Onderwerp: Bezoek-historie

Definitief Besluit vergunning Wet natuurbescherming verspreiden baggerspecie Nieuwe Sluis Terneuzen
Geldigheid:08-11-2023 t/m 31-12-2024Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 7 juli 2023 heeft uw gemachtigde een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) aangevraagd voor het gewijzigd verspreiden van grond- of baggerspecie die vrijkomt binnen project Nieuwe Sluis Terneuzen. Dit vindt plaats in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe en in relatie tot onder meer het Natura 2000-gebied de Vlakte van de Raan.

Procedure

Op 7 juli 2023 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van toepassing. Het besluit tot toepassing is gepubliceerd in de Staatscourant van 24 december 2021, stcrt-2021-50392.

Dit ontwerpbesluit is gepubliceerd op 8 september 2023, waarna zienswijzen konden worden ingediend binnen zes weken, derhalve uiterlijk 21 oktober 2023. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Besluit

Ik besluit om u op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb een vergunning te verlenen voor het gewijzigd verspreiden, inclusief het transporteren van grond- of baggerspecie in de Westerschelde (Pas van Terneuzen en Inloop van Ossenisse) die vrijkomt binnen project Nieuwe Sluis Terneuzen. Dit betreft een wijziging van de reeds eerder op 1 oktober 2018 aan Rijkswaterstaat verleende vergunning met als kenmerk DGAN-NB/18245635.

In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze vergunning ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen zijn onderdeel van dit besluit.

AANVRAAG

1.1. Onderwerp

De voorgenomen activiteiten zijn beschreven in de aanvraag.

De twee wijzigingen ten opzichte van hetgeen vergund is in de vergunning van 1 oktober 2018 betreffen:

  • het veranderen van de planning: het project heeft vertraging opgelopen waardoor niet meer gewerkt wordt volgens de planning die beschreven stond in de passende beoordeling uit 2018;

  • het toevoegen van de mogelijkheid om (een deel van) de specie niet nabij Knokke maar in de Westeschelde te verspreiden, te weten in de verspreidingslocaties: 'Pas van Terneuzen' en 'Inloop van Ossenisse'. In de aanvraag destijds was sprake van een totaalvolume van circa 4.110.000 m3, te storten in de Westerschelde. In de huidige aanvraag wordt toestemming gevraagd om 1.894.000 m3 extra te storten in de Westerschelde, in het geval niet nabij Knokke wordt gestort. Het totale te storten volume is wel lager dan eerder in 2018 is vergund, namelijk 6.004.000 m3 i.p.v. 7.071.000 m3

Bij de aanvraag zijn gevoegd:

Een passende beoordeling, met als bijlagen daarbij:

  • bijlage A: Slibmodeleerstudie 2023;

  • bijlage B: Memo wijziging Nuttig Toepassen Nieuwe Sluis Terneuzen;

  • bijlage C: Ecologische beoordeling stikstof;

Voorts zijn nog ter kennisname meegezonden:

  • aanvullend en actualiserend waterbodemonderzoek uit 2020;

  • Rapport Milieu hygiënisch Grondonderzoek - PFAS-onderzoek Buitenhaven West – Waterbodem - Verkennend waterbodemonderzoek (NEN 5720) uit 2022;

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.

 

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en het artikel 1.3, lid 1 sub a, 1 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

 

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de betrokken Natura 2000-gebieden, significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van die gebieden. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.

 

1.4. Beoordeling van projecten

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb, omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De met de aanvraag meegezonden PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van de Natura 2000-gebieden Westerschelde & Saeftinghe en de Vlakte van de Raan.

 

1.5 Beleid

Beheerplan Westerschelde & Saeftinghe

Het beheerplan (2016) geeft aan dat de knelpunten voor habitattype H1130 estuaria hoofdzakelijk liggen bij het ruimtegebrek voor laagdynamische delen en bij de huidige suboptimale morfologische processen in de Westerschelde, deze faciliteren namelijk juist vooral het voortbestaan van gebieden met hoge dynamiek. De uitbreidings- en verbeterdoelen worden daarom niet automatisch gehaald. Er worden in het beheerplan geen knelpunten genoemd voor H1130 met betrekking tot vertroebeling. De voorgenomen oplossingsrichtingen/maatregelen zijn daarom vooral gericht op verruiming van H1130 en natuurherstel, in het bijzonder van laagdynamische delen.

BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

Het verspreiden van onderhoudsbaggerspecie vindt plaats in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Voorts zijn mogelijke effecten op andere gebieden onderzocht.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen effecten kunnen optreden. Dit zijn:

  • Vertroebeling;

  • Sedimentatie;

  • Verandering in hydromorfologie;

  • Verstoring door onderwatergeluid;

  • Verstoring bovenwater;

  • Verzuring en vermesting;

  • Verontreiniging


Voor de aspecten: Sedimentatie, verandering in hydromorfologie, verstoring door onderwatergeluid, verstoring bovenwater en verontreiniging wordt in de PB vervolgens geconcludeerd dat significante effecten op voorhand zijn uitgesloten.

Betreffende verontreiniging is van belang dat het Besluit Bodemkwaliteit waarborgt dat verontreinigde baggerspecie niet verspreid of toegepast mag worden in de Westerschelde. De concentraties PFAS voldoen aan de verwachting van voorgaande onderzoeken en voldoen aan de geldende toepassingsnorm. Hierdoor komt de baggerspecie in aanmerking voor verspreiding in hetzelfde oppervlaktewaterlichaam. Lokaal wordt een overschrijding van de maximale PFAS-waarde gemeten. Met PFAS verontreinigde specie wordt apart ontgraven en naar een slibdepot afgevoerd. Samenvattend betekent dit dat alle specie die op de verspreidings- en toepassingslocatie wordt toegepast in zout water van dusdanige kwaliteit is dat er geen significante effecten van verontreiniging optreden. Verontreinigde baggerspecie in het projectgebied wordt derhalve voorafgaand naar een slibdepot of erkend verwerker afgevoerd. Significante effecten van verontreiniging kunnen daarmee op voorhand worden uitgesloten.

Voor de aspecten vertroebeling, sedimentatie en verzuring en vermesting zijn de mogelijk negatieve effecten in de PB nader beoordeeld omdat significante gevolgen niet op voorhand konden worden uitgesloten.

 

Natuurwaarden

De natuurwaarden (instandhoudingsdoelen) die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn weergegeven in hoofdstuk 5 van de Passende beoordeling. Het betreft de gebieden:

  • Westerschelde & Saeftinghe;

  • Vlakte van de Raan;

  • Zwin & Kievittepolder (België);

  • Belgische Speciale Beschermingszone 3 (SBZ 3) (België);

  • Kustbroedvogels te Zeebrugge-Heist (België);

  • Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent (België);

  • Schorren en Polders van de Beneden-Schelde (België);


Voorts is voor verzuring en vermesting nog naar andere gebieden gekeken.

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Nederlandse Natura 2000-gebieden staan voorts vermeld op www.natura2000.nl.

 

Project

De nieuwe sluis Terneuzen wordt aangelegd in het belang van een goede doorstroming van het scheepvaartverkeer van en naar het kanaal Gent-Terneuzen. Dit project is eerder vergund en wordt nu niet beoordeeld. Het gaat alleen nog om de effecten van het gewijzigd afvoeren en verspreiden van grond- en baggerspecie.

 

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

 

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

Hieronder volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB.

Vertroebeling

Door het verspreiden van grond- en baggerspecie komt tijdelijk extra zwevend stof in de waterkolom terecht. In de Westerschelde is al zwevend stof in de waterkolom aanwezig, de achtergrondconcentratie.

In de PB is als worst-case uitgangspunt voor vertroebeling 100% van de nog te kleppen specie in de Westerschelde toegepast. Hierdoor zijn de waarden van de gemodelleerde effecten maximaal. Terwijl, aldus aanvrager, de ervaring met kleinere volumes leert dat de effecten minder zijn dan in de passende beordeling van 2018 werd aangenomen. De nu gedane beoordeling is daarom een worst-case situatie.

De vertroebelingswolk is gemodelleerd tussen september en december. In deze tijdspanne wordt de grootste hoeveelheid baggerspecie verspreid. In de winter is de primaire productie van nature erg laag en zullen effecten dermate beperkt zijn dat deze niet doorwerken in de voedselketen.

De totale concentratie slib is lager dan de grenswaarde waarbij in onderzoek negatieve effecten worden gezien op de groei van schelpdieren. De groei van schelpdieren en de voedselbeschikbaarheid van vogels zal dus niet afnemen als gevolg van de toename in concentratie.

Betreffende trekvissen is barrièrewerking niet aan de orde. Alle soorten trekvissen die door het Schelde-estuarium trekken zijn vertrouwd met hoog fluctuerende achtergrondconcentraties.

De instandhoudingsdoelen voor zichtjagende niet-broedvogels worden niet aangetast, omdat er voor deze dieren voldoende uitwijkmogelijkheden zijn.

Ik onderschrijf deze conclusies.


Sedimentatie

Sedimentatie, ofwel bodembedekking is buiten de stortgebieden en hun directe omgeving maximaal 1 mm per dag, zo blijkt uit de PB. Het gehele gebied zal niet in één keer bedekt worden met een slibwolk. De sedimentatesnelheid en de reikwijdte van de slibwolk zal per dag verschillen.

