Onderwerp: Bezoek-historie

Wnb; vergunning dijkversterking Waddendijk Vlieland
Geldigheid:27-05-2022 t/m 27-05-2024Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 1 maart 2021 heeft u een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor het uitvoeren van een dijkversterking op Vlieland aangevraagd. Dit project is gelegen in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden Duinen Vlieland en Noordzeekustzone en vindt deels ook in het Natura 2000-gebied Waddenzee plaats.

Met mijn brief van 1 april 2021 (kenmerk DGNVLG/21084419) heb ik u verzocht de aanvraag binnen acht weken aan te vullen. Op 12 mei 2021 heeft de heer (naam), als omgevingsmanager binnen uw organisatie werkzaam, verzocht om de termijn waarbinnen de aanvraag moest worden aangevuld, te verlengen tot 22 juli 2021. Met mijn brief van 12 mei 2021 (kenmerk DGNVLG / 21136699) heb ik conform dit verzoek de termijn op 22 juli 2021 gesteld. Op 5 juli 2021 heeft u uw aanvraag aangevuld door het toezenden van een herziene versie van de Passende Beoordeling (PB). Vanwege enkele verschrijvingen in de tekst heeft u een verbeterde versie hiervan toegestuurd. Deze verbeterde versie van de herziene PB d.d. 2 juli 2021, ligt ten grondslag aan mijn besluit.

Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project dijkversterking Vlieland. De Waterwet kent in paragraaf 2 van hoofdstuk 5 een procedure voor de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van besluiten die nodig zijn voor de totstandkoming van waterstaatswerken. Gedeputeerde Staten (G.S.) van de provincie waarin het project is gelegen bevorderen de coördinatie en dragen zorg voor het doorlopen van de procedure. In dit geval zijn dus G.S. van de provincie Fryslân belast met de coördinatie.

Procedure

  • Op 18 december 2021 is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Leeuwarder Courant;

  • Omdat er abusievelijk op 18 december geen kennisgeving in het provinciaal blad was gedaan, hebben G.S. besloten deze publicatie in februari 2022 alsnog te doen;

  • Op 17 februari 2022 is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in het Provinciaal Blad van Fryslân;

  • Het ontwerp van het besluit heeft van 20 december 2021 tot 7 februari 2022 en van 17 februari tot 1 april ter inzage gelegen in het provinciehuis van de Provincie Fryslân, in het kantoor van Rijkswaterstaat Noord-Nederland te Leeuwarden en in het gemeentehuis van de gemeente Vlieland.

Gedurende de termijnen dat het ontwerpbesluit ter inzage lag, konden zienswijzen worden ingediend. Hiervan is, zowel tijdens de eerste termijn als tijdens de tweede termijn dat het ontwerpbesluit ter inzage lag, geen gebruik gemaakt.

Omdat er geen zienswijzen zijn ingediend en er ook geen aanleiding is om de vergunning ambtshalve te wijzigen ten opzichte van het ontwerp, heb ik besloten de vergunning vast te stellen conform het ontwerp-besluit.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

Het project behelst de versterking van de Waddendijk. Deze dijk, met een lengte van ongeveer 1 km., is gelegen ten zuiden van het dorp Oost-Vlieland tegen de Waddenzee aan. Hoewel het streven is om de werkzaamheden binnen één seizoen uit te voeren, is er voor de gevolgen van het project in het kader van de vergunningaanvraag, uitgegaan van het 'worst-case scenario' waarin de werkzaamheden twee jaar duren. Onderdeel van het project zijn ook werkzaamheden die met de dijkversterking samenhangen zoals het inrichten van een tijdelijk depot voor de opslag van materiaal en het realiseren van een tijdelijke losvoorziening ten behoeve van de aanvoer van materiaal, klei, zand etc.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1 onder a, 20 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden Waddenzee, Duinen Vlieland en Noordzeekustzone significant gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.

Ten aanzien van stikstofdepositie veroorzaakt door het project merk ik het volgende op. U heeft bij uw aanvraag een addendum gevoegd waarin u ingaat op de gevolgen van stikstofdepositie. Op 1 juli 2021 is echter de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering in werking getreden. Deze wet wijzigde de Wet natuurbescherming (Wnb) waarbij artikel 2.9a werd toegevoegd. Hierin is bepaald dat de gevolgen van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden door bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen activiteiten van de bouwsector buiten beschouwing blijven voor de vergunningplicht. In artikel 2.5 van het Besluit natuurbescherming (Bnb) is hier invulling aan gegeven. Artikel 2.5 Bnb bepaalt dat (onder meer) het aanleggen, veranderen en verwijderen van een werk als activiteit wordt aangewezen waarvoor geen vergunningplicht geldt.

Voor het project dijkversterking Vlieland betekent deze wetswijziging dat stikstofdepositie veroorzaakt door de aanlegwerkzaamheden, omdat er sprake is van het veranderen van een werk als bedoeld in artikel 2.5 Bnb, buiten beschouwing blijft bij de beoordeling van de aanvraag.

1.4. Beoordeling van projecten

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied.

De door u voorgenomen activiteiten zijn te beschouwen als één project, omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Deze PB moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien.

Ú heeft bij uw aanvraag een PB overgelegd (Passende beoordeling incl. soortenbescherming dijkversterking Vlieland d.d. 2 juli 2021). Meer specifiek vindt de beoordeling van het project plaats in hoofdstuk 4 van de PB. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit de aanwijzingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden Waddenzee, Duinen Vlieland en Noordzeekustzone.

In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

De dijkversterking en de activiteiten die hier direct mee samenhangen (zoals het inrichten van een tijdelijk werkterrein en een tijdelijke losvoorziening) vinden plaats in de nabijheid van Natura 2000-gebieden Duinen van Vlieland en Noordzeekustzone en in de nabijheid van en deels ook in het Natura 2000-gebied Waddenzee.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

  • ruimtebeslag (alleen v.w.b. het Natura 2000-gebied Waddenzee);

  • verandering hydromorfologie (alleen v.w.b. het Natura 2000-gebied Waddenzee);

  • geluid, licht en trillingen.

Onder 1.3 heb ik reeds opgemerkt dat ik de gevolgen van stikstofdepositie buiten beschouwing laat bij de beoordeling van uw aanvraag.

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn:

  • Habitattypen: 'slik- en zandplaten' en 'schorren en zilte graslanden (buitendijks)';

  • Habitatrichtlijnsoorten: grijze en gewone zeehond;

  • Vogelrichtlijnsoorten:

  • Broedvogels: meerdere soorten, benoemd in de PB;

  • Niet-Broedvogels: meerdere soorten, benoemd in de PB

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1 Habitattypen

Voor de dijkversterking zal er verbreding van de dijk plaatsvinden in de richting van de Waddenzee. Op grond van de habitattypenkaart van de provincie Fryslân zou deze uitbreiding plaatsvinden op een locatie waar het beschermde habitattype 'permanent overstroomde zandbanken' aanwezig zou zijn. In de PB wordt evenwel afdoende onderbouwd aangetoond dat ter plaatse dit specifieke habitattype niet aanwezig is, maar dat er feitelijk sprake is van aanwezigheid van het beschermde habitattype 'slik- en zandplaten'. In de PB vindt de effectbeoordeling daarom plaats aan de hand van de doelstellingen voor dit habitattype. Ik accordeer die keuze.

Afname in oppervlakte

Voor het habitattype 'slik- en zandplaten' geldt een doelstelling tot behoud en verbetering. Door de dijkversterking wordt de dijk verbreed richting de Waddenzee en gaat slechts een zeer klein deel van het totale oppervlakte van dit habitattype in de Waddenzee verloren. Het betreft bovendien een deel dat van weinig belang is voor soorten die afhankelijk zijn van dit habitattype. Daarnaast neemt, door natuurlijke processen, de omvang van de wadplaten in de Waddenzee autonoom toe.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen voor dit habitattype vanwege het verdwijnen van ongeveer 1,1 ha is daarmee uit te sluiten.

Hydromorfologie

Met de ingreep zou er een verandering in de hydromorfologie kunnen optreden door het buitendijks verbreden van de dijk. In de PB wordt onderbouwd dat dit gezien de situatie (afstand tot de vaargeul en aanwezige bestorting in de vaargeul) niet in de rede ligt en significante effecten dus kunnen worden uitgesloten.

Tijdelijke effecten

Naast de permanente effecten vanwege de bredere dijk zijn er ook tijdelijke effecten in de aanlegfase. Er zullen namelijk een tijdelijk depot voor materiaal en een tijdelijke loswal worden aangelegd. De precieze locaties hiervan worden later bepaald; in de PB zijn de mogelijke locaties beoordeeld waaruit later een definitieve keuze wordt gemaakt. Voor een tijdelijk depot zijn locaties op de habitattypen 'slik- en zandplaten' en 'schorren en zilte graslanden (buitendijks)' in beeld. Voor de tijdelijke loswal zijn locaties op het habitattype 'slik- en zandplaten' mogelijk. In de PB wordt geconcludeerd dat significante effecten vanwege het tijdelijke depot en/of de tijdelijke loswal zijn uitgesloten, mits een aantal maatregelen worden genomen. Dit geldt ongeacht voor welke van de onderzochte locaties wordt gekozen. De maatregelen moeten worden genomen voordat het depot en de loswal worden aangelegd, in de periode dat ze in werking zijn en na afronding van de werkzaamheden.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van de activiteit op de genoemde habitattypen plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (specifiek voorschriften 12 tot en met 15, 17 en 22).

