Onderwerp: Bezoek-historie

Wet natuurbescherming; gecombineerde Mosselzaadinvanginstallatie/Mosselhangcultuur op de percelen Slaak 5 en 7 Oosterschelde
Geldigheid:16-09-2020 t/m 31-07-2023Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 20 juni 2020 heeft u namens Schot-Nieuwenhuize B.V. een vergunning aangevraagd op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor het verankeren, plaatsen, exploiteren, onderhouden, invangen, opkweken en oogsten in een gecombineerde mosselzaadinvanginstallatie (hierna: MZI) en mosselhangcultuur (hierna: MHC) op de percelen Slaak 5 en 7 in het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

Het project betreft het invangen en opkweken van mosselzaad op de percelen Slaak 5 en 7 in de Oosterschelde. Bij dit project worden er op deze percelen zowel kweekinstallaties (MHC) als invang- en opkweekinstallaties (MZI) gebruikt. De opgekweekte mosselen worden geoogst voor consumptie. De voorgenomen activiteiten worden tot en met 31 mei 2023 uitgevoerd.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, onder k, sub 2 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag. De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Oosterschelde, een significant verstorend effect hebben op de natuurwaarden waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb in relatie tot de onder paragraaf 2 van deze brief specifiek omschreven beschermde natuurwaarden.

1.4. Beoordeling van projecten en andere handelingen

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt, vormen een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, in relatie tot de specifiek geanalyseerde beschermde natuurwaarden (stikstofdepositie valt daar dus expliciet niet onder) kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied. De betreffende diverse activiteiten zijn te beschouwen als één project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een passende beoordeling (hierna: PB) heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Daarvan is in dit geval geen sprake.

Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een PB is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren. Dit laatste is deels aan de orde.

De aard van de activiteiten op de locaties Slaak 5 en 7 blijven ongewijzigd. In de bij de aanvraag gevoegde PB, is opgenomen dat er een wijziging plaatsvindt in de kweekopstellingen namelijk een uitbreiding van de huidig geplaatste lijnen. De PB is tevens geactualiseerd.

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende Natura 2000-gebied niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyses zoals neergelegd in de PB.

1.5. Beleid

Beleidsbesluit Schelpdiervisserij

Bij besluit van 1 oktober 2004 is het 'Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020: Ruimte voor een zilte oogst' vastgesteld. In dit beleidsbesluit staan geen specifieke aanwijzingen die voor de onderhavige vergunningverlening relevant zijn.

Beleidsnota 'Beleid voor mosselzaadinvanginstallaties periode 2015-2018'

Het vigerende MZI-beleid 2015-2018 zou in 2018 geëvalueerd worden, zodat vanaf 2019 nieuw MZI-beleid van kracht zou zijn. Deze evaluatie blijkt echter aanzienlijk meer tijd nodig te hebben. Als gevolg daarvan is het vigerende MZI-beleid in 2018 en opvolgend in 2019 verlengd met telkens één jaar. De gestarte evaluatie zal in de loop van 2020 worden afgerond. De resultaten van deze evaluatie zullen worden betrokken bij de vaststelling van het nieuwe MZI-beleid voor de periode vanaf 2021.

De gecombineerde MZI/MHC op de percelen in het Slaak maken geen onderdeel uit van de voor MZI's aangewezen vakken in de Oosterschelde. De genoemde evaluatie van het MZI-beleid heeft daarmee geen betrekking op deze locaties.

Beheerplan Natura 2000 Deltawateren Oosterschelde 2016-2022

In het beheerplan is het volgende opgenomen ten aanzien van MZI's:

De volgende vergunningplichtige activiteiten blijven afzonderlijk Nb-wetvergunningplichtig: plaatsen en onderhouden mosselzaadinvanginstallatie.

Oosterscheldevisie 2018-2024

De Oosterscheldevisie van de Provincie Zeeland (in samenwerking met diverse gemeenten, Waterschap Scheldestromen en RWS) biedt beleidsmatige ruimte voor experimenten met offbottom oesterkweek.

De visie stelt:

de schelpdiersector streeft niet naar meer areaal, maar naar een beter gebruik van het areaal. Zij wil vanuit het bestaande areaal de opbrengst en de kwaliteit van het product optimaliseren.

Het schelpdierbestand in de Oosterschelde wordt gevormd door wilde oesters, gekweekte oesters, kokkels, gekweekte mosselen, mesheften en 'overig'. De schelpdiersector streeft naar optimalisatie van de opbrengst; hogere aantallen en een toename van het (vlees) gewicht.

Economische agenda Provincie Zeeland

De provincie Zeeland heeft een Economische Agenda 2017-2021 opgesteld. Hierin wordt speciaal aandacht besteed aan aquacultuur en visserij in het algemeen en oesterkweek in het bijzonder.

Uit de Economische Agenda:

Ons beleid richt zich op de volle breedte van de sector zoals de zeevisserij, de schaal- en schelpdiersector en de binnenvisserij. In de schaal- en schelpdiersector hebben de verbetering van de collectieve infrastructuur en kennisontwikkeling prioriteit. De continuïteit van de sector is daarbij het uitgangspunt. Deze agenda draagt bij aan de toekomstbestendigheid van deze sector.

Met het bedrijfsleven en betrokken overheden verbeteren we de collectieve infrastructuur en kennisontwikkeling in de schaal- en schelpdiersector en wij ondersteunen kansrijke innovaties die kunnen leiden tot nieuwe bedrijvigheid of een hogere toegevoegde waarde.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

De kweek, en daarmee samenhangende activiteiten vinden plaats in het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

• Effecten op de draagkracht van het betreffende Natura 2000-gebied;

• Effecten op beschermde habitattypen;

• Effecten van verstoring op relevante vogels en habitatsoorten;

• Vervuiling/uitstoot/stikstofdepositie;

• Verstoring door mechanische effecten (m.n. vertroebeling)

• Verstoring (visueel, of door geluid of trillingen)

De natuurwaarden die via deze factoren beïnvloed kunnen worden, staan opgesomd in de PB en in de actualisatie daarvan. De AERIUS-berekening en toelichting daarop vervangen v.w.b. het stikstofaspect de eerdere overwegingen die daarover in de PB en actualisatie van de PB staan opgenomen. De vergunningaanvraag heeft nadrukkelijk geen betrekking op het aspect stikstof.

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn:

• Habitattypen: H1160 (Grote, ondiepe kreken en baaien);

• Habitatrichtlijnsoorten: H1365 (gewone zeehond), H1364 (grijze zeehond), H1351 (bruinvis) en H1103 (fint);

• Vogelrichtlijnsoorten:

• Broedvogels; A132 (kluut), A137 (bontbekplevier), A138 (strandplevier), A191 (grote stern), A193 (visdief), A194 (noordse stern), A195 (dwergstern);

• Niet-broedvogels; A004 (dodaars), A005 (fuut), A007 (kuifduiker), A017 (aalscholver), A034 (lepelaar) , A050 (smient), A051 (krakeend), A052 (wintertaling), A053 (wilde eend), A056 (slobeend), A067 (brilduiker), A069 (middelste zaagbek), A125 (meerkoet), A130 (scholekster), A140 (goudplevier), A141 (zilverplevier), A143 (kanoet),A144 (drieteenstrandloper), A149 (bonte strandloper) en A160 (wulp).

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1 Habitattypen

Ik onderschrijf de in de passende beoordeling en aanvullende gegevens getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van de activiteit op de genoemde habitattypen plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften (voorschriften 18 en 19).

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

Ik onderschrijf de in de passende beoordeling en aanvullende gegevens getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

 

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteit op de genoemde habitatrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften (voorschriften 18 tot en met 23).

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten

Broedvogels en niet-broedvogels

Ik onderschrijf de in de passende beoordeling en aanvullende gegevens getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteit op de genoemde vogelrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften (voorschriften 18 tot en met 23).

2.3 Stikstofdepositie

Op 9 september 2020 heeft een berekening plaatsgevonden met AERIUS Calculator. Gebleken is dat de stikstofdepositie van de voorgenomen activiteit 0.00 mol N/ha/jr bedraagt. Effecten als gevolg van stikstofdepositie zijn uit te sluiten. De stikstofdepositie is hiermee niet vergunningplichtig.

2.4. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project dient een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Omdat qua stikstofberekening er geen enkel effect verwacht wordt op de voor dit aspect relevante natuurwaarden behoeft geen cumulatie-toets in relatie tot stikstof te worden uitgevoerd. Ik concludeer voorts dat in de aangeleverde PB voor de overige relevante aspecten een volledige en juiste cumulatie-toetsing is uitgevoerd. Er worden geen cumulatieve effecten verwacht.

2.5. Conclusie

Met de uitgevoerde PB en actualisatie daarvan, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften alsmede de ondernomen mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat de betreffende activiteiten, niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Schot-Nieuwenhuize BV (hierna vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen

  5. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals de aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  6. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  7. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  8. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  9. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

  10. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. De gecombineerde MZI en MHC met een maximale oppervlakte van 2,72 hectare, dient gelegen te zijn op de percelen Slaak 5 en 7 binnen de volgende coördinaten:

Slaak 5:

51.39.087 NB 04.09.504 OL

51.38.999 NB 04.09.453 OL

51.38.944 NB 04.09.619 OL

51.39.019 NB 04.09.671 OL

Slaak 7:

51.38.903 NB 04.09.953 OL

51.38.847 NB 04.09.906 OL

51.38.731 NB 04.10.185 OL

51.38.784 NB 04.10.243 OL

 

  1. De installaties op de locaties Slaak 5 en 7 bestaan samen uit maximaal 54 lijnen.

  2. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd conform tabel 1 van de PB, waarbij er gebruik wordt gemaakt van het vaartuig YE157.

  3. Er wordt gebruik gemaakt van een zogenaamd 'continuous long line'-systeem, bestaande uit drijvers, lijnen en paalankers. Een lijn bestaat uit boeien met ongeveer drie meter tussenruimte, waaraan aan beide zijden een nylon touw is bevestigd. Tussen iedere boei hangen touwen met 7 lussen en de lusdiepte varieert van drie tot vier meter.

  4. Er wordt gebruik gemaakt van maximaal 22 paalankers. Deze zijn circa 20 meter lang en hebben een diameter van circa 1,2 meter.

  5. De systemen en de diverse werkzaamheden dienen qua omvang en opzet geplaatst respectievelijk uitgevoerd te worden conform de aanvraag en passende beoordeling.

  6. Controle-, oogst- en onderhoudswerkzaamheden vallen binnen de werking van onderhavige vergunning.

  7. De systemen dienen deugdelijk van constructie te zijn: zij mogen niet los kunnen slaan van de bodem. Ook het invangmateriaal dient zo goed mogelijk bevestigd te worden. Losgelaten materiaal (zwerfvuil) moet traceerbaar zijn, dus gemerkt met visserijregistratietekens.

  8. Het is niet toegestaan afval of onderzoeksmaterialen in het gebied achter te laten. Restafval (bijv. losgesneden touw) dient te worden opgevangen en niet in het water terecht te komen.

  9. Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt: groepen vogels mogen niet dichter dan tot een afstand van 500 meter benaderd worden en zeehonden mogen niet dichter dan tot een afstand van 1200 meter benaderd worden.

  10. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden is niet toegestaan.

  11. Tijdens elk controlebezoek door of vanwege de vergunninghouder, dienen de gecombineerde MZI's en MHC's te worden gecontroleerd op vogel- en/of zeehondenslachtoffers. Ingeval van aantreffen van slachtoffers door of vanwege de vergunninghouder dient de vergunninghouder hiervan onverwijld schriftelijk of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) melding te doen aan het bevoegd gezag.

  12. Alle aan de gecombineerde MZI en MHC gerelateerde werkzaamheden dienen bij daglicht plaats te vinden.

  13. De gehele technische infrastructuur van de gecombineerde MZI en MHC, inclusief de paalankers, dient na het expireren van de looptijd van de onderhavige vergunning te worden verwijderd.

  14. Het moment van verwijdering van de gecombineerde MZI en MHC dient minimaal een werkdag van tevoren schriftelijk of per e-mail gemeld te worden aan het bevoegd gezag.

  15. Aan het geheel of gedeeltelijk slagen van deze activiteit kunnen geen rechten voor de toekomst worden ontleend met betrekking tot het op deze specifieke wijze in of nabij het Natura 2000-gebied Oosterschelde kweken van mosselen. Een eventueel vervolg van deze activiteit zal zelfstandig dienen te worden beoordeeld op grond van de Wnb.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  3. Gevraagde informatie en documenten worden op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren respectievelijk medewerkers van het Team Natuurvergunningen getoond respectievelijk aangeleverd.

  4. De betrokken toezichthouders en medewerkers van het Team Natuurvergunningen mogen op elk moment in tijd ter verificatie van de vergunning en de onder het formeel rechtsoordeel onderliggende gegevens, inzage eisen in de black box rapportages van de (het) ingezette vaartuig(en); deze rapportages worden door de vergunninghouder aangeleverd c.q. ter raadpleging beschikbaar gesteld.

Looptijd en geldigheid

  1. De vergunning is geldig vanaf het moment van afgifte tot en met 31 mei 2023 voor wat betreft het installeren, exploiteren, beheren/onderhouden en oogsten van de betreffende MZI's en MHC's. Voor wat betreft het aanwezig hebben en het verwijderen van de bijbehorende verankering is de onderhavige vergunning geldig tot en met 31 juli 2023. Voor wat betreft de voorschriften 25 t/m 28 is de onderhavige vergunning geldig tot en met 31 juli 2023.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:



MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

BEZWAAR

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

BIJLAGEN:

  1. Passende beoordeling

  2. AERIUS-berekening

  3. Toelichting AERIUS-berekening

Naar boven