Sedimentatie heeft geen effect op bodemdieren in de Westerschelde op populatieniveau. De geplande werkzaamheden hebben voorts geen significante effecten op de op droogvallende platen foeragerende vogels, omdat op de platen de sedimentatienorm van 0,33 mm/dag niet wordt overschreden. Een doorwerkend effect op habitattypen is daarmee niet aan de orde.

De instandhoudingsdoelen van de aquatische habitattypen en van schorren en slikken worden niet negatief beïnvloed, aldus de PB. De Westerschelde is een dynamisch natuurlijk systeem, waar natuurlijke ophoging en afvlakking van schorren voorkomt. De natuurlijke sedimentatie in het gebied is dermate hoog en variabel dat de toegevoegde sedimentatie door de geplande activiteiten (met een maximum van 4 mm) geen significant effect heeft op de kwaliteit van habitattypen H1320 en H1330. Ik onderschrijf deze conclusies.


Verzuring en vermesting

De verandering van de activiteiten voor Nieuwe Sluis Terneuzen leidt tot een minimale additionele stikstofdepositie ten opzichte van de huidige (vergunde) situatie indien er niet naar Knokke gevaren wordt. Als er wel naar Knokke gevaren wordt, verandert de depositie niet ten opzichte van de in 2018 vergunde depositie.

In de beoogde situatie zal op de meeste plekken netto minder stikstofdepositie optreden, terwijl op enkele hexagonen een toename is (de hoogste additionele tijdelijke depositie treedt op in het Natura 2000-gebied Oosterschelde en bedraagt maximaal 0,03 mol N/Ha/jaar).

Uit de ecologische beoordeling (bijlage C bij de passende beoordeling) komt naar voren dat de kans op significant negatieve effecten met zekerheid is uitgesloten en dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe, Yerseke en Kapelse Moer en de gestelde instandhoudingsdoelstellingen voor stikstofgevoelige habitattypen of de soorten die hiervan afhankelijk zijn niet worden aangetast.

Met zekerheid heeft de projectdepositie geen invloed op de referentiesituatie of de mogelijkheden om een uitbreidings- en verbeteropgaven te behalen; het halen van de instandhoudingsdoelstellingen komt niet in gevaar en wordt niet vertraagd.

Ik onderschrijf deze conclusie.


Nadere voorschriften

Ik onderschrijf de conclusies uit de PB en ben van oordeel dat de voorgenomen activiteit geen significant negatieve effecten heeft op de habitattypen en op de habitatrichtlijnsoorten die voorkomen in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe en de andere gebieden. De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken habitatrichtlijnsoorten is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van de voorgenomen activiteit plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften.

 

2.4. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

In de PB is gekeken naar de cumulatie met projecten:

  • Verspreiden baggerspecie havens Terneuzen en Hansweert;

  • Onderhoud vaargeul Westerschelde;

  • Verspreiden baggerspecie Oostgat-Sardijngeul;

  • Verspreiden baggerspecie vissershaven en jachthaven Breskens;

  • Verspreiden baggerspecie handelshaven Breskens;

  • Verspreiden baggerspecie Veerhaven Breskens;

  • Verspreiden baggerspecie Sloehaven;


Verspreiden baggerspecie havens Terneuzen en Hansweert

Overlap van de activiteiten kan wel zorgen voor extra vertroebeling en sedimentatie. Omdat in beide activiteiten hetzelfde materieel wordt gebruikt, door dezelfde uitvoerder, kunnen de activiteiten niet tegelijkertijd worden uitgevoerd en kan overlap worden uitgesloten.


Onderhoud vaargeul Westerschelde

Het te verspreiden sediment bestaat voor 95% uit zand. Door het lage slibgehalte zal het sediment vrijwel direct naar de bodem zakken. Hierdoor zal er vrijwel geen vertroebeling plaatsvinden. Geen cumulatie.


Verspreiden baggerspecie Oostgat-Sardijngeul

Hiervoor geldt hetzelfde, het slibgehalte is minder dan 1%.


Verspreiden baggerspecie havens Breskens

Doordat deze activiteiten al meerdere jaren worden uitgevoerd en voorheen vrijgesteld waren onder het beheerplan, zijn deze activiteiten meegenomen in de achtergrondconcentratie van de vertroebelingsstudie in de PB.


Verspreiden baggerspecie Sloehaven

De vergunning loopt tot en met 08-07-2032 en betreft het jaarlijks verspreiden van maximaal 1,75 miljoen m3 baggerspecie in een aantal verspreidingsvakken in nabijheid van de Sloehaven (W13_alt3, W13_alt2 en WID). Het verspreiden van de baggerspecie leidt tot een tijdelijke en lokale toename (twee getijdeperioden en enkele kilometers). Een groot deel van de Westerschelde laat een zeer beperkte toename van troebelheid zien. In cumulatie zal de concentratie in de slibwolk van de Nieuwe Sluis Terneuzen met maximaal 0.5 mg/L veranderen. Dit kan zowel een toe- als afname zijn.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

 

2.5. Monitoring en rapportage

De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de aanvraag, voor zover die niet strijdig is met de eerdere Wnb-vergunning en de daarin opgenomen voorschriften en beperkingen.

Er worden geen monitoringsverplichtingen opgelegd.

 

2.6 Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB, de daarbij behorende rapportages en documenten, de vergunningvoorschriften en mitigerende maatregelen is de zekerheid verkregen dat de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe en andere genoemde Natura 2000-gebieden aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Rijkswaterstaat, Zee en Delta (hierna: vergunninghouder) of diens rechtsopvolger.

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen.

  5. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals de aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  6. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag wordt schriftelijk gemeld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter attentie van het Cluster Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag). Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens het bevoegd gezag. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  7. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  8. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  9. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.


Nadere inhoudelijke voorschriften

Uitvoering

  1. De werkzaamheden worden uitgevoerd op de wijze zoals in de passende beoordeling beschreven.

  2. De vergunningsvoorwaarden van de op 1 oktober 2018 aan Rijkswaterstaat Zee en Delta verleende vergunning met kenmerk DGAN-NB/18245635 gelden onverkort, tenzij daarvan thans wordt afgeweken.

  3. Het is toegestaan om in de verspreidingslocaties: 'Pas van Terneuzen' en 'Inloop van Ossenisse' maximaal 6.004.000 m3 baggerspecie te storten in het geval wordt afgezien van het afvoeren naar Knokke. Dit is inclusief het reeds geklepte volume van 2.354.000 m3.

  4. Aan het bevoegd gezag dient in 2023 melding te worden gedaan van de definitieve keuze voor de afvoer van de baggerspecie.

  5. Er dient conform de planning in de passende beoordeling gewerkt te worden, waarbij in de herfst-/wintermaanden de grootste volumes gestort worden en in mei/juni nog een beperkte hoeveelheid (minder dan 350.000 m3).

  6. Verspreiding van significant verontreinigde baggerspecie dient te worden voorkomen.

  7. Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt.


Looptijd en geldigheid

  1. De vergunning is geldig tot en met 31 december 2024.

 

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. van de Awb kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

 

Hoogachtend,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:
MT-lid Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

 

Bijlagen:

Passende beoordeling met bijlagen A t/m C.

BEROEP

Bent u het niet eens met het definitieve besluit? Als belanghebbende kunt u hiertegen in beroep gaan. Bent u geen belanghebbende? Dan kunt u in beroep gaan als u op tijd een zienswijze heeft doorgegeven. Verschilt het definitieve besluit inhoudelijk van het ontwerpbesluit? Dan kunt ook in beroep gaan als u geen belanghebbende bent en geen zienswijze heeft doorgegeven.

U kunt uw beroepschrift digitaal of via een brief indienen.

Digitaal dient u in via het beroepschriftformulier:

https://formulier.rechtspraak.nl/burger/bestuur/beroepschrift/rechtbank

U heeft hier een DigiD voor nodig. Let op: het digitale beroepschriftformulier is niet bruikbaar voor rechtspersonen of voor gemachtigden van rechtspersonen. Bedrijven als een besloten vennootschep (bv) of naamloze vennootschap (nv) en organisatie als een stichting of vereniging dienen hun stukken op papier in. Een eenmanszaak, vennootschep onder firma (vof) of commanditaire vennootschap (cv) kan de formulieren wel gebruiken. Zij kunnen inloggen met hun DigiD.

Via een brief. Vermeld in uw beroepschrift:

  • uw naam en adres

  • het besluit waartegen u in beroep gaat

  • waarom u het niet eens bent met de beslissing van het bestuursorgaan

  • wat de beslissing volgens u moet zijn

Dateer en onderteken het beroepschrift. Uw woonplaats is bepalend bij de vraag bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen. Heeft u geen woonplaats in Nederland dan is de zetel van het bestuursorgaan bepalend.

Via https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Contact#contactgegevens

kunt u nagaan bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen.

Stuur de stukken die belangrijk zijn voor de rechter mee met het beroepschrift. In elk geval:

  • het besluit waartegen u beroep instelt.

  • eventuele documenten en foto's waarmee u uw standpunt onderbouwt.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister voor Natuur en Stikstof maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 3.1 van de Wet Open Overheid. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven