Geachte ,
Op 25 september 2020 ontving ik namens BRO uw verzoek tot verlenging en wijziging van de aan u verleende vergunning voor de Hertogin Hedwigepolder. Op 3 november 2020 heb ik u verzocht om uw aanvraag aan te vullen. De gevraagde aanvulling heb ik op 2 december 2020 ontvangen.
Eerdere besluitvorming
Bij besluit van 10 februari 2014 is aan Waterwegen en Zeekanalen (thans: de Vlaamse Waterweg), op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998), een vergunning met kenmerk DGNR-RRE/14000842 verleend voor het project Realisering estuariene natuur in de Hertogin Hedwigepolder. Deze vergunning is onder meer verleend onder de voorwaarde dat de werkzaamheden waar het gaat om de aanlegfase uiterlijk 31 december 2020 moeten zijn beëindigd (voorschrift 21).
Bij besluit van 15 juli 2016 is een wijzigingsbesluit met kenmerk DGAN-NB/16093725 afgegeven op grond waarvan een drietal voorschriften (namelijk de voorschriften 13, 14 en 15) zijn gewijzigd. Met het hiervoor genoemde wijzigingsbesluit is de op 10 februari 2014 afgegeven vergunning tevens verleend ingevolge de artikelen 19g en 19kh van de Nb-wet 1998 in samenhang met artikel 2, eerste lid, van het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof. Op grond van het overgangsrecht zoals vastgelegd in artikel 9.4, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) gelden vergunningen als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Nb-wet 1998 als vergunningen als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb.
1 Uw verzoek
U geeft aan dat verlenging (van de looptijd van de vergunning) noodzakelijk is omdat de werken later zijn begonnen dan bij de aanvraag was voorzien. Als reden hiervoor noemt u de lange duur van de onteigeningsprocedure. U verzoekt mij daarom om de looptijd van de Wnb-vergunning voor de realisering van estuariene natuur te verlengen tot en met 31 december 2024.
U geeft verder aan dat naast verlenging ook een wijziging aan de orde is. Deze wijziging betreft het grondverzet. Waar in het oorspronkelijke plan het grondoverschot zou worden afgevoerd, is nu het voornemen om deze grond binnen de Hedwigepolder te verwerken. Gelijktijdig heeft een heroriëntatie op het recreatief medegebruik plaatsgevonden met als insteek om de rust achter in het gebied te handhaven. Waar in het oorspronkelijke plan sprake was van de aanleg van een natuurpaviljoen op de kop van de Leidingendam, is nu het voornemen om de (afgegraven) grond te verwerken in een zogenaamde panoramaheuvel in de zuidwestelijke hoek van het plangebied. Op de heuvel zal een (uitkijk-)toren worden geplaatst. Naar de Panoramaheuvel worden twee toegangsroutes aangelegd. Voor een nadere beschrijving van de aan te leggen recreatieve voorzieningen verwijs ik naar blz. 16-18 van het hieronder onder b genoemde rapport.
Met uw wijzigingsverzoek heeft u een vijftal documenten meegezonden, namelijk:
-
de Notitie landschappelijke aspecten Panoramaheuvel;
-
de Passende beoordeling. Verlenging vergunning en wijziging in verband met recreatief medegebruik Hedwigepolder;
-
het Tussentijds rapport Hedwige-Prosperpolder. Onderzoek beschermde natuurwaarden Hedwigepolder 2020;
-
de pdf AERIUS Calculator met kenmerk RhkunNfQ8AHD (23 september 2020) voor berekening stikstofdepositie in de realisatiefase Hedwigepolder vanaf 2021;
-
de pdf AERIUS Calculator met kenmerk RWExGpZ6nC55 (24 september 2020) voor berekening stikstofdepositie in de gebruiksfase.
