Geachte,
Op 18 september 2020 heb ik uw verzoek tot wijziging van de ontheffing met kenmerk FF/75C/2013/0155A.toek.js voor het project 'Ruimtelijke inrichting Hertogin Hedwigepolder' ontvangen. Ik heb uw verzoek met uw toelichting van
16 september 2020 beoordeeld. In deze brief leest u wat dit betekent.
Procedure
Op grond van het besluit dat door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in overeenstemming met de Minister van destijds het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (nu: Infrastructuur en Waterstaat) is genomen na overleg in de Ministerraad op 17 december 2004, werd de voorbereiding en bekendmaking van de besluiten ter uitvoering van het project realisering estuariene natuur in de Hertogin Hedwigepolder gecoördineerd (artikelen 3.35, eerste lid, onder a en b, en 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro)). De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit trad formeel op als coördinerend bestuursorgaan. Daarbij was in het convenant tussen het Rijk en Provincie Zeeland afgesproken, dat de provincie Zeeland de feitelijke voorbereiding ter hand zou nemen.
Het ontheffingsbesluit met kenmerk FF/75C/2013/0155A.toek.js is op grond van artikel 3.35 lid 1 onder 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), zoals hierboven omschreven, gecoördineerd tot stand gekomen. De coördinatie had tot gevolg dat op dit besluit de procedure van afdeling 3.4 (de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de bijzondere regels in artikel 3.35 lid 4 Wro van toepassing waren.
Thans verzoekt u om een wijziging van het ontheffingsbesluit met kenmerk FF/75C/2013/0155A.toek.js. Voornoemde coördinatieregeling wordt niet meer toegepast. Op het onderhavige wijzigingsverzoek neemt RVO een besluit met inachtneming van de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb.
Vorige besluiten
Bij besluit van 10 februari 2014, kenmerk FF/75C/2013/0155.toek.js, is ontheffing verleend voor overtredingen van de Flora- en faunawet voor exemplaren van de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de buizerd, de kerkuil, de ransuil en de veldspitsmuis.
Bij besluit van augustus 2017 is door RVO aanvullend ontheffing, met kenmerk FF/75C/2013/0155A.toek.js, verleend van verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2 Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor het opzettelijk beschadigen of vernielen van nesten of rustplaatsen van de huismus en de steenuil; alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 voor zover dit betreft het beschadigen of vernielen van voortplantings- of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en de rugstreeppad voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020.
Inhoud aanvraag
De aanvraag heeft betrekking op de realisatie van het project 'Realisering estuariene natuur in de Hertogin Hedwigepolder' waarbij een intergetijdengebied gecreëerd wordt door middel van een landwaartse verlegging van de Scheldedijk en een éénmalige ingreep waarna het systeem de vrijheid krijgt zichzelf te ontwikkelen.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de werkzaamheden verwijst u naar de beschrijving uit de eerste ontheffingsaanvraag, de daarop verleende ontheffing FF/75C/2013/0155.toek.js (Bijlage 4 bij dit besluit) en de aanvraag voor- en door RVO verleende ontheffing FF/75C/2013/0155A.toek.js voor de wijziging van de oude ontheffing (Bijlage 5 bij dit besluit).
U geeft aan dat er één wijziging is van de werkzaamheden ten opzichte van de eerdere aanvragen; de aanleg van een panoramaheuvel met gebruik van de vrijkomende grond. U stelt dat door de aanleg van deze heuvel er geen overtredingen van de verbodsbepalingen van de Wnb zijn te verwachten. Daarom is deze heuvel niet verder meegenomen in mijn overwegingen voor dit besluit.
Door vertraging in de onteigeningsprocedures is de planning van de werkzaamheden vertraagd. Met name het grondverzet schuift naar achter in de tijd. Voor een overzicht en planning van alle nog uit te voeren werkzaamheden zie ook paragraaf 1.5, pagina 3, in uw wijzigingsverzoek 'Ruimtelijke inrichting Hedwigepolder' van 18 september 2020 (Bijlage 3 bij dit besluit).
