AANVRAAG
1.1. Onderwerp
U wilt met verlaagd staand want de visserij op wolhandkrab uitoefenen in het IJsselmeer in het aankomend visseizoen, meer specifiek: in de periode van 1 december 2023 tot 15 maart 2024, waarbij in die periode tegelijkertijd ook een bijvangstonderzoek wordt uitgevoerd, en hierna jaarlijks in het visseizoen tussen 1 december en 15 maart. De vislocaties zijn gelegen in de nabijheid van de spuilocaties Kornwerderzand en Den Oever. De vislocatie bevindt zich binnen het beschermde Natura 2000-gebied IJsselmeer en in de buurt van het beschermde Natura 2000-gebied de Waddenzee.
Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.
Ik maak u erop attent dat u voor het kunnen benutten van de onderhavige vergunning ook moet kunnen beschikken over de tevens vereiste toestemming op grond van de visserijwet- en regelgeving. Voorts: de onderhavige vergunning betreft louter een toestemming op grond van de Wnb en de daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.
1.2. Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub f onder 1° van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag. De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.
1.3. Vergunningplicht
De aangevraagde activiteit kan, significante gevolgen hebben voor het Natura 2000-gebied IJsselmeer. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.
1.4. Beoordeling van projecten en andere handelingen
1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen
De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura-gebied IJsselmeer.
1.4.2. Passende beoordeling
Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied IJsselmeer.
1.5. Beleid
Natura 2000 beheerplan IJsselmeer
Het relevante Natura 2000 beheerplan IJsselmeer stelt het volgende: Wolhandkrabvisserij, uitgevoerd met alle vormen van staand want, is vergunningplichtig.
BEOORDELING
2.1 Afbakening
Gebied
De beoogde visserij vindt plaats in het Natura 2000-gebied IJsselmeer.
Gevolgen
Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:
-
onttrekking van vissen (bijvangst van bot; direct effect)
-
onttrekking van vissen (bijvangst van bot; indirect effect (vogelvoedsel)
-
verstoring van rust van beschermde vogelsoorten
-
bijvangst van beschermde vogelsoorten in de visserij
-
verstoring van beschermde diersoorten (rivierdonderpad, dreissena's)
-
vermesting door stikstofdepositie (gevoelig habitattype: trilvenen).
Natuurwaarden
De in de PB geselecteerde natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn: rivierdonderpad, dreissena's, steenloper, fuut, aalscholver, toppereend , kuifeend, brilduiker, tafeleend, nonnetje, grote zaagbek, dwergmeeuw, middelste zaagbek, en overgangs- en trilvenen (subtype trilvenen).
Conclusie afbakening
Ik ben van mening dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.
2.2 Mogelijke effecten en mitigatie
Eventuele bronvermeldingen in deze vergunning zijn te vinden in hoofdstuk 7 van de PB.
2.2.1 Habitattypen
De AERIUS Calculator-berekening is bij de aanvraag gevoegd. Bij de berekening zijn enkele aannames gemaakt; die aannames zijn beschreven in de PB en de bijlage bij de PB en waar relevant ook vervat in voorschriften bij de onderhavige vergunning.
De berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven de 0,00 mol/ha/jr.
Door de berekening met AERIUS Calculator 2022 uit te voeren, zijn de activiteiten van de onderhavige visserij beoordeeld in samenhang met andere activiteiten die in de achtergronddepositie (hierna: ADW) zijn meegenomen. Bij de berekening van de ADW is in AERIUS 2022 de situatie van 2020 i.r.t. reeds aanwezige stikstofdepositie vanuit andere bronnen reeds verwerkt. Daarmee is de uitstoot van recreatie in het betreffende gebied en andere activiteiten in/in de nabijheid van de beoogde visgebieden meegenomen in de berekening.
Om bovenstaande conclusie afdoende te waarborgen, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften die zien op de verblijfsduur in de visgebieden alsmede op het ingezette motorvermogen.
2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten
De onderhavige visserij zal alleen plaatsvinden in water dieper dan 4 meter en tenminste 50 meter uit de oever. De belangrijkste plaatsen waar rivierdonderpad voorkomt, worden daardoor niet bevist. Dit is daarmee niet als een verstoring of verslechtering van (de kwaliteit van) het leefgebied of de populatie te beschouwen (Jager, 2020). Daarnaast is de bijvangst in verlaagd staand want afhankelijk van de actieve verplaatsing van vissoorten; die is bij de rivierdonderpad zeer beperkt. De soort is daarnaast een relatief kleine vissoort die niet selectief gevangen wordt in het toegepaste type net (Jager, 2020). Het is daarmee vrijwel uitgesloten dat de soort in deze visserij wordt bijgevangen. Daarmee kunnen, concluderend, effecten op de populatie van de rivierdonderpad worden uitgesloten.
