Geachte,
Bij brief van 16 september 2022 verzoekt u mij om twee maanden verlenging van de toestemming op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor de baggerwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor uitvoering van werkzaamheden ter versterking van de bekleding van de Afsluitdijk aan de Waddenzeezijde.
Eerdere besluitvorming
Op 18 januari 2016 heb ik aan Rijkswaterstaat Midden-Nederland een Nb-wetvergunning verleend met kenmerk DGAN-NB/15050604 voor de versterking van de Afsluitdijk. In de passende beoordeling die aan deze vergunning ten grondslag ligt kon destijds geen uitspraak worden gedaan over de mogelijke ecologische gevolgen van de baggerwerkzaamheden die voor de uitvoering van dit project werden verwacht omdat diverse daarvoor noodzakelijke gegevens nog niet bekend waren. Om deze reden is in de verleende vergunning het voorschrift 24 opgenomen, luidend:
De voor de aanvoer van materialen benodigde en in het Natura 2000-gebied Waddenzee te graven vaargeulen dienen zo kort mogelijk te zijn. Bij de aanleg ervan dienen aanwezige mosselbanken te worden ontzien, zulks ter validatie door het bureau MarinX (verantwoordelijk voor de jaarlijkse survey's). Er dient gebruik te worden gemaakt van voor de natuurwaarden in de Waddenzee minst schadelijke techniek, zowel ten aanzien van het verwijderen van de specie als de stort/verwerking daarvan. De geplande locatie van de vaargeulen, de verwachte hoeveelheden te storten en/of te verwerken specie, alsmede de gekozen wijze van uitvoering, wordt, voorzien van een ecologische effectanalyse, minimaal drie maanden voor de aanvang van het graven van de geulen schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan het bevoegd gezag.
U heeft vervolgens, zoals bepaald in artikel 24, een nadere aanvraag gedaan voor de aanleg van de vaargeulen door middel van waterinjectie-baggeren. U heeft die aanvraag voorzien van een ecologische effectanalyse.
Daarop is bij besluit van 22 april 2021, met als kenmerk DGNVLG / 21105813, goedkeuring verleend voor de aanleg in de Waddenzee van 13,3 km ondiepe (tot 3,8 m -NAP) tijdelijke werkgeulen van 50 meter breed op drie locaties parallel aan de Afsluitdijk, door middel van waterinjectie-baggeren. Daarbij is bepaald, zoals u had verzocht, dat deze werkzaamheden plaats zouden vinden in de periode van 1 juni 2021 tot 1 november 2022.
Uw verzoek
U verzoekt thans om de looptijd van het besluit van 22 april 2021 met twee maanden te verlengen. U voert daartoe aan dat in de ecologische effectanalyse een fasering voor de werkzaamheden is aangegeven. In deze fasering is aangegeven dat de baggerwerkzaamheden bij Breezanddijk ter hoogte van dijkvak 9 worden uitgevoerd in oktober 2022. Alle overige genoemde baggerwerkzaamheden zijn inmiddels afgerond en alleen de bagger werkzaamheden in dijkvak 9 moeten nog worden uitgevoerd. Dijkvak 9 omvat slechts een zeer beperkte hoeveelheid (ongeveer 4%) van de totale hoeveelheid baggervolume waar de toestemming betrekking op heeft (baggervolume dijkvak 9 circa 37.963 m3, totale hoeveelheid baggervolume circa 973.305 m3).
In de ecologische effectanalyse is ook aangegeven dat de tijdelijke werkgeul bij dijkvak 9 tot 5 weken na realiseren operationeel moet blijven. Afhankelijk van de mate van sedimentatie kan het nodig zijn om in deze 5 weken lokaal onderhoudsbaggerwerk in de geul uit te voeren. De termijn van 5 weken is nodig om de aanlegwerkzaamheden van de dijk op deze locatie te kunnen voltooien.
De aanlegwerkzaamheden van de dijk waarvoor de baggerwerkzaamheden in dijkvak 9 nodig zijn waren aanvankelijk gepland voor oktober 2022. Door verschillende omstandigheden (hoofdzakelijk afstemming uitvoeringsontwerp met opdrachtgever en weersomstandigheden) verwacht u dat de uitvoering van dijkvak 9 pas enkele weken later kan starten. Het exacte moment is op voorhand moeilijk te zeggen. Er wordt dan ook verzocht om de periode van de goedkeuring te verlengen van de periode tot 1 november 2022 naar de periode tot 31 december 2022. De totale duur van de werkzaamheden zelf zal niet wijzigen. Ook de uitvoeringswijze blijft gelijk.
In de ecologische effectrapportage is ook aangegeven dat er voor dit dijktraject geen beperkingen zijn ten aanzien van werkzaamheden in het winterseizoen.
Het gaat enkel om het later plaatsvinden van een klein deel van de reeds toegestane werkzaamheden zonder andere of aanvullende natuureffecten.
Bevoegdheid tot vergunningverlening
De bevoegdheid van de minister om de geldigheidsduur van de vergunning te verlengen is ontleend aan artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2 van het Besluit natuurbescherming, luidend: 'primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Waterwet, voor zover deze in het beheer zijn bij het Rijk'.
Beoordeling
De activiteiten worden ongewijzigd uitgevoerd overeenkomstig de uitgangspunten en inhoud van de eerder bij de aanvraag van het besluit van 22 april 2021 ingediende passende beoordeling. Deze onderbouwing is destijds door het bevoegde gezag geaccepteerd en heeft mede ten grondslag gelegen aan de vigerende toestemming. Een nieuwe passende beoordeling kan redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten opleveren over de significante gevolgen van de activiteiten. Artikel 2.8, tweede lid, van de Wnb is van toepassing. Er is namelijk sprake van een opgeschoven uitvoering.
Er vindt in dit besluit geen nieuwe inhoudelijke beoordeling van natuureffecten plaats, zodat op deze procedure niet de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure van toepassing is.
Besluit
Ik besluit daarom op grond van artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wnb om voorschrift 24.h van het besluit van 22 april 2021 met als kenmerk DGNVLG / 21105813 als volgt te wijzigen:
24.h Deze goedkeuring is geldig van 1 juni 2021 en met het moment dat de toegestane activiteit wordt beëindigd (zie voorschrift 2), maar uiterlijk tot en met 31 december 2022. De overige voorschriften en beperkingen blijven onverkort van kracht.
Hoogachtend,
De Minister voor Natuur en Stikstof,
namens deze:
MT-lid bij het Directoraat-Generaal Natuur en Visserij