AANVRAAG
1.1. Onderwerp
De voorgenomen activiteiten zijn beschreven in de aanvraag.
De twee wijzigingen ten opzichte van hetgeen vergund is in de vergunning van 1 oktober 2018 betreffen:
-
het veranderen van de planning: het project heeft vertraging opgelopen waardoor niet meer gewerkt wordt volgens de planning die beschreven stond in de passende beoordeling uit 2018;
-
het toevoegen van de mogelijkheid om (een deel van) de specie niet nabij Knokke maar in de Westeschelde te verspreiden, te weten in de verspreidingslocaties: 'Pas van Terneuzen' en 'Inloop van Ossenisse'. In de aanvraag destijds was sprake van een totaalvolume van circa 4.110.000 m3, te storten in de Westerschelde. In de huidige aanvraag wordt toestemming gevraagd om 1.894.000 m3 extra te storten in de Westerschelde, in het geval niet nabij Knokke wordt gestort. Het totale te storten volume is wel lager dan eerder in 2018 is vergund, namelijk 6.004.000 m3 i.p.v. 7.071.000 m3
Bij de aanvraag zijn gevoegd:
Een passende beoordeling, met als bijlagen daarbij:
-
bijlage A: Slibmodeleerstudie 2023;
-
bijlage B: Memo wijziging Nuttig Toepassen Nieuwe Sluis Terneuzen;
-
bijlage C: Ecologische beoordeling stikstof;
Voorts zijn nog ter kennisname meegezonden:
Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.
1.2. Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en het artikel 1.3, lid 1 sub a, 1 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.
De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.
1.3. Vergunningplicht
De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de betrokken Natura 2000-gebieden, significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van die gebieden. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.
1.4. Beoordeling van projecten
1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen
De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb, omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied.
1.4.2. Passende beoordeling
Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De met de aanvraag meegezonden PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van de Natura 2000-gebieden Westerschelde & Saeftinghe en de Vlakte van de Raan.
1.5 Beleid
Beheerplan Westerschelde & Saeftinghe
Het beheerplan (2016) geeft aan dat de knelpunten voor habitattype H1130 estuaria hoofdzakelijk liggen bij het ruimtegebrek voor laagdynamische delen en bij de huidige suboptimale morfologische processen in de Westerschelde, deze faciliteren namelijk juist vooral het voortbestaan van gebieden met hoge dynamiek. De uitbreidings- en verbeterdoelen worden daarom niet automatisch gehaald. Er worden in het beheerplan geen knelpunten genoemd voor H1130 met betrekking tot vertroebeling. De voorgenomen oplossingsrichtingen/maatregelen zijn daarom vooral gericht op verruiming van H1130 en natuurherstel, in het bijzonder van laagdynamische delen.
BEOORDELING
2.1 Afbakening
Gebied
Het verspreiden van onderhoudsbaggerspecie vindt plaats in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Voorts zijn mogelijke effecten op andere gebieden onderzocht.
Gevolgen
Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen effecten kunnen optreden. Dit zijn:
Voor de aspecten: Sedimentatie, verandering in hydromorfologie, verstoring door onderwatergeluid, verstoring bovenwater en verontreiniging wordt in de PB vervolgens geconcludeerd dat significante effecten op voorhand zijn uitgesloten.
Betreffende verontreiniging is van belang dat het Besluit Bodemkwaliteit waarborgt dat verontreinigde baggerspecie niet verspreid of toegepast mag worden in de Westerschelde. De concentraties PFAS voldoen aan de verwachting van voorgaande onderzoeken en voldoen aan de geldende toepassingsnorm. Hierdoor komt de baggerspecie in aanmerking voor verspreiding in hetzelfde oppervlaktewaterlichaam. Lokaal wordt een overschrijding van de maximale PFAS-waarde gemeten. Met PFAS verontreinigde specie wordt apart ontgraven en naar een slibdepot afgevoerd. Samenvattend betekent dit dat alle specie die op de verspreidings- en toepassingslocatie wordt toegepast in zout water van dusdanige kwaliteit is dat er geen significante effecten van verontreiniging optreden. Verontreinigde baggerspecie in het projectgebied wordt derhalve voorafgaand naar een slibdepot of erkend verwerker afgevoerd. Significante effecten van verontreiniging kunnen daarmee op voorhand worden uitgesloten.
