Toezicht & handhaving
Bij het bereiken van 50% van de in bijlage 5 per onderscheiden stikstofvlak genoemde vis- en vaaruren volgt een (al dan niet vanuit het dataplatform geautomatiseerd) signaal richting u, als vergunninghouder. Daarbij zal aan u gemeld worden dat, indien u voor het betreffende stikstofvlak over meer vis- en vaaruren wenst te beschikken, u hiertoe een onderbouwd verzoek kunt doen ter uitbreiding van uw vergunning op dit punt. U kunt dit uiteraard ook al bij een lagere realisatie dan 50% eigenstandig ondernemen. Een maand na deze notificatie zal overgegaan kunnen worden tot handhaving bij een 100%-realisatie van het betreffende stikstofvlak. Zulks ongeacht waar de eventuele aanvraag zich dan (al dan niet reeds) in procedure bevindt.
Bij een realisatie van 100% aan vis- en vaaruren in het betreffende stikstofvlak kan, meer specifiek, bij verdere benutting van dat vlak, onmiddellijk tot handhaving overgegaan worden omdat op dat punt in tijd niet meer voldoende met zekerheid gesteld kan worden dat geen kans op een signficant gevolg voor de relevante beschermde natuurwaarden aanwezig is. Tenzij op dat moment er een afdoende reden is om een zicht op legalisatie aan te nemen. Dit ter bepaling van het bevoegd gezag.
Het hiervoor genoemde dataplatform zal tevens een functie vervullen in de relatie tot het toezicht op de voor de ensissserij niet toegestane (deels) gesloten gebieden. Het toezicht en de eventuele handhaving via dit dataplatform op de TBB's en overige gebiedssluitingen staat los van de onderhavige vergunning en wordt dus via een eigenstandig formele basis ondernomen.
CUMULATIE
Ik ben van mening dat in de PB, ten aanzien van de eventuele cumulatieve effecten, een uitvoerige en afdoende analyse is uitgevoerd. De scope van de vereiste cumulatietoets wordt ingegeven door de scope van daadwerkelijk te verwachten effecten op de relevante instandhoudingsdoelstellingen als gevolg van de aangevraagde en getoetste activiteit. Vanuit dat kader acht ik de reikwijdte van de aangeleverde cumulatietoets juist. Zij gaat uit van de daadwerkelijke potentieel significante gevolgen van de ensisvisserij en beschouwt welke andere activiteiten of andere handelingen in de betrokken Natura-2000 gebieden op deze zelfde instandhoudingsdoelstellingen een (cumulatief) effect mogelijk zouden kunnen sorteren.
CONCLUSIE
Met de, namens u, door uw vertegenwoordiger aangeleverde PB en overige stukken en de aan de vergunning verbonden voorschriften is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.
Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.
In de context van de geldende kaders, zoals o.a. vastgelegd in de voorgenoemde Natura 2000-beheerplannen alsmede ter vastlegging van de door u eigenstandig aangedragen mitigerende maatregelen, verbind ik enkele specifieke voorschriften aan de onderhavige vergunning. Dit ter borging van de bescherming van de relevante natuurwaarden en ter voorkoming van het kunnen optreden van significante gevolgen alsmede onder andere ter expliciete vastlegging van de door u in de collectief opgestelde PB aangenomen uitgangspunten.
Ik maak u erop attent dat u voor het kunnen benutten van de onderhavige vergunning ook moet kunnen beschikken over de tevens vereiste toestemming op grond van de visserijwet- en regelgeving.
Voorts: de onderhavige vergunning betreft louter een toestemming op grond van de Wnb en de daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.
VOORSCHRIFTEN & BEPERKINGEN
Ik verleen u een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming voor de ensisvisserij (en bijbehorende vaarbewegingen) in relatie tot de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Voordelta, Vlakte van de Raan en Westerschelde & Saeftinghe (ten westen van de lijn Vlissingen-Breskens).
Ter bescherming van de in de betreffende Natura 2000-gebieden aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen:
Algemeen
-
Deze vergunning staat op naam van .... en wordt uitsluitend benut met inzet van het vaartuig YE 243.
-
Activiteiten vallend onder deze vergunning worden uitsluitend uitgevoerd door (schriftelijk aantoonbare medewerkers van) de in voorschrift 1 genoemde rechtspersoon: de vergunninghouder blijft ten allen tijde verantwoordelijk voor de juiste naleving van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.
-
De vergunde activiteiten worden overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende PB uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of PB met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, zijn deze laatste leidend.
-
Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de onderhavige vergunning wordt schriftelijk gemeld aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (of diens rechtsopvolger) ter attentie van het .... (hierna: het bevoegd gezag). Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens dit bevoegd gezag.
-
Wanneer zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.
-
De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.
-
Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl) plaatsvinden.
Diverse nadere voorschriften
-
Uitvoering van de ensisvisserij vindt uitsluitend plaats binnen het binnen de PB getoetste en vanuit de relevante wet- en regelgeving voor deze visserij formeel toegestane visgebied binnen de relevante Natura 2000-gebieden, waaronder het in acht nemen van de relevante Toegangbeperkende Besluiten. Het op basis van de onderhavige vergunning genereren en benutten van locatie- alsmede visserij- en vaardata welke gegeneerd worden door de black box-systemen zal tevens als bewijsvoering gehanteerd worden in relatie tot het door de vergunninghouder in acht nemen van de voorgenoemde Toegangbeperkende Besluiten.
-
De ensisvisserij binnen het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe dient uitsluitend plaats te vinden ten westen van de lijn Vlissingen-Breskens.
-
Indien gedurende de looptijd van onderhavige vergunning gebieden in de betrokken Natura 2000-gebieden ingesteld en/of gewijzigd worden op grond van artikel 2.5 van de Wnb ('Toegangbeperkend Besluit') dan dient de ensisvisserij, waar aan de orde, in overeenstemming met dergelijke besluiten te worden uitgevoerd. De werking van een TBB heeft het primaat boven de onderhavige vergunning. Dit geldt tevens voor beperkingen in het vergunde visgebied vanuit andere wet- en regelgeving.
-
Het is niet toegestaan afval of materialen in het gebied achter te laten. Restafval dient te worden opgevangen en niet in het water terecht te komen.
-
De medewerkers aan boord van de YE 243 maken tijdens het varen en vissen gebruik van de vuilwatertank aan boord om verontreiniging als gevolg van lozingen op het oppervlaktewater te voorkomen.
-
Buiten het ingezette vaartuig is enkel het gebruik van geluidsapparatuur ten behoeve van veiligheid en communicatie toegestaan.
-
De verlichting van de YE 243 en overige apparatuur dient, ook wat de hoogte daarvan betreft, te worden beperkt tot hetgeen wettelijk verplicht is en strikt onvermijdbaar is in samenhang met de uitvoering van de bij dit besluit vergunde activiteiten.
-
De vergunninghouder dient het bepaalde in artikel 11.6 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving in acht te nemen. Deze zorgplicht vult u in ieder geval in door bij rustende grijze en/of gewone zeehonden op de aanwezige (droogvallende) platen, in het Natura 2000-gebied Voordelta minimaal 1.200 meter en in de overige drie Natura 2000-gebieden minimaal 1.500 meter afstand in acht te nemen. Mocht deze afstand niet realiseerbaar zijn, omdat bijvoorbeeld de geul onvoldoende breedte heeft, dan dient zo rustig mogelijk doorgevaren te worden, waar praktisch mogelijk aan de andere kant van de geul.
-
Wanneer tijdens de visactiviteiten exemplaren van rivierprik, zeeprik, elft en/of fint worden bijgevangen, dan dienen deze exemplaren onmiddellijk weer te worden teruggezet.
-
De totale vangst mag maximaal bestaan uit 5% (bruto gewicht) aan andere soorten dan ensis. Voor elk vaartuig wordt per bijgevangen soort op de hiertoe geldende logboek- en vangstopgaveformulieren de vangst gespecificeerd. Dit overeenkomstig de huidige visserijregelgeving. Deze data zijn voor opvraag door de toezichthouder te allen tijde beschikbaar bij de vergunninghouder.