2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten
Stapelvoedsel aalscholver
De visserij met verlaagd staand want is een zeer selectieve visserij; de enige vissoort die in enige mate bijgevangen wordt, is (grotere) bot. Grotere bot is geen makkelijke prooi voor vogels. Jager (2020) geeft aan dat uit onderzoek blijkt dat vooral bot tot 15 cm door aalscholvers werden gegeten. De meeste botten die in de bijvangst van de wolhandkrabvisserij werden aangetroffen (Kampen, 2019) zijn te groot voor consumptie door aalscholvers. Uit onderzoek van Van den Boogaart et. al. (2013) naar bijvangst in regulier staand want visserij (>1m hoogte) volgt dat er geen aalscholver werd bijgevangen. Dit onderstreept de minimale vangkans van aalscholver in verlaagd staand want. Er wordt dan ook geen effect verwacht op het stapelvoedsel van vogels door de voorgenomen wolhandkrabvisserij nabij Kornwerderzand.
Verstoring van vogels
In en nabij het beoogde visgebied langs de Afsluitdijk worden steenlopers, eendachtigen, meeuwen en sterns aangetroffen. Verstoring kan optreden als de activiteit een overlap vertoont in ruimte (gedeeltelijk dezelfde locatie) of tijd (periode 1 december tot 15 maart).
In het onderhavige geval zijn drie specificaties in uitvoering van de visserij van belang i.r.t. de verstoringsaspecten:
- de zeer beperkte vaartijd en de zeer specifieke locaties van visserij
- geen vangstactiviteiten in ondiepe zones met vogelconcentraties
- geen activiteit in de nachtperiode.
Ik onderschrijf de in de PB gemaakte selectie van relevante beschermde vogelsoorten. Ik onderschrijf tevens de onderbouwde stelling dat er geen sprake zal zijn van verstoring van rustende en foeragerende beschermde vogelsoorten.
Bijvangst van beschermde vogelsoorten
Het verlaagd staand want is een passief vistuig dat overdag en s 'nachts zijn werk doet, zonder toezicht of aanwezigheid van vissers. Daarmee is er theoretisch een risico aanwezig dat duikende watervogels onder water verstrikt kunnen raken in deze netten en kunnen verdrinken.
In de PB is een nadere analyse opgenomen in relatie tot deze verdrinkingskans. Deze kans beperkt zich tot de duikende viseters (met name aalscholvers vanwege hun grotere duikdiepte) en tot de bodem duikende schelpdiereters in water tot maximaal 4 meter diep (kuifeend, tafeleend, toppereend en brilduiker). De schelpdiereters foerageren hoofdzakelijk op driehoeksmosselen en/of de verwante quaggamossel. Deze soorten komen niet voor in de diepere slibrijke geulen waar de activiteit plaatsvindt. Daarom zijn de beoogde vislocaties ook geen belangrijke foerageerlocaties voor schelpdieretende eenden. Op grond van het foerageergedrag is bijvangst van overige vogelsoorten tevens uitgesloten.
Het adviesbureau ATKB heeft in 2015 en 2019 (Kampen) middels veldonderzoek de bijvangsten in de visserij met verlaagd staand want onderzocht. Binnen beide onderzoeken zijn geen vogels bijgevangen.
In de PB wordt, specifiek voor de onderhavige visserij in de aangegeven omvang en op de aangegeven locaties, afdoende onderbouwd waarom er geen of slechts een uiterst kleine kans is dat vogels in aanraking zullen komen met de netten en erin verdrinken. Voor wat betreft aalscholvers kan een geringe kans op bijvangst bestaan, worst case betreft het evenwel hooguit enkele exemplaren. De instandhoudings-doelstellingen van de aalscholver in het IJsselmeer worden de afgelopen vijf jaren gehaald. De populatie kent een dalende trend, welke naar verwachting wordt veroorzaakt door een verlaagd prooi aanbod. De eventuele bijvangst van enkele aalscholvers per jaar zal geen effect hebben op de voor deze soort geformuleerde instandhoudingsdoelstelling. Ik onderschrijf deze analyse.
