Onderwerp: Bezoek-historie

Wnb; wijziging vergunning aanleg en aanwezigheid Maasvlakte 2
Ondertekeningsdatum:07-07-2020Geldigheid:17-04-2008 t/m 31-12-2032Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte ,

Op 4 mei 2020 ontving ik via e-mail uw verzoek tot wijziging van de aan u verleende vergunning voor Maasvlakte 2. Ter aanvulling op voornoemd verzoek heb ik op 18 mei 2020, eveneens bij mail, de volgende documenten ontvangen:

  1. de getekende Samenwerkingsovereenkomst Windpark Maasvlakte 2 (hierna: de SOK);

  2. de tekening van de zeewering van Maasvlakte 2 met de erfpachtgrens, bijlage 2 bij de SOK;

  3. de bekendmaking in de Staatscourant van 12 november 2019 inzake het Addendum overeenkomst met betrekking tot de mogelijkheid van het (laten) exploiteren van windturbines op de zeewering van Maasvlakte 2 (hierna: het addendum).

Eerdere besluitvorming

Bij besluit van 17 april 2008, kenmerk: DRZW/2008-1670, is aan u op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) onder nader genoemde voorschriften en beperkingen vergunning verleend voor de aanleg en aanwezigheid (inclusief het onderhoud tijdens de zogenoemde instelperiode) van Maasvlakte 2 en de daarvoor benodigde zandwinning. Op grond van het overgangsrecht zoals vastgelegd in artikel 9.4, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) gelden vergunningen als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Nb-wet 1998 als vergunningen als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb.

1 Uw verzoek

U vraagt om wijziging van de Wnb-vergunning voor Maasvlakte 2 vanwege de overdracht van het beheer en onderhoud van de buitencontour (de zeewering) van Maasvlakte 2 aan Rijkswaterstaat. U geeft aan dat de beheeroverdracht gekoppeld is aan de erfpachtgrens, door u beschreven als de lijn waarbuiten de overdracht van verantwoordelijkheden naar de Staat plaatsvindt.

Verder wijst u erop dat de beheeroverdracht die aanvankelijk gepland stond voor 2023, is vervroegd naar 1 oktober 2020 met het oog op de realisering van het Windpark Maasvlakte 2. Voor het nog aan te leggen windpark is de SOK opgesteld en ondertekend door twee partijen, dat zijn de Minister van Infrastructuur en Waterstaat als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden en het Havenbedrijf Rotterdam NV. De SOK is een addendum (aanvulling) op de Uitwerkingsovereenkomst Landaanwinning (deelproject van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam) uit 2006. Het addendum is bekendgemaakt in de Staatscourant nr. 61233 van 12 november 2019.

Ten slotte geeft u aan dat met minimale aanpassingen – u doet concrete tekstvoorstellen voor wijziging van de voorschriften 4, 5, 21 en 25, alsmede in tweede instantie ook voor voorschrift 33 – wordt aangesloten bij de gewijzigde afspraken in de bestuursovereenkomst, zijnde de Uitwerkingsovereenkomst Landaanwinning Maasvlakte 2.

Bevoegdheid tot vergunningverlening

De bevoegdheid om voorschriften van de vergunning van 17 april 2008 te wijzigen is ontleend aan van artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder b, sub 2, van het Besluit natuurbescherming (Staatsblad 2016, nr. 383), luidend: 'landaanwinning in de territoriale zee, bedoeld in artikel 1 van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee'.

Op deze grond ben ik bevoegd om te beslissen op uw wijzigingsaanvraag.

2 Overwegingen

Op basis van het bovenstaande stel ik vast dat u uw wijzigingsverzoek goed heeft onderbouwd. Voor wat betreft het voorstel tot wijziging van voorschrift 25 merk ik op dat de wijziging van het hiervoor genoemde voorschrift losstaat van de nog door mij op basis van voorschrift 28 te maken beoordeling van de noodzaak tot het aanpassen dan wel intrekken van de aan u bij vergunning van 17 april 2008 opgelegde monitoringsverplichting ten aanzien van de effecten van de vergunde werkzaamheden in het algemeen en de effecten van de compenserende maatregelen in het bijzonder. De hiervoor genoemde beoordeling vindt plaats op grond van een door u in te dienen schriftelijk verzoek en houdt nauw verband met de eindevaluatie van de Natuurcompensatie Voordelta.

Conclusie

Ik zie geen gronden om niet tot wijziging van de aan u verleende vergunning over te gaan. Ik neem uw wijzigingsvoorstellen dan ook over.

3 Besluit

Ik besluit daarom op grond van artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wnb om de voorschriften 4, 5, 21, 25 en 33 van de vergunning van 17 april 2008 (kenmerk: DRZW/2008-1670) als volgt te wijzigen:

  1. De minister van LNV dient ten minste 10 werkdagen van tevoren schriftelijk in kennis te worden gesteld van het tijdstip waarop wordt aangevangen met respectievelijk het aanleggen van de landaanwinning, de zandwinning en het onderhoud van de zeewering, tot aan de overdracht van dat onderhoud aan Rijkswaterstaat.

  2. De zandwinning, het aanleggen van de landaanwinning voor Maasvlakte 2 en het onderhoud van de zeewering, tot aan de overdracht van dat onderhoud aan Rijkswaterstaat, dienen overeenkomstig de op 17 juli 2007 ingediende aanvraag (kenmerk 457829) en bijbehorende bijlagen, waaronder de passende beoordeling, te worden uitgevoerd, voor zover dit niet strijdig is met de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

21. Zandsuppleties in het kader van het onderhoud van de zachte zeewering, tot aan de overdracht van dat onderhoud aan Rijkswaterstaat, dienen te worden uitgevoerd met zand met een korrelgrootte van 285-350 μm.

25. In dit monitoringsplan dienen ten minste de volgende aspecten omschreven te worden:

- Alle relevante te monitoren biotische en abiotische factoren met het oog op de effecten van de vergunde werkzaamheden zoals omschreven in de aanvraag met bijlagen (waaronder de effecten van het onderhoud van de zeewering, tot aan de overdracht van dat onderhoud aan Rijkswaterstaat, en de ontwikkeling van de erosiekuil) en de effecten van de compenserende maatregelen zoals omschreven in dit besluit, waaronder in ieder geval:

* de omvang van de populatie zwarte zee-eend, grote stern en visdief;

* het voorkomen van de zwarte zee-eend, grote stern en visdief in het Natura 2000-gebied Voordelta in relatie tot de ligging van de in het kader van de compensatie ingestelde rustgebieden;

* de waargenomen ecologische winst in het bodembeschermingsgebied als bedoeld in voorschrift 23a op basis van vooraf vastgestelde kentallen;

* de omvang van de populatie eidereend en de schelpdierbestanden waarvan deze soort afhankelijk is;

* de ontwikkeling van de oppervlakte van de erosiekuil dieper dan –20 m.

- De wijze waarop de uitgangssituatie T0 voor deze effecten is bepaald en vastgelegd, alsmede de uitkomsten daarvan;

- De wijze waarop de monitoring plaatsvindt, zowel voor, tijdens als na de aanleg, in het bijzonder de frequentie van meting, de dekking van de uitgevoerde werkzaamheden door de metingen en de uitgangspunten voor en frequentie van rapporteren waarmee (met voldoende zekerheid) kan worden vastgesteld of:

* er dreiging is van aantasting van de natuurlijke kenmerken van de in dit besluit genoemde Natura 2000-gebieden door de vergunde werkzaamheden of door cumulatie van deze werkzaamheden met andere invloeden;

* de compenserende maatregelen die worden getroffen om de aantasting van de natuurlijke kenmerken in het Natura-2000 gebied Voordelta te compenseren het beoogde effect hebben;

* het areaal van de erosiekuil dieper dan 20 m. –NAP groter dreigt te worden dan 470 ha.

In het monitoringsplan kan gemotiveerd worden afgeweken van het voorgeschreven pakket aan te monitoren parameters.

33. Werkzaamheden die verband houden met de zandwinning en/of de aanleg van de landaanwinning zijn toegestaan tot uiterlijk 2033. Werkzaamheden die verband houden met het onderhoud van de zeewering zijn toegestaan tot aan de overdracht van dat onderhoud aan Rijkwaterstaat. Voor zover deze vergunning betrekking heeft op de aanwezigheid van de landaanwinning geldt deze voor onbepaalde tijd.

De overige voorschriften en beperkingen blijven onverkort van kracht.

Hoogachtend,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Namens deze,

C. den Hartog MSc

MT-lid van het Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk gebied

Bezwaar

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) de dagtekening;

c) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

d) de gronden van bezwaar.

Publicatie

Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderhavig besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Wet natuurbescherming, waaronder onderhavige, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

 

BIJLAGEN:

  1. de aanvraag, verzonden per mail van 4 mei 2020;

  2. de aanvulling op de aanvraag, verzonden per mail van 18 mei 2020;

  3. het wijzigingsvoorstel voor voorschrift 33, verzonden per mail van 29 juni 2020.

Naar boven