Hoeveelheden, vangstopgaves en stikstofuren
-
Per onderscheiden Natura 2000-gebied mogen jaarlijks enkel de hieronder opgegeven tonnen aan vers gewicht ensis opgevist worden. Zulks in gezamenlijkheid door de vanuit de Wet natuurbescherming voor de ensisvisserij vergunde bedrijven.
Natura 2000-gebied
|
Maximale benutting
(ton versgewicht)
|
1. Noordzeekustzone
|
8.000
|
2. Voordelta
|
5.500
|
3. Vlakte van de Raan
|
3.200
|
4. Westerschelde & Saeftinge (ten westen van de lijn Vlissingen-Breskens)
|
800
|
-
Vanaf een realisatie van 75% van de maximale hoeveelheden per onderscheiden Natura 2000-gebied stuurt de Nederlandse Vissersbond, als zaakvertegenwoordiger voor elk van de relevante vergunninghouders, namens het collectief van deze vergunninghouders elke woensdag vòòr 17 uur een totale vangstopgave weergegeven in kilo's per Natura 2000-gebied (van de betreffende voorgaande week en cumulatief vanuit de voorgaande visweken) naar een nog bij het definitieve besluit nader te bepalen toezichthouder. Een overschrijding van de jaarlijkse maximale hoeveelheden per onderscheiden Natura 2000-gebied kan aanleiding geven tot handhavend optreden jegens elk van de betrokken vergunninghouders.
-
In bijlage 5 behorend bij onderhavig ontwerpbesluit is weergegeven welke aantallen vis-en vaaruren per onderscheiden stikstofvlak door u als uitgangspunt zijn genomen voor de aangeleverde AERIUS-berekening op basis waarvan voor wat betreft het onderdeel stikstof, geen vergunningplicht geldt. Overschrijding van deze aantallen kan aanleiding geven tot handhavend optreden.
-
De totale NOX emissie van de YE 243 bedraagt voor de activiteit 'vissen' maximaal 67,5 gram NOX per uur en voor de activiteit 'varen/stomen' 79,5 gram NOX per uur.
-
De vergunninghouder is verplicht om de rapportage in te zenden van een erkend meetbedrijf of een gecertificeerd meetbedrijf waarin de meetresultaten van de daadwerkelijke emissies behorende bij de YE 243 na installatie en in bedrijfname zijn weergegeven. De metingen worden uitgevoerd conform de norm ISO 8178, testcyclus E3 of D2. Zonder overlegging van deze rapportage (in te sturen naar een nog bij het definitieve besluit nader te bepalen toezichthouder) heeft de vergunning geen gelding. De informatie over deze daadwerkelijk gerealiseerde emissies is leidend voor de geldigheid van de opgaves in de bijlagen 4 en 5 bij onderhavig ontwerpbesluit.
Toezicht & handhaving
-
De vergunninghouder neemt de bepalingen inzake VMS en AIS van artikel 102 en artikel 103 van de Uitvoeringsregeling Zeevisserij te allen tijde in acht. Toezicht en handhaving hierop vindt autonoom, op grond van deze hiervoor geldende specifiekere technische wet- en regelgeving, plaats.
-
De vergunninghouder en in diens opdracht werkzame personen geven, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).
-
Vergunninghouder voert een fysieke en/of digitale administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.
Black box
-
De YE 243 dient te beschikken over een volledig operationeel 'black box'-systeem waarin locatie en vaar- en visserij-activiteit geregistreerd wordt daar waar een door de vergunninghouder ondernomen vaar- en visreis geheel of gedeeltelijk zal plaatsvinden in Natura 2000-gebied en gevist wordt op (onder andere) ensis. Dit systeem dient gedurende de vaar- en visreis operationeel te zijn.
-
De black box dient tevens te allen tijde de werking van de vispomp te registeren.
Black box-verklaringen en mutaties in houderschap vergunning en/of vaartuig
-
Enkel met een door het Ministerie van LNV geaccordeerde set van een installatieverklaring en toestemmingsverklaring in relatie tot de vereiste black box kan onderhavige vergunning benut worden.
-
De installatieverklaring in relatie tot de black box is vormvrij maar dient wel te allen tijde door het ingeschakelde installatiebedrijf voorzien te zijn van een datum en handtekening. Een achterliggend technisch dossier (inclusief de kenmerken van verzegeling) dient te allen tijde beschikbaar te zijn.
-
De vergunninghouder geeft middels zijn toestemmingsverklaring in relatie tot de black box, de betrokken toezichthouders rechtstreeks toegang tot alle black box-data en primaire rapportages (vis- en vaartijden, vis- en vaarlocaties, vis- en vaarsnelheid en visserij- en vaaractiviteiten).
-
Ingeval van een bedrijfsovername dient een nieuwe toestemmingsverklaring in relatie tot de black box door de opvolgende houder van de onderhavige vergunning ingestuurd te worden. Ook de installatieverklaring in relatie tot de black box dient gewijzigd te worden ingeval de onderhavige vergunning (al dan niet tijdelijk) met een ander vaartuig dan de YE 243 benut gaat worden. Bij het in gebruik nemen van een ander vaartuig dient, in ieder geval, een nieuwe stikstofberekening alsmede een emissie-meetrapportage conform de in deze vergunning aan een dergelijke rapportage gestelde eisen aangeleverd te worden.
-
Binnen de kaders van de onderhavige vergunning zijn enkel mutaties op deze vergunning qua houderschap en/of inzet van een specifiek vaartuig mogelijk na insturen van een hierop gericht formeel wijzigingsverzoek en een formeel accorderen daarvan vanuit het Ministerie van LNV. Voor het kunnen vastleggen van een dergelijke wijziging is het vereist dat het bevoegd gezag de hierop aangeleverde installatie- en toestemmingsverklaring in relatie tot de black box heeft geaccordeerd.
Technische wijzigingen en calamiteiten
-
Een installatie van een nieuwe motor en/of katalysator c.q. een wijziging in een reeds geïnstalleerde motor en/of reeds geïnstalleerde katalysator danwel elke andere wijziging aan het ingezette vaartuig en/of tuig dient gemeld te worden bij het bevoegd gezag en de naar een nog bij het definitieve besluit nader te bepalen toezichthouder. Deze opgave moet, waar relevant, vergezeld gaan van de rapportage van een erkend meetbedrijf of een gecertificeerd meetbedrijf waarin de meetresultaten van de daadwerkelijke eventueel gewijzigde emissies behorende bij de YE 243 na installatie c.q. wijziging en opvolgende in bedrijfname zijn weergegeven. De metingen worden uitgevoerd conform de norm ISO 8178, testcyclus E3 of D2. Deze rapportage dient ingestuurd te worden naar een nog bij het definitieve besluit nader te bepalen toezichthouder. Zonder overlegging van deze rapportage heeft de vergunning geen gelding. Deze informatie over de daadwerkelijk gerealiseerde emissies is tevens leidend voor de geldigheid van de opgaves in bijlage 4 bij onderhavig ontwerpbesluit. In dat kader wordt, waar relevant, tevens een geactualiseerde stikstofberekening en bijbehorende 'urenoverzicht' ingestuurd naar het bevoegd gezag.
-
Bij het ontbreken van een signaal vanuit de black box kan door de betrokken toezichthouders niet geverifieerd worden of binnen de kaders van de onderhavige vergunning wordt gewerkt. Bij geconstateerd ontbreken, ontvangt de vergunninghouder vanuit de betrokken toezichthouder een eenmalige formele waarschuwing met een hersteltermijn. Na het vervallen van deze termijn en het desondanks ontbreken van voorgenoemd signaal, kan tot handhaving worden overgegaan. Hierop is alleen dan een uitzondering mogelijk wanneer de vergunninghouder zich kan beroepen op het onderstaande 'calamiteitsprotocol'.
-
Een wijziging welke van invloed kan zijn op de registratie door de black box van de vaar- en/of visactiviteit dient twee weken voor operationeel worden, gemeld te worden aan het FMC (fmc@nvwa.nl.). Waar noodzakelijk kunnen de betrokken toezichthouders een nieuwe ijking eisen. Deze ijking dient op initiatief en kosten van de vergunninghouders aan de betreffende black box-leverancier verkregen te worden. Deze ijking is voor kosten van de vergunninghouder en wordt in diens opdracht uitgevoerd. De resultaten van de voorgenoemde ijking dient vijf werkdagen vóór het daadwerkelijk operationaliseren van de wijziging ter registratie gemeld te worden aan fmc@nvwa.nl.
-
Indien de wijzigingen zoals benoemd in voorgaand voorschrift van invloed kunnen zijn op de emissies van de YE 243 dan kan dit aanleiding zijn om te verzoeken om een herberekening van de opgaves van de vis- en vaaruren zoals opgenomen in bijlage 5.
-
Calamiteitsprotocol: ingeval van uitval van de blackbox geldt het navolgende protocol:
-
Bij constatering op zee: onmiddellijke telefonische melding aan de NVWA (via het FMC; tel.nr: 0900-0388 > keuze 3). Het vaartuig zal vervolgens via de andere beschikbare systemen door het FMC gemonitord worden tot de afronding van de betreffende vaar- en visreis.
-
Opvolgend uitvaren na bovenstaande uitval-melding is slechts mogelijk na reparatie en melding van reparatie aan het FMC, zodat via andere beschikbare systemen niet meer door het FMC gemonitord hoeft te worden.
-
Ingeval van verschoonbaar buiten werking blijven van de black box (bijvoorbeeld vanwege levertijd van een defect onderdeel) dient hiervan wederom melding gedaan te worden aan het FMC. Deze uitzondering geldt voor maximaal vijf werkdagen na ontvangst van de uitval-melding. Het vaartuig zal via de andere beschikbare systemen door het FMC gemonitord worden tot afmelding van het buiten werking zijn van de black box door de vergunninghouder bij het FMC. Na de voorgenoemde periode van vijf werkdagen is een vaar- en visreis zonder een operationele black box niet toegestaan.
Looptijd/geldigheid
-
De onderhavige vergunning is geldig vanaf het moment van afgifte tot en met 31 december 2029.
Hoogachtend,
De Minister voor Natuur & Stikstof
namens deze:
MT-lid Directoraat Generaal Natuur en Visserij
Bijlagen
Bijlage 1: Aanvraag
Bijlage 2: Passende Beoordeling ensisvisserij 2024-2029
Bijlage 3: Stikstofrapportage (Tauw)
Bijlage 4: AERIUS projectberekening ensisvisserij YE 243
Bijlage 5: Overzicht ingevoerde vaar- en visuren stikstofberekening YE 243 (inclusief overzichtskaart stikstofvlakken)
INSPREKEN OP ONDERHAVIGE ONTWERPBESLUIT
Zienswijzen doorgeven
U kunt uw zienswijze op verschillende manieren doorgeven. Het onderhavig ontwerpbesluit is, naast de publicatie op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen/ ook gepubliceerd op:
https://www.rvo.nl/onderwerpen/wet-natuurbescherming/zienswijze-ontwerpbesluit#waar-kunt-u-nu-op-reageren%3F
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) faciliteert het bevoegd gezag in de ontvangst en verwerking van de op dit ontwerpbesluit ontvangen zienswijzen.
Op deze website treft u vanuit RVO nadere aanwijzingen over hoe u uw zienswijze kunt aanleveren. Dit kunt u doen tot uiterlijk zes weken na publicatie van dit besluit. U logt hierop in met DigId (als burger), of met eHerkenning niveau 2+ (als organisatie).
Brief
U kunt uw zienswijze ook via de post insturen via onderstaand postadres:
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Afdeling Vergunning en Handhaving
Postbus 40225
8004 DE Zwolle
Na uw zienswijze
Nadat u uw zienswijze heeft doorgegeven, krijgt u vanuit RVO een ontvangstbevestiging. Alle zienswijzen worden meegenomen in het nemen van een definitief besluit. Bij de definitieve besluitvorming wordt door het bevoegd gezag een Nota van Antwoord toegevoegd. Hierin zijn alle zienswijzen en de reacties daarop vanuit het bevoegd gezag, samengevoegd.