De hiervoor genoemde passende beoordeling (PB) welke dient ter onderbouwing van het voorliggende verzoek zowel waar het gaat om de verlenging van de looptijd van de vergunning alsook de voorgestelde wijziging met betrekking tot de grondverwerking ten behoeve van de aanleg van de Panoramaheuvel inclusief twee toegangsroutes, is opgesteld door hetzelfde bureau (namelijk Antea Group) dat ook de eerste voor dit project gemaakte PB (het rapport 'Ontwikkeling van een intergetijdengebied in Hedwige- en Prosperpolder: Passende beoordeling op inrichtingsniveau') heeft geschreven. In deze eerste PB zijn de effecten van de inrichtingswerkzaamheden op de instandhoudingsdoelstellingen van het Nederlandse Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe en de effecten op twee Vlaamse Natura 2000-gebieden (namelijk het Vogelrichtlijngebied Schorren en polders van de Beneden-Schelde en het Habitatrichtlijngebied Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent) beoordeeld. De PB maakt met de aanvraag deel uit van de vigerende vergunning. Alle in de primaire vergunning uit 2014 en het wijzigingsbesluit uit 2016 opgenomen voorwaarden en beperkingen blijven gelden en de daarmee verband houdende voorschriften worden opgevolgd tijdens de realisatiefase van uw project.
Met de aanvulling op uw verlengings- en wijzigingsverzoek heeft u meegezonden de notitie verzoek aanvullende info-ecologie vindplaatsen 0.2, de aangepaste versie van de tweede PB, twee nieuwe berekeningen van de stikstofdepositie die zijn uitgevoerd met behulp van AERIUS Calculator versie 2020, alsmede twee daarbij behorende memo's, te weten:
-
de memo nr. 202204-420667-00 behorende bij de stikstofberekeningen Hedwigepolder werkzaamheden 2021 e.v. (hierna: de eerste memo);
-
de memo nr. 102209-420667-00 behorende bij de stikstofberekening gebruiksfase (hierna: de tweede memo).
Beide memo's zijn als bijlage aan de tweede PB toegevoegd.
De hierboven genoemde notitie, de aangepaste versie van de tweede PB alsmede beide memo's zijn, evenals de met het verzoek meegezonden versie van de tweede PB, geschreven door Antea Group.
Bevoegdheid tot vergunningverlening
De bevoegdheid om de geldigheidsduur van de vergunning van 10 februari 2014 te verlengen en de inhoud van voornoemde vergunning te wijzigen is ontleend aan artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder g, van het Besluit natuurbescherming (Staatsblad 2016, nr. 383), luidend: 'activiteiten van buitenlandse mogendheden'.
Op deze wettelijke grond is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bevoegd om de vigerende vergunning te verlengen en te wijzigen (artikel 2.7, tweede lid, in samenhang met artikel 1.3, vijfde lid, van de Wnb).
2 Beoordeling
Hieronder geef ik mijn bevindingen naar aanleiding van de in de tweede PB besproken gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe van het in de tijd opschuiven van het resterende deel van de werkzaamheden in de realisatiefase in relatie tot de gevolgen zoals beschreven in de eerste PB. Aansluitend volgen mijn bevindingen naar aanleiding van de (voorgenomen) wijziging van een deel van de werkzaamheden in de aanlegfase en de gevolgen hiervan in de gebruiksfase waar het gaat om de Panoramaheuvel en beide toegangsroutes.
