Onderwerp: Bezoek-historie

Beslissing op bezwaar; wolhandkrabvisserij IJsselmeer
Geldigheid:07-09-2020 t/m 15-03-2023Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

U heeft bij brief van 8 januari 2020 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 november 2019 (hierna: bestreden besluit). Het bestreden besluit betreft de verlening van de vergunning die op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) is verleend voor de visserij op Chinese wolhandkrab in het IJsselmeer. Uw bezwaren zijn gericht tegen de beide wijzigingsbesluiten van de vergunning

Het besluit heb ik opnieuw beoordeeld. In deze brief vindt u mijn beslissing op uw bezwaar en waarom deze beslissing is genomen. In de bijlage vindt u de artikelen waarop de beslissing gebaseerd is.

Beslissing

Ik verklaar het bezwaar gegrond en wijzig het bestreden besluit in die zin dat de Wnb-vergunning niet meer van toepassing is op de gebieden waar op grond van de Visserijwet 1963 (hierna: Visserijwet) niet mag worden gevist.

Procesverloop

Op 23 januari 2019 is een aanvraag gedaan voor een Wnb-vergunning voor de visserij op Chinese wolhandkrab met staand want in het IJsselmeer. Het bestreden besluit is op 21 november 2019 genomen en op 28 november 2019 bekend gemaakt. Bij brief van 8 januari 2020 heeft u pro forma bezwaar gemaakt. U heeft bij brief van 20 februari 2020 de gronden van uw bezwaar ingediend.

U heeft per mail van 23 april 2020 aangegeven dat u geen behoefte heeft om te worden gehoord.

Uw bezwaren

U bent het met het bestreden besluit oneens. Samengevat voert u het volgende aan:

-Er bestaat geen schriftelijke toestemming meer om te mogen vissen in het gebied dat is aangewezen als natuurvoorziening en de vismigratierivier. Daarom zou voor dit deel de Wnb-vergunning moeten worden geweigerd.

-Het vissen in dit aangewezen gebied is strijdig met de bestemming die in het Inpassingsplan is gegeven. Een Wnb-vergunning staat daarom nu illegale activiteiten toe en zou om deze reden moeten worden geweigerd.

-Op basis van de Passende Beoordeling (hierna: PB) kan niet de conclusie worden getrokken dat er door de aangevraagde activiteiten geen significante negatieve effecten optreden. De vergunning had daarom niet kunnen worden verleend.

-De natuurvoorziening dient de instandhoudingsdoelstellingen en verstoring daarvan heeft zodanige nadelige gevolgen voor het functioneren van de natuurvoorziening dat bij de afweging van de betrokken belangen de vergunningverlening voor dit deel had moeten worden geweigerd.

 

Toelichting op deze beslissing

De bezwaren heb ik zorgvuldig beoordeeld en het besluit opnieuw getoetst aan het wettelijk kader. De conclusie is dat de bezwaren tegen het bestreden besluit gegrond zijn. Hierna kunt u lezen waarom.

Verschillende kaders

Allereerst vind ik het van belang aan te geven dat hier verschillende wettelijke kaders van toepassing zijn. De Wnb en de Visserijwet. U noemt daarnaast ook het planologisch regime. Volgens het Rijksinpassingsplan is het verboden om te vissen bij de natuurvoorziening. Deze drie kaders bestaan naast elkaar en gelden alledrie onverkort. Een toestemming op grond van één wettelijk kader zet een beperking of een verbod van een ander van toepassing zijnde wettelijk kader niet opzij. In de Wnb-vergunning is dat als volgt aangegeven: 'Ik maak u erop attent dat u voor het kunnen benutten van de onderhavige vergunning ook moet kunnen beschikken over de tevens vereiste toestemming op grond van de visserij wet- en regelgeving. Voorts: de onderhavige vergunning betreft louter een toestemming op grond van de Wnb en de daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.'

Nadat de Wnb-vergunning is verleend, is de schriftelijke toestemming om in de nabijheid van de Vismigratierivier en de natuurvoorziening te mogen vissen ingetrokken. Dit betekent dat op grond van artikel 21 van de Visserijwet hier geen visserij mag plaatsvinden. Dat de Wnb vergunning ook op deze gebieden ziet, maakt niet dat hier gevist zou mogen worden. Dit levert immers strijd op met de Visserijwet.

Toetsing ex nunc

Met uw bezwaar verzoekt u de Wnb-vergunning wat betreft het van toepassing zijnde gebied in overeenstemming te brengen met de andere wettelijke kaders. In de bezwaarschriftprocedure geldt een zogenaamde ex nunc toetsing. Dit betekent dat een beslissing dient te worden genomen op grond van de huidige situatie en dat feiten en omstandigheden die zich na de vergunningverlening hebben voorgedaan moeten worden meegenomen bij de besluitvorming. Bij het verlenen van de Wnb-vergunning gold er vanuit de Visserijwet nog geen beperking. Indien ten tijde van de vergunningverlening wel deze beperking had gegolden en toen al de schriftelijke toestemming voor het gebied nabij de vismigratierivier en de natuurvoorziening was ingetrokken, zou de Wnb-vergunning niet voor dit deel van het gebied zijn verleend. Ik wijzig daarom de Wnb-vergunning in die zin dat het gebied waar, het op grond van de Visserijwet sinds de intrekking van de schriftelijke toestemming niet meer is toegestaan te vissen, ook in de Wnb-vergunning wordt uitgezonderd. Hierbij is het van belang dat de vergunninghouder, de heer Visscher, per mail op 23 juni 2020 heeft aangegeven dat hij instemt met de door u verzochte aanpassing van de Wnb-vergunning. Deze wijziging van de Wnb-vergunning heeft feitelijk voor de vergunninghouder geen gevolgen. Op grond van de Visserijwet mocht hij niet vissen in het gebied waarvoor de schriftelijke toestemming is ingetrokken en datzelfde verbod wordt nu ook in de Wnb-vergunning opgenomen. Ik zend als bijlage kaarten mee waarop in blauw de gebieden staan aangegeven waar oorspronkelijk de Wnb- vergunning voor was verleend. In rood wordt het gebied aangegeven waar op grond van de Visserijwet en nu dus ook op grond van de Wnb-vergunning het niet is toegestaan om hier te vissen. Deze beslissing op bezwaar zal inclusief de kaarten worden gepubliceerd op puc.overheid.nl

Gelet op het feit dat ik uw bezwaar gegrond verklaar en de vergunning wat betreft het gebied waarvoor de vergunning geldt aanpas, zal ik de door u verder aangevoerde bezwaren buiten behandeling laten.

Vragen

Als u nog vragen hebt over deze beslissing, kunt u ons bellen op telefoonnummer 088 042 42 42 (lokaal tarief).

Met vriendelijke groet,

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
namens deze:

 

 

De senior jurist Juridische Zaken Rijksdienst voor Ondernemend Nederland


Beroepsmogelijkheid

Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na

verzending van deze brief een beroepschrift indienen. Stuur het beroepschrift naar de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling bestuursrecht, Postbus 16005, 3500 DA Utrecht. Voor de behandeling van het beroep brengt de rechtbank aan u een bedrag in rekening.

 

In sommige situaties kunt u digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Kijk op de genoemde site voor precieze voorwaarden


Bijlage: Regelgeving

Wet natuurbescherming

Artikel 1.3

1 Ingeval gedeputeerde staten ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet bevoegd zijn tot het nemen van een besluit met betrekking tot handelingen, zijn, tenzij anders bepaald, bevoegd gedeputeerde staten van de provincie waar de handeling wordt verricht.

2 Ingeval provinciale staten ingevolge het bepaalde bij of krachtens deze wet bevoegd zijn tot het nemen van een besluit met betrekking tot handelingen, zijn, tenzij anders bepaald, bevoegd provinciale staten van de provincie waar de handelingen worden verricht.

3 Ingeval handelingen nadelige gevolgen hebben voor een geheel of gedeeltelijk in een andere provincie gelegen Natura 2000-gebied of bijzonder nationaal natuurgebied, dan wel voor vogels als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, dieren of planten van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste of vijfde lid, 3.7 of 3.10, eerste lid, die zich bevinden in een andere provincie, nemen gedeputeerde staten, onderscheidenlijk provinciale staten geen besluiten als bedoeld in het eerste, onderscheidenlijk tweede lid, dan in overeenstemming met gedeputeerde staten, onderscheidenlijk provinciale staten van die andere provincie.

4 Ingeval een handeling mede wordt verricht in een andere provincie, wordt een besluit als bedoeld in het eerste lid genomen door gedeputeerde staten van de provincie waar de handeling in hoofdzaak wordt verricht, in overeenstemming met gedeputeerde staten van die andere provincie.

5 Bevoegdheden, verantwoordelijkheden en verplichtingen van gedeputeerde staten of provinciale staten als bedoeld in de artikelen 2.7, tweede of derde lid, 2.8, derde, zesde, zevende of negende lid, 2.9, derde lid, 3.3, eerste of tweede lid, 3.4, tweede lid, 3.8, eerste of tweede lid, 3.9, tweede lid, 3.10, tweede lid in samenhang met artikel 3.8, eerste of tweede lid, 3.11, eerste of tweede lid, 3.12, zevende, achtste of negende lid, 3.14, tweede lid, 3.15, derde en vierde lid, 3.16, derde en vierde lid, 3.17, eerste lid, 3.18, eerste, tweede of derde lid, al dan niet in samenhang met het vierde lid, 3.22, vierde lid, 3.25, tweede of vierde lid, 3.26, derde lid, 3.32, tweede lid, 3.33, tweede lid, 3.34, derde lid, 4.2, eerste, tweede of derde lid, 4.3, derde lid, 4.5, eerste, derde of vierde lid, of 5.5, eerste en tweede lid, berusten bij één van Onze bij algemene maatregel van bestuur aangewezen Ministers, en de bevoegdheden en verplichtingen van gedeputeerde staten of provinciale staten, bedoeld in artikel 2.4, eerste, tweede en derde lid, berusten bij Onze Minister, indien zij betrekking hebben op:

a. bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van handelingen, of

b. handelingen die geheel of gedeeltelijk plaatsvinden in of gevolgen hebben voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van gebieden.

6 Ingeval toepassing wordt gegeven aan het vijfde lid, wordt waar in de bepalingen, genoemd in dat lid, sprake is van een provinciale verordening in plaats daarvan gelezen: ministeriële regeling.

7 Provinciale staten kunnen bevoegdheden, aan hen toegekend bij of krachtens deze wet, overdragen aan gedeputeerde staten.

Artikel 2.7

1 Een bestuursorgaan stelt een plan dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, uitsluitend vast indien is voldaan aan artikel 2.8, met uitzondering van het negende lid.

2 Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.

3 Gedeputeerde staten verlenen een vergunning als bedoeld in het tweede lid uitsluitend indien is voldaan aan:

a. artikel 2.8, met uitzondering van het negende lid, wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, of

b. artikel 2.8, negende lid, wanneer zij betrekking heeft op andere handelingen dan projecten als bedoeld in onderdeel a.

4 Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing op projecten en andere handelingen ten aanzien waarvan bij of krachtens enige wettelijke bepaling een besluit is vereist, indien bij of krachtens die wet is bepaald dat dat besluit uitsluitend wordt vastgesteld indien is voldaan aan artikel 2.8.

Artikel 2.8

1 Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel a, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.

2 In afwijking van het eerste lid hoeft geen passende beoordeling te worden gemaakt, ingeval het plan of het project een herhaling of voortzetting is van een ander plan, onderscheidenlijk project, of deel uitmaakt van een ander plan, voor zover voor dat andere plan of project een passende beoordeling is gemaakt en een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren over de significante gevolgen van dat plan of project.

3 Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

4 In afwijking van het derde lid kan, ondanks het feit dat uit de passende beoordeling de vereiste zekerheid niet is verkregen, het plan worden vastgesteld, onderscheidenlijk de vergunning worden verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

a. er zijn geen alternatieve oplossingen;

b. het plan, onderscheidenlijk het project, bedoeld in het eerste lid, is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en

c. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

5 Ingeval het plan, onderscheidenlijk het project, bedoeld in het eerste lid, significante gevolgen kan hebben voor een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort in een Natura 2000-gebied, geldt, in afwijking van het vierde lid, onderdeel b, de voorwaarde dat het plan, onderscheidenlijk het project nodig is vanwege:

a. argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijk gunstige effecten, of

b. andere dwingende redenen van openbaar belang, na advies van de Europese Commissie.

6 Een advies van de Europese Commissie als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, wordt door Onze Minister gevraagd. Het bestuursorgaan, onderscheidenlijk gedeputeerde staten doen daartoe een verzoek aan Onze Minister.

7 Compenserende maatregelen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, maken onderdeel uit van het plan, onderscheidenlijk de verplichting om deze maatregelen te treffen maakt onderdeel uit van de vergunning voor het project, bedoeld in het eerste lid. Het bestuursorgaan dat het plan vaststelt meldt, onderscheidenlijk gedeputeerde staten melden de compenserende maatregelen aan Onze Minister, die de Europese Commissie van de maatregelen op de hoogte stelt.

8 Ingeval een compenserende maatregel voorziet in de ontwikkeling of verbetering van leefgebieden voor vogels, natuurlijke habitats of habitats voor soorten buiten een Natura 2000-gebied, draagt Onze Minister ervoor zorg dat deze leefgebieden of habitats een Natura 2000-gebied, of een onderdeel van een Natura 2000-gebied worden.

9 Voor een andere handeling als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, onderdeel b, houden gedeputeerde staten bij het verlenen van de vergunning rekening met de gevolgen die de handeling kan hebben voor een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.

Bijlage: Kaarten

Kornwerderzand

Gebied 1 Spui

Coördinaten

53 04 342 N 005 19 650 E

53 04 384 N 005 19 877 E

53 04 111 N 005 19 903 E

53 03 969 N 005 19 532 E

Gebied 2 Haven

Coördinaten

53 03 875 N 005 20 321 E

53 03 892 N 005 20 523 E (nieuw)

53 02 844 N 005 29 844 E

53 02 814 N 005 20 648 E

Gebied 3 Afsluitdijk

Coördinaten

53 02 187N 005 14 319E

53 04 283N 005 19 460E

53 04 044N 005 17 895E (nieuw)

53 03 855N 005 18 030E (nieuw)

53 04 126N 005 19 611E

53 02 038N 005 14 534E

Gesloten gebied

Coördinaten

53 04 116 005 18 105

53 04 362 005 19 569

53 04 109 005 19 683

53 03 861 005 19 379

53 03 833 005 19 081

Overlap met wolhandkrab gebieden

53 04 089N 005 18 190E

53 03 961N 005 18 644E

Snijpunten met gebied spui

53 04 248N 005 19 618E

53 04 106N 005 19 633E

53 03 988N 005 19 537E

Naar boven