Wel zal ik mijn toezichthouders, ter extra validatie, verzoeken om steeksproefgewijs op de bijvangst van vogels te controleren.
2.3. Cumulatie
Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.
Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, niet kan leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het betrokken Natura 2000-gebied of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
Uit de Wnb volgt dat bezien moet worden of er sprake is of kan zijn van een cumulatie van effecten met andere projecten en plannen. Hierin moeten in ieder geval projecten worden meegenomen die ten tijde van de onderhavige besluitvorming reeds over een vergunning beschikken. Projecten in een voorbereidend stadium vallen buiten de cumulatieve toets. Bestaande activiteiten hoeven daarentegen veelal ook niet bij deze toets te worden meegenomen, vanuit de gedachte dat de mogelijke effecten van deze activiteiten al in de huidige feitelijke situatie zijn verdisconteerd en op die wijze al bij de primaire effectbeoordeling zijn betrokken.
Verbreding van de sluis van Kornwerderzand
De sluis bij Kornwerderzand wordt verbreed en verdiept om de toegankelijkheid van het IJsselmeer voor grotere schepen te verbeteren en zal tot eind 2028 in beslag nemen. Bij dit project worden geen significante effecten op niet broedvogels verwacht omdat de werkzaamheden buiten de ruiperiode van deze soorten worden uitgevoerd. Een cumulatie met verstoring als gevolg van de werkzaamheden en wolhandkrabvisserij is daarom niet te verwachten.
Zandwinning binnen vaargeul Kornwerderzand-Workum
Zandwinning binnen de vaargeul van Kornwerderzand-Workum vindt conform de werkplanning niet plaats in de periode 1 december-medio maart (Dekker & Van der Aa, 2018). Met het voornemen tot wolhandkrabvisserij in de periode 1 december tot 15 maart is zodoende geen sprake van een overlap in tijd tussen de zandwinning en de wolhandkrabvisserij. Cumulatieve effecten worden in deze daarom ook niet verwacht.
Vismigratierivier (hierna: VMR)
De aanleg van de VMR is gestart in 2022 en de werkzaamheden zullen tot eind 2024 in beslag nemen. Vanuit de Wnb-vergunning voor dit project zal niet in de periode november t/m februari gewerkt worden; dit zal de overlap met de wolhandkrabvisserij inperken tot alleen de eerste twee weken van maart 2024. Cumulatie van effecten wordt in deze niet verwacht.
Vervangen draaibruggen A7 bij Kornwerderzand
Dit betreft een relatief beperkte ingreep, op ca. 1300 meter van het projectgebied van de wolhandkrabvisserij. De invloedsfeer van deze werkzaamheden zal niet reiken tot aan het projectgebied. Cumulatieve effecten worden in deze niet verwacht.
Bouw gemalen bij Den Oever
De bouw van de gemalen bij Den Oever is reeds gestart en de werkzaamheden zullen tot eind 2025 in beslag nemen. Het betreft een grootschalig project, waar onder andere damwanden in de spuikom aan de IJsselmeerzijde geslagen worden, aanleg Pomphuis en toegangsweg, storten lange betonwand en afwerking van het pomphuis en omliggend terrein A7. Dit zal leiden tot verstoring en het tijdelijk ongeschikt raken van voedselgebied in een deel van de spuikom. Het overgrote deel van de meest verstorende werkzaamheden al is uitgevoerd. Overblijvend zijn geen werkzaamheden die een forse verstorende uitstraling hebben op de omringende Natura 2000-gebieden en die hooguit zullen leiden tot het tijdelijk mijden door niet-broedvogels van het noordwestelijke deel van de spuikom in Den Oever. Het effect van de wolhandkrabvisserij vanaf december 2023 zal daarbij vervolgens niet anders zijn dan in de PB beschreven. Een versterkend, cumulatief, effect van deze visserij en de bouwwerkzaamheden aan de gemalen wordt niet verwacht.
Cumulatie met andere activiteiten
Wat betreft cumulatie van resteffecten met bijvoorbeeld recreatie: deze cumulatie kan worden uitgesloten, aangezien de visserij tussen 1 december en 15 maart zal plaatsvinden en in die periode geen recreatie op het water verwacht wordt.
2.4. Conclusie
Met de door u uitgevoerde PB, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften is de zekerheid verkregen dat het project/de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied of (ingeval van een verslechteringsvergunning) niet kan leiden tot verslechtering van de kwaliteit van habitats of significante verstoring van soorten die niet gerechtvaardigd is gelet op de gemaakte belangenafweging.
Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.