Voor een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering zie ook Bijlage 3 in uw wijzigingsverzoek.
Tijdens een actualiserende monitoring in 2019 zijn nieuwe natuurwaarden aangetroffen in het plangebied. Op de locatie waar eerder een buizerd broedde is een nest van de havik vastgesteld en zijn twee jongen grootgebracht. In 2020 is de havik opnieuw broedend vastgesteld. De havik is daardoor een broedvogel met een jaarrond beschermd nest in het plangebied.
Ik beoordeel de monitoring uit 2019 en de tussentijdse monitoring in 2020 als voldoende en de uitkomsten ervan zijn verwerkt in dit besluit.
Verzoek
Het verzoek tot wijzigen van de ontheffing met kenmerk FF/75C/2013/0155A.toek.js betreft het verzoek aanvullend ontheffing te verlenen van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2 Wnb voor wat betreft exemplaren van de havik.
Voorts verzoekt u mij om een wijziging van de looptijd van de ontheffing. De huidige ontheffing verloopt op 31 december 2020. Omdat de procedures zoals de onteigeningsprocedures veel tijd in beslag namen, waardoor grote vertraging is ontstaan in de uitvoering van de werkzaamheden, vraagt u een verlenging aan.
De werkzaamheden zijn naar uw verwachting medio 2023 afgelopen, maar u sluit niet uit dat door weersomstandigheden dit niet wordt gehaald. U verzoekt mij daarom de ontheffingsperiode te verlengen tot 31 december 2024. In dit besluit worden meegenomen de reeds gerealiseerde maatregelen voor vogels, vleermuizen, veldspitsmuis en de rugstreeppad en nog enkele te realiseren voorzieningen.
Tenslotte verzoekt u mij om een wijziging van de tenaamstelling van het project. De huidige ontheffinghouder, Waterwegen en Zeekanaal NV, Afdeling Zeeschelde, is van naam veranderd in: De Vlaamse Waterweg nv, afdeling regio Centraal. De adressering is niet gewijzigd.
|
|
Besluit
Ik ga akkoord met uw wijzigingsverzoek. Hierbij ontvangt u de nieuwe ontheffing met kenmerk FF/75C/2013/0155B. Dit betekent dat de ontheffing met kenmerk FF/75C/2013/0155A.toek.js is gewijzigd en komt te vervallen op de dag van bekendmaking van het definitieve wijzigingsbesluit. De wijziging ziet toe op het vernielen van een nest van de havik.
Daarnaast is de looptijd van deze ontheffing verlengd tot 31 december 2024 en is de ontheffing op naam van De Vlaamse Waterweg nv gesteld. De ontheffing met kenmerk FF/75C/2013/0155 blijft van kracht en wordt verlengd tot 31 december 2024. De rest van het besluit en de voorschriften blijven ongewijzigd.
Hierbij ontvangt u de nieuwe ontheffing met kenmerk FF/75C/2013/0155B.toek. De overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan dit besluit worden in Bijlage 1 toegelicht. Voor wat betreft mijn overige overwegingen voor de nieuwe ontheffing verwijs ik u naar mijn brief van 10 februari 2014 met kenmerk FF/75C/2013/0155.toek.js en Bijlage 1 van het besluit van augustus 2017 met kenmerk FF/75C/2013/0155A.toek.js.
Ik verleen u voor de periode vanaf de dag van bekendmaking van dit besluit tot en met 31 december 2024 ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2 Wnb voor zover dit betreft het opzettelijk beschadigen of vernielen van nesten of rustplaatsen van de, havik, huismus, , en de steenuil; alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 4 Wnb voor zover dit betreft het beschadigen of vernielen van voortplantings- of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en de rugstreeppad.
Een kopie van deze ontheffing wordt verstuurd aan de provincie Zeeland.
Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden:
|
Algemene voorschriften
-
De ontheffing wordt slechts voor de hierboven genoemde soort(en) en beschreven verboden handelingen verleend.
-
Deze ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in deze ontheffing zelf niet anders is aangegeven.
-
Deze ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die vallen onder de bevoegdheid van onze minister conform artikel 1.3 van de wet.
-
Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreft het plangebied voor de realisatie van het project 'Inrichting Hertogin Hedwigepolder', gelegen in de gemeente Hulstop de grens tussen de provincies Oost-Vlaanderen (België) en Oost Zeeuws-Vlaanderen, net ten zuiden van het Verdronken Land van Saeftinghe, één en ander zoals is weergegeven op de kadastrale kaart in Bijlage 2 van uw aanvraag 'Ruimtelijke inrichting Hedwigepolder' van 18 september 2020.
-
De ontheffinghouder dient onverwijld contact op te nemen met het bevoegd gezag indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorschrift b noodzakelijk zijn.
-
Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers blijven daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze ontheffing.
-
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing en de bijbehorende brief op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren.
-
De ontheffinghouder dient, zodra de datum waarop de werkzaamheden zullen aanvangen bekend is, het bijgevoegde meldingsformulier volledig in te vullen en naar het bevoegd gezag te zenden.
Specifieke voorschriften
-
U dient, met in achtneming van onderstaande voorschriften, de maatregelen uit te voeren, voor zover deze nog niet zijn gerealiseerd, zoals beschreven op de pagina's 30 tot en met 44 van het bij het wijzigingsverzoek gevoegde rapport 'Projectplan Herinrichting Hertogin Hedwigepolder' van 16 december 2016; zoals beschreven in de aanvulling op het wijzigingsverzoek van 24 mei 2017 en de aanvulling van 7 juni 2017; en zoals beschreven in Bijlage 3 van uw wijzigingsverzoek 'Ruimtelijk ingrepen Hedwigepolder' van 18 september 2020.
-
De door u getroffen maatregelen ter mitigatie en compensatie zullen na afloop van de werkzaamheden in de Hedwigepolder worden overgedragen aan Stichting Het Zeeuwse Landschap, Alle in dit besluit en eerdere besluiten genoemde voorwaarden voor deze voorzieningen dienen onverkort onderdeel uit maken van deze overdracht en opgenomen te worden in het beheerplan van Stichting Het Zeeuwse Landschap. Wijzigingen in het beheerplan dienen tijdig aan RVO te worden gemeld om beoordeeld te worden.
Havik
-
U dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van de havik. Deze loopt globaal van begin maart tot eind augustus. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van de havik.
-
U dient, gedurende de periode van de ontheffing, in december van ieder jaar, een monitoringsrapportage aan te leveren bij het bevoegd gezag betreffende de functionaliteit van de nestmanden. Deze rapportage dient in te gaan op de effectiviteit van de nestmanden voor de havik in relatie tot de stand van de werkzaamheden in het plangebied. Indien blijkt dat de nestmanden niet voldoende functioneel zijn kunnen aanvullende maatregelen door het bevoegd gezag worden opgelegd.
Huismus en steenuil
-
U dient de werkzaamheden uit te voeren buiten de kwetsbare periode waarin het nest van de huismus wordt gebruikt als broedgelegenheid, maar binnen deze periode ook niet tijdens vorstperioden. Per jaar en per broedpaar kan deze periode zowel eerder als later beginnen en eindigen. Ik wijs u erop dat voor het broedseizoen geen standaardperiode wordt gehanteerd in het kader van de Wet natuurbescherming. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. De geschiktheid van de periode voor de uitvoering van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van de huismus. Een deskundige zal bepalen wanneer en hoe de maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd gaan worden.
-
U dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van de steenuil. Deze loopt globaal van februari tot en met juli. Ik wijs u erop dat voor het broedseizoen geen standaardperiode wordt gehanteerd in het kader van de Wet natuurbescherming. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van de steenuil.
-
U dient, gedurende de periode van de ontheffing, eenmaal per jaar in december een monitoringsrapportage aan te leveren bij het bevoegd gezag betreffende de functionaliteit van de nestkasten. Deze rapportage dient in te gaan op de effectiviteit van de nestkasten voor de huismus in relatie tot de stand van de werkzaamheden in het plangebied. Indien blijkt dat de nestkasten niet voldoende functioneel zijn kunnen aanvullende maatregelen door het bevoegd gezag worden opgelegd.
-
U dient, gedurende de periode van de ontheffing, eenmaal per jaar in december een monitoringsrapportage aan te leveren bij het bevoegd gezag betreffende de functionaliteit van de steenuilkasten. Deze rapportage dient in te gaan op de effectiviteit van de steenuilkasten voor de steenuil in relatie tot de stand van de werkzaamheden in het plangebied en de kwaliteit van het foerageergebied. Indien blijkt dat de nestkasten niet voldoende functioneel zijn kunnen aanvullende maatregelen door het bevoegd gezag worden opgelegd.
Vleermuizen
-
U dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de kwetsbare paar- en kraamperiode van de gewone dwergvleermuis en met de kraamperiode van de gewone grootoorvleermuis. Voor de gewone dwergvleermuis lopen deze perioden globaal van half mei tot en met half juli en van half augustus tot en met half oktober. Voor de gewone grootoorvleermuis loopt deze periode globaal van mei tot en met half september. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van de gewone dwergvleermuis en de gewone grootoorvleermuis.
-
Omdat de eerder opgelegde plant van populieren op de waterkering niet mogelijk is, dient u na inwerkingtreding van het definitieve wijzigingsbesluit, en vóór het actieve seizoen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis, in overleg met het waterschap een definitieve en functionele maatregel te realiseren tussen de bomenrijen op de primaire waterkering. U dient deze maatregel voor te leggen aan RVO.
-
U dient voor wat betreft de voortplantingsplaats van de gewone dwergvleermuis en de gewone grootoorvleermuis, gedurende de periode van de ontheffing, eenmaal per jaar in december een monitoringsrapportage aan te leveren bij het bevoegd gezag betreffende de functionaliteit van de alternatieve voortplantingsplaatsen in de vorm van paalkasten en de vleermuistoren. Er dienen standaard onderzoeksmethoden te worden gehanteerd zoals omschreven in het vleermuisprotocol. De rapportage dient in te gaan op de effectiviteit van de alternatieve voortplantings- en rustplaatsen voor de gewone dwergvleermuis en de gewone grootoorvleermuis in relatie tot de stand van de werkzaamheden in het plangebied en de kwaliteit van het foerageergebied. Indien blijkt dat de alternatieve voortplantings- en rustplaatsen niet voldoende functioneel zijn kunnen aanvullende maatregelen door het bevoegd gezag worden opgelegd.
Rugstreeppad
-
U dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de kwetsbare voortplantings- overwinteringsperiode van de rugstreeppad. Deze perioden lopen globaal van april tot en met juli en van half oktober tot en met maart. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige op het gebied van de rugstreeppad.
-
U dient het wegvangen en verplaatsen van exemplaren van de rugstreeppad uit te voeren na de overwinteringsperiode van de soort, gedurende de periode dat de exemplaren van de soort naar de voortplantingsplaatsen trekken.
-
In verband met de mogelijke overwintering van de rugstreeppad bij het dijktracé ten zuiden van de vindplaatsen van de soort en het dijktracé nabij het alternatieve leefgebied voor de soort dient u de volgende maatregelen te nemen:
-
De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd buiten de kwetsbare overwinteringsperiode van oktober tot en met maart;
-
Indien exemplaren van de soort voorafgaand aan de overwinteringsperiode worden afgevangen en verplaatst naar het alternatieve leefgebied en het dijktracé wordt afgeschermd voor de soort door het plaatsen van een amfibieënscherm, kunnen de werkzaamheden aan de locaties nabij het dijktracé wel in de overwinteringsperiode van de rugstreeppad worden uitgevoerd.
Overige voorschriften
-
De werkzaamheden en bovengenoemde voorschriften dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige1 op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend.
-
U dient een ecologisch werkprotocol op te stellen dan wel aan te passen met daarin bovengenoemde voorschriften. Alle betrokken partijen, met name de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, dienen van het werkprotocol op de hoogte te worden gesteld.
-
Indien blijkt dat de in de ontheffing gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren, dient u, minimaal vier maanden voor het verstrijken van deze termijn, een verzoek tot verlenging van de ontheffing in te dienen. Dit voorkomt onnodige vertraging van het project.
Zienswijzen
Het ontwerpbesluit ligt ter inzage op het Provinciehuis van de Provincie Zeeland, 1 Loket, aan de Abdij 6, 4330 LA te Middelburg.
Op grond van artikel 3.15, Awb, kunnen belanghebbende tegen dit ontwerpbesluit schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren brengen. De termijn voor het indienen van zienswijzen bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage zijn gelegd. Schriftelijke zienswijzen kunnen worden gericht aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de heer A. Wierda, Team Vergunningen Natuur, Postbus 40219, 8004 DE Zwolle, onder vermelding van 'Zienswijze ontwerpbesluit ontheffing Wet natuurbescherming Ruimtelijke inrichting Hedwigepolder'.
Vermeldt in uw zienswijzen ieder geval ons briefkenmerk van de beslissing waartegen u de zienswijze indient. U vindt het briefkenmerk in de rechter kantlijn van deze brief.
Mondelinge zienswijzen kunnen worden ingediend bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Team Vergunningen Natuur, bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 9.00 uur tot 12.00 uur op telefoonnummer 088 – 0424242, onder vermelding van 'Zienswijze ontwerpbesluit ontheffing Wet natuurbescherming Ruimtelijke inrichting Hedwigepolder'.
Meer informatie
Heeft u nog vragen, kijk dan op onze website mijn.rvo.nl. Of bel ons:
088 042 42 42 (lokaal tarief).
Met vriendelijke groet,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:
Teammanager Vergunningen Natuur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Bijlage 1: overwegingen Wet natuurbescherming
Actualisatie vigerende ontheffing
Op 17 augustus 2020 heeft RVO samen met uw projectorganisatie een veldbezoek aan de projectlocatie gebracht. Doel was om voor een aantal locaties vast te stellen wat de inmiddels uitgevoerde maatregelen waren en hoe functioneel ze zijn. Daaropvolgend zijn door RVO nog enkele aanvullende vragen gesteld, door u beantwoord in uw reactie van 16 september 2020 (Bijlage 2 bij dit besluit).
Bij uw wijzigingsverzoek van 18 september 2020 heeft u de tussentijdse monitoring over 2020 toegevoegd in Bijlage 5 van uw verzoek (Bijlage 3 bij dit besluit).
Op locatie is vastgesteld dat de bomenrij naar de vleermuistoren nog moet worden aangevuld. Dat zal op korte termijn gebeuren.
U bent in overleg met het waterschap voor het plaatsen van een duurzame functionele verbinding tussen de rij populieren en de lindebomen op de primaire waterkering. Zodra een ontwerp beschikbaar is, dient u deze ter beoordeling voor te leggen aan RVO.
Ik beoordeel uw monitoringsrapportage van 2019 (Bijlage 6 bij dit besluit) en de tussentijdse monitoring van 2020, alsmede de uitgevoerde maatregelen als voldoende.
Instandhouding van de havik
Artikel 3.1, lid 2 Wet natuurbescherming
De havik is in het plangebied aangetroffen. In 2019 en 2020 is een broedpaar vastgesteld in een boom die voorheen door een buizerd was bezet. Het nest dient verwijderd te worden voorafgaande aan de ontgrondingswerkzaamheden.
Met het vergraven van de Hedwigepolder zal in het plangebied geen geschikte nestlocatie meer aanwezig zijn. In de directe omgeving zijn echter andere houtopstanden die kunnen fungeren als alternatieve nestlocaties voor de havik. Ter vervanging van de huidige nestplaats zijn in de directe omgeving vier nestmanden voor de havik gerealiseerd. Zo blijven er voldoende uitwijkmogelijkheden voor de soort aanwezig in de omgeving van het plangebied.
Door het treffen van mitigerende maatregelen zoals het verwijderen van de nestlocatie buiten het broedseizoen en het aanbrengen van alternatieve nestmanden is echter niet te voorkomen dat de aanwezige nestlocatie verdwijnt.
Er blijft ondanks het treffen van maatregelen dus sprake van overtreding van artikel 3.1, lid 2 van de Wnb. Het verkrijgen van een ontheffing is daarmee noodzakelijk.
Het verlies van de nestlocatie dient te worden gecompenseerd te worden. Dit gebeurt door het in de directe omgeving ophangen van vier nestmanden. U zult het toekomstig gebruik van de nestmanden door de havik monitoren.
Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de havik tot een minimum te beperken stelt u bovengenoemde maatregelen voor.
Ik beoordeel de door u voorgestelde maatregelen als voldoende.
Gunstige staat van instandhouding
De havik wordt ruim verspreid in Nederland waargenomen. In Zeeland heeft de soort zich sinds 2002 gevestigd met een totaal aantal broedparen van naar schatting tussen de 55 en 75 paar. In Zeeuws-Vlaanderen gaat het om tussen de 10 en 12 broedparen. Voor Zeeland is de staat van instandhouding gunstig.
Binnen het plangebied is er sinds 2019 één broedpaar. Het nest zal als gevolg van de werkzaamheden worden verwijderd alsook de overige houtopstanden waardoor de havik uit het plangebied verdwijnt. Omdat de aantalsontwikkeling in Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen positief is zal het verdwijnen van één nest deze ontwikkeling niet wezenlijk beïnvloeden. In de directe omgeving van het plangebied zijn houtopstanden aanwezig waar de vervangende nestmanden zullen worden opgehangen. Het is aannemelijk dat de soort in de omgeving van het plangebied aanwezig blijft.
De gunstige staat van instandhouding van de havik komt niet in gevaar mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften.
Andere bevredigende oplossing
In de voorgaande ontheffing met kenmerk FF/75C/2013/0155.toek.js is reeds geconcludeerd dat er geen alternatieve locatie voor het gehele project is. Dat betekent dat de kap van de jaarrond beschermde nestboom onvermijdelijk is.
In uw planning houdt u rekening met de kwetsbare periode van de havik. U zal alternatieven realiseren in de vorm van vier nestmanden voor de havik. Hoewel volgens u de nestmanden formeel geen erkende compensatiemaatregel is zal het volgens u een positieve bijdrage aan de roofvogelstand in het algemeen in het gebied leveren. De manden worden opgehangen in bosopstanden van oude of middeloude bomen zo dicht mogelijk op de Hedwigepolder.
Door de gekozen inrichting, werkwijze en planning buiten de kwetsbare periode van de havik wordt schade aan de havik zoveel mogelijk voorkomen. Hiermee is voldoende aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is.
Belang
U heeft ontheffing van verbodsbepalingen aangevraagd voor de havik op grond van het belang 'de volksgezondheid of de openbare veiligheid' zoals genoemd in artikel 3.3, lid 4, sub b Wet Natuurbescherming.
Dit belang is ook niet gewijzigd in het wijzigingsverzoek van de ontheffing met kenmerk FF/75C/2013/0155.toek.js en daarmee wordt voldaan aan de wettelijke eis die de Wnb stelt.
Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat het belang 'de volksgezondheid of de openbare veiligheid' voldoende is om de negatieve effecten op de havik, die als gevolg van de uitvoering van het project zullen optreden, te rechtvaardigen.
Conclusie
Met inachtneming van bovenstaande kan de ontheffing worden uitgebreid met het verwijderen van één nest van de havik. Ik stem ook in met uw verzoek voor de verlenging van de huidige ontheffing en de wijziging van de tenaamstelling van de aanvrager.
Voor wat betreft mijn overige overwegingen voor de nieuwe ontheffing, met name de voorschriften voor exemplaren van de buizerd, de huismus, de kerkuil, de ransuil, de steenuil, de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de gewone grootoorvleermuis, de veldspitsmuis en de rugstreeppad en voor mijn overwegingen voor de andere bevredigende oplossing en het belang, verwijs ik naar mijn besluit FF/75C/2013/0155.toek.js en de aanvullingen daarop uit de ontheffing FF/75C/2013/0155A.toek.js.