Onderwerp: Bezoek-historie

Handhavingsverzoek Waddenvereniging gas- en zoutwinning onder de Waddenzee
Geldigheid:10-02-2023 t/m 31-12-2099Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Bij brief van 22 september 2022, kenmerk LJ/FP/Awo/22047, heeft u mij namens de Waddenvereniging verzocht om – in samenspraak met de staatssecretaris Mijnbouw - handhavend op te treden door het stilleggen van de winning van gas onder de Waddenzee door de NAM vanuit Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen en het stilleggen van de zoutwinning Havenmond door ESCO/Frisia vanuit Harlingen. U geeft daarbij aan dat door de verandering van het klimaat, in het bijzonder de zeespiegelstijging en de bodemdaling als gevolg van de gas- en zoutwinning, de wadden dreigen te verdrinken. Een soortgelijk verzoek heeft u gezonden aan de staatssecretaris Mijnbouw.

 

Procedure

Uw brief is door mij op 23 september 2022 ontvangen. Bij brief van 6 oktober 2022, kenmerk (DGNV-NV / 22508070) is de ontvangst van uw verzoek bevestigd. Bij e-mail van 17 november 2022 heb ik u meegedeeld dat voor de afhandeling van uw verzoek de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd zou gaan worden omdat het verzoek mede wordt aangemerkt als een verzoek om verleende vergunningen op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor de zout- en gaswinning te wijzigen of in te trekken op grond van artikel 5.4 van de Wnb.

Bij brief van 1 december heeft u in reactie daarop aangegeven dat met het handhavingsverzoek uitsluitend een beroep wordt gedaan op de in de vergunningvoorschriften opgenomen mogelijkheid tot het stopzetten van de gas- en zoutwinning (hand aan de kraan, artikelen 3.1 t/m 3.4 van de natuurvergunning voor de gaswinning en artikel 18 van de natuurvergunning voor de zoutwinning) en geen beroep wordt gedaan op artikel 5.4 van de Wet natuurbescherming. Bij e-mail van 13 december heb ik u bericht dat nu artikel 5.4 van de Wet natuurbescherming niet aan de orde is, op het handhavingsverzoek zal worden beslist zonder toepassing van afdeling 3.4 Awb.

 

Belanghebbende

Ik stel vast dat de 'Waddenvereniging' op grond van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze aangelegenheid als belanghebbende kan worden aangemerkt, zodat ik het handhavingsverzoek ingevolge artikel 1:3, derde lid, Awb dien aan te merken als een aanvraag om een handhavingsbesluit.

Verder zijn de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en Frisia door mij als belanghebbende aangemerkt. Gelet op de artikelen 3:2 en 3:4 van de Awb heb ik NAM en Frisia in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Zowel de NAM als Frisia hebben op 16 januari 2023 een zienswijze naar voren gebracht. Later in dit besluit, onder het kopje 'Zienswijzen', ga ik in op de ingediende zienswijzen.

 

Motivering handhavingsverzoek

Kort samengevat voert u het volgende aan. Uit onderzoek (KNMI Klimaatsignaal '21, gebaseerd op IPCC AR6, in combinatie met onderzoek naar de windeffecten van de Universiteit van Utrecht uit 2022) kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de zeespiegel de komende jaren sneller zal stijgen dan de mondiale zeespiegelstijging en in de orde van grootte zal liggen van tenminste 3,9-4,0 mm per jaar. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de grote onzekerheden over de ontwikkeling van de ijsmassa op Antarctica. Daarmee is volgens u evident dat tussen nu en 2050 de snelheid van de zeespiegelstijging het veilige meegroeivermogen (sedimentatiesnelheid) in de relevante kombergingen (Pinkegat, Zoutkamperlaag, Vlie en Marsdiep) zal overschrijden, zodat er vanaf dat moment geen ruimte meer is voor delfstoffenwinning met bodemdaling onder de Waddenzee. Ook volgens het juridische advies van de Waddenacademie van 5 oktober 2021 dient in verband met het voorzorgsbeginsel te worden uitgegaan van een bovengrens voor de periode 2021-2026 van 3,9 mm/jr.

In uw verzoek wijst u er voorts op dat op grond van artikel 11 van het besluit tot instemming met het winningsplan Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen, de staatssecretaris Mijnbouw verplicht is tot het vijfjaarlijks vaststellen van een veilige gebruiksruimte en dat de staatssecretaris heeft nagelaten de gebruiksruimte voor de periode 2021-2026 vast te stellen. Zonder vastgestelde gebruiksruimte met daarbij de verwachting van de zeespiegelstijging op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten daarover, is niet verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee niet zullen worden aangetast. Nu dat niet is verzekerd kan de gaswinning niet worden voortgezet en zal handhavend moeten worden opgetreden. Daarbij dient volgens u ook in ogenschouw te worden genomen dat – in tegenstelling tot aannames in 2016 – het na-ijlen van de bodemdaling vele jaren tot decennia kan duren, waardoor verder vooruit dient te worden gekeken dan de vijf jaren waarvoor de gebruiksruimte wordt vastgesteld.

Ook voor de zoutwinning ontbreekt vanaf 1 januari 2021 een vastgestelde gebruiksruimte, waardoor ook voor de zoutwinning Havenmond de zekerheid ontbreekt dat de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee niet zullen worden aangetast. U wijst er daarbij op dat in het besluit tot instemming met het winningsplan (2015) het meegroeivermogen (sedimentatiesnelheid) is vastgesteld op 5mm per jaar. Uit latere wetenschappelijke informatie zou echter blijken dat voor de westelijke Waddenzee dit meegroeivermogen te hoog is vastgesteld.

 

Verleende toestemmingen/vergunningen

Rijksprojectbesluit
In de Structuurvisie Waddenzee is de opsporing en winning van gas onder de Waddenzee onder strikte randvoorwaarden toegestaan. Deze randvoorwaarden zijn uitgewerkt in het juridisch bindende Rijksprojectbesluit Gaswinning onder de Waddenzee vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen (2006), hierna het rijksprojectbesluit. Het rijksprojectbesluit wordt weer geoperationaliseerd in winnings- en meetplannen op grond van de Mbw voor de verhouding tussen onder meer de bodemdaling van de vaste Pleistocene ondergrond en de gaswinning. Daarnaast zijn de gevolgen van gaswinning voor de betrokken Natura 2000-gebieden in een passende beoordeling van het rijksprojectbesluit getoetst en zijn de randvoorwaarden, die zich in het licht van de vereisten van het toetsingskader van de Wnb hiervoor lenen, weer uitgewerkt in vergunningen.

Vergunningen Wnb gaswinning Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen
Op 23 juni 2006 zijn vergunningen verleend voor de gaswinning uit de gasvelden Moddergat (kenmerk: DRZ/06/2589/HD/SM), de locatie Lauwersoog (kenmerk: DRZ/06/2584/HD/SM) en de locatie Vierhuizen (kenmerk: DRZ/06/2590/HD/SM). De drie vergunningen zijn geldig tot en met 31 december 2040. Deze vergunningen zijn na een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2499, (hierna: Afdeling) onherroepelijk geworden.

Vergunning Wnb zoutwinning Havenhoofd
Op 2 september 2014 is vergunning verleend voor de zoutwinning voor zoutwinning Havenhoofd (kenmerk DGNR-RRE / 14040193).

Instemmingsbesluiten winningsplannen op grond van de Mijnbouwwet
Daarnaast heeft de minister van EZK op 21 maart 2013 (kenmerk ETM/EM/11181749) en 12 mei 2015 (kenmerk DGETM-EM/13005869) op grond van artikel 34, derde lid, van de Mijnbouwwet ingestemd met het gaswinningsplan Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen onderscheidenlijk het zoutwinningsplan Havenhoofd.

 

Hand aan de kraan-principe

In de instemmingsbesluiten voor de gas- en zoutwinning is het zogeheten 'hand aan de kraan-principe' opgenomen.

Het 'hand aan de kraan'-principe schrijft voor welke gebruiksruimte er is voor diepe delfstoffenwinning onder de Waddenzee zonder dat dit negatieve effecten op de natuurwaarden tot gevolg heeft. Deze gebruiksruimte wordt bepaald door het vastgestelde meegroeivermogen, ofwel de natuurlijke sedimentatiesnelheid van de komberging waarin de winning plaatsvindt, te verminderen met de relatieve zeespiegelstijging. Hierbij geldt, dat zolang de bodemdalingssnelheid van de delfstoffenwinning lager is dan de beschikbare gebruiksruimte, er geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebied de Waddenzee plaatsvindt en er dus geen schade optreedt aan de natuur.

Op grond van artikel 11 van het besluit tot instemming met het gaswinningsplan voor locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen stelt de Minister van EZK de veilige gebruiksruimte steeds voor een periode van vijf jaar vast, gebruikmakend van de nieuwe verwachtingswaarden voor de zeespiegelstijging.

Op grond van artikel 15 van het besluit tot instemming met het zoutwinningsplan vindt elke vijf jaar een evaluatie en zo nodig een bijstelling van de gebruiksruimte plaats.

Daarnaast vindt jaarlijks zowel bij de gas- als de zoutwinning een gebruiksruimtetoets plaats conform een Meet- en Regelprotocol. De Auditcommissie gaswinning onder de Waddenzee ('Auditcommissie') controleert en adviseert de Minister van EZK, die ingeval van een (dreigende) overschrijding van het meegroeivermogen kan besluiten de winning te beperken of te stoppen.

Ook in de artikelen 2 en 3 van de vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet (thans Wet natuurbescherming) voor de gaswinning alsmede in artikel 17 en 18 van de vergunning voor de zoutwinning is het 'hand aan de kraan'-principe vastgelegd. Daartoe is in de vergunningen een jaarlijkse ecologische monitoring voorgeschreven. Monitoring, in het kader van de Wnb, heeft betrekking op het registreren van ecologische (biologische en morfologische) parameters op het niveau van het wadoppervlak op kombergingsniveau (signaleringsmetingen). Hiertoe hebben de NAM en Frisia voor het betreffende deel van de Waddenzee een monitoringsprogramma uitgewerkt. Dit programma voorziet in een signaleringssysteem, waarmee onder andere wordt gecontroleerd of de sedimentatie de bodemdaling voldoende bijhoudt en waarmee ook andere ontwikkelingen van de natuurwaarden kritisch worden gevolgd. Relevant zijn parameters die een oorzakelijk verband kunnen hebben met de bodemdaling. Signaleringsmetingen kunnen afwijkingen van ecologische parameters aan het licht brengen. In dat geval zullen de signaleringsmetingen in samenhang met de gemeten bodemdalingssnelheid van de vaste Pleistocene ondergrond geanalyseerd worden en wordt bezien of een verband tussen de geconstateerde ecologische afwijkingen en gas- en zoutwinning aannemelijk is.

De Auditcommissie controleert de monitoringsresultaten en beoordeelt de conclusies. Afwijkingen in ecologische variabelen, waarvoor niet redelijkerwijs kan worden uitgesloten dat het om een effect van bodemdaling door gas- of zoutwinning gaat, kunnen leiden tot het beperken dan wel stopzetten van de gas- en/of zoutwinning. Het is mijn bevoegdheid om daarop toe te zien en zo nodig de gas- en zoutwinning te temporiseren of stop te zetten indien een (dreigende) overschrijding van de gebruiksruimte leidt of kan leiden tot negatieve effecten in het licht van de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden.

De Afdeling heeft in haar uitspraak van 29 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2499 (r.o. 2.17-2.17.16), de systematiek om de effecten van gaswinning onder de Waddenzee, waaronder het cumulatieve effect van de bodemdaling en zeespiegelstijging op het waddensysteem te beoordelen (hand aan de kraan-principe) geaccepteerd (r.o. 2.17-2.17.16).

 

Zienswijzen

Als belanghebbenden bij dit besluit heb ik de NAM en Frisia in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het verzoek maar voren te brengen.

Samengevat brengt de NAM in haar zienswijze d.d. 16 januari 2023 het volgende naar voren:

  • Het 'gebruiksruimtebesluit' zal in de loop van 2023 worden genomen door EZK. Indien de Waddenvereniging het niet eens is met dit besluit kan zij hier beroep tegen instellen.

  • In reactie op het handhavingsverzoek aan de Staatssecretaris mijnbouw, heeft het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) het handhavingsverzoek wat betreft de vermeende overtreding van de instemmingsbesluiten (winningsplannen) bij besluit van 21 november 2022 afgewezen, met de volgende overwegingen

    Dat op dit moment nog geen evaluatie van de gebruiksruimte voor de periode vanaf 2021 is afgerond, is niet in lijn met de in de instemmingsbesluiten beschreven vijfjarige evaluatiecyclus van de gebruiksruimte door de minister. Dit is echter geen tekortkoming die Frisia of de NAM kan worden aangerekend, en geen grond om jegens hen handhavend op te treden. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat zal naar verwachting de evaluatie van de gebruiksruimte op korte termijn afronden. Daarbij zal ook worden besloten of aanleiding bestaat om op basis van die evaluatie de voorwaarden voor de instemming met de winningsplannen aan te passen. Belanghebbenden kunnen daartegen zo nodig rechtsmiddelen aanwenden. Wanneer de Waddenvereniging meent dat in die besluitvorming de zout- of gaswinning niet of onvoldoende wordt beperkt met het oog op de beschikbare gebruiksruimte, is dit de aangewezen weg om deze kwestie aan de orde te stellen.'

  • De NAM verzoekt onderhavig verzoek in navolging van Sodm, af te wijzen. Daarbij wordt gewezen op de waarborgen die het hand aan de kraan-principe geeft voor de instandhouding van de natuurwaarden in de Waddenzee. De effectiviteit van deze systematiek is in 2021 bevestigd door het onafhankelijke 'Adviescollege 'hand aan de kraan'-principe Waddenzee' (Adviescollege) met inbreng van wetenschappelijke kennis vanuit Deltares, TNO, NIOZ, de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Utrecht. Voorts wordt gewezen op het advies Auditcommissie d.d. 3 november 2022, waarin wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura-2000 gebieden worden aangetast, hetgeen wordt bevestigd door het Adviescollege (zie brief van de minister van EZK, TK 2020-2021, 29684, 218)

 

Samengevat brengt Frisia in haar zienswijze d.d. 16 januari 2023 het volgende naar voren:

  • Ieder jaar worden de geomorfologische ontwikkelingen van de wadplaten onderzocht en gerapporteerd door Deltares, Arcadis, Natuurcentrum Ameland en Altanburg & Wyminga. Tevens wordt hierin het werk van Rijkswaterstaat, de zogenaamde Vaklodingen, betrokken. Dit onderzoek en de bijhorende analyses worden in opdracht van de Minister van Economische Zaken gecontroleerd door de 'Auditcommissie(s) voor gas- en zoutwinning onder de Waddenzee' en vervolgens gerapporteerd aan de Tweede Kamer. Er is in al die jaren nog nooit bodemdaling aan het wadoppervlak gemeten.

  • Begin 2021 heeft het Ministerie van EZK een nieuw advies heeft ontvangen met daarin een nieuw scenario voor zeespiegelstijging voor de komende 5 jaar alsook een nieuw richtscenario. Dit advies heeft het Ministerie van EZK met de mijnbouworganisaties gedeeld met daarbij de opdracht het te implementeren in het toepassen van het Meet- en Regelprotocol omdat het Ministerie voornemens was het over te nemen. Zodoende is in de praktijk wel invulling gegeven aan de vijfjaarlijkse update van het zeespiegelstijgingsscenario en is de berekende belasting van de gebruiksruimte, zoals beschreven in de Meet- & Regelrapportages dus actueel.

  • Ook bij een zeespiegelstijgingsscenario van 3,9 mm/jr. wordt nergens in de Waddenzee de gestelde gebruiksruimtegrens (direct) overschreden.

  • De studies over de zeespiegelstijging, waarnaar de Waddenvereniging verwijst zijn - zij het met de nodige kanttekeningen - interessant voor ons begrip over de stijging van de zeespiegel maar hebben echter geen consequenties op een termijn van enkele jaren tot een decennium. De HAdK systematiek is met vijfjaarlijkse updates goed ingericht om dit soort veranderingen te ondervangen.

  • Bovendien is het niet zo dat een negatieve gebruiksruimte per definitie voor natuurschade zorgt. Dit komt enerzijds doordat de gekozen grenzen van 5-6 mm/jr. (voor het meegroeivermogen van de kombergingsgebieden Vlie, Marsdiep, Zoutkamperlaag en Pinkegat) conservatief zijn en anderszins door de goede staat van instandhouding van de oppervlakte van H11.40 (bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten). In het MER voor gaswinning Waddenzee vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen werd uitgegaan van een algemeen meegroeivermogen van 10 mm/jr.

  • Het hanteren van grenzen voor het meegroeivermogen per kombergingsgebied draagt in sterke mate bij aan hoe conservatief de gebruiksruimtegrenzen zijn. Sedimenttransport beperkt zich namelijk niet tot de kombergingsgebieden.

  • Wanneer de zeespiegel zo snel stijgt dat het daadwerkelijke natuurlijke meegroeivermogen van de Waddenzee wordt overschreden, zal in eerste instantie de groei van wadplaten afnemen en uiteindelijk stagneren. Het areaal droogvallende wadplaten is niet afgenomen; er is dus geenszins sprake van twijfel over of een risico op schade aan de Waddenzeenatuur als gevolg van bodemdaling door gas- en zoutwinning.

  • Voorzover de Waddenvereniging claimt dat de gehanteerde natuurgrens voor het kombergingsgebied Vlie niet zo conservatief is als deze moet zijn, merkt Frisisa op dat het sedimentvolume in het zuidelijke deel van het Vlie nog steeds snel groeit.

 

Aanleiding voor het stopzetten van de gas- en zoutwinning op grond van natuurvergunning-voorschriften?

Zowel de NAM als Frisia hebben voldaan aan hun verplichting om jaarlijks een gebruiksruimtetoets en een ecologische monitoring uit te voeren. De laatste rapportages dateren uit 2022 en zien op het jaar 2021. Uit deze rapportages blijkt dat de bodemdaling binnen de afgesproken grenzen is gebleven en er geen aanwijzingen zijn voor veranderingen in de natuur die het gevolg (kunnen) zijn van bodemdaling veroorzaakt door de gas- en zoutwinning.

De Auditcommissie concludeert dat de monitoringsprogramma's voldoende zijn om eventuele veranderingen in bodemdaling en natuur te verklaren. De Auditcommissie onderschrijft de conclusies van NAM en Frisia dat de bodemdaling door de gas- en zoutwinning binnen de afgesproken grenzen zijn gebleven (zie advies Auditcommissie Monitoring aardgaswinning onder de Waddenzee vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen d.d. 3 november 2022 en advies Auditcommissie Monitoring zoutwinning onder de Waddenzee d.d. 17 november 2022). Er zijn tot op heden geen aanwijzingen voor veranderingen in de natuur van de Waddenzee en het Lauwersmeer.

Wel heeft de Auditcommissie de minister van EZK geadviseerd aan te geven wat de gevolgen zijn van de onzekerheid in zeespiegelstijging door klimaatverandering, en van de import van sediment in de Waddenzee, voor de gebruiksruimte.

Nu uit de rapportages blijkt dat de bodemdaling binnen de afgesproken grenzen is gebleven en er geen aanwijzingen zijn voor veranderingen in de natuur die het gevolg (kunnen) zijn van bodemdaling veroorzaakt door de gas- en zoutwinning, zie ik geen aanleiding om op grond van artikel 3 lid 4 van de natuurvergunning voor de gaswinning en artikel 18 van de natuurvergunning voor de zoutwinning de gas- en zoutwinning stil te leggen.

Voor zover u wijst op de versnelde zeespiegelstijging dan wel onzekerheden ten aanzien van de zeespiegelstijging, merk ik op dat de gebruiksruimte steeds voor een periode van vijf jaar wordt vastgesteld op basis van de nieuwste kennis en inzichten over de zeespiegelstijgingssnelheid.

Op korte termijn zal opnieuw de gebruiksruimte voor een periode van vijf jaar (2021-2026) op basis van de nieuwe verwachtingswaarden voor de zeespiegelstijgingssnelheid door de minister van EZK worden vastgesteld. Bij dit besluit zullen ook recente adviezen van het SodM worden betrokken. Voorts zal binnenkort de Zeespiegelmonitor 2023 worden gepubliceerd. De gebruiksruimte zal na deze publicatie, indien nodig, tussentijds worden herzien. Bij de vaststelling van de gebruiksruimten zal worden uitgegaan van alle beschikbare wetenschappelijke kennis en de meest recente meetdata, ook voor wat betreft een eventuele inhaalslag van de zeespiegelstijging in de Noordzee. Belanghebbenden kunnen daartegen zo nodig rechtsmiddelen aanwenden.

De omstandigheid dat op dit moment nog geen evaluatie en bijstelling van de gebruiksruimte voor de periode 2021-2026 heeft plaatsgevonden, betekent naar mijn mening niet dat er sprake is van schadelijke gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee. Daarbij acht ik van belang dat in 2021 het beleidsscenario voor de zeespiegelstijging is herzien naar 2,4 ±1, 5 mm /jaar en dat bij de gebruiksruimtetoets en de ecologische monitoring rekening is gehouden met dit herziene beleidsscenario.

De Waddenvereniging heeft naar mijn oordeel niet aannemelijk gemaakt dat (het niet tijdig vaststellen van de gebruiksruimten voor de periode 2021-2026 voor de) de vergunde gas- en zoutwinning leidt tot schadelijke gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden. Naast de gegevens uit genoemde ecologische monitoringsrapporten en de adviezen van de Auditcommissie zijn mij geen andere gegevens bekend, waaruit blijkt dat de instandhoudingsdoelen voor de Natura 2000-gebieden als gevolg van de gaswinning uit de MLV-velden en de zoutwinning geschaad kunnen worden.

Op basis van de meest recente ecologische monitoringsrapporten van NAM en Frisia en de adviezen van de Auditcommissie kunnen naar mijn mening schadelijke gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee worden uitgesloten.

Bovendien ben ik van mening dat in de meet- en regel- en monitoringscyclus voor de gas- en zoutwinning voldoende 'checks and balances' aanwezig zijn om zo nodig te kunnen bijsturen. Ik wijs met name op de jaarlijkse ecologische monitoring en gebruiksruimtetoets, de advisering daarover door de Auditcommissie, de eventuele aanpassing/aanscherping van de monitoringsprogramma's, en de vijfjaarlijkse actualisatie van het zeespiegelstijgingsscenario. Deze adviezen en rapportages bieden alle informatie om zo nodig het hand aan de kraan-principe toe te passen.

Voor zover u betoogt dat het na-ijlen van de bodemdaling vele jaren tot decennia kan duren, waardoor verder vooruit dient te worden gekeken dan de vijf jaren waarvoor de gebruiksruimte wordt vastgesteld, merk ik op dat deze informatie ook al betrokken is bij het eerdere gebruiksruimtebesluit van 2016. Sindsdien zijn onderzoeken uitgevoerd hiernaar en zijn deze uitkomsten betrokken bij zowel het advies van het adviescollege 'hand aan de kraan'-principe Waddenzee als bij de jaarlijkse meet-en regelrapportages. Het adviescollege geeft hierover aan dat de mogelijkheid van een na-ijl effect en de grootte ervan op een realistische wijze worden verdisconteerd in de berekeningen. De Auditcommissie houdt toezicht op de jaarlijkse meet- en regelrapportages bij de jaarlijkse gebruiksruimtetoets en zal adviseren de gaswinning te stoppen of aan te passen zodra een dreigende overschrijding van de gebruiksruimte aan de orde is. Ik betrek daarbij dat het Adviescollege heeft geconcludeerd dat het bodemdalingsmeetnet boven de gasvelden is ingericht volgens actuele wetenschappelijke inzichten en dat in de meest recente voorspellingen ook het mogelijk langdurig na-ijlen van de bodemdaling volledig en adequaat is meegenomen op basis van een voldoende veiligheidsmarge.

Naar aanleiding van het advies van het Adviescollege 'Hand aan de kraan-principe' zijn NAM en Frisia bovendien verzocht om jaarlijks te evalueren of er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn die zouden moeten leiden tot bijstelling van zeespiegelscenario's; zie ook de brief van de Minister van EZK d.d. 28 juni 2021, 29 684, nr. 218. De hand aan de kraan-systematiek geeft dus voldoende flexibiliteit om in te spelen op gewijzigde wetenschappelijke inzichten.

Ik wijs in dit verband ook op het TNO rapport 'Verdrinkt het Nederlandse wad (TNO, Ceciel Fruijtier, Martin Wilpshaar en Jaap Breunese, december 2021). Volgens dat rapport is met de huidige snelheid van zeespiegelstijging en bodemdaling door mijnbouwactiviteiten, van verdrinking van het Waddengebied geen sprake. Het actuele meegroeivermogen van de Waddenzee is volgens waarnemingen en recente onderzoeken zelfs groot genoeg om zowel extreme zeespiegelstijging als bodemdaling door gaswinning te compenseren. De afgelopen decennia werd zoveel sediment afgezet, dat er eerder sprake is van verondieping en verlanding dan van verdrinking.

Voor zover u betoogt dat voor de westelijke Waddenzee het meegroeivermogen (toch) te hoog is vastgesteld, ben ik met Frisia van mening dat dit niet betekent dat er thans er sprake is van schadelijke gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee. Voor zover uit informatie waarnaar u verwijst (Wang, Van der Spek, Deltares, bijlage bij de brief van 28 juni 2021 aan de Tweede Kamer, vergaderjaar 2020/2021, TK 29684, nr. 218.) volgt dat er een kans is dat in het kombergingsgebied Vlie onvoldoende sedimentatie plaatsvindt om op langere termijn de zeespiegelstijging te compenseren, merk ik op dat er op korte termijn geen sprake is van een dreigende overschrijding van het meegroeivermogen. Dat betekent dat ik op dit moment geen aanleiding zie de zoutwinning te beperken of stop te zetten.

Tot slot merk ik nog op dat voor zover de Auditcommissie de minister van EZK heeft geadviseerd aan te geven wat de gevolgen zijn voor de gebruiksruimte van de onzekerheid in zeespiegelstijging door klimaatverandering en van de import van sediment in de Waddenzee, de minister van EZK TNO opdracht heeft gegeven om een procedure te ontwikkelen waarbij de onzekerheden in de zeespiegelstijging en meegroeivermogen in verdergaande mate worden meegenomen bij de inschatting van de gebruiksruimte. De resultaten van het TNO onderzoek zijn naar verwachting in 2023 beschikbaar.

BESLUIT

Gelet op het voorgaande wijs ik uw verzoek om handhaving af.

Ten slotte heeft u mij gevraagd om geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming te verlenen voor de beoogde nieuwe gaswinning Ternaard. Aan de staatssecretaris Mijnbouw heeft u gevraagd niet in te stemmen met het winningsplan. U wijst er daarbij op dat deze beoogde gaswinning extra bodemdaling veroorzaakt en dat die bodemdaling op grond van natuurwetgeving in samenhang met andere plannen en projecten zoals de gaswinning uit de MLV-velden moet worden beoordeeld.

In reactie hierop wil ik benadrukken dat het behoud van de natuurwaarden in de Waddenzee voorop staat en dat (nieuwe) delfstoffenwinning alleen doorgang kan vinden als dit gewaarborgd blijft. Voor het project gaswinning Ternaard zijn thans procedures gestart om tot een zorgvuldige besluitvorming te komen. Zo is er een ontwerp-instemmingsbesluit onder de Mijnbouwwet en een ontwerp-vergunning op grond van de Wet natuurbescherming ter inzage gelegd, waarop diverse zienswijzen ingediend. Daarnaast zijn er diverse adviezen ingewonnen (zie kamerbrief van 26 november 2021, DGKE-WO/21274594). Er wordt thans gekeken of de zienswijzen, de ingewonnen adviezen en het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage aanleiding geven tot het aanpassen van de ontwerp besluiten. Ik kan op die besluitvorming niet vooruit lopen en verwijs dan ook naar die procedures.

 

Hoogachtend,

De Minister voor Natuur en Stikstof

namens deze:

MT-lid bij het Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

BEZWAAR

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen.

Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister voor Natuur en Stikstof

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

 

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

 

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE

Op grond van artikel 3.1 Wet open overheid zal het Ministerie van LNV onderhavig besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Wnb, waaronder onderhavige, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven