Onderwerp: Bezoek-historie

Wet natuurbescherming; vergunning invangen en opkweken van mosselen in een gecombineerde MZI en hangcultuur op de percelen Slaak 4 en 6 Oosterschelde
Geldigheid:31-07-2020 t/m 01-05-2023Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 20 april 2020 heeft u namens Visserijbedrijf Barbé B.V. een vergunning aangevraagd op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor het invangen en opkweken van mosselen in een gecombineerde mosselzaadinvanginstallatie (hierna: MZI) en mosselhangcultuur (hierna: MHC) op de percelen Slaak 4 en 6 in het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Per e-mail van 29 april 2020 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen van dit besluit.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

Het project betreft het invangen en opkweken van mosselzaad op de percelen Slaak 4 en 6 in de Oosterschelde. Bij dit project worden er kweekinstallaties gebruikt, namelijk de MHC en de MZI voor het invangen en opkweken van de mosselen. Ook worden de mosselen geoogst voor consumptie. De activiteiten worden over een periode van twee jaar uitgevoerd.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, onder k, sub 2 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Oosterschelde, een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.

1.4. Beoordeling van projecten en andere handelingen

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, omdat het afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-gebied. De door u voorgenomen activiteiten zijn te beschouwen als 1 project, omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een passende beoordeling (hierna: PB) heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Oosterschelde. Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een PB is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren. Dit laatste is deels aan de orde.

Op de locaties Slaak 4 en 6 is er geen sprake van wijzigingen in de activiteiten die daar al plaatsvinden. In de bij de aanvraag gevoegde PB, is opgenomen dat er mogelijk een wijziging in de wijze van verankering van de systemen zal plaatsvinden. De PB is tevens geactualiseerd.

1.5. Beleid

  1. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld, als opvolger van de Nota Ruimte. Volgens de structuurvisie is het Rijk verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van de in internationaal verband aangegane verplichtingen, inclusief Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn.

1.5.2 Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020

In dit beleidsbesluit is m.b.t. MZI's en MHC's het volgende bepaald:

'De mosselhangcultuur blijkt een rendabele en verantwoorde aanvulling van de maricultures in de Zeeuwse Delta, meer in het bijzonder Oosterschelde. De effecten van de mosselhangcultuur op de natuurwaarden van het Nationaal Park Oosterschelde zijn beperkt. De ecologische effecten zijn onderzocht en de gevolgen lijken zeer gering. Het bereiken van het goede ecologische potentieel lijkt hierdoor niet te worden bedreigd. Aparte aandacht, vragen de vervuilende ophopingseffecten van de faeces van de mosselen op de onderwaterbodem van de locaties waarde mosselhangcultuur wordt uitgeoefend. Hiernaar is geen apart onderzoek verricht. Op basis van de beschikbare kennis wordt deze echter als te verwaarlozen beschouwd. Het vastleggen van een nul-situatie is met het oog op het voorzorgsbeginsel echter gewenst.[…]

[…] Bij de plaatsing van MZI´s en mosselhangcultures komen andere dan bestandsbelangen (garnalenvisserij, natuur, scheepvaart en landschappelijk schoon) in het geding. Voor deze activiteiten dient een helder afwegingskader te worden ontwikkeld. Daarbij wordt met name gedacht aan landschappelijke en ruimtelijke inpassing. Een goede landschappelijke inpassing moet worden gerealiseerd, ook bij bestaande locaties. [...]'

1.5.3 Beheerplan Deltawateren

In het beheerplan is het volgende opgenomen ten aanzien van schelpdiervisserij: ' In de Oosterschelde blijft mosselzaadvisserij vergunningplichtig, evenals mosselhangcultures en de invang van mosselzaad met installaties (MZI's).

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

De kweek, en daarmee samenhangende activiteiten, vindt plaats in het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

  • Verstoring (visueel, of door geluid of trillingen);

  • Vervuiling/uitstoot/stikstofdepositie;

  • Effecten op de draagkracht van het ecosysteem;

  • Verstoring door mechanische effecten;

  • Effecten op de instandhoudingsdoeltelingen ten aanzien van relevante vogels.

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn:

  • Habitattypen: H1160 (Grote, ondiepe kreken en baaien, verkorte naam Grote baaien);

  • Habitatrichtlijnsoorten: H1365 gewone zeehond en H1364 grijze zeehond.

  • Vogelrichtlijnsoorten: A004 (dodaars), A005 (fuut), A191 (grote stern), A193 (visdief), A194 (noordse stern), A195 (dwergstern), A125 (meerkoet), A069 (middelste zaagbek), A017 (aalschover), A034 (lepelaar), A130 (scholekster), A132 (kluut), A137 (bontbekplevier), A138 (strandplevier), A140 (goudplevier), A141 (zilverplevier), A143 (kanoet), A144 (drieteenstrandloper), A149 (bonte strandloper) en A160 (wulp).

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1 Habitattypen

Ik onderschrijf de in de passende beoordeling en aanvullende gegevens getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van de activiteit op de genoemde -habitattypen plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (13 t/m 24).

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

Ik onderschrijf de in de passende beoordeling en aanvullende gegevens getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteit op de genoemde -habitatrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (13 t/m 24).

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten

Broedvogels en niet-broedvogels

Ik onderschrijf de in de passende beoordeling en aanvullende gegevens getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteit op de genoemde -habitatrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (13 t/m 24).

2.3 Stikstofdepositie

Op 26 februari 2020 heeft een berekening plaatsgevonden met AERIUS Calculator. Gebleken is dat de stikstofdepositie van de voorgenomen activiteit 0.00 mol N/ha/jr bedraagt. Effecten als gevolg van stikstofdepositie zijn uit te sluiten.

2.4 Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, niet kan leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het betrokken Natura 2000-gebied of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

2.5 Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB als bedoeld in artikel 2.8, lid 1 van de Wnb is de zekerheid verkregen dat met het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, rekening houdend met de relevante instandhoudingsdoelstellingen en met inachtneming van de in de vergunning opgenomen voorschriften, waaronder mitigerende maatregelen, geen aantasting zal optreden van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

 

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Visserijbedrijf Barbé B.V. (hierna vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen.

  5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal 2 weken voor de aanvang ervan gemeld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag).

  6. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals de aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  7. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  8. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  9. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

  11. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. De gecombineerde MZI's en MHC's mogen geplaatst worden op de percelen

Slaak 4 en 6 binnen de volgende coördinaten:

Slaak 4:

51,6520 NB 4,1560 OL

51,6513 NB 4,1578 OL

51,6505 NB 4,1573 OL

51,6510 NB 4,1554 OL

Slaak 6:

51,6491 NB 4,1608 OL

51,6498 NB 4,1617 OL

51,6486 NB 4,1654 OL

51,6478 NB 4,1643 OL

  1. De installatie op het perceel Slaak 4 bestaat uit één set van vier lijnen van 170 meter (in totaal maximaal 680 meter). De installatie op het perceel Slaak 6 bestaat uit twee sets van vier lijnen van 170 meter (in totaal maximaal 1360 meter).

  2. De systemen en de diverse werkzaamheden dienen qua omvang en opzet geplaatst respectievelijk uitgevoerd te worden conform de aanvraag en passende beoordeling.

  3. De systemen dienen deugdelijk van constructie te zijn: zij mogen niet los kunnen slaan van de bodem. Ook het invangmateriaal dient zo goed mogelijk bevestigd te worden. Losgelaten materiaal (zwerfvuil) moet traceerbaar zijn dus gemerkt met visserijregistratietekens.

  4. Controle-, oogst- en onderhoudswerkzaamheden vallen binnen de werking van onderhavige vergunning.

  5. Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt: groepen vogels mogen niet dichter dan tot een afstand van 500 meter benaderd worden en gewone- als grijze zeehonden mogen niet dichter bij dan tot een afstand van 1500 meter benaderd worden.

  6. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatie- doeleinden is niet toegestaan.

  7. Het is niet toegestaan afval of onderzoeksmaterialen in het gebied achter te laten restafval (bijv. losgesneden touw) dient te worden opgevangen en niet in het water terecht te komen.

  8. Tijdens elk controlebezoek door of vanwege de vergunninghouder, dienen de gecombineerde MZI's en MHC's te worden gecontroleerd op vogel- en/of zeehondenslachtoffers. Ingeval van aantreffen van slachtoffers door of vanwege de vergunninghouder dient de vergunninghouder hiervan onverwijld schriftelijk of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) melding te doen aan het bevoegd gezag.

  9. Alle aan de gecombineerde MZI's en MHC's gerelateerde werkzaamheden dienen bij daglicht plaats te vinden.

  10. De gehele technische infrastructuur van de gecombineerde MZI en MHC, inclusief de paalankers dient na afloop van de vergunning, te worden verwijderd.

  11. Het moment van verwijdering van de gecombineerde MZI en MHC dient minimaal een werkdag van tevoren schriftelijk of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) gemeld te worden aan het bevoegd gezag.

  12. Aan het geheel of gedeeltelijk slagen van deze activiteit kunnen geen rechten voor de toekomst worden ontleend met betrekking tot het op deze specifieke wijze in of nabij het Natura 2000-gebied Oosterschelde kweken van mosselen. Een eventueel vervolg van deze activiteit zal zelfstandig dienen te worden beoordeeld op grond van de Wnb.

Rapportage, monitoring

  1. Na afloop van de vergunde periode, doch uiterlijk 1 augustus 2023 dient de vergunninghouder schriftelijk of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) aan het bevoegd gezag opgave te doen van het rendement van de gecombineerde MZI en MHC in relatie tot het rendement van bodemmosselen.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie met daarin alle documenten die betrekking hebben op deze vergunning en op de naleving van de voorschriften, in het bijzonder de voorschriften 13 tot en met 25.

  2. De vergunninghouder geeft alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder en opsporingsambtenaren

  3. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en opsporingsambtenaren.

Looptijd en geldigheid

  1. De vergunning is geldig tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beëindigd (zie voorschrift 10), en uiterlijk tot en met 1 mei 2023.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Hoogachtend,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:


MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

BEZWAAR

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen

Naar boven