Verlenging
Voor wat betreft verzuring en vermesting geeft de tweede PB aan dat de totale stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden lager is dan oorspronkelijk geraamd. Dit wordt veroorzaakt door de gewijzigde aanpak en verwerking van de vrijgekomen grond waardoor de emissies substantieel lager zijn dan in de oorspronkelijke opzet; zie daarvoor tabel 9.1 op blz. 66/67 van de tweede PB. Ten behoeve van de resterende werkzaamheden zoals genoemd op blz. 67 van de tweede PB alsmede de werkzaamheden voor aanleg van de Panoramaheuvel is op 4 november 2020 een nieuwe berekening van de stikstofdepositie in AERIUS Calculator met kenmerk ReFf3YhxFKQj gemaakt. De hoogste bijdrage is 0,69 mol N/ha/j op habitattype H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks) in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Verder leiden de werkzaamheden tot een depositie van 0,14 mol N/ha/j op habitattype H1310A Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal), 0,11 mol N/ha/j op het habitattype H1320 Slijkgrasvelden, 0,03 mol N/ha/j op het habitattype H1310B Zilte pionierbegroeiingen (zeevetmuur) en 0,01 mol N/ha/ja op het habitattype H2160 Duindoornstruwelen, eveneens in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Met uitzondering van een zeer geringe overlap van het gekarteerde habitattype H1330A in een hexagoon op de grens van het Natura 2000-gebied en het landbouwgebied (de Hedwigepolder) dat sinds 2019 uit landbouwkundig gebruik genomen is1, heeft de berekende toename van stikstofdepositie betrekking op hexagonen die in een niet (bijna) overbelaste situatie verkeren. Er is dus geen sprake van overschrijding van de kritische depositiewaarde (hierna: KDW). Ik onderschrijf daarom de conclusie dat significante negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. Ik kan mij ook vinden in de aanname van de tweede PB dat de achtergronddepositie voor habitattype H1130A substantieel zal afnemen vanwege de hiervoor genoemde beëindiging van het landbouwkundige gebruik van de Hedwigepolder. Ik acht het verder voldoende aannemelijk gemaakt dat de extra stikstofdepositie tijdens de aanlegfase, gezien de berekende geringe (stikstof-)bijdrage aan Nederlandse Natura 2000-gebieden, niet zal leiden tot een overschrijding van de bijdrage van 3% van de KDW die wordt aangehouden als norm voor beoordeling van de toename van stikstofdepositie op een Belgisch Natura 2000-gebied.
Met betrekking het aspect ruimtebeslag onderschrijf ik de conclusie van de tweede PB dat significant negatieve effecten op habitattype H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks) kunnen worden uitgesloten, omdat het ruimtebeslag van de aanleg van de onderhoudsweg sterk beperkt is ten opzichte van het oorspronkelijke plan door deze weg deels op de berm te leggen en niet in het naastgelegen schor. Dit leidt tot een nettowinst voor het betreffende habitattype over een oppervlak van 6,5 ha. Tevens draagt de aanvullende vergraving van het restant van de Sieperdadijk ertoe bij dat 2,03 ha extra beschikbaar komt voor de ontwikkeling van estuariene natuur.
Waar het gaat om optische verstoring en geluidsverstoring onderschrijf ik de conclusie van de tweede PB dat significant negatieve effecten (op broedvogels) in verband met de verlenging als gevolg van optische verstoring (en geluidsverstoring) uitgesloten zijn, omdat de verstoring ten opzichte van het eerdere plan minder is als gevolg van minder grondverzet. Bovendien zijn in het Ecologisch Werkprotocol voor de werkzaamheden in het Sieperdaschor maatregelen voor fasering opgenomen om de effecten te beperken.
In het licht van het bovenstaande geldt dat activiteiten kunnen worden voortgezet overeenkomstig de uitgangspunten en inhoud van de eerder bij de aanvraag van de vigerende vergunning ingediende PB voor. Deze onderbouwing is destijds door mij als bevoegd gezag geaccepteerd en heeft mede ten grondslag gelegen aan de vigerende vergunning. De eerder geleverde onderbouwing is naar mijn mening nog actueel en valide – dit blijkt uit meer recente, in 2018 verrichte vogeltellingen – om als grondslag te dienen voor het nu voorliggende besluit om de einddatum van de eerder verleende vergunning te wijzigen en daarmee de geldigheidsduur van deze vergunning te verlengen. Artikel 2.8, tweede lid, van de Wnb is op dit punt van toepassing.
Wijziging
A. Aanleg
Waar het gaat om het ruimtebeslag onderschrijf ik de conclusie dat effecten van de aanleg van de Panoramaheuvel op habitattypen (met name habitattype H1330A) binnen het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe kunnen worden uitgesloten gezien de ligging van de heuvel buiten het Natura 2000-gebied.
Ik onderschrijf ook de conclusie dat het verlies van 33,8 m2 rietvegetatie in het Sieperdaschor door de aanleg van de toegangsroutes niet als significant negatief wordt beoordeeld vanwege de matige kwaliteit van het habitattype H1330A in het Sieperdaschor en vanwege het feit dat een netto ruimtebeslag van 33,8 m2 voor de noordelijke toegangsroute een beperkte vermindering is ten opzichte van het uiteindelijke beoogde areaal van 295 ha van H1330A binnen het Nederlandse deel van het Hedwige-Prosperproject. Eenzelfde redenering geldt ook naar mijn mening voor de zuidelijke toegangsroute waar het ruimtebeslag van 5 m2 als een te verwaarlozen effect op de 295 ha te ontwikkelen nieuwe estuariene natuur kan worden beschouwd.
Met betrekking tot mechanische effecten als gevolg van betreding onderschrijf ik de conclusie dat significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten indien de voorgestelde mitigerende maatregel (zie onderaan blz. 61 van de tweede PB) wordt aangehouden.
Om betreding van het schorrengebied te voorkomen heb ik een nader voorschrift (voorschrift 13 nieuw) opgenomen.
Ten aanzien van de effecten van verzuring en vermesting verwijs ik naar hetgeen ik hierover heb opgemerkt in reactie op uw voorstel voor het in de tijd opschuiven van de werkzaamheden en het daaraan gekoppelde verzoek tot verlenging van de looptijd van de vigerende vergunning voor het realiseren van estuariene natuur in de Hertogin Hedwigepolder.
In relatie tot ruimtebeslag onderschrijf ik de conclusie dat effecten op habitatsoorten van het hiervoor genoemde Natura 2000-gebied kunnen worden uitgesloten in verband met de afwezigheid van deze soorten in de nabijheid van het planvoornemen zijnde de locatie van de aan te leggen Panoramaheuvel.
Met betrekking tot verstoring van broedvogels door aanleg van de Panoramaheuvel onderschrijf ik de conclusie dat significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten indien bij de uitvoering van de werkzaamheden een aantal mitigerende maatregelen in acht worden genomen.
Om significante verstoring van broedvogels tijdens de aanlegfase te voorkomen neem ik een aantal voorschriften op (voorschriften 14, 15 en 16 nieuw).
Voor de verdere uitwerking van de voorgestelde mitigerende maatregelen neem ik een nader voorschrift op (voorschrift 17 nieuw).
Voor wat betreft verstoring van niet-broedvogels onderschrijf ik de conclusie dat significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten, omdat het potentiële invloedgebied rondom de locatie van de heuvel geen bijzondere functie voor foeragerende vogels heeft en ook geen essentiële functie als hoogwatervluchtplaats (hierna: HVP) gezien het nabijgelegen schorrengebied.
B. Gebruik
Op 9 november 2020 is een berekening in AERIUS Calculator met kenmerk DdtQGQmJtYDq van de stikstofdepositie in de gebruiksfase gemaakt. De berekening geeft een hoogste bijdrage van 0,31 mol N/ha/j op habitattype H1330A Schorren en zilte graslanden (buitendijks) in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Verder leidt het recreatief medegebruik tijdens de gebruiksfase tot een (extra) stikstofdepositie van 0,05 mol N/ha/j op het habitattype H1320 Slijkgrasvelden en 0,04 mol N/ha/j op het habitattype H1310A (zeekraal), eveneens in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Ook hier geldt dat alle bovengenoemde habitattypen in een niet (bijna) overbelaste toestand bevinden en kunnen significant negatieve effecten dan ook worden uitgesloten. Dit geldt met uitzondering van een zeer geringe overlap van het gekarteerde habitattype op de grens van het Natura 2000-gebied en het landbouwgebied (de Hedwigepolder) waar sprake is een toename van 0,01 mol N/ha/j in een overbelaste situatie, maar ook hier is in de tweede PB voldoende aannemelijk gemaakt dat de overbelasting in de komende jaren substantieel zal afnemen om de eerder in dit besluit genoemde redenen (zie mijn bevindingen naar aanleiding van uw verlengingsverzoek). Onder dezelfde argumentatie als gehanteerd in relatie tot stikstofdepositie door de aanlegwerkzaamheden acht ik het evenzeer afdoende aannemelijk gemaakt dat de stikstofdepositie in gebruiksfase niet zal leiden tot een overschrijding van de bijdrage van 3% van de KDW als norm voor de Belgische Natura 2000-gebieden.
Met betrekking tot eventuele verstoring van broedende blauwborsten door de aanwezigheid van de Panoramaheuvel en het gebruik van de toegangsroutes onderschrijf ik de conclusie dat significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten, omdat het mogelijk aantal van 5 verstoorde broedparen ten opzichte van de in 2018 getelde circa 290 broedparen naar verwachting niet zal leiden tot daadwerkelijke afname van het aantal broedparen in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe gezien de aard en omvang van het aangrenzende natuurgebied, het feit dat het invloedgebied niet volledig ongeschikt wordt als broedgebied en daarmee het behalen van de instandhoudingsdoelstelling van de soort ook naar mijn mening niet in gevaar gebracht wordt.
Verder onderschrijf ik de conclusie dat ook significant negatieve effecten op broedende bruine kiekendieven kunnen worden uitgesloten, omdat de soort buiten de verstoringszone geschikt broedbiotoop behoudt en er als gevolg van de aanleg van het nieuwe krekenstelsel nieuw geschikt broedbiotoop voor de Bruine kiekendief kan ontstaan.
In relatie tot mogelijke verstoring van niet-broedvogels onderschrijf ik de conclusie dat significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten, omdat betreding van de Leidingendam als route naar de Panoramaheuvel bij springtij in beperkte mate zal leiden tot verstoring van de HVP-functie van de dam en er op het resterende deel van de Leidingendam voldoende uitwijkmogelijkheden overblijven.
Om verstoring van broedvogels en niet-broedvogels door recreatief medegebruik te voorkomen neem ik een aantal voorschriften op (voorschriften 18 tot en met 21 nieuw).
Met de door u uitgevoerde tweede PB, de daarbij behorende documenten en voorgestelde mitigerende maatregelen heb ik de zekerheid verkregen dat de wijziging van uw project waarvoor op 10 februari 2014 een vergunning is afgegeven, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe.
3 Besluit
Ik besluit op grond van artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wnb om voorschrift 27 (voorheen: voorschrift 21) van de vergunning van 10 februari 2014 (kenmerk: DGNR-RRE/14000842) als volgt te wijzigen:
27. Voor zover deze vergunning betrekking heeft op de werkzaamheden ten behoeve van de realisering van estuariene natuur in de Hertogin Hedwigepolder en de aanleg van recreatieve voorzieningen waar onder de Panoramaheuvel is zij geldig tot en met 31 december 2024. Voor zover deze vergunning betrekking heeft op de aanwezigheid van het nieuw ingerichte intergetijdengebied is zij geldig voor onbepaalde tijd.
Verder besluit ik ingevolge de aanleg en het gebruik van de Panoramaheuvel en de toegangsroutes om aan de op 10 februari 2014 met kenmerk DGNR-RRE/ 14000842 verleende vergunning na voorschrift 12 de hiernavolgende voorschriften, inclusief een daaraan voorafgaande kopje, toe te voegen:
Panoramaheuvel
13. Gedurende de aanleg van de toegangswegen naar de locatie van de Panoramaheuvel is betreding van de schorren buiten de benodigde werkruimte niet toegestaan.
14. De werkzaamheden voor aanleg van de Panoramaheuvel dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen. Het broedseizoen loopt gemiddeld van half maart tot en met augustus, maar de begin- en einddatum kunnen per jaar variëren. Het begin en einde van het broedseizoen in relatie tot deze maatregel moet in het betreffende jaar worden vastgesteld door een door of namens de vergunninghouder aangewezen deskundige. 2
15. Indien om zwaarwegende redenen en met een gedegen onderbouwing de werkzaamheden onvermijdelijk toch (deels) binnen het broedseizoen moeten worden uitgevoerd, dan dient voorafgaande aan de start van de werkzaamheden een gebied binnen een potentiële verstoringszone van 100 meter rondom de voorziene aanleglocatie van de heuvel ongeschikt te worden gemaakt voor broedende vogels, en gedurende de aanlegwerkzaamheden ongeschikt te worden gehouden.
16. Uitvoering van de werkzaamheden dient plaats te vinden tussen zonsopgang en zonsondergang, om zodoende lichtverstoring van daarvoor gevoelige soorten in de avonduren en gedurende de nacht te voorkomen.
17. Voor de werkzaamheden wordt een Ecologisch Werkprotocol opgesteld ter borging en nadere uitwerking van de voorschriften 13 tot en met 16. Het Ecologisch Werkprotocol wordt minstens acht weken vóór de start van de werkzaamheden door of namens vergunninghouder schriftelijk of per email ter goedkeuring voorgelegd aan het bevoegd gezag (ter attentie van het Team Natuurvergunningen).
18. Om betreding van het gebied in de gebruiksfase te voorkomen is het voor bezoekers van het gebied niet toegestaan om de wegen en paden te verlaten.
19. Na afronding van de werkzaamheden wordt de Leidingendam oostelijk van de toegangsroute naar de Panoramaheuvel afgesloten voor recreatief medegebruik om daarmee verstoring van broedvogels te voorkomen.
20. Om verstoring van foeragerende vogels door recreatief medegebruik te voorkomen dient langs de zuidelijke toegangsroute naar de Panoramaheuvel een 2 meter hoog scherm te worden geplaatst.
21. Gedurende de avonduren mag vanuit de voorzieningen op de Panoramaheuvel geen lichtuitstraling plaatsvinden naar de aangrenzende schorren. Dit dient plaats te vinden door gedempte verlichting en afscherming van verlichting als gevolg van incidenteel gebruik van toegangswegen door voertuigen.
Door de invoeging van bovenstaande voorschriften wijzigt de nummering vanaf voorschrift 13 (oud).
Ambtshalve wijziging
De vergunning van 10 februari 2014 bevat een drietal voorschriften (namelijk de voorschriften 17, 18 en 19 volgens de nummering in de primaire vergunning) die gaan over het wijzigen of intrekken van de vergunning. Op basis van bestaande jurisprudentie3 zijn deze voorschriften overbodig geworden, omdat het intrekken of wijzigen van een vergunning of ontheffing al wettelijk is geregeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Wnb, het opnemen van afzonderlijke, van de wettelijke bepalingen afwijkende, regelingen naar de mening van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) zoals verwoord in de in de voetnoot genoemde uitspraak in strijd is met het gestelde in artikel 43, tweede lid, van de Nb-wet (thans: artikel 5.4, eerste lid, van de Wnb) en het horen van de vergunninghouder al voorgeschreven is op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Met het voorliggende besluit worden daarom ambtshalve de hieronder aangehaalde voorschriften (oude nummering) met het bovenliggende kopje ingetrokken:
Het wijzigen of intrekken van de vergunning
17. De voorschriften en beperkingen waaronder dit besluit is verleend kunnen worden gewijzigd of aangevuld indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit eigen waarneming of anderszins blijkt dat de vergunde activiteiten andere of nadeliger gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied, anders dan die welke bij het nemen van dit besluit op basis van de op dat moment beschikbare informatie werden verwacht.
18. Indien op enig moment mocht blijken dat de vergunde activiteiten zodanige schade aan de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied dreigen toe te brengen dat hieraan door het geven van aanwijzingen, het wijzigen of aanvullen van de voorschriften of beperkingen niet kan worden tegemoetgekomen, dan kan deze vergunning worden ingetrokken.
19. Alvorens tot wijziging van vergunningvoorschriften dan wel (gedeeltelijke) intrekking van de vergunning over te gaan, wordt de houder van deze vergunning in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen.
De overige voorschriften en beperkingen blijven onverkort van kracht.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:
MT-lid Natuur, Visserij en Landelijk gebied
Bezwaar
Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Afdeling Juridische Zaken
Postbus 40219
8004 DE Zwolle
Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en
d) de gronden van bezwaar.
Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.
Publicatie
Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het voorliggende besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Wet natuurbescherming, waaronder dit besluit, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen