Geachte,
U heeft mij per brief van 20 december 2021 verzocht om aan u een vergunning te verlenen voor het verankeren, plaatsen, exploiteren, onderhouden en oogsten van(af) diverse mosselzaadinvanginstallaties (hierna: MZI's) in het Natura 2000-gebied Waddenzee. Uw aanvraag heeft betrekking op MZI-kavel Gat van Stompe 11. De relevante bijlagen heeft u gefaseerd nagezonden, laatstelijk op 12 januari 2022; deze datum wordt door mij aangemerkt als de formele aanvraagdatum.
Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning.
In het onderstaande vindt u de inhoudelijke overwegingen die daaraan ten grondslag liggen.
Procedure
Op 14 januari 2022 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.
Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van toepassing.
Dit besluit heeft 6 weken, van 20 januari 2022 tot en met 3 maart 2022, ter inzage gelegen. Op dit besluit zijn geen zienswijzen ontvangen.
Besluit
Ik besluit om u op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb de gevraagde vergunning te verlenen.
In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze vergunning ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen zijn onderdeel van dit besluit.
1. AANVRAAG
1.1. Onderwerp
De aanvraag is gebaseerd op het vigerende MZI-beleid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In bijlage 5 bij dit besluit is de specifieke MZI-kavel aangeduid (op kaart en in coördinaten).
Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten verwijs ik naar de diverse relevante bijlagen.
1.2. Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub f onder 1° van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag. De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.
1.3. Vergunningplicht
De aangevraagde activiteiten kunnen afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen hebben voor het betrokken Natura 2000-gebied. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb in relatie tot enkele specifiek omschreven beschermde natuurwaarden.
Stikstof
U heeft een AERIUS Calculator-berekening bij uw aanvraag gevoegd. De berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven de 0,00 mol/ha/jr. Er is daarmee geen sprake van een Wnb-vergunningplicht op dat aspect. Deze conclusie is gebaseerd op de geldigheid en volledigheid van de invoer in de betreffende AERIUS-berekening. Deze invoer is door uw adviseur weergegeven in de als bijlage 2 bij de onderhavige besluitvorming toegevoegde AERIUS-berekening. Bij deze berekening zijn enkele expliciete aannames gemaakt; die aannames zijn beschreven in de bijlagen 3 en 4. Afwijkingen in uitvoering kunnen aanleiding zijn om mijn oordeel van geen vergunningplicht te herzien.
1.4. Project
1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen
De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt, vormen een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, in relatie tot de specifiek geanalyseerde beschermde natuurwaarden (stikstofdepositie valt daar dus expliciet niet onder) kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied. De betreffende diverse activiteiten zijn te beschouwen als één project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
1.4.2. Passende beoordeling (hierna: PB)
Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overlegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien.
De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende Natura 2000-gebied niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyses zoals neergelegd in de PB en de beide daarop aanvullende stukken.
1.5. Beleid
Beleidsbesluit Schelpdiervisserij
Bij besluit van 1 oktober 2004 is het 'Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020: Ruimte voor een zilte oogst' vastgesteld. In dit beleidsbesluit staan geen specifieke aanwijzingen die voor de onderhavige vergunningverlening relevant zijn.
Beleid voor mosselzaadinvanginstallaties (MZI's) 2021 t/m 2026
Met een brief aan de Tweede Kamer d.d. 7 december 2020 heeft de Minister van LNV het nieuwe mzi-beleid vastgesteld, volgend op de evaluatie van het eerdere beleid hierop. In deze evaluatie is vastgesteld dat het vigerende beleid voor de periode 2021-2026 kan worden voortgezet, behoudens enkele kleine wijzigingen. De wijzigingen hebben met name betrekking op de begrenzing van MZI-gebieden. In de nieuwe beleidsperiode blijft de omvang van het voor MZI's beschikbaar te stellen oppervlak gelijk aan de afgelopen periode: 760 hectare in de Waddenzee en Zeeuwse delta. Het beleid is getoetst aan eventuele effecten op de beschermde natuurwaarden; significant nadelige effecten zijn niet te verwachten.
Natura 2000-beheerplan Waddenzee (2016-2022)
In het beheerplan is het volgende opgenomen ten aanzien van MZI's:
Het gebruik van MZI's is een vergunningplichtige activiteit die afzonderlijk vergunningplichtig blijft. Het toetsingskader is als volgt:
-
De MZI's zijn gebonden aan een in omvang beperkt areaal.
-
In het winterhalfjaar moeten de MZI's om veiligheidsreden zo nodig worden verwijderd.
-
Werkzaamheden dienen overdag plaats te vinden.
-
Het aantal vaarbewegingen dient zoveel als mogelijk beperkt te blijven.
2. BEOORDELING
2.1 Afbakening
Ten behoeve van de effectbeoordeling is geïnventariseerd welke in redelijkheid denkbare typen van effecten onderzocht moeten worden. Dit betreft:
-
effecten op draagkracht van het betreffende Natura 2000-gebied
-
effecten op beschermde habitattypen
-
effecten op beschermde vissoorten
-
effecten van verstoring op zeehonden en vogels
-
zwerfvuil
De natuurwaarden die via deze factoren beïnvloed kunnen worden, staan opgesomd in de PB.
Conclusie afbakening
Ik ben van mening dat de gekozen effectafbakening in de PB en daarop aanvullende stukken op een juiste wijze heeft plaatsgevonden.
2.2 Mogelijke effecten en mitigatie
2.2.1 Habitattypen
In de PB daarvan wordt voor geen enkel van de relevante habitattypen een significant negatief effect verwacht. Ter borging daarvan, verbind ik aan de vergunning de voorschriften 17 en 18.
2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten
In de PB daarvan wordt voor geen enkel van de relevante habitatsoorten een significant negatief effect verwacht. Ter borging daarvan, verbind ik aan de vergunning de voorschriften 13 en 15 t/m 18.
2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten
In de PB daarvan wordt voor geen enkel van de relevante vogelsoorten een significant negatief effect verwacht. Ter borging daarvan, verbind ik aan de vergunning de voorschriften 13 t/m 18.
2.2.4. Typische soorten
Ik stel vast dat in de aangeleverde PB op afdoende inhoudelijke wijze is ingegaan op de relevante typische soorten in relatie tot de voorgenomen activiteit.
2.3 Cumulatie
Bij vergunningverlening voor een project dient een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.
Omdat qua stikstofberekening er geen enkel effect verwacht wordt op de voor dit aspect relevante natuurwaarden behoeft geen cumulatie-toets in relatie tot stikstof te worden uitgevoerd. Ik concludeer voorts dat in de aangeleverde PB voor de overige relevante aspecten een volledige en juiste cumulatie-toetsing is uitgevoerd. Er worden geen cumulatieve effecten verwacht.
2.4 Conclusie
Met de uitgevoerde PB en AERIUS-berekening, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften alsmede de ondernomen mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat de betreffende activiteiten, niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied.
2.5 Ontvangen zienswijzen
Op het ontwerpbesluit is een zienswijze van de gemeente Texel ontvangen. In het hiernavolgende geef ik gesegmenteerd deze zienswijze weer en reageer ik per specifiek aangedragen punt.
Gemeente Texel
-
De aangegeven looptijd/geldigheid (voorschrift 24) in het ontwerpbesluit impliceert dat de verankering ieder jaar vóór 1 december verwijderd moet worden en vanaf 15 februari weer opnieuw geplaatst moet worden. De gemeente stelt dat in de ontwerpvergunning geen motivering wordt gegeven waarom het jaarlijks plaatsen en verwijderen van honderden MZI-verankeringen en daarmee extra verstoring van het Natura 2000-gebied, in het bijzonder qua geluid, stikstofdepositie en bodemberoering, noodzakelijk is op grond van de Wet natuurbescherming. De te beschermen natuurwaarden vormen in de visie van de gemeente het enige afwegingskader in deze ontwerpvergunning. De motivatie waarom meer verstoring en depositie verplicht wordt gesteld in de ontwerpvergunning ontbreekt hier. Dit in het bijzonder omdat in de ontwerpvergunning voor de locatie Burgzand 1a uitdrukkelijk in voorschrift 24 is aangegeven dat de vergunning voor wat betreft het plaatsen, het aanwezig hebben en het verwijderen van de bijbehorende verankering jaarrond geldt. Op deze locatie behoeft de verankering dus niet verwijderd te worden. Deze inconsistentie wordt niet gemotiveerd.
Reactie:
Ik heb hier hetgeen door de aanvrager zelf is aangedragen in zijn aanvraag, gevolgd: hetgeen in de aanvraag is opgenomen als inkadering van de betreffende activiteit is nu eenmaal leidend voor hetgeen ik in reactie daarop kan vergunnen. Vanuit de ecologische toetsing zou ook een jaarrond laten staan van de verankering mogelijk zijn geweest, de aanvrager heeft dat echter niet aangevraagd. Het tussentijds willen verwijderen van de verankering vloeit, zoals de aanvrager zelf aangeeft, voort uit enerzijds de verplichtingen vanuit de Waterwet (risico's van ijsgang) en anderzijds specifieke afspraken met de garnalensector. Vanuit een noodzakelijke tussentijdse verwijdering van de verankering vanuit de Wnb-toets is dus geen sprake; voorschrift 24 legt enkel vast wat de aanvrager expliciet heeft aangevraagd. Ik kan de gemeente desgewenst ter nadere informatie de betreffende aanvraagbrief doen toekomen.
-
In de conclusie onder paragraaf 2.4 wordt gesteld dat met de uitgevoerde Passende Beoordeling (hierna: PB) zekerheid verkregen is dat de betreffende activiteiten niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. De PB die ten grondslag ligt aan deze ontwerpvergunning geeft echter geen uitsluitsel over de mogelijke gevolgen voor zeezoogdieren van het onderwatergeluid door het in- en uittrillen van paalankers (8.2.7 'Mogelijke effecten door geluid en emissies').
Aangegeven wordt dat het mogelijke effect van geluid voor zeezoogdieren nader wordt onderzocht. Daarbij wordt niet aangegeven wanneer, hoe en door wie dit onderzoek wordt uitgevoerd. Deze PB sluit daarmee niet uit dat de te vergunnen activiteiten schadelijke gevolgen kan hebben voor beschermde diersoorten.
Vaste jurisprudentie geeft aan dat indien schadelijke gevolgen voor beschermde diersoorten niet kunnen worden uitgesloten, de activiteit niet zomaar kan worden vergund.
Saillant detail in deze is, volgens de gemeente, dat een activiteit waarvan niet duidelijk is of dit schadelijke gevolgen kan hebben voor beschermde zeezoogdieren, juist verplicht stelt in de ontwerpvergunning. In de visie van de gemeente zou op grond van de PB, het in- en uittrillen van paalankers niet vergunbaar zijn zonder een uitdrukkelijke onderzoeksplicht ten aanzien van de effecten op zeezoogdieren.
Reactie:
Ik merk op dat het in de betreffende passage genoemde 'nader onderzoek' ziet op de in het vervolg van de PB uitgevoerde nadere analyse naar de effecten op zeezoogdieren en niet op een aankondiging van nog vereist nader (wetenschappelijk) onderzoek. De term 'onderzoek' heeft in deze waarschijnlijk voor verwarring gezorgd bij de gemeente. Ik ben van mening dat het de (mogelijke) effecten van het in- en uittrillen van de ankers op de relevante beschermde natuurwaarden op afdoende wijze in de PB zijn onderzocht. Ik acht deze activiteit dan ook vergunbaar. Door de gemeente wordt niet nader inhoudelijk beargumenteerd op welke punten, de PB op dit aspect onjuist of onvolledig zou zijn.
-
Ook roept de gemeente op om de PB zorgvuldig te beoordelen en niet de economische belangen voorop te stellen. UNESCO maakt zich zorgen over hoe de Nederlandse overheid omgaat met de internationale verplichtingen die Nederland samen met Duitsland en Denemarken heeft om het werelderfgoed Waddenzee te beschermen, te behouden en aan volgende generaties over te dragen.
Reactie:
Ik ben van mening dat vanuit de voorliggende PB op afdoende wijze is onderbouwd dat de onderhavige activiteit vanuit de Wnb-toetsingskaders toelaatbaar geacht kan worden. In het verlengde daarvan ben ik van mening dat, alhoewel dit geen specifiek item is binnen de voorgenoemde toetsing, daarmee deze activiteiten ook in lijn zijn met de bescherming van de werelderfgoedstatus van de Waddenzee, juist vanwege de inkadering en diverse voorschriften zoals opgenomen in de onderhavige vergunning.
-
Verder stelt de gemeente belanghebbend bevoegd gezag te zijn over het grondgebied waarop de ontwerpvergunning betrekking heeft. De gemeente heeft als bevoegd gezag ten aanzien van de bescherming van het cultureel erfgoed in de zeebodem, belang bij minimale penetratie van de zeebodem ten behoeve van de bescherming van mogelijk aanwezige scheepswrakken. Als van rijkswege verplicht wordt gesteld dat de honderden ankerpalen van mzi's jaarlijks in- en uitgetrild moeten worden, ook in gebieden met een hoge verwachting ten aanzien van archeologische waarden, dan moet dit met een gedegen motivatie op grond van de juiste wetgeving gebeuren. Naar de mening van de gemeente is de Wet natuurbescherming niet de geëigende wet om tot deze verplichting te komen. Sterker nog, de PB geeft aanleiding tot een jaarrond-vergunning op grond van de Wet natuurbescherming.
Reactie:
Ik verwijs in deze mede terug naar mijn reactie op inspraakpunt a.
Uit de PB volgt niet dat het tussentijds plaatsen en verwijderen van de verankering vanuit de daarin vervatte ecologische effectanalyse niet toelaatbaar geacht moet worden.
Meer specifiek verwijs ik in deze naar de in de PB opgenomen constatering:
'Tijdens het verwijderen van de MZI (met name van de verankering) wordt de bodem enigszins beroerd. Dit is in eerdere studies gekwantificeerd in termen van enkele m2 per (paal)anker (Kamermans & Smaal, 2009).'
In de context van de bescherming van het beschermde habitattype is dit relatief bezien vanuit de Wnb-toetsing naar mijn mening acceptabel. Voorts verwijs ik naar de nadere effectanalyses zoals opgenomen in de paragrafen 9.2.2 en 9.4.2 van de PB. Ik heb op die basis geen aanleiding gezien de vergunning (in tegenstelling tot hetgeen is aangevraagd) enkel te verlenen onder de voorwaarde dat de verankering jaarrond blijft staan.
-
Omdat grote belangen zijn gemoeid met de plaatsing, hebben en houden van mzi's en de vele vergunningen die daarvoor noodzakelijk zijn, waaronder ook een gemeentelijke omgevingsvergunning, is het de gemeente er veel aan gelegen om met alle betrokken overheidsinstanties en de sector in gesprek te zijn en blijven zodat er een gezamenlijk afwegingskader komt voor vergunningverlening en men elkaar niet in de haren hoeft te vliegen als overheden onderling, hetgeen voor de aanvrager ook een vreemde situatie oplevert.
Reactie:
Ik constateer dat er naar aanleiding van onderhavige zienswijze en het op bestuurlijk niveau delen ervan, op 10 maart 2022 een nader bestuurlijk overleg tussen betrokkenen (waaronder de gemeente Texel) heeft plaatsgevonden. Alhoewel feitelijk buiten de context van de onderhavige vergunningverlening, bevat het navolgende een weergave van hetgeen in dat overleg is besproken en afgesproken:
-
Hat jaarrond laten staan van de paalankers kan archeologische, ecologische én economische winst opleveren. Het lijkt er op dat vooral de Waterwet deze oplossingsrichting hindert. Ook blijft er het risico bestaan op veel schade voor de sector als deze palen door ijsgang zouden worden verwoest. De gemeente Texel is benieuwd of de sector in staat is om in een vorstperiode waarin dit dreigt, de paalankers in een korte actie tijdig veilig te stellen.
-
Er wordt een verkenning gestart over de mogelijkheid van het jaarrond laten staan van de paalankers. PO Mosselcultuur is voornemens om dit voor een aantal locaties bij wijze van proef al op te starten. De secretaris van het Mosselconvenant zal in afstemming de betrokken partijen (gemeente Texel, RWS en convenantspartijen) een traject in gang zetten om met elkaar de mogelijkheden voor het jaarrond laten staan van de paalankers te onderzoeken.
-
Een tweede traject wordt in gang gezet, waarbij de betrokken kennisdragers (Gemeente Texel, RCE, Periplus, LNV, PO Mosselcultuur) en de bevoegde gezagen voor de gebieden tot een gezamenlijke aanpak komen voor de bescherming van de archeologische waarden en de behoefte aan het benutten van de bestaande en nieuwe mzi-locaties.
-
Er wordt verkend hoe en wanneer dit onderwerp het beste kan worden geagendeerd in het Omgevingsberaad.
Concluderend is er voor mij, vanuit de aangeleverde zienswijze, geen aanleiding om in het (voorliggende) definitieve vergunningbesluit af te wijken van het ontwerpbesluit.
3. VOORSCHRIFTEN
Ter bescherming van de in het betrokken Natura 2000-gebied aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.
Algemeen
-
Deze vergunning staat op naam van Van der Endt Riedijk B.V. (hierna: vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger).
-
Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.
-
De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.
-
De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen
-
De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals de aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.
-
De vergunninghouder dient de relevante bepalingen vanuit de relevante Toegangbeperkende Besluiten op grond van artikel 2.5 van de Wet natuurbescherming in acht te nemen. Deze vergunning fungeert niet als vrijstelling op voorgenoemde verplichtingen en voorschriften.
-
Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.
-
Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.
-
De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.
-
Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan richting het bevoegd gezag per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.
Uitvoering
-
De vergunning geldt voor de MZI-kavel zoals op kaart en in coördinaten weergegeven in bijlage 5 van de onderhavige vergunning.
-
Controle-, oogst- en onderhoudswerkzaamheden vallen binnen de werking van deze vergunning.
-
Het aan boord in werking hebben van geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden ten aanzien van de veiligheid, is niet toegestaan.
-
De MZI-ankerpalen dienen aan de bovenzijde te zijn afgedicht of te zijn voorzien van deugdelijke (stevige) roosters om te voorkomen dat de relevante beschermde vogelsoorten daarin kunnen verdrinken.
-
Tijdens elk bezoek door of vanwege de vergunninghouder aan de MZI's worden de MZI's gecontroleerd op vogel- en/of zeehondenslachtoffers. In geval van het aantreffen daarvan doet de vergunninghouder hiervan onverwijld melding aan het bevoegd gezag.
-
Alle aan het in werking hebben en houden van de MZI's gerelateerde werkzaamheden vinden uitsluitend bij daglicht plaats.
-
De MZI's zijn deugdelijk van constructie: zij mogen niet los kunnen slaan van de bodem. Ook het invangmateriaal dient zo goed mogelijk bevestigd te worden. Losgelaten materiaal (zwerfvuil) moet traceerbaar zijn, dus gemerkt met visserijregistratietekens.
-
Het is niet toegestaan afval of onderzoeksmaterialen in het gebied achter te laten. Restafval (bijv. losgesneden touw) wordt opgevangen en komt niet in het water terecht.
-
De vergunninghouder doet conform de daartoe vanuit RVO.nl verstrekte formulieren ieder jaar opgave van enkele, ook voor de geldigheid van de deze toetsing, relevante gegevens in relatie tot onder andere het type van MZI-constructie en de behaalde oogst. Deze opgaves kunnen door het bevoegd gezag gebruikt worden in het toezicht op en de controle van de naleving van de onderhavige vergunning.
Toezicht
-
De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.
-
De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).
-
Gevraagde informatie en documenten worden op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren respectievelijk medewerkers van het Team Natuurvergunningen getoond respectievelijk aangeleverd.
-
De betrokken toezichthouders en medewerkers van het Team Natuurvergunningen mogen op elk moment in tijd ter verificatie van de vergunning en de onder het formeel rechtsoordeel onderliggende gegevens, inzage eisen in de black box rapportages van de (het) ingezette vaartuig(en); deze rapportages worden door de vergunninghouder aangeleverd c.q. ter raadpleging beschikbaar gesteld.
Looptijd/geldigheid
-
De vergunning is geldig vanaf het moment van afgifte tot en met 31 december 2026. Voor wat betreft het installeren, exploiteren, beheren/onderhouden en oogsten van de betreffende MZI's alsmede voor wat betreft het plaatsen, het aanwezig hebben en het verwijderen van de bijbehorende verankering geldt de vergunning van 15 februari tot 1 december van een kalenderjaar. Voor wat betreft de voorschriften 20 t/m 23 is de onderhavige vergunning geldig tot en met 31 maart 2027.
TER INFORMATIE
Op grond van art. 5.1, lid 1 van de Wnb jo. afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.
Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.
Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Hoogachtend,
De Minister voor Natuur en Stikstof,
namens deze:
MT-lid bij het Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied
BEROEP
Bent u het niet eens met het definitieve besluit? Als belanghebbende kunt u hiertegen in beroep gaan. Bent u geen belanghebbende? Dan kunt u in beroep gaan als u op tijd een zienswijze heeft doorgegeven. Verschilt het definitieve besluit inhoudelijk van het ontwerpbesluit? Dan kunt ook in beroep gaan als u geen belanghebbende bent en geen zienswijze heeft doorgegeven.
U kunt uw beroepschrift digitaal of via een brief indienen.
Digitaal dient u in via het beroepschriftformulier:
https://formulier.rechtspraak.nl/burger/bestuur/beroepschrift/rechtbank
U heeft hier een DigiD voor nodig. Let op: het digitale beroepschriftformulier is niet bruikbaar voor rechtspersonen of voor gemachtigden van rechtspersonen. Bedrijven als een besloten vennootschep (bv) of naamloze vennootschap (nv) en organisatie als een stichting of vereniging dienen hun stukken op papier in. Een eenmanszaak, vennootschep onder firma (vof) of commanditaire vennootschap (cv) kan de formulieren wel gebruiken. Zij kunnen inloggen met hun DigiD.
Via een brief. Vermeld in uw beroepschrift:
-
uw naam en adres
-
het besluit waartegen u in beroep gaat
-
waarom u het niet eens bent met de beslissing van het bestuursorgaan
-
wat de beslissing volgens u moet zijn
Dateer en onderteken het beroepschrift. Uw woonplaats is bepalend bij de vraag bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen. Heeft u geen woonplaats in Nederland dan is de zetel van het bestuursorgaan bepalend.
Via https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Contact#contactgegevens
kunt u nagaan bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen.
Stuur de stukken die belangrijk zijn voor de rechter mee met het beroepschrift. In elk geval:
Bijlagen:
-
Passende beoordeling MZI's 2022-2026
-
AERIUS-berekening
-
Toelichting AERIUS-berekening
-
TNO emissieberekening
-
Kaart & coördinaten MZI-kavel