AANVRAAG
1.1. Onderwerp
De vergunningaanvraag heeft betrekking op het importeren van mosselen uit een aantal verschillende productiegebieden in Denemarken naar reeds in gebruik zijnde verwatercontainers gelegen aan het Natura 2000-gebied Oosterschelde en het hierin verwateren van de mosselen. Voor het verwateren wordt water uit de Oosterschelde gebruikt en na spoelen wordt de tarra weer terug gebracht in het N2000-systeem. De mosselen zullen niet worden uitgezaaid. De hierboven genoemde activiteit kan leiden tot effecten op de beschermde natuurwaarden in het Natura 2000-gebied Oosterschelde.
1.2. Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, onder f, sub 1 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.
De exacte wetteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.
1.3. Vergunningplicht
De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Oosterschelde, een significant verstorend effect hebben op de habitattypen en soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.
1.4. Beoordeling van projecten en andere handelingen
1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen
De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt, vormen een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, omdat ze, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied.
1.4.2. Passende beoordeling
Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB (bijlage 2) heeft overlegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Oosterschelde.
In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB.
BEOORDELING
2.1 Afbakening
Gebied
De activiteiten vinden plaats in Yerseke in verwatercontainers op land, waarvoor water uit het Natura2000-gebied Oosterschelde wordt gebruikt en terug geloosd in het N2000-gebied.
Gevolgen
Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:
-
Verontreiniging
-
Verandering dynamiek substraat
-
Mechanische effecten
-
Verandering populatiedynamiek
-
Verstoring of verlies oppervlakte
Natuurwaarden
De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn: Grote ondiepe baaien en kreken (H1160), Noordse woelmuis(H1340), Gewone zeehond (H1365), Fint (H1103), Bruinvis (H1351) en de Grijze zeehond (H1364).
De navolgende Vogelrichtlijnsoorten kunnen beïnvloed worden: Bruine Kiekendief, Kluut, Bontbekplevier, Strandplevier, Grote stern, Noordse Stern, Dwergstern en de Visdief als broedvogelsoorten.
De volgende niet-broedvogelsoorten zijn hierin relevant: Dodaars, Fuut, Kuifduiker, Aalscholver, Kleine Zilverreiger, Lepelaar, Kleine zwaan, Grauwe gans, Brandgans, Rotgans, Bergeend, Smient, Krakeend, Wintertaling, Wilde eend, Pijlstaart, Slobeend, Middelste Zaagbek, Slechtvalk, Meerkoet, Scholekster, Kluut, Bontbekplevier, Strandplevier, Goudplevier, Zilverplevier, Kievit, Kanoet, Drieteenstrandloper, Bonte strandloper, Rosse grutto, Wulp, Zwarte ruiter, Tureluur, Groenpootruiter en de Steenloper.
De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').
Conclusie afbakening
Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.
2.2 Mogelijke effecten en mitigatie
2.2.1 Habitattypen
Vanuit de Habitatrichtlijn zijn er mogelijk gevolgen voor het habitattype 1160 (Grote ondiepe baaien en kreken). De bodemfauna en -flora is gerelateerd aan de bescherming van het habitattype 1160.
Het grootste risico dat aan het verwateren van geïmporteerde mosselen in verwatercontainers op land is verbonden, is de mogelijke introductie van probleemsoorten in het spoelwater welk terug wordt gestort in het Oosterschelde systeem. Dit zijn uitheemse soorten of invasieve exoten die, volgens de best beschikbare wetenschappelijke kennis, een negatieve impact kunnen hebben op de instandhoudingdoelen van de Oosterschelde.
Ten behoeve van de PB zijn in alle productiegebieden van waaruit mosselen kunnen worden geïmporteerd schelpdier afhankelijke soorten inventarisaties (SASI's) uitgevoerd en worden geïmporteerde partijen bemonsterd.
Denemarken
Bij de bemonstering van de geïmporteerde partijen uit deze gebieden (op basis waarvan voor elk gebied een 'lijst 2' van levend aangetroffen soorten is samengesteld) zijn geen probleemsoorten aangetroffen.
De combinatie van voldoende frequent uitgevoerde SASI's en de maatregelen (met name de tarrabemonsteringen) zoals opgenomen in het SIMP (de vierde herziene druk van februari 2018) biedt voldoende garantie dat er bij het verwateren van mosselen met water uit de Oosterschelde uit de genoemde mosselproductiegebied in Denemarken geïmporteerde mosselen geen probleemsoorten worden geïntroduceerd. De in de PB en in het SIMP genoemde maatregelen die moeten worden genomen indien onverhoopt toch een probleemsoort wordt geconstateerd, zijn ter borging opgenomen in de vergunningvoorschriften.
Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteit op de genoemde habitattype plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (voorschrift 13 t/m 18).
2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten
De Oosterschelde heeft voor zowel gewone als grijze zeehonden een functie als voedsel- en verblijfgebied. Voor het vervullen van deze functies zijn wadplaten met aanliggende diepe geulen van belang. De Oosterschelde heeft voor de grijze zeehond (nog) geen functie voor het krijgen van jongen (Hoekstein et al., 2020). Voor de gewone zeehond vindt het werpen van jongen plaats op rustig gelegen platen. De werkzaamheden ten behoeve van de te vergunnen activiteiten vinden alleen plaats op land in Yerseke. Significant negatieve effecten op rustende zeehonden als gevolg van verwateren op containers op een industrie terrein zijn derhalve uit te sluiten.
De Noordse woelmuis komt in het Natura 2000-gebied voor bij de zoetwaterinlaten, met name in het westelijk deel van de Oosterschelde (figuur 5 in de PB). Aangezien het hierbij om binnendijkse gebieden gaat en het verwateren op land van mosselen in Yerseke op een industrie terrein plaatsvindt, valt een effect op de Noordse woelmuis niet te verwachten.
De Fint is een anadrome trekvis, die de Oosterschelde met name gebruikt op doortrek van zee naar de zoetwater paaigebieden stroomopwaarts. Het verwateren op land levert geen belemmering voor de doortrek op.
De Bruinvis wordt de laatste jaren steeds vaker waargenomen in de Oosterschelde. De werkzaamheden van verwerking van mosselen aan de wal hebben geen verstorende werking op de bruinvis noch op de voedselbeschikking van de bruinvis, die vooral foerageert op vis zoals wijting, kabeljauw, puitaal en haring.
2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten
Broedvogels en niet-broedvogels
De schelpdieren in de Oosterschelde vormen niet alleen een belangrijke productiefunctie voor de visserij, maar zijn ook van belang als voedsel voor vogels. De natuurwaarden van de Oosterschelde hangen deels samen met de beschikbaarheid van voldoende voedsel voor de vogels. Aantasting van de schelpdierbestanden kan negatieve gevolgen hebben voor de vogelstand en de natuurwaarden van het Natura-2000 gebied Oosterschelde.
Er is een structureel tekort aan Nederlandse mosselen. De vogelsoorten waarvoor de Oosterschelde zich kwalificeert als speciale beschermingszone foerageren echter niet op sublitorale mosselen. De Scholekster en de Kanoetstrandloper foerageren o.a. op kokkels en mosselen. Deze soorten foerageren uitsluitend op het litoraal. Het verwateren op land heeft geen invloed op de hoeveelheden mosselen in het systeem. Voor deze soorten zal dan ook geen verandering optreden in het voedselaanbod als gevolg van de te vergunnen activiteit. Er zijn daarmee geen significant negatieve effecten te verwachten op kwalificerende broed- en niet-broedvogelsoorten in de Oosterschelde. Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.
Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteiten op de genoemde vogelsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (voorschrift 19 en 20).
2.3. Stikstofdepositie
De mosselimporten zijn bedoeld om het handelsvolume en de verwerking op peil te houden voor het geval er onvoldoende Nederlandse mosselen beschikbaar zijn. De importen op zich hebben geen enkele invloed op het gebruik van de verwatercontainers en de omvang van dat gebruik. Verwateren is een standaard activiteit die bij de mosselhandel hoort en is opgenomen in het Beheerplan Natura 2000-gebied Oosterschelde. Er zijn geen extra vervoersbewegingen gemoeid met deze activiteiten. Deze activiteiten kunnen daarmee geen significante gevolgen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van stikstofgevoelige habitats van genoemde Natura 2000-gebied.
2.4. Cumulatie
Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.
Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, geen significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
Zoals boven aangegeven zijn significant negatieve effecten op het relevante habitattype, de relevante habitat- en vogelsoorten niet te verwachten. Hierdoor is het tevens onwaarschijnlijk dat het gebruik van de verwatercontainers voor de import van mosselen cumuleert met het overige gebruik van de Oosterschelde.
Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd en dat de voorgenomen activiteiten in het Oosterschelde geen cumulatieve gevolgen hebben op dit Natura 2000-gebied.
2.5. Conclusie
Met de door u uitgevoerde PB, de daarbij behorende rapportages en documenten, de vergunningvoorschriften en mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat het uitvoeren van de aangevraagde activiteiten waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied.
Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.
TER INFORMATIE
Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.
Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.
Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Hoogachtend,
De Minister voor Natuur en Stikstof
namens deze:
MT-lid bij het Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied
Bijlagen:
-
Lijst deelnemende bedrijven
-
Passende beoordeling augustus 2022
-
SASI's 2020 Jutland NE
-
SASI's 2020 Jutland SE
-
Schelpdier Import Monitoring Protocol (SIMP)
Zienswijzen doorgeven
U kunt uw zienswijze op verschillende manieren doorgeven. U doet dit het snelst door het digitale formulier in te vullen.
Lukt het niet om de zienswijze door te geven met het digitale formulier? Geef uw zienswijze dan telefonisch door of in een brief. U kunt uw zienswijze niet in een e-mail of via het algemene contactformulier sturen. We nemen deze niet in behandeling.
Digitaal formulier
Geef uw zienswijze op tijd door met een digitaal formulier op rvo.nl/uov-wetnatuurbescherming. Dit kunt u doen tot uiterlijk zes weken na publicatie van dit besluit. U logt hierop in met DigId (als burger), of met eHerkenning niveau 2+ (als organisatie).
Telefonisch
U moet eerst een afspraak maken. Dit doet u door te bellen naar 088 042 42 42. Kies voor optie 1 en daarna voor optie 4.
Brief
U kunt uw zienswijze ook via de post naar ons sturen.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Afdeling Vergunning en Handhaving
Postbus 40225
8004 DE Zwolle
Zorg dat uw naam, adres en telefoonnummer in de brief staan. Noem in uw brief om welk ontwerpbesluit het gaat. En vertel of u het er wel of niet mee eens bent. Alleen dan kan uw zienswijze meegenomen worden in het nemen van het besluit.
Na uw zienswijze
Nadat u uw zienswijze heeft doorgegeven, krijgt u een ontvangstbevestiging. Alle zienswijzen worden meegenomen in het nemen van een definitief besluit. Als alle zienswijzen verwerkt zijn, krijgt u bericht dat er een Nota van Antwoord is opgesteld. Hierin zijn alle zienswijzen en de reacties daarop samengevoegd. Uw persoonlijke gegevens komen niet in deze nota te staan.