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

Voor de habitatrichtlijnsoorten grijze en gewone zeehond vindt in de PB een effectbeoordeling plaats van zowel permanente effecten (vanwege de verbrede dijk) als tijdelijke effecten in de aanlegfase.

Conclusie ten aanzien van permanente effecten is dat deze zijn uitgesloten omdat de afstand tot belangrijke ligplaatsen van zeehonden weliswaar iets kleiner wordt door verbreding van de dijk, maar nog steeds groot genoeg (ongeveer één km) is. De functionaliteit van de rustplaatsen wordt niet aangetast.

Effecten tijdens de aanlegfase kunnen zich voordoen door verstoring door licht, geluid en trillingen vanwege de werkzaamheden en door verstoring door de schepen waarmee materiaal wordt aangevoerd. Met enkele mitigerende maatregelen kan lichtuitstraling worden voorkomen. De geluidsverstoringscontour van werkvoertuigen reikt voorts niet tot belangrijke ligplaatsen van zeehonden. Doordat de schepen de reguliere vaargeul gebruiken, vallen de effecten van het varend werkverkeer weg binnen de reguliere vaarbewegingen en significant negatieve effecten door de schepen zijn daardoor uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van de activiteit op de genoemde habitatrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (voorschriften 16, 19, 20).

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten

Broedvogels

Door de verbreding van de dijk gaat 1,1 ha potentieel foerageergebied verloren. In de PB wordt onderzocht welke effecten dit kan hebben op 16 soorten broedvogels waarvoor in Natura 2000-gebieden Waddenzee, Duinen Vlieland en Noordzeekustzone instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Conclusie is dat het gebied dat verloren gaat, geen significante rol speelt als foerageergebied. Daarnaast broeden er geen broedvogelsoorten in het gebied wat verloren gaat.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Tijdelijke effecten tijdens de aanleg kunnen zich voordoen vanwege verstoring door licht, geluid en trillingen. Omdat er alternatieve locaties zijn voor vogels om te foerageren en de werkzaamheden tijdelijk zijn, is er geen sprake van significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Dezelfde conclusie kan ook worden getrokken ten aanzien van het tijdelijk verlies van foerageergebied vanwege de inrichting van een tijdelijk depot en een tijdelijke loswal.

 

Niet-Broedvogels

In de PB wordt geconcludeerd dat door het permanente verlies van een klein stuk wad, vanwege de verbreding van de dijk, niet zal leiden tot significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor niet-broedvogels vanwege het beperkte belang van het gebied als foerageergebied en de aanwezigheid van voldoende alternatief (foerageer)gebied in de omgeving om naar uit te wijken. Dezelfde conclusie wordt getrokken ten aanzien van tijdelijke effecten op foeragerende niet-broedvogels, met de kanttekening dat hierbij wordt uitgegaan van het voorkomen van onnodige lichtuitstraling richting wad. Ook voor rustende/pleisterende niet-broedvogels zijn significante effecten uit te sluiten vanwege de aanwezigheid van andere hoogwatervluchtplaatsen in de omgeving waar niet-broedvogels bij hoog water naar uit kunnen wijken tijdens de werkzaamheden.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten op de genoemde niet-broedvogels plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (voorschriften 19-21).

2.3. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, geen significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

In de PB is een cumulatietoets opgenomen waarin u heeft onderzocht of er in samenhang met andere projecten wél sprake kan zijn van significant negatieve effecten. Conclusie hiervan is dat dit niet het geval is.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

2.4. Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB, de vergunningvoorschriften en mitigerende maatregelen is de zekerheid verkregen dat het project/de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Waddenzee, Duinen Vlieland en Noordzeekustzone aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Rijkswaterstaat Noord-Nederland (hierna vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger);

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning;

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen;

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen;

  5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt twee weken voor de aanvang ervan gemeld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag);

  6. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals de aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang;

  7. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen;

  8. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag;

  9. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen 1 week bij het bevoegd gezag;

  11. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. De werkzaamheden worden begeleid door wetnatuurbescherming een ecologisch deskundige;