Voor de aspecten vertroebeling, sedimentatie en verzuring en vermesting zijn de mogelijk negatieve effecten in de PB nader beoordeeld omdat significante gevolgen niet op voorhand konden worden uitgesloten.
Natuurwaarden
De natuurwaarden (instandhoudingsdoelen) die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn weergegeven in hoofdstuk 5 van de Passende beoordeling. Het betreft de gebieden:
-
Westerschelde & Saeftinghe;
-
Vlakte van de Raan;
-
Zwin & Kievittepolder (België);
-
Belgische Speciale Beschermingszone 3 (SBZ 3) (België);
-
Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist (België);
-
Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent (België);
-
Schorren en Polders van de Beneden-Schelde (België);
Voorts is voor verzuring en vermesting nog naar andere gebieden gekeken.
De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Nederlandse Natura 2000-gebieden staan voorts vermeld op www.natura2000.nl.
Project
De nieuwe sluis Terneuzen wordt aangelegd in het belang van een goede doorstroming van het scheepvaartverkeer van en naar het kanaal Gent-Terneuzen. Dit project is eerder vergund en wordt nu niet beoordeeld. Het gaat alleen nog om de effecten van het gewijzigd afvoeren en verspreiden van grond- en baggerspecie.
Conclusie afbakening
Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.
2.2 Mogelijke effecten en mitigatie
Hieronder volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB.
Vertroebeling
Door het verspreiden van grond- en baggerspecie komt tijdelijk extra zwevend stof in de waterkolom terecht. In de Westerschelde is al zwevend stof in de waterkolom aanwezig, de achtergrondconcentratie.
In de PB is als worst-case uitgangspunt voor vertroebeling 100% van de nog te kleppen specie in de Westerschelde toegepast. Hierdoor zijn de waarden van de gemodelleerde effecten maximaal. Terwijl, aldus aanvrager, de ervaring met kleinere volumes leert dat de effecten minder zijn dan in de passende beordeling van 2018 werd aangenomen. De nu gedane beoordeling is daarom een worst-case situatie.
De vertroebelingswolk is gemodelleerd tussen september en december. In deze tijdspanne wordt de grootste hoeveelheid baggerspecie verspreid. In de winter is de primaire productie van nature erg laag en zullen effecten dermate beperkt zijn dat deze niet doorwerken in de voedselketen.
De totale concentratie slib is lager dan de grenswaarde waarbij in onderzoek negatieve effecten worden gezien op de groei van schelpdieren. De groei van schelpdieren en de voedselbeschikbaarheid van vogels zal dus niet afnemen als gevolg van de toename in concentratie.
Betreffende trekvissen is barrièrewerking niet aan de orde. Alle soorten trekvissen die door het Schelde-estuarium trekken zijn vertrouwd met hoog fluctuerende achtergrondconcentraties.
De instandhoudingsdoelen voor zichtjagende niet-broedvogels worden niet aangetast, omdat er voor deze dieren voldoende uitwijkmogelijkheden zijn.
Ik onderschrijf deze conclusies.
Sedimentatie
Sedimentatie, ofwel bodembedekking is buiten de stortgebieden en hun directe omgeving maximaal 1 mm per dag, zo blijkt uit de PB. Het gehele gebied zal niet in één keer bedekt worden met een slibwolk. De sedimentatesnelheid en de reikwijdte van de slibwolk zal per dag verschillen.
Sedimentatie heeft geen effect op bodemdieren in de Westerschelde op populatieniveau. De geplande werkzaamheden hebben voorts geen significante effecten op de op droogvallende platen foeragerende vogels, omdat op de platen de sedimentatienorm van 0,33 mm/dag niet wordt overschreden. Een doorwerkend effect op habitattypen is daarmee niet aan de orde.
De instandhoudingsdoelen van de aquatische habitattypen en van schorren en slikken worden niet negatief beïnvloed, aldus de PB. De Westerschelde is een dynamisch natuurlijk systeem, waar natuurlijke ophoging en afvlakking van schorren voorkomt. De natuurlijke sedimentatie in het gebied is dermate hoog en variabel dat de toegevoegde sedimentatie door de geplande activiteiten (met een maximum van 4 mm) geen significant effect heeft op de kwaliteit van habitattypen H1320 en H1330. Ik onderschrijf deze conclusies.
Verzuring en vermesting
De verandering van de activiteiten voor Nieuwe Sluis Terneuzen leidt tot een minimale additionele stikstofdepositie ten opzichte van de huidige (vergunde) situatie indien er niet naar Knokke gevaren wordt. Als er wel naar Knokke gevaren wordt, verandert de depositie niet ten opzichte van de in 2018 vergunde depositie.
In de beoogde situatie zal op de meeste plekken netto minder stikstofdepositie optreden, terwijl op enkele hexagonen een toename is (de hoogste additionele tijdelijke depositie treedt op in het Natura 2000-gebied Oosterschelde en bedraagt maximaal 0,03 mol N/Ha/jaar).
Uit de ecologische beoordeling (bijlage C bij de passende beoordeling) komt naar voren dat de kans op significant negatieve effecten met zekerheid is uitgesloten en dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe, Yerseke en Kapelse Moer en de gestelde instandhoudingsdoelstellingen voor stikstofgevoelige habitattypen of de soorten die hiervan afhankelijk zijn niet worden aangetast.
Met zekerheid heeft de projectdepositie geen invloed op de referentiesituatie of de mogelijkheden om een uitbreidings- en verbeteropgaven te behalen; het halen van de instandhoudingsdoelstellingen komt niet in gevaar en wordt niet vertraagd.
Ik onderschrijf deze conclusie.
Nadere voorschriften
Ik onderschrijf de conclusies uit de PB en ben van oordeel dat de voorgenomen activiteit geen significant negatieve effecten heeft op de habitattypen en op de habitatrichtlijnsoorten die voorkomen in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe en de andere gebieden. De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen.
Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken habitatrichtlijnsoorten is uit te sluiten.
Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van de voorgenomen activiteit plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften.
2.4. Cumulatie
Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.
In de PB is gekeken naar de cumulatie met projecten:
-
Verspreiden baggerspecie havens Terneuzen en Hansweert;
-
Onderhoud vaargeul Westerschelde;
-
Verspreiden baggerspecie Oostgat-Sardijngeul;
-
Verspreiden baggerspecie vissershaven en jachthaven Breskens;
-
Verspreiden baggerspecie handelshaven Breskens;
-
Verspreiden baggerspecie Veerhaven Breskens;
-
Verspreiden baggerspecie Sloehaven;
Verspreiden baggerspecie havens Terneuzen en Hansweert
Overlap van de activiteiten kan wel zorgen voor extra vertroebeling en sedimentatie. Omdat in beide activiteiten hetzelfde materieel wordt gebruikt, door dezelfde uitvoerder, kunnen de activiteiten niet tegelijkertijd worden uitgevoerd en kan overlap worden uitgesloten.
Onderhoud vaargeul Westerschelde
Het te verspreiden sediment bestaat voor 95% uit zand. Door het lage slibgehalte zal het sediment vrijwel direct naar de bodem zakken. Hierdoor zal er vrijwel geen vertroebeling plaatsvinden. Geen cumulatie.
Verspreiden baggerspecie Oostgat-Sardijngeul
Hiervoor geldt hetzelfde, het slibgehalte is minder dan 1%.
Verspreiden baggerspecie havens Breskens
Doordat deze activiteiten al meerdere jaren worden uitgevoerd en voorheen vrijgesteld waren onder het beheerplan, zijn deze activiteiten meegenomen in de achtergrondconcentratie van de vertroebelingsstudie in de PB.
Verspreiden baggerspecie Sloehaven
De vergunning loopt tot en met 08-07-2032 en betreft het jaarlijks verspreiden van maximaal 1,75 miljoen m3 baggerspecie in een aantal verspreidingsvakken in nabijheid van de Sloehaven (W13_alt3, W13_alt2 en WID). Het verspreiden van de baggerspecie leidt tot een tijdelijke en lokale toename (twee getijdeperioden en enkele kilometers). Een groot deel van de Westerschelde laat een zeer beperkte toename van troebelheid zien. In cumulatie zal de concentratie in de slibwolk van de Nieuwe Sluis Terneuzen met maximaal 0.5 mg/L veranderen. Dit kan zowel een toe- als afname zijn.
Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.
2.5. Monitoring en rapportage
De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de aanvraag, voor zover die niet strijdig is met de eerdere Wnb-vergunning en de daarin opgenomen voorschriften en beperkingen.
Er worden geen monitoringsverplichtingen opgelegd.
2.6 Conclusie
Met de door u uitgevoerde PB, de daarbij behorende rapportages en documenten, de vergunningvoorschriften en mitigerende maatregelen is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.
Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.