  2. Voorafgaand aan de start van de werkzaamheden wordt een ecologisch werkprotocol opgesteld. Dit werkprotocol wordt uiterlijk vier weken voor de (geplande) start van de werkzaamheden aan het bevoegd gezag voorgelegd. De werkzaamheden beginnen pas nadat het bevoegd gezag schriftelijk heeft ingestemd met het ecologisch werkprotocol;

  3. De werkzaamheden worden uitgevoerd zoals zij in het goedgekeurde ecologisch werkprotocol zijn beschreven;

  4. Locaties van tijdelijk depot en tijdelijke loswal worden bepaald in overleg met de ecologisch deskundige en liggen binnen het in de PB beoordeelde plangebied;

  5. Werkzaamheden moeten tussen zonsopkomst en zonsondergang worden uitgevoerd. Hier kan van worden afgeweken indien hiervoor een ecologisch werkprotocol is opgesteld en afgestemd met een ecologisch deskundige zodat verstoring van kwetsbare fauna voorkomen wordt;

  6. Transport van materialen en personeel vindt zoveel mogelijk plaats via bestaande (vaar)wegen en paden. Indien noodzakelijk voor het uitvoeren van de werkzaamheden, mogen buiten bestaande wegen en paden rijplaten worden aangebracht. Locaties van de rijplaten en rijroutes worden bepaald na overleg met de begeleidend ecologisch deskundige;

  7. Werkruimten, tijdelijk depot en tijdelijke loswal worden niet groter in omvang dan noodzakelijk voor het uitvoeren van de werkzaamheden, zulks op aangeven van de begeleidend ecologisch deskundige; de keuzes hierin worden onderbouwd gemeld aan het bevoegd gezag;

  8. Verlichting wordt uitsluitend toegepast als dat nodig is om de werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren;

  9. Verlichting wordt zo opgesteld dat de relevante beschermde vogelsoorten en zeehonden geen hinder van het licht hebben en uitstraling buiten het werkterrein richting wad en kwelder Westerveld wordt voorkomen, zulks op aangeven van de begeleidend ecologisch deskundige;

  10. Bij extreem hoogwater worden de werkzaamheden ter hoogte van hoogwatervluchtplaats Westerveld gestaakt indien de hoogwatervluchtplaatsen Richel, Kroon's Polder en Vliehorst niet meer bruikbaar zijn en hoogwatervluchtplaats Westerveld de enige overblijvende hoogwatervluchtplaats voor vogels is;

  11. Na afronding van de werkzaamheden dienen het tijdelijk depot en de tijdelijke loswal uiterlijk binnen vier weken zorgvuldig en onder begeleiding van een ecologische deskundige te worden verwijderd. Betreffende gebied dient zodanig in de oude staat te worden teruggebracht dat natuurlijk herstel van het oorspronkelijke habitat en leefgebied van de aanwezige soorten kan optreden. De aanpak hiervan wordt onderbouwd gemeld aan het bevoegd gezag.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie met daarin alle documenten die betrekking hebben op deze vergunning en op de naleving van de voorschriften;

  2. De vergunninghouder geeft alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder en opsporingsambtenaren;

  3. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en opsporingsambtenaren.

Looptijd en geldigheid

  1. De vergunning is geldig tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beëindigd (zie voorschrift 10), met dien verstande dat de vergunde activiteit dient aan te vangen binnen twee jaar nadat de vergunning is verleend en dient te zijn beëindigd binnen twee jaar nadat de activiteit is aangevangen.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Hoogachtend,

De Minister voor Natuur en Stikstof,
namens deze:

MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

 

BEKENDMAKING BESLUIT

Op grond van artikel 5.12 Waterwet zullen Gedeputeerde Staten van Fryslân zorgdragen voor bekendmaking van dit besluit.

 

Bijlage:

  1. Passende beoordeling

BEROEP


Beroep kan gedurende de beroepstermijn door belanghebbenden worden ingesteld tegen het besluit tot goedkeuring van het vastgestelde projectplan en de overige definitieve besluiten (waaronder deze vergunning op grond van de Wet natuurbescherming), wanneer:
• zij tijdens de terinzagelegging van ontwerpprojectplan en ontwerpbesluiten een zienswijze hebben ingediend;
• zij redelijkerwijs geen zienswijzen hebben kunnen indienen;
• zij het oneens zijn met de wijzigingen die in het projectplan zijn aangebracht.


Het beroepschrift moet worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet voldoen aan de inhoudsvereisten zoals aangegeven in artikel 